Title | Microbiologie |
---|---|
Course | Microbiologie |
Institution | Thomas More |
Pages | 27 |
File Size | 938.1 KB |
File Type | |
Total Downloads | 18 |
Total Views | 150 |
Samenvatting cursus microbiologie door Liesbeth Vogels...
Microbiologie
Micro-organismen in ons leven Micro-organismen = levende organismen te klein om gezien te worden met het blote oog Kiem = een snel groeiende cel Micro-organismen: Bacteriën Archaea (= oerbacteriën) Fungi; schimmels ( multicellulair) en gisten ( ééncellig) Protozoa; dierlijke ééncelligen Algae; plantaardige ééncelligen Microalgen Virussen Multicellulaire dierlijke parasieten enorm verspreid enorm veel toepassingen kennen ± 1% van alle MO Functies:
Sommigen zijn pathogeen (= ziekteverwekkend) Ontbinden van organisch afval Belangrijke producenten van zuurstof fotosynthese Productie industriële chemicaliën Productie gefermenteerde voeding Produceren producten die worden gebruikt in industrie en bij behandeling
Maken het mogelijk om:
Voedselbederf voorkomen Ziektes te voorkomen Oorzaken van manier van overdracht ziekten te begrijpen Aseptische technieken om contaminatie van MO te voorkomen in geneeskunde en microbiologische labo’s (= steriel werken)
Benaming, soorten en classificatie van MO Carolus Linnaeus wetenschappelijk systeem voor wetenschappelijke nomencultuur (=benaming) in 1735 Elk organismen 2 namen: een genus + een species-naam (cursief of onderlijnd) Genusnaam met hoofdletter, species-naam met kleine letter bv. Escherichia coli, Staphylococcus aureus Soorten:
Bacteriën o Prokaryoot o Peptidoglycaan in celwand o Binaire deling (= ongeslachtelijk vermenigvuldigen) o Maken van energie (= (an)organische stoffen + fotosynthese)
Archaea o Prokaryoot o GEEN peptidoglycaan in celwand o Leven in extreme omstandigheden o Omvat; methanogenen, extreme halofielen en extreme thermofielen
Microbiologie
Fungi o Eukaryoot o Chitine in celwand o Organische stoffen energie
Protozoa o Eukaryoot o Absorptie van organische stoffen o Bewegen via pseupodia (= schijnvoeten), ciliën of flagellen o Vrijlevend of parasitair
Algen o o o o o
Eukaryoot Cellulose in celwand Zoetwater, zoutwater en aarde Fotosynthese energie Productie moleculaire zuurstof en organische componenten
Virussen o Acellulair (= geen cellen) o DNA of RNA o Eiwitmantel of coat o Coat; omgeven door lipidenenveloppe ( stabiliteit en opname door de gastheer) o Gerepliceerd in levende gastheer
Multicellulaire dierlijke parasieten o Eukaryoot o Geen MO o Parasitaire platwormen en rondwormen (= helminthen) o Microscopisch stadia in levenscyclus
Carl Woese ontwikkeling van de classificatie van MO in 1990 3 domeinen:
Bacteria Archaea Eukarya o Protisten (= ééncelligen eukaryoten; algen, protozoa en gisten) o Fungi o Planten o Dieren 1 stamcel 3 domeinen endosymbiotische theorie; ontstaan positieve samenwerkingsvormen horizontale genentransfer verticale genentransfer; overdracht DNA van ouder op nakomeling
Microbiologie
Geschiedenis van de microbiologie Eerste observaties (17de eeuw):
Debat over spontane generatietheorie:
Robert Hooke o Levende dingen kleine doosjes = “cellen” o Begin celtheorie
Anton van Leeuwenhoek o Eerste microben o “Animalcules” o Eerste microscoop o Grondlegger van microbiologie
Spontane generatietheorie = de hypothese dat levende organismen ontstaan uit niet levend materiaal; een “vitale kracht” vormt levend materiaal Biogenese (Pasteur) = de hypothese dat levende organismen ontstaan uit vroeger leven o Voedingsbouillon in flessen verwarmen NIET verzegelen microbiële groei o Voedingsbouillon in flessen verwarmen WEL verzegelen GEEN microbiële groei
S-vormige flessen ( MO buiten, lucht binnen) Bouillon in flessen ≠ leven Nek van flessenhals houdt MO tegen MO komt uit lucht of uit vloeistof Erg verwarmen bij een hoge t° gedurende korte tijd UHT = Ultra High Temperature
Gouden eeuw (18571914):
Begonnen met werk van Pasteur Gaan verder o Relatie MO en ziekten o Immuniteit o Antimicrobiële middelen
Fermentatie en pasteurisatie:
MO verantwoordelijk voor fermentatie (= suiker omzettin in alcohol in afwezigheid van lucht) MO verantwoordelijk voor voedselbederf Bacteriën die O2 gebruiken bederf wijn; omzetting alcohol in azijn)
Ziekten:
Ziekten kiem Agostino Bossi (1835) o Ziekte zijdeworm schimmel Pasteur (1865)
Microbiologie
o Andere ziekte zijdeworm protozoa Ignaz Semmelweis (1840) o Handwassing Joseph Lister (1860) o Pasteur’s werk o Chemische, desinfecterende middelen ter preventie Robert Koch (1876) o Anthrax bacterie o Experimentele stappen; “Koch’s postulaten” o Specifieke bacterie specifieke ziekte
Vaccinatie:
Edward Jenner (1796) o Pokken o Vaccinatie is afgeleid van vacca (= koe) o Immuniteit
Chemotherapie:
Behandeling met chemische middelen Infectieziekten te behandelen synthetische medicijnen of antibiotica Antibiotica = chemische middelen geproduceerd door bacteriën en schimmels inhiberen of doden andere MO (bacteriostatisch = remmende groei) (bactericide = bacterie gaat dood)
Antibiotica:
Alexander Fleming (1928) o Eerste antibioticum o Penicillium schimmel AB; penicilline S. aureus doodde
Microbiologie:
Bacteriologie = studie van bacteriën Mycologie = studie van fungi Parasitologie = studie van protozoa en parasitaire wormen Immuniologie = studie werking immuunsysteem bij planten en dieren Virologie = studie van virussen
Microbiële wereld Microbiële ecologie = studie van relaties MO en omgeving Milieutechnologie = bacteriën + andere organismen afval opruimen Bioremediatie = bacteriën gebruiken waterzuivering, bodemsanering en biologische insecticiden Moderne biotechnologie vloeit voort uit basis microbiologie Biotechnologie = gebruik van MO voor praktische toepassingen (= voedselproductie en productie chemische stoffen) Bacteriën geclasseerd als planten (= “flora”) microbiota Microbiota: MO die normaal aanwezig zijn in/op planten en dieren Beschermen tegen groei pathogenen Produceren groeifactoren; foliumzuur en vitamine K Resistentie mogelijk
Microbiologie
Biofilm:
1. 2. 3. 4. 5.
Infectieziekten:
MO hechten aan vaste oppervlak Groeien massaal Elke cel scheidt individueel stoffen uit Na groei functioneren in groep Groeien op rotsen, buizen, tanden, planten, … Infecties veroorzaken Resistent tegen antibiotica en chemische bestrijdinsmiddelen Slijmlaag Beschermt de kolonie van MO moeilijk te verwijderen
Op verschillende manieren immuunsysteem omzeilen Pathogeen overwint afweer gastheer ziekte o Vogelgriep (H5N8) o MRSA (= Methicillin-resistant Staphylococcus aureus) Ziekenhuisbacterie o BSE (= Bovine Spongiform Encephalopathy) Sponsachtige hersenziekte bij runderen Veroorzaakt door prionen o Phytophthora infestans Aardappelziekte o Escherichia coli (O157:H7) Diarree o EHF (= Ebola Hemorrhagic Fever)
Micro-organismen observeren MO worden gemeten in micrometer (µm) en nanometer (nm) 1µm = 10-6 m = 10-3 mm 1 nm = 10-9 m = 10-6 mm Ordening:
Microscopie:
Koffieboon rijstkorrel sesamzaad zoutkorrel Amoeba proteus paramecium eicel fotoreceptor huidcel spermacel rode bloedcel X-chromosoom bakkersgist mitochondriën lysosoom E. coli mazelvirus hiv- en griepvirus blaasje faag hepatitisvirus rhinovirus ribosoom antilichaam tRNA hemoglobine fosfolipide adenine methionine glucose water molecule koolstofmolecule
Lichtmicroscopie o Zichtbaar licht om te observeren o Samengestelde lichtmicroscopie Beeld nog eens vergroot door oculair ( 2 lenzen) Totale vergroting; objectief * oculair Resolutie = mogelijkheid van de lenzen om 2 uit elkaar liggende punten te onderscheiden (≥ 4nm) Refractie-index = hoe sterk een medium licht om- buigt immersie-olie om ombuiging tegen te gaan o Helderveld verlichting Lichte achtergrond
Microbiologie Donkere MO o Donkerveld verlichting Donkere achtergrond Lichte MO o Fase- contrast microscopie Onderzoek levende organismen en interne celstructuur o Differentiële interferentie contrast microscopie Meer contrast en kleur Organellen o Fluorescentie microscopie Pathogene ziektes onderzoeken Bacteriën fluoresceren o Confocale microscopie Licht uitgezonden driedimensionaal
Twee- fotonen microscopie o Cellen bestuderen die gehecht zijn aan een oppervlak
Elektronemicroscopie o Elektronen ipv licht o Kleinere golflengte grotere resolutie o Beelden die te klein zijn dat ze niet kunnen worden waargenomen met een lichtmicroscoop o Virussen
TEM (= Transmissie ElektronenMicroscoop) o Ultradunne straaltjes o Licht door monster door elektromagnetische lens scherm of film o Celcompartimenten ≥ 2,5 nm
SEM (= Scanning ElektronenMicroscoop) o Elektronengeweer elektronenstroom opp scannen o Secundaire elektronen door monster beeld o Celcompartimenten ≥ 20 nm
Functionele anatomie van prokaryoten en eukaryoten cellen Prokaryoot Geen kern DNA; één circulair chromosoom, niet in membraan Geen histonen
Eukaryoot Kern DNA; gepaarde chromosomen in nucleair membraan Histonen
Geen organellen
Organellen
Peptydoglycaan in celwand (Bacteria) Pseudomureïne in celwand (Archaea)
Polysaccharide in celwand
Microbiologie Binaire deling
Mitotische deling
Één plasmamembraan = fosfolipidellaag Indeling:
Morfologie (= vorm) o Gemiddelde grootte; 0,2 - 1,0 µm * 2 - 8 µm o Meeste zijn monomorf o Enkele zijn polymorf o Bacillair (= staafvormig, uitgerekt) o Coccus (= rond of sferisch, afgeplat) o Spiraalvormig Spirillen Vibrionen (= komma’s) Spirocheten
Groepsligging o Paren diplococci of diplobacilli o Clusters staphylococci o Ketens streptococci of streptobacilli o Groepen van 4 tetraden o Kubusvormen sarcinae
Gramaffiniteit
1. Uitstrijkje nemen (dunne laag suspensie bacteriën) 2. Fixeren vasthechten + afdoden 3. Kleur toevoegen Kleurstoffen: + ion en - ion, eentje gekleurd (= chromofoor) Basische kleurstof chromofoor = kation (A+) Zure kleurstof chromofoor = anion (A-) A+B- cel positieve of directe kleuring A-B- achtergrond negatieve kleuring Enkelvoudige kleuring 1 basiskleurstof (volledig MO) Differentiële kleuring onderscheid maken
Microbiologie
o Gramkleuring = samengestelde differentiële regressieve succedaankleuring Gram+ dikke peptidoglycaanlaag Gram- dunne peptidoglycaanlaag + lipopolysacchariden in celwand 1. 2. 3. 4. 5.
Uitstrijk bacteriën Fixeren (afdoden) Kristalviolet (paars) ± 1 min Beitsen met lugol (oker) => zet vast Ontkleuren met ethanol (gram+; paars,, gram-; geen paars) 6. Kleuren fuchsine of safranine (rood) (gram- zichtbaar) o Special kleuringen Kapselkleuring Endosporen kleuring malagietgroen Flagella kleuringen Structuur (prokaryoten):
Extern aan celwand o Glycocalyx Viscues en gelatineus Polysacchariden (kleverig) en/of polypeptiden Biofilm Kapsel (georganiseerd en vast) OF slijmlaag bepalen pathogeniteit Antigene werking; glycocalyx herkend antistoffen oppervlakte besmetten o Flagella Filamenteuze aanhangsels Voortbeweging rechtdoor + “run and tumble” Opbouw; proteïne = flagelline Op verschillende manieren ingeplant o Fimbriae Haarvormig aanhangels aanhechting Verschillende soorten oppervlakten Veel Kort, dun en rechte buisvormen Opbouw; eiwitten
Microbiologie
Vastgeankerd aan celmembraan en -wand
Vasthechten en beschermen Vergemakkelijken DNA- transfer Voortplanten 1 of 2 Antibiotica resistent
o Pili
Celwand o Celwand Beschermen Peptidoglycaan o Peptidoglycaan Polymeer van dissachariden o Atypische calwanden Zuur-vaste celwand gram+ Mycoplasma geen celwand, sterolen (= cholesterolachtige stoffen)
o Gram+
Lipoteichoïnezuren verbindt celwand met membraan Dikke peptidogycaanlaag Polysacchariden o Gram-
Bescherming tegen fagocyten en antibiotica Peptidoglycaanlaag Buitenmembraan; fosfolipden, lipoproteïnen en lipopolysacchariden
Microbiologie o Verschillen Gram+ Dikke peptidoglycaan
GramDunne peptidoglycaan
Teichoïnezuren
Buitenmembraan Periplasmatische ruimte Porine
Productie exotoxinen (= toxische eiwitten tijdens leven)
Productie exotoxinen Endotoxines (= toxische lipiden tijdens afsterven)
Hoge gevoeligheid penicillie Lage gevoeligheid penicilinne (verhindert opbouw peptidoglycaan) Gevoelig voor lysozyme Bacilli, Staphylococcus en Stepthococcus
Bacteriën in darmen
Intern aan celwand o Plasmamembraan (= cytoplasmamembraan) Dubbele fosfolipidenlaag overleven Afschermen Geen organellen eiwitten Beweging (actief) -- Selectieve permeabiliteit -- Diffusie hoog nr lage concentratie -- Gefeaciliteerde difusie transporteiwitten -- Osmose laag nr hoge concentratie (osmotische druk) -- Doorheen lipidenlaag en aquaporinen Beweging (passief) -- Hypotone oplossing concentratie in cel hoog,, water migreert in => barsten (= osmolyse) -- Hypertone oplossing concentratie in cel laag, water migreert uit => plasmolyse -- Isotone oplossing concentraties zijn gelijk o Cytoplasma Proteïnen, suikers, vetten en ionen Opslagplaats voedingsstoffen o Nucleoid Bacterieel chromosoom Plasmiden genetische elementen (niet-essentieel)
Microbiologie o Ribosomen Eiwitsynthese o Inclusies Fosfaatreserves Energiereserves o Endosporen Overlevingsstructuur Zeer resistent aan uitdroging, hitte en chemicamiën Sporulatie = endosporenvorming Ontkieming = terug naar vegetatieve cel 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Structuur (eukaryoten):
DNA verdubbelen Septatie; DNA afzonderen door het membraan Cel met enkel DNA; sporenomringing 2de membraan gevormd Vorming sporenmantel Endosporen komen vrij
Extern aan celwand o Glycocalyx Sacchariden bovenop dierlijk plasmamembraan Gebonden op eiwitten en lipiden membraan Dierlijke cellen
Intern aan celwand o Plasmamembraan Fosfolipiden dubbellaag Membraaneiwitten Sterolen = complexe lipiden Sacchrariden; aanhechting + cel-cel herkenning Beweging -- Selectieve permeabiliteit --Diffusie hoog nr lage concentratie -- Gefeaciliteerde difusie transporteiwitten -- Osmose laag nr hoge concentratie (osmotische druk) -- Doorheen lipidenlaag en aquaporinen Endocytose; fagocytose + pinocytose o Ribosomen Eiwitsynthese in cytoplasma
Microbiologie o Kern
Dubbele membraanstructuur DNA + histonen chromatine Chromosomen
o Endoplasmatisch reticulum Proteïne- en celsynthese Zit vast aan ribosomen Rough en Smooth ER o Golgi-apparaat Transport in cel o Mitochondriën Ademhalingsprocessen Grootste hoeveelheid ATP o Organellen Lysozomen; opruimen Vacuolen = magazijn Centrozomen = vezels periszomen o Chloroplasten Fotosynthese Evolutie van prokaryoten naar eukaryoten:
Endosymbiotische theorie o Grotere cellen namen kleinere cellen op zonder te verteren eerste eukaryoten o Opgenomen fotosynthetische bacteriën werden chloroplasten o Opgenomen aerobe bacteriën werden mitochondriën
Microbiële groei Microbiële groei = toenemen in aantal cellen kolonievorming of populaties Groeifactoren: Vloeibare voedingsbodem o Toename van levende massa o Troebelheid geeft goede groei weer
Vaste voedingsbodem
Microbiologie o 1 cel geeft ontstaan 1 populatie over de vorm van een kolonie o Identieke dochtercellen; “klonen” o Diversifiëren op kleur, grootte, vorm en kolonies goede groei = goede voedingsvoorwaarden; elementaire voedingselementen en groeifactoren o Fysische factoren Temperatuur -- Max < optimaal < min -- Mesofielen; 20 - 50 °C -- Termofielen; 35 - 80 °C -- Psychrofielen; -10 - 20°C voedselbederf
pH -- Bacteriën; 6,5 < optimaal < 7,5 -- Fungi; 5 < optimaal < 6 -- Acidofielen; 0 < optimaal < 5,5 -- Neutrofielen; 5,5 < optimaal < 8 -- Alkalofielen; 8,5 < optimaal < 11,5 -- Extreme alkalofielen; ≤ 10
Osmotische druk -- Plasmolyse = verhoogde zout- of suikerconcentratie -- Extreme of obligate halofielen hoge osmotische druk -- Facultatieve halofielen tolereren hoge osmotische druk
o Chemische factoren C; macronutriënt -- Energiebron -- Suikers (differentiatie en identificatie), alcohol (kleinere concentraties) en koolwaterstoffen
N; macronutriënt -- AZ en eiwitten
Microbiologie -- Afbreken proteïnen -- Nitrogen fixation; N2 N -- Ammoniak, ammonium, nitriet en nitraat belangrijkste -- Nitrificeerders; NH4+ NO3-- Ureum afvalproduct
Energie:
S; macronutriënt -- AZ, thiamine en biotine -- Eiwitten afbreken
P; macronutriënt -- DNA, RNA, ATP en membranen -- Voeding
Andere macronutriënten -- Ca, Fe en Mg -- Na, K en Cl
Water -- Hoofdbestanddeel cel; 75 - 85 % -- Voedings- en transportmiddel -- Aanwezige water ≠ beschikbare water (bevroren water) -- Conserveringsmethoden = niet beschikbaar maken van water -- Zuiver water = 1 -- Vochtgehalte = gewicht -- MO veel beschikbaar water nodig -- Lage aw = lang houdbaar
Spore-elementen = micro-nutriënten -- Kleine hoeveelheden -- Cu2+, Mn2+, Co2+, Cr2+ -- Opnemen vanuit voeding; AZ, vitaminen, …
Organische groeifactoren
Prototrofen = hebben geen groeifactoren nodig Auxotrofen = hebben één of meerdere groeifactoren nodig Energie is nodig voor levende wezens o Synthese van verschillende biomoleculen o Actief transport o Lichtbron o Verplaatsing
ATP = energie in cel = vol o ADP = leeg P nodig om ADP om te zetten naar ATP
Fototrofen = lichtenergie fotosynthese Fotolitrofen = MO in anorganisch milieu; zonne-energie ATP Foto-organotrofen = MO in organisch milieu; zonne-energie ATP Chemo-organotrofen = pathogenen
Microbiologie
Zuurstofconcentratie:
Paratrofen = MO die obligaat parasitair leven energie van gastheer
Strikt of obligaat aerobe = zuurstof nodig (vanboven) Strikt of obligaat anaerobe = niet in staat om zuurstof te gebruiken schadelijk (onderaan) Facultatief anaerobe = kunnen groeien in afwezigheid beter in aanwezigheid => kiezen (meerderheid vanboven) Aerotolerant anaerobe = tolereren maar niet gebruiken (overal) Microaerofielen = lage concentratie nodig (midden) Ademhaling giftige eindproducten => 2 enzymes voor afbraak = dimutase en katalase
Licht:
UV-component toxisch voor MO o Mutageen o Groeiremmend o Dodend
o Dodelijk in grote concentraties o MO pigmenten om O2 op te vangen Biofilms:
Voedingsbodems:
Microbiële gemeenschap vormen slijm of waterfilm kleeft aan oppervlakken gezamenlijke voedingsst...