Samenvattingen Politieke en institutionele geschiedenis van België en de Nederlanden 2.1 Territoriale en internationale evolutie PDF

Title Samenvattingen Politieke en institutionele geschiedenis van België en de Nederlanden 2.1 Territoriale en internationale evolutie
Course Politieke en institutionele geschiedenis van België en de Nederlanden
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 10
File Size 176.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 106
Total Views 128

Summary

Download Samenvattingen Politieke en institutionele geschiedenis van België en de Nederlanden 2.1 Territoriale en internationale evolutie PDF


Description

2.2. UNE BELGIQUE AVANT LA LETTRE? OVER SAMENHORIGHEIDSGEVOEL EN NATIEVORMING IN DE 15E – 18E EEUW 2.2.1 Om en rond Filips de Goede Op het einde van de 14e eeuw stierf de graaf van Vlaanderen, Lodewijk van Male. Hij liet een dochter na, Margareta van Male, die gehuwd was met Filips de Stoute; de broer van de Franse koning, dus een prins van Frankrijk. Filips de Stoute was ook de hertog van Bourgondië, Nevers en Franche Comté. Door het huwelijk kwam Vlaanderen in handen van de Bourgondische dynastie. Na zijn aantreden in Vlaanderen breidde Filips de Stoute zijn heerschappij en invloed sterk uit over de omringde gebieden. Dit deed hij vooral door huwelijkspolitiek. Rond 1400 waren alle vorstenhuizen in de Nederlanden familiaal met elkaar verbonden, echter zonder in één hand te zijn verenigt. De territoriale eenmaking van gebieden was voor Filips de Stoute niet een doel op zich. Bij overleden werden de gebieden toch weer verdeeld onder de kinderen. De familie-entente bleef wel bestaan. Hij was bovendien ook een Franse prins, dus een autonome Bourgondische staat, los van Frankrijk, had hij zeker niet voor ogen. Hij was 10 jaar lang nauw betrokken bij het bestuur van Frankrijk. Hij kon ook financiële middelen van het koninkrijk voor zijn eigen vorstendommen gebruiken. Van de 20 jaar die hij over Vlaanderen regeerde verbleef hij maar zes maanden in het graafschap. Onder zijn zoon Jan de Vrees kwam er geen territoriale uitbreiding. Wel vervreemdde het Bourgondische rijk van het Franse koninkrijk, omwille van een strijd om de opvolging van de Franse troon. Deze familieruzie kostte Jan de Vrees zijn leven. De oudste zoon volgde hem op: Filips de Goede. Voornamelijk door toevallige factoren werd hij de opvolger. Er waren een heel aantal overlijdens in de familie, die maakten dat Filips zelf in zijn handen de Zeventien Provincies verenigde (ongeveer het huidige België en Nederland, op het Prinsbisdom Luik na). Het was een ‘personele unie’. De gebieden bleven theoretisch onafhankelijk van elkaar, maar hadden wel een gemeenschappelijke vorst. Toen Filips Brabant-Limburg en Henegouwen-Holland-Zeeland had verworven, begon hij werk te maken van een centralisatiepolitiek. Hij begon actieve, overkoepelende centrale instellingen uit te bouwen. Zijn bedoeling was eigenlijk niet om een geheel te vormen, maar aangezien de grote oppervlakte van zijn territorium, moest dit wel. Tegen de eenmaking heerste heel wat verzet, vooral in de steden. Daar kwam de relatieve autonomie steeds meer in verdrukking. Deze centrale instellingen en de indrukwekkende territoriale vereniging verklaart waarom Filips de Goede in de 16e eeuw werd voorgesteld als oprichter van België (conditor Belgii). Historicus Pirenne, schreef in 1900 met veel nationalistische overtuiging een boek, ‘Histoire de Belgique, waarin hij Filips de Goede erkent als de stichter van België. Volgens hem bestond België al in de Middeleeuwen. De vereniging van vele gebieden was vooral het gevolg van toevalligheden. De vele overlijdens in zijn familie wat hem de opvolger maakte. Hij regeerde ook heel lang, bijna 50 jaar. Bovendien had Filips de Goede bij zijn overlijden maar één wettige zoon, waardoor het rijk niet opgedeeld zou worden.

Wat de instellingen betreft is het logisch dat hij, al was het de bedoeling niet, centrale instellingen moest vormen. In die periode heb je ipso facto instellingen nodig rond de vorst. Er waren wel heel wat fundamentele minpunten in de staatsopbouw onder Filips de Goede. De klemtoon van het bestuur lag nog steeds heel sterk op het niveau van de gewesten en lokale besturen. Het lukte Filips de Goede niet om het stelsel van rechtstreekse belastingen door te voeren, gevestigd op goederenomzet. Hij zocht dus manieren om geld te bekomen, soms langs twijfelachtige kanalen. Zo kwam er de ambtsverkoop van het baljuwschap. De baljuw ging jobs verkopen om aan geld te komen, en dat geld gaf hij dan aan Filips de Goede. Ook vroeg Filips aan de baljuw een grote som geld, waardoor de baljuw in de plaats daarvan alle volgende geïnde belastingen voor zichzelf mocht houden. Dit leidde tot een privatisering. De vorst raakt zijn gebied kwijt. De beden onder Filips de Goede stegen wel, maar volstonden niet. Deze mislukking op fiscaal domein zou in de 16e eeuw belangrijke politieke gevolgen hebben. Onder Filips de Goede groeide een zekere eenheid die zich ook in politieke termen vertalen kon. Dat bleek al toen Filips beroep kon doen op andere gewesten om Gent te verslaan. De groei van eenheidsgevoel hing ook samen met gevoelsmatige elementen: als 50 jaar waren ze onder één en dezelfde hertog te zijn verenigd. Niet enkel politiek, ook economisch en cultureel hadden de gebieden dus dezelfde kenmerken. Deze convergentie zou steeds nauwer worden, omdat tot en met Karel V, de opvolging van de Nederlanden steeds opnieuw in één hand terechtkwam. 2.2.2 Cruciale jaren Karel de Stoute was de enige wettelijke zoon en opvolger van Filips de Goede. Er brak in de Nederlanden een opstand uit na de dood van Karel de Stoute in 1477. Dit was een belangrijk revolutiejaar. De oude vorstendommen van de Nederlanden konden van deze gelegenheid in feite gebruik maken om hun oude afhankelijkheid terug te krijgen, maar dit deden ze niet. Ze reageerden integendeel vanuit een zekere eenheidspolitiek en wilden de gemeenschappelijke dynastie behouden. De Staten-Generaal speelde hier een centrale rol. (De Staten-Generaal was het overkoepelende inspraakorgaan dat kon blijven optreden tijdens een interregnum. Het was uitgegroeid tot de ‘natuurlijke’ maar tijdelijke publiekrechtelijke voortzetting van het soevereine staatsgezag). De Staten gaan met een voorstel naar Maria, de dochter van Karel de Stoute. In dit voorstel, het Groot Privilege’, staan heel wat toegevingen die Maria moet doen aan de burgers. Ze mocht van de burgers huwen met Maximiliaan van Oostenrijk. Dit was een heel anti-Franse zet. In ruil voor de toegevingen, wilden de burgers Maria erkennen als hertogin. Uit de toegevingen die Maria moet doen die staan in het overkoepelende document, blijkt dat de mensen nostalgie hadden naar de tijd van voor Filips de Goede. Maria stemde in met de toegevingen. In de late 15e eeuw kwam Marie om na een jachtongeval. Ze liet twee jonge kinderen na; Filips de Schone en Margareta. Filips was nog te jong om Maria op te volgen. Op haar sterfbed vroeg Maria dat Maximiliaan regent zou worden. (Regent = plaatsvervanger van de vorst, in dit geval totdat Filips de Schone oud genoeg was om te regeren). Door de tijdelijke opvolging van Maximiliaan, brak er een nieuwe gezagscrisis uit in de Nederlanden. Men wantrouwde Maximiliaan, er werd verwacht dat hij zijn politiek met betrekking tot de Nederlanden ondergeschikt en afhankelijk zou maken van het Habsburgse Rijk. De Nederlanden vreesden om hun autonomie te verliezen.

Na vele onderhandelingen erkende de Staten-Generaal Maximiliaan als regent, tegen de zin van Vlaanderen. De Staten-Generaal legde wel op dat de kinderen, Filips de Schone en Margareta in de Nederlanden zou worden opgevoed. De kinderen werden opgevoed door de edelieden, zodat ze de gewoonten van de Nederlanden leerden kennen. Ze moesten de Nederlandse taal spreken. Er heerste een tijd van vele opstanden tegen Maximiliaan. Het duurde 10 jaar voor hij de situatie onder controle kreeg. In 1493 volgde Maximiliaan zijn vader op als keizer van het Habsburgse rijk. De zestienjarige Filips de Schone kon pas een jaar later het bewind over de Nederlanden in handen nemen. Aangezien de mensen hem op die jonge leeftijd al willen erkennen als vorst, laat zien dat ze echt wilden dat Filips aan de macht kwam. Hij was namelijk ‘een van hen.’ Filips de Schone bestendigde de machtspositie van zijn vader door een inhoudelijk op verzoenen gericht beleid. Hij focuste op een interne cohesie. Hij deed een beroep op de lage adel uit het westen voor het bestuur. De lage adel was bereid om, in ruil voor macht, land en vorst in te dienen. Inzake de lokale benoemingen werd er niet gestreefd naar de tegenstanders van de centralisatie weg te; zuiveren, integendeel. De belangrijkste kern van de tegenstanders van centralisatie, de hoge burgerij, kon rekenen op benoemingen bv. als schepenen. De nationale cohesie sluimerde, omdat vrede nu eenmaal en zwakker bindmiddel is dan oorlog. Tijdens tijden van vrede kon iedereen op zichzelf terug plooien. Filips de Schone kon weer werk maken van de uitbouw van centrale instellingen in de Nederlanden, onder meer door de vestiging van de Grote Raad in Mechelen. Dit werd de belangrijkste overkoepelende rechtbank, bevoegd voor de ganse Nederlanden. De rechtbank ging niet meer reizen zoals dit vroeger wel gebeurde. 2.2.3 De XVII Provinciën onder Keizer Karel V(1515-1555) Karel V was de zoon van Filips de Schone. Hij werd geboren in Gent, en kende de Nederlanden. Hij werd op zijn 15 jaar eerst koning, later keizer. Na een jaar werd hij erfgename van Spanje. De Nederlanden waren niets in vergelijking met zijn gronden in Spanje. Hij verhuisde naar Spanje, en stelde zijn tante aan om te regeren vanuit zijn naam. Karel V bouwde in de Nederlanden voort op de interne militaire beleid van grootvader Maximiliaan en op het politieke beleid van zijn vader Filips. Interne militaire beleid van grootvader Maximiliaan: Onder Karel V waren veel onrustigheden binnen het volk. Voor Karel V waren de steden heel machtig en hadden de neiging om autonoom te worden. Ze erkennen het gezag van de vorst niet en contesteren de regels van de baljuw. Karel V onderdrukt deze opstanden heel hardhandig en schiet Gent kapot en steekt bepaald plaatsen in brand.

Politieke beleid van vader Filips: - Het versterken van de lokale positie van het stedelijke patriciaat - Het terugdringen van de stedelijke macht zowel binnen de stadspoorten als over het platteland (zie boven manier) - De groeiende invloed van juristen op het bestuur - De versterking van de centrale bestuurlijke instellingen Wanneer zijn tante die landvoogd was, keerde hij terug naar de Nederlanden. Hij verbleef een jaar in de Nederlanden, en maakte hiervan gebruik om een aantal bestuurlijke hervormingen door te voeren. Keizer Karel V werkte ook aan een eigen internationaal statuut voor de Nederlanden. Hij voerde lange oorlogen tegen de Franse koning, die steeds rechten op Vlaanderen bleef koesteren. In de eerste oorlog werd de Franse koning verslaan en gevangen genomen en moest hij de vernederende Vrede van Madrid ondertekenen. Hierin stond dat Karel V Bourgondische gebieden aan de koning afstond en in ruil daarvoor moest hij alle soevereine rechten die hij had op Vlaanderen en Artesië verzaken. Hiermee kwam voorgoed aan alle macht en gezag van de Franse koning op Vlaanderen. Na lange onderhandelingen met de Duitse Keurvorsten maakte Karel de Nederlanden aan de rechterkant van de Schelde ook definitief los van het Duitse Rijk. De eenheid naar binnen werd bevestigd door de Pragmatieke Sanctie. Hierin verklaarden de keizer en de Staten-Generaal de Nederlanden tot één ondeelbaar geheel met hetzelfde opvolgingsrecht in alle gewesten. Er kwam dus een wijziging in de wet en zal het rijk na de dood van de vorst rechtstreeks in handen komen van de oudste zoon of dochter (dochter indien er geen mannelijke nakomelingen in dezelfde lijn waren). Dit ging in tegen de Salische wet van Frankrijk waarbij het rijk na de dood van de vorst werd opgedeeld. Institutioneel vond er een hele verschuiving plaats ten tijde van Karel V. De centrale overheid drong door als unificerende factor, van boven naar beneden toe. Er groeide een algemeen verspreide bestuurlijke praktijk: bestuurs- en gerechtsmethoden van de lokale, gewestelijke en centrale niveaus werden op elkaar afgestemd. De vorst kreeg ook meer greep op de benoeming van de schepenen waarbij ook de macht van de steden afnam. (schepenen waren zowel rechters zowel degenen die het land mee bestuurden, er was geen scheiding van machten zoals vandaag). De verzwakte positie verklaarde waarom keizer Karel V in de Nederlanden allerlei verbruiksbelastingen kon invoeren. Daarnaast kwamen er steeds meer vorstelijke edicten die in alle provinciën golden. Deze institutionele evolutie riep bij de onderdanen verzet op. De onderdanen konden via de StatenGeneraal druk uitoefenen op het regeringsbeleid bij het toekennen van de beden. De vorst deed in de 16e eeuw permanent een beroep op zijn onderdanen. De volksvertegenwoordiging verwierf een grotere inspraak zowel in de besteding van de rijksgelden als in de algemene politiek. Door dit gezamenlijke optreden voor het behoud van regels en rechten versterkten nog meer het Nederlandse eenheidsgevoel. Omtrent het Nederlandse eenheidsgevoel, begon men het ganse territorium met één staatskundig begrip te omschrijven. Vanaf 1560-70 noemden de Nederlanders die in Italië verbleven ‘fiamminghi’

> naar de belangrijkste regio. Ze noemde zichzelf ook Belgae > een begrip dat ontleend was aan Caesar. Over het nationaal besef: De mensen voelden zich wel één; het had nog wel niet de staatsvormende kracht van het nationalisme van de 19de eeuw, maar het was wel zeker aanwezig. - Ze hadden een centrale muntslag - Ze hadden een eengemaakte praktijk > het bestuur van Antwerpen en die van Gent was ongeveer hetzelfde - Ze hadden gemeenschappelijke beden - Ze hadden een volksvertegenwoordiging; de Staten-Generaal dat representatief geachte te zijn voor de hele Bourgondische Nederlanden - De mensen begonnen zichzelf een naam te geven Deze eenheidsgedachte zou nog meer versterken wanneer later in de jaren 77 onder leiding van Willem van Oranje een opstand komt tegen Spanje met vereende krachten. Het staatkundige ‘succes’ van de Zeventien Provinciën zou echter geen lang succesverhaal worden. Er stonden heel wat krachten in de weg. De eenheid was te zwak. Het territorium was heel groot en overal te verschillend. Er waren heel veel rechtbanken op heel diverse niveaus. Internationaal leek hij zich echter te kunnen handhaven vanuit de optiek dat de oorlog het verlengde is van de buitenlandse politiek. Hij gebruikte de geinde belastingen vaak voor oorlogen ver buiten de eigen grenzen, en dit leidde algemeen tot groeiende weerstand. Het ambtenapparaat bleek ook relatief zwak, wat nog meer werd versterkt door corruptie en ondermijnende technieken zoals het verpachten van ambten. 2.2.4 Filips II (1555-1598) en de scheuring van de Nederlanden De groeiende staatsmacht lokte in de 14e-16e eeuw veel reacties op. Niet alleen in Vlaanderen, maar overal in Europa. Een kanaal waarlangs dit verzet in de 16e eeuw vorm kreeg, was de godsdienstkwestie. De godsdienstkwestie ging eigenlijk meer dan alleen om het geloof zelf. Er waren ook politieke aspecten. Er gold een eenheid tussen kerk en staat, dus door de kerk in twijfel te nemen, nam je ook de staat in twijfel. Het ging steeds samen. De mensen hadden een probleem met de keizer, dus ook met het geloof. Deze godsdienstkwestie had vele dimensies. Langs de ene kant, samen met de rationalisering van de mens, keerde men zich tegen de kerk als instelling. Men begon bepaalde gewoonten van de kerk in vraag te stellen, bijvoorbeeld de aflaten. Men kon van de kerk een document kopen waarin je termijn in het vagevuur zou verminderen. De mensen begonnen dit in twijfel te stellen. Anderzijds keerde men zich tegen de kerk qua geloofsbelevenis, en wilden ze een uitzuivering en een ‘terugkeer’ naar het zuivere geloof. Er kwamen veel opstanden waarbij de godsdienst het vehikel was. Er waren overgangen van roomskatholicisme naar protestantisme en calvinisme. Karel V had gedroomd van een eenheidsrijk op basis van een alles overkoepelende religie, een ‘res publica christiana’. Door de godsdienstcontestatie werd de eenheid afgewezen en stak lokaal autonomiestreven de kop op.

Er brak rebellie uit in de Nederlanden. Er waren veel factoren. 1. De toestand onder Karel V was niet zo stabiel als het misschien wel leek. De toenemende centralisering leidde tot het uitsluiten van de hoge adel en belangrijke bestuurlijke functies. Keizer Karel V had de hoge adel nog ontzien en een oprichting van centrale bestuurlijke instelling opgericht, de Raad van State. Zijn zoon Filips II voerde niet eenzelfde evenwichtspolitiek, hij hield geen rekening met de Raad van State. Er leefde ook een grote ongenoegen binnen de kleine adel, die heel verarmd was ingevolge de muntontwaarding. Ze haalden hun geldopbrengsten haalden van de gronden door de feodale rechten, die nu nog maar weinig betekenden. 2. Een hervorming in de kerkelijke organisatie van de Nederlanden zorgde ook voor onrust en protesten. Er werd een herindeling van bisdommen ingevoerd, met de creatie van nieuwe bisdommen en er werden nieuwe bisschoppen benoemd. De nieuwe geestelijke ambten moesten voortaan kerkelijk recht of godgeleerdheid hebben ingestudeerd. Dit zorgde voor opstand binnen de hoge adel want de jongste zonen van de edelieden bekleedden vaak de hoge geestelijke ambten. De reorganisatie verzwakte ook de politieke inspraak. De bisdommen hadden soms zitting in de Statenvergadering, en nu kon de vorst door de nieuwe bisschopsbenoemingen eigen mensen in de inspraakorganen plaatsen. 3. Het protestantisme begon zich op heel grote schaal te verspreiden. De Spaanse overheid reageerde met het activeren van de inquisitie. De religieuze en politieke achtergrond verklaren waarom de vervolgingen zeer grote wrevel opwekten. De executie van Fabricius in Antwerpen zorgde voor veel ophef. 4. Er heerste een economische crisis. De lagere middenklasse (kleinhandelaars) leed echte armoede. Er brak een eerste opstand uit: de beeldenstorm (vernieling van heiligbeelden).

De Nederlandse opstand De opstand van de Nederlandse gewesten tegen hun landsheer, de Spaans-Habsburgse koning Filips II was een sterke natieversterkende factor. Verloop van de opstand Voor de beeldenstorm, hadden de hoge en de lage adel zich verenigd in een militante oppositiegroep (Eedverbond der Edelen). De leiders waren Willem van Oranje, en de graven van Egmont en Horne. Margaretha van Parma, landvoogd van de Nederlanden, liet alle leden van de Raad van State samenkomen en eiste van hen een eed van trouw aan de koning Filips II. Velen weigerden. Kort nadien bleek dat Filips II, onder de leiding van de hertog van Alva, Spaanse troepen naar de Nederlanden had gestuurd om met militair geweld het gezag te herstellen. Daarop verliet Willem van Oranje Antwerpen en vestigde zich in zijn kasteel in Nassau. Margaretha legde uit protest haar ambt neer omdat ze het niet eens was met het zenden van Alva. Daardoor kreeg Alva niet alleen militair de macht, maar ook de politieke macht over de Nederlanden. Hij werd de nieuwe landvoogd. Hij richtte een uitzonderingsrechtbank op, de Raad van Beroerten, die ca. 1000 terechtstellingen en 11000 verbanningen zou uitspreken. Hij wilde ook een nieuw permanent belastingsysteem uitvoeren met belastingen op roerende en onroerende goederen aan tarieven van 1%(honderdste penning), 5% (twintigste penning), en 10% (de tiende penning), Dit lokte heel sterk verzet uit, Alva lukte niet om de situatie recht te trekken. Requisens werd de nieuwe landvoogd. Ondertussen had Willem van Oranje zijn eerste belangrijke militaire successen tegen de Spaanse troepen behaald en delen van Holland en Zeeland ingenomen. Hij schafte de Tiende Penning en de Raad van Beroerten af om de bevolking gunstig te stemmen. Ook startte hij vredesonderhandelingen in Breda. Toen die mislukten, ging hij ten aanval. Zijn plotse dood betekende een machtsvacuüm voor de Spaanse partij. Filips II droeg de Raad van State op als college om het land te besturen. Deze werd overvleugeld door de Staten-Generaal en zij begonnen onderhandelingen met Willem van Oranje. Hierop voerden Spaanse soldaten plunderingen en muiterijen. Willem van Oranje maakte een overeenkomst, de pacificatie van Gent, die werd ondertekend in november 1576. Deze overeenkomst zou worden voorgelegd aan de nieuwe landvoogd. Hierin: 1. Werd een algemene amnestie verkondigd 2. Moesten de Spaanse troepen het land uit 3. Eenieder kon zich in de Nederlanden vrij verplaatsen en handel drijven 4. In de nu protestantse gebieden kreeg de katholieke godsdienst garanties. Dit optreden leidde in de Nederlanden tot een uiting van eenheidsgevoel.

De nieuwe landvoogd don Juan arriveerde. Hij aanvaardde de pacificatie. Holland en Zeeland weigerden wel in te stemmen met Juans...


Similar Free PDFs