Ontwikkelingspsychologie: Samenvatting hoofdstuk 10: cognitieve thema\'s doorheen de levensloop PDF

Title Ontwikkelingspsychologie: Samenvatting hoofdstuk 10: cognitieve thema\'s doorheen de levensloop
Course Ontwikkelingspsychologie 1: algemene inleiding en cognitieve ontwikkeling
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 5
File Size 109.7 KB
File Type PDF
Total Views 150

Summary

Samenvatting hoofdstuk 10: cognitieve thema's doorheen de levensloop ...


Description

COGNITIEVE THEMA’S DOORHEEN DE LEVENSLOOP 1. DE BABY: SLAAP (het kenmerk van de zuigeling) DE SLAAP  Baby slaapt gemiddeld 16uur REMSLAP:  VOLWASSENEN: o Ordening o Structurering o Herstel van gegevens BABY: o Structurele maturatie (rijping proces) o Belangrijke motorische en sensorische zones o Bevordert ontwikkeling van centrale zenuwstelsel



 Lage werkdrempel, dromen, spieren ontspannen  Hoeveelheid slaap/ REM slaap neemt af gedurende de levensloop o 50%  pas geborene (neonatus) o 25%  2 -3 jarige o 20%  volwassenen

2. DE PEUTER: EVOLUTIE van het GEHEUGEN Ervaringsgeheugen: kunnen omgaan met de wereld rondom hem Schoolkind 8jaar o Mechanisch associatief: goed kunnen onthouden (gemakkelijk kunnen memoriseren) maar ook snel vergeten o Sterk ervaringsgeheugen: moeiteloos allerlei ervaringen opneemt -> oorzaak  eidetisch geheugen en beelden Schoolkind 10jaar o Verstandelijk memoriseren: zoeken naar samenhang + zinvolle linken Cognitieve inhibitie en metacognitie (informatieverwerking) o Hoofdzaak en bijzaak onderscheiden o Geheugen beter gebruiken

 

 

3. DE KLEUTER: INTUÏTIEF DENKEN  

Vele vragen maar is nog niet kritisch Belangstelling voor sprookjes o Fantasie en verbeelding

   

o Ze weten dat het niet echt is, maar kunnen zich toch inleven in het verhaal Illusiespel! Veel waarom vragen Intuïtief en magische verklaringen DENKFOUTEN PIAGET

 Er wordt gefantaseerd om oplossingen te vinden voor onbegrijpelijke vragen

4. LAGERE SCHOOLKIND: WAARNEMING, VOORSTELLING, VERBEELDING EN REALITEIT WAARNEMING:  BABY: o Neemt waar, geen voorstelling o Objectpermanentie  zoeken naar het object, weten dat het is verdwenen  PEUTER: o Verwart voorstelling met de realiteit  KLEUTER: o Vermengt voorstelling met fantasie  LAGERE SCHOOLKIND o Sterkt voorstellingsvermogen o Eidetisch vermogen  ADOLESCENT o Interesse in het abstracte  metacognitie

5. VOLWASSENHEID: INTELLIGENTIE INTELLIGENTIE: BRYSBAERT  Sociaal en emotioneel intelligentie o EQ o Hoe goed je met andere mensen kunt omgaan  Praktische intelligentie o Hoe goed men met handelingen en competenties kan omgaan  Analytische intelligentie: o Hoe goed je kan presteren op school o Linken kunnen leggen  Zijn nog andere soorten intelligenties!!!! (niet kennen de welke) EMOTIONELE INTELLIGENTIE GOLEMAN  Zelfkennis  Omgaan met stess  Je verplaatsen in de gevoelens en standpunten van anderen  Effectief communiceren

METEN VAN INTELLIGENTIE  Schoolproblemen bij kinderen voorspellen  ….  Verbale testen MAAR OOK non verbale testen INTELLIGENTIE EN ANDERE FACTOREN  Intelligentie voorspelt o Schoolprestaties  Intelligentie voorspelt niet o Welke baan iemand aankan

6. BEJAARDEN: INTELLECTUELE VERMOGENS INTELLIGENTIE CATTELL  Fluid intelligence: o Vloeiend o Gemakkelijk kunnen oriënteren in nieuwe situaties o Soepel kunnen omschakelen o Snel combineren o Neemt af vanaf 30 - 50jaar  Cristallized intelligence o Algemene kennis o Woordenschat en begrip van taal o Blijft redelijk stabiel 





Vanaf 50 jaar o Verminderende prestatie  Snelheid  Zintuigen  Motoriek Vanaf 60 jaar o Afname snelheid geheugen o Afname werking geheugen Vanaf 80 jaar o Algemene vermindering o Algemene achteruitgang

HET LEERVERMOGEN ….

TAALONTWIKKELING 1. PRE-LINGUALE FASE (0-1JAAR)  0 weken - 6 weken o Oefenen stembanden o Huilen en keelgeluiden maken 

6 weken – 4 maand o Vocaliseren o Imiteren geluiden



4 maand – 8 maand o Brabbelfase o Meer en meer complexe klanken



8 maand -12 maand o Taterfase (bijna hetzelfde als de brabbelfase)  Duidelijk met herkenbare klanken  Klankgroepen worden complexer



Taal ontwikkelen zijn er voorwaarden o Spieren ontwikkeld worden o Gehoor belangrijk (wie niets hoort, kan niet imiteren o Sociale functie

2. VROEGLINGUALE FASE (1 – 2,5JAAR)  Semantiek centraal o Eerste woordjes: wat hij ziet o HOLOFRASISCHE PERIODE (1 – 1,5)  Één woord verbindt met de juiste betekenis  Overextensie: één woord voor een ganse groep objecten  Onderextensie: een woord voor 1 bepaald onderdeel van een soort te noemen a 

Vanaf 18 maand: tweewoordzinnen  SYNTAXIS

3. DIFFERENTIATIEFASE (2,5 – 5 jaar)  Syntactische leerproces: Van tweewoordzinnetjes  zinnen worden langer o Meerwoordzinnen  Snelle groei in woordenschat o 1,5:aar: 20 à 40 woorden o 2 jaar: 300 woorden o 3 jaar: 900 woorden o meeste klanken worden correct uitgesproken 

betasten verdwijnt geleidelijk wanner de taal ontwikkeling komt



opvoedbaarheid neemt sterk toe  verstaan alles beter

4. DE VOLTOOIINGFASE (5 JAAR EN OUDER)  Taal verschilt niet meer sterk dan die van volwassenen (oppervlakkig  Fonetische ontwikkeling is beëindigd: maakt geen fouten meer  Woordenschat en woordvorming: kind kent enorm veel woorden  Woordenschat breidt uit door het verruimen van zijn leefwereld  Syntactische ontwikkeling: meeste zintypes gebruiken  Morfologische ontwikkling: meervoudsvormen worden gebruikt  Maken vaak zelf woorden bij lange verhalen  Kunnen met volwassen en leeftijdsgenootjes communiceren...


Similar Free PDFs