Samenvatting - samenvatting (hoofdstuk 5: aandacht, cognitieve controle, bewustzijn) vub PDF

Title Samenvatting - samenvatting (hoofdstuk 5: aandacht, cognitieve controle, bewustzijn) vub
Course Algemene psychologie
Institution Vrije Universiteit Brussel
Pages 4
File Size 222.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 36
Total Views 145

Summary

samenvatting (hoofdstuk 5: aandacht, cognitieve controle, bewustzijn) VUB...


Description

Aandacht en bewustzijn Selectieve aandacht Ons aandacht is beperkt, we kunnen ons enkel op bepaalde dingen focussen en andere dingen gaan we dan niet verwerken. Brein zorgt ervoor dat we enkel een deel van de informatie gaan verwerken. Heel veel input komt op ons af we gaan dan een selectie doen over wat wel en niet verwerkt moet worden. Aandacht is een soort filter.

Modellen voor selectieve aandacht Experiment spraakschaduwen: je krijgt twee verschillende conversaties te horen en je moet er 1 nazeggen. onderzoeker gaat zich bezig houden met wat er gebeurd met de boodschap die genegeerd moest worden. Welke kenmerken werden er opgepikt van de genegeerde conversatie. De proefpersonen merkte niet op dat het ineens een andere taal was. Alles wat verband hield met inhoudelijke kenmerken werden niet opgemerkt. Wat wordt opgepikt? Fysische kenmerken Geslacht stem Toon intensiteit  

Wat wordt niet opgepikt? Inhoudelijke kenmerken Verandering van taal Achterstevoren afspelen Info die herhaalt wordt

Sensorisch geheugen : alles wordt bijgehouden (= korte termijn geheugen). Selectief geheugen: aandachtsfilter, enkel de prikkel waar info moet verwerkt worden zal men onthouden

3 belangrijke theorieën over de selectieve aandacht: 





De filtertheorie van Broadbent: Mensen filteren de genegeerde signalen in het begin, dus op niveau van de zintuigen. De filtertheorie is een theorie met vroege selectie. Theorie met late selectie: betekenis wordt mee verwerkt, maar onbewust. Alle informatie wordt door de zintuigen verwerkt tot op het niveau van de betekenis en dat aandacht pas daarna selecteert. De attenuatietheorie van Treisman: er vindt een vroege selectie plaats, maar de niet geselecteerde signalen worden niet geblokkeerd, maar worden alleen verzwakt.

Wat doet selectieve aandacht? Waarom is ene zoektocht makkelijker dan andere? 

NEISSER (1967) o Overeenkomsten in kenmerken tussen doel en afleiders o Onderzocht aan de hand van visuele zoektaken KENMERKZOEKEN Op basis van 1 distinctief kenmerk zoeken

Wordt niet beïnvloed door aantal afleiders Pop-out effect: automatisch, vraagt geen aandacht 1 kenmerk van stimulus verwerken = geen

CONJUNCTIEZOEKEN Combinatie van kenmerken maken om doel te vinden Wordt moeilijker naarmate dat er meer afleiders zijn Vraagt aandacht Combinatie van kenmerken = aandacht

aandacht  

Feature integration theory: te korte aanbieding voor selectieve aandacht zorgt voor een verkeerd geïntegreerde kenmerk tijdens attentief stadium. Beperkingen tgv selectieve aandacht: een deel van de informatie dringt niet door tot het bewustzijn. o Hemineglect: patiënt besteedt geen aandacht meer aan stimuli contralateraal.

Cognitieve controle 





Verdeelde aandacht: aandacht beperking van het brein o Combinatie A+ B = minder aandacht voor A en B afzonderlijk o In realiteit taakwisseling met taakwisselkosten

o Taken die verschillende zintuigen gebruikt zijn gemakkelijker te combineren.  Luisteren naar de tv en naar een verhaal van een familielid is moeilijker dan met u mama bellen en in de pot spaghetti roeren. Strooptaak: de meest gebruikte taak om de invloed van irrelevante informatie te onderzoeken. o lezen is een automatisch proces, maar bij competitie tussen betekenis en kleur zijn gecontroleerde processen nodig. Gecontroleerd VS automatisch (SCHNEIDER & SHRIFFIN – 1977) GECONTROLEERD PROCES Aandacht nodig Traag Onderbreekbaar

AUTOMATISCH PROCES Geen aandacht nodig Snel Moeilijk onderbreekbaar

Bewustzijn Het bewustzijn is de subjectieve ervaring van interne en externe stimuli die een persoon op een bepaald moment heeft. mensen gaan ervan uit dat hun beslissingen en daden gecontroleerd worden door hun bewustzijn en dat ze dus een vrije wil hebben 



Semantische priming (MARCEL 1983) o Proefpersoon herkent een doelwoord sneller als het op een semantisch gerelateerd woord volgt dan als het na een niet gerelateerd, neutraal woord wordt aangeboden. Proefpersonen kunnen sneller het woord ‘stoel’ herkennen wanneer ze voordien het woord ‘tafel’ verwerkt hebben. Subliminale priming (onbewuste waarneming): verwijst naar het gedragseffect van signalen die te zwak zijn om bewust waargenomen te worden. (priming met zeer kort aangeboden stimuli).



  

Blindsightpatiënten o Patiënten die ten gevolge van een hersenstelsel in de primaire visuele cortex niet meer in staat zijn om in een groot deel van hun visuele veld stimuli bewust waar te nemen. Maar toch zijn ze in staat om juist te gokken van locatie, richting, beweging, … van de stimuli. Onbewuste processen kunnen onze waarneming en gedrag beïnvloeden. Effecten zijn kortdurend en blijven beperkt tot eenvoudige stimuli in experimentele setting Geen overtuigende evidentie voor effecten in het dagelijks leven

Slapen en dromen   

Circadiaans ritme: een groot deel van de lichaamsritmen volgt een cyclus van 24uur (interne klok = nucleus suprachiasmaticus). EEG: hersenactiviteit meten dmv elektroden die veranderingen van de elektrische activiteit ter hoogte van shedel regristreert. Wakker: o Bèta: je bent geconcentreerd, je

besteedt aandacht aan iets. o Alfa: wegdromen, je denkt aan niet specifiek, ontspannen. 



Slaapstadia o Stadium 1: Thètagolven = indoezelen o Stadium 2: lichte slaap; slaapsoepel K-complex Stadium 1o Stadium 3: slaap; begin van 4: telkens deltagolven lagere o Stadium 4: diepe slaap = frequentie deltagolven van golven o REM: thèta-, alfa-, en bèthagoven. en een hogere Ogen onder de ogenleden bewegen amplitude. snel, geen activiteit in de spieren van personen. Ondanks de hoge activiteit in de hersenen, is het extra moeilijk om een persoon te wekken. Dromen: REM fase = droomfase o 3theorieën over dromen  Activatiesynthesetheorie: dromen zijn een bijproduct van de REM slaap  Evolutietheorie: ’s nachts inoefenen we vaardigheden die van belang zijn voor het aanpakken van moeilijke situaties overdag  Consolidatietheorie: dromen zijn het gevolg van het verder verwerken van nieuw aangeleerde informatie.

Hypnose  Er bestaan 2 visies over hypnose. Volgens de neodissociatieve theorie ontstaat hypnose doordat handelingen niet meer onder controle staan van het bewustzijn. Volgens de sociaalcognitieve theorie bevinden gehypnotiseerde personen zich niet in een andere bewustzijnstoestand, maar voelen ze zich geroepen om de hypnotiseur ter wille te zijn en gebruiken ze fantasiestrategieën om uit te voeren wat ze verondersteld worden te doen.  Mensen verschillen sterk in hun gevoeligheid voor hypnotische suggestie. Hoog gevoelige mensen zijn op andere vlakken vatbaar voor suggestie  Hypnotiseerbare personen verdragen meer pijn onder hypnose. Dit is vooral het geval voor acute pijn.

 De effecten van hypnose bij het oproepen van informatie uit het geheugen zijn eerder negatief, omdat de herinneringen besmeurd kunnen worden door suggesties. Een beter alternaties is het cognitieve interview....


Similar Free PDFs