Tentamen 19 Januari, vragen en antwoorden PDF

Title Tentamen 19 Januari, vragen en antwoorden
Course Cariologie
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 12
File Size 278.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 102
Total Views 127

Summary

Download Tentamen 19 Januari, vragen en antwoorden PDF


Description

Uitgewerkte examenvragen cariologie 1. Bespreek de verschillende instrumenten en methoden voor het opsporen van cariës (vestibulair, proximaal, occlusaal) en hun selectiviteit en beperkingen. Bij het opsporen van caries heb je altijd: goed licht, droge tanden (gebruik van watten) en schone tanden (reinigen mbv plaqueverklikker, polijsten of air flow) nodig. Soms is caries met het blote oog al zichtbaar maar meestal zijn er bijkomende instrumenten nodig voor een goede conclusie. Vestibulair (& linguaal): Gladde vlakken, in het zicht. Dus vrij gemakkelijk om caries te vinden. Methoden: - Visueel onderzoek. Hierbij kijkt men naar verkleuringen en of het oppervlak mat of glanzend is. De diepte van de caries is niet goed in te schatten. Bij visueel onderzoek zijn een aantal scores aan bepaalde criteria toegekend. 0: (bijna) geen verandering in translucentie na > 5 sec. droogblazen. 1: nauwelijks zichtbare opaciteit of verkleuring van nat oppervlak die duidelijk zichtbaar wordt na droogblazen. 2: opaciteit of verkleuring duidelijk zichtbaar in nat oppervlak. 3: plaatselijk glazuurdefect in opaak of verkleurd glazuur en/of grijze verkleuring van het onderliggend glazuur. 4: cavitatie in opaak of verkleurd glazuur, waardoor dentine bloot ligt. Met een spiegel kun je moeilijk zichtbare plekken bekijken. Gebruik van een rhodium spiegel geeft een gedetailleerder beeld en geen dubbel beeld. Droogblazen zorgt er voor dat er meer verkleuringen te zien zijn. Ook kun je beter zien of het oppervlak mat of glanzend is. Verkleuring is overigens geen goede indicator voor caries, dit zegt meer over het consumptiegedrag. - Vergroting. Door een loep of microscoop te gebruiken kun je veel meer details zien en dus een betere diagnose stellen. Occlusaal: Tenzij cavitatie is opgetreden zijn deze leasies moeilijk te detecteren. Onder gaaf lijkende fissuren kan uitgebreide caries verborgen zijn. Methoden: - Visueel onderzoek. Heeft bij occlusale vlakken maar beperkte waarden maar door de criteria toe te passen wordt de methode iets betrouwbaarder. - Vergroting. - Sonde. Hiermee kan men voelen in pits en fissuren of het glazuur hard of zacht is. Maar dit heeft ook een aantal nadelen. De sonde kan blijven kleven in een gave fissuur en tot een verkeerde diagnose leiden. Het kan ook een beginnend letsel beschadigen en hierdoor de remineralisatie verstoren. Ook kan een fissuur nog hard aanvoelen maar wel degelijk een caries bevatten meer in de diepte.

- FOTI (Fibre Optic Transillumination). Doorlichting met koud licht is goed voor het opsporen van diepe caries. Bij ondiepe laesies is het minder effectief. Een leasie heeft een lagere index voor lichtdoorlating en zal een donkere vlek vormen. Deze methode wordt vooral toegepast bij approximale caries, crowding (bite-wing geeft overlapping) en zwangere vrouwen. - Rontgenfoto’s. Kunnen kleine niet gecaviteerde caries onthullen. Maar de sensiviteit varieert nogal. Voor occlusale caries is deze methode niet erg accuraat gebleken maar in combinatie met visuele inspectie is het toch een goede methode. - ECM (Elektronische Caries Monitor). Is een toestel gebaseerd op weerstandmeting. Gezond glazuur heeft een hoge weerstand maar aangetast glazuur heeft porositeiten gevuld met speekselionen en water, dat geleid beter en heeft dus minder weerstand. De sensibiliteit is zeer hoog en dit zou in de toekomt misschien een van de beste methodes kunnen worden. - Intra-orale camera. Deze geeft licht en zoom functie en dus een beter zicht. - QLF- Fluorescentie. Maakt gebruik van de fluorescentie van een tand. Kan al heel vroeg beginnende caries detecteren en ook onder seals. Bv. VistaProof (kwantificatie volgens kleur) of SoproLife. Proximaal: Methoden: - Rontgenfoto’s. Zijn noodzakelijk bij aproximale caries diagnostiek. Maar factoren als instellingshoek zijn medebepalend voor het zichbaar maken van de laesie. 40% van de aantastingen blijkt groter dan op de foto. - Visueel onderzoek. Is bijna niet mogelijk omdat het zicht wordt belemmerd door naburige tanden. Wel kunnen soms verkleuringen worden waargenomen en kan gebruik worden gemaakt van tandseparatie. Verkleuring van dentine naast een amalgaam vulling schemert soms door het glazuur heen. - Tandseparatie. Speciale bandjes worden tussen contactpunten geplaatst en geven nadien soms rechtstreeks zicht op de laesie. - FOTI. Maakt approximale caries in frontelementen goed zichtbaar. Maar geeft bij premolaren en molaren niet voldoende informatie. - Floss. Kan tussen de tanden worden doorgehaald en wanneer het rafelt door contact met caviteitsranden kan een diagnose gesteld worden.

2. Leg de Stephan’s curve uit en welke gevolgen dit heeft. De Stephan’s curve geeft de verandering in PH van tandplaque na blootstelling aan glucose. De curve vertoont typische karakteristieken. Na suikerspoeling daalt de PH heel snel (enkele minuten) naar zijn laagste punt en keert dan langzaam terug naar zijn oorspronkelijke niveau. Dit duurt 30 tot 60 minuten.

Bij cariesvrije personen is de rust PH tussen de 6,5 en 7 en zal na glucosespoeling ook gemiddeld boven de 5 blijven. Cariesgevoelige personen hebben een veel lagere rust PH en zullen dus ook een lagere PH stoot krijgen. Het bereiken van de laagste PH waarde is afhankelijk van een aantal factoren: - Bacteriele samenstelling. Het aantal en de soort bacterien verschillen per persoon. Sommige bacterien maken intra en extracellulaire polysachariden (glucans & fructans) die nog lang na de blootstelling als voedsel kunnen dienen. De meeste bacterien verdragen een PH van 5,5 tot 6 maar sommigen (S. Mutans) kunnen zelfs nog doorgaan met zuurproductie bij een PH van 4,5. - Type en concentratie van de koolhydraten. Makkelijk fermenteerbare koolhydraten zijn: mono en disachariden. (glucose, fructose, maltose, saccharose en lactose) - Graad van diffusie in en uit het plaque. Is afhankelijk van de plaque dikte en de toegankelijkheid voor speeksel. Ook de stijging is afhankelijk van een aantal (dezelfde) factoren: - Zuren kunnen uit het plaque weg diffunderen. - Speeksel zorgt met bicarbonaat voor een bufferende werking en ook voor stroming waardoor de koolhydraten worden afgevoerd. - Bacterien die steeds minder functioneren bij een lage PH geven een langzame zuurproductie en zo is er dus meer tijd voor diffusie en neutralisatie. Een aantal gevolgen die we kunnen afleiden uit deze curve zijn: - Poetsen voor het eten. Minder flora om de suikers om te zetten, minder dikke plaque (snellere diffusie, betere toegankelijkheid voor speeksel) - Eetmomenten beperken. Wanneer er steeds nieuwe koolhydraten worden toegevoegd voordat de rust PH is bereikt of voordat de PH weer boven de 5,5 is (glazuur is in oplossing) zal er de hele tijd demineralisatie optreden. Wanneer een tand langer demineraliseert als remineraliseert ontstaat caries.

3. Bespreek Carisolv Carisolv is een gel die aminozuren en natriumhypochloriet bevat. Het lost enkel gecarieerd weefsel op dat hierna makkelijk weggenomen kan worden. Het is een snelle en minimaal invasieve techniek.

4. Speeksel samenstelling in functie tot het debiet Het speekseldebiet beinvloedt de concentratie van speekselelektrolieten. Veel elektrolieten worden geresorbeerd in de speekselkanalen en bij hogere debieten is er dus minder tijd voor resorptie. Bij een hoog debiet nemen de concentraties van: chloor, natrium, bicarbonaat, amylase en calcium toe. En de concentraties van: magnesium, kalium en anorganisch fosfaat nemen af. De samenstelling en het debiet zijn ook nog afhankelijk van het dag en nachtritme en de duur van bepaalde stimuli.

5. Vitaminendeficientie en hun relatie tot caries De effecten van vitaminen defientie op orale weefsels zijn slechts lokale manifestaties van de effecten op het hele lichaam. De relatie tot caries is maar bij een paar vitaminen van toepassing. Een aantal vitaminen deficienties geven een slechte tandontwikkeling er is geen bewijs dat dit ook echt caries bevorderend is maar onregelmatig glazuur bevordert wel plaqueretentie en dus indirect ook caries. Vitamine C defientie: Geeft een slechte kwaliteit van collageen wat een belangrijk bestandsdeel is van het dentine en cement van de tand. Voor de ontwikkeling van ameloblasten en odontoblasten is ook vitamine C nodig, dit beinvloed dus de gehele tandvorming. Het verband met caries is nog niet bewezen. Vitamine A deficientie: Geeft hyperplasie van de acini en ducti van de speekselklieren, waardoor obstructie kan optreden en dus reductie van speekselvloed. Dit geeft een toename van de gevoeligheid voor caries. Bij een experiment op dieren treedt door degeneratie van ameloblasten glazuurhypoplasie op. Ook was er atrofie van odontoblasten met slechte dentine vorming tot gevolg. Maar dit experiment is wellicht niet voor mensen op toepassing. Vitamine D deficientie: Vitamine D is essentieel voor de absorptie van calcium en vorming en afbraak van bot. Er is niets bekend over calciumwaarden in het speeksel. Verschillende experimenten op dieren en mensen toonden verschillende uitkomsten over vitamine D en caries. Ook deficientie hiervan zou glazuur hypoplasie veroorzaken wat dus cariesgevoeligheid kan verhogen.

6. Bespreek Vipeholm In deze studie werd het effect van suiker op het ontstaan van caries getest. 7 groepen: - extra suiker tijdens de hoofdmaaltijden: 1. 300g in water 2. 50g in brood - extra suiker tussendoor: 3. 8 toffee’s 40g 4. 24 toffee’s 120g 5. 22 caramels 70g 4x 6. chocolade 30g 4x 7. Controle groep Alle personen kregen een weinig cariogeen basis dieet en hadden slechte mondhygiene. In de eerste twee groepen bleek het aantal nieuwe carieslaesies niet of nauwelijks te verschillen van de controle groep in de andere groepen was er een explosieve caries toename. Conclusie: Suiker tussen de maaltijden door geeft meer kans op caries.

7. Wat is de invloed van speeksel op caries? Speeksel heeft op veel verschillende manieren een positieve invloed tov caries. Speekselclearance: het voert bacterien en voedselresten uit de mond. Sommige bacterien kunnen dus niet hechten en voedselresten kunnen niet als substraat voor micro-organismen dienen.

Antimicrobieel: Wanneer bacterien niet goed kunnen functioneren zal er minder zuur ontstaan en dus minder caries. Lysozym: Is een enzym dat bacteriolyse veroorzaakt door de beschermende coating van koolhydraten bij sommige bacterien te breken. Lactoferrine: Is een ijzerbindend eiwit dat voorkomt dat bacterien die ijzer nodig hebben voor hun groei het ijzer opnemen. Het treft vooral aerobe en facultatieve bacterien, bv. S. mutans. Lactoperoxydase: Is een enzym dat in combinatie met isothiocyanaat en waterstofperoxyde een remming van de stofwisseling en groei van bepaalde bacterien (S. aureus, S. mutans, S. sangius, S. mitis) geeft. De laatste twee bacterien produceren het H2O2. Isothiocyanaat wordt geoxydeerd tot hypothiocyanaat dat de bacterie cel binnendringt en daar glycolytische enzymes remt. Immunoglobulines: In speeksel zit S -IgA. “S”staat voor “secretory piece” en is een glycoproteine dat het IgA beschermt tegen afbraak. Het heeft een agglutinerende werking tegen bacterien en virussen waardoor deze geinactiveerd worden en afgevoerd kunnen worden. Bacterien bedekt met IgA worden ook makkelijker gefagocyteerd door leukocyten. Fluoride ion: heeft invloed op de intracellulaire binding van magnesium dat weer een essentieel ion is voor het enzym enolase in de glycolyse en dus remming hiervan veroorzaakt. Regeling PH waarde: Anorganisch fosfaat en bicarbonaat zijn belangrijke moleculen voor de buffercapaciteit van speeksel. Het diffundeert in de plaque om daar het zuur te neutraliseren. Ook moleculen als ureum en sialine werken aan PH verhoging omdat bacterien deze moleculen kunnen omzetten in ammoniak, CO2 en putrescine, welke basisch zijn. Hulp bij remineralisatie: Calcium en fosfaat zijn belangrijke moleculen voor remineralisatie. Wanneer het speeksel hiermee oververzadigd is zal een tand remineraliseren. Maar calciumfosfaten kunnen ook neerslaan in bv speekselklieren, en daarom bevat speeksel ook neerslaginhibitoren.

8. Wat is het gewichtsprocent en volumeprocent van glazuur en dentine? Glazuur:

Dentine:

Anorganisch: 95% gew, 87% vol (hydroxylapatiet) Organisch: 1% gew, 2% vol (eiwitten en lipiden) Water: 3% gew, 11% vol Anorganisch: 70% gew, 47% vol (hydroxylapatiet) Organisch: 20% gew, 33% vol (eiwitten en lipiden) Water: 10% gew, 21% vol

9. Wat zijn retziuslijnen, perikymata, cuticula, pellikula? Retziuslijnen: De ameloblasten maken stapsgewijs glazuur aan wat ook stapsgewijs mineraliseert. Ze hebben een dag en nacht ritme waarbij er in de nacht homogener glazuur wordt afgezet. Dit is ook te zien in de structuur aan de oppervlakte van een tand. Een Retziuslijn begrenst zo’n afzettingslaag en is eigenlijk een kleine rustperiode voor de ameloblasten. De neonatale lijn is ook duidelijk zichtbaar, hier is een verstoring geweest van glazuurproductie tijdens de bevalling. Perikymata: Dit is het uiteinde van een retziuslijn te zien aan het oppervlak van het tandglazuur. Omdat de tand laagsgewijs groeit overlapt er steeds een stukje en lijkt dit een dakpannen-structuur te hebben. Cuticula: Of Nasmyt membraan, Is een dunne membraan die achterblijft na het doorkomen van de tand, bestaande uit de resten van het epitheel. Pellikula: Is een proteinen membraan dat zich uit speekselproteinen vormt over een gereinigde tand. Het bestaat uit proline rijke proteinen, glycoproteinen en serumproteinen die door elektrostatische krachten binden aan het hydroxylapatiet.

10.

Op welke wijze ga je bacterien in de tand te lijf?

Plaque verwijdering: Door kleuring met erythrosine kan plaque zichtbaar gemaakt worden zodat er adequater te werk gegaan kan worden. Hierna de tanden poetsen met een borstel. Interdentaal kunnen floss, wigjes of borsteltjes gebruikt worden. Single tufted borstels zijn handig voor distale vlakken van molaren. Ook het gebruik van tandpasta met verschillende additieven is belangrijk. De antibacteriele middelen daarin zijn: triclosan, sanguinarine en amyloglucosidose en glucose oxidase die zorgen voor een hogere productie van hypothiocyaniet dat antibacterieel werkt. (remt glycolytische enzymen) Ook bicarbonaat helpt omdat dit de PH verhoogt en zo een vijandig milieu scheppen voor bacterien als S. mutans. Xylitol is een suikeralcohol die bacterien niet kunnen fermenteren en verminderd zo dus ook de populatie. Chemische middelen: Chloorhexidine, is een antisepticum dat veel bacterien vernietigd. Het molecule is positief geladen en wordt aangetrokken door de negatief geladen celwand die hierbij beschadigd raakt. Andere gelijkaardige middelen (Cervitex, Duraphat, Fluor Protector, Listerine) werken niet zo goed als chloorhexidine, maar chloorhexidine heeft wel een aantal neveneffecten: verkleuringen, slechte smaak, zwelling van de parotis klieren en pijnlijke mucosa. Triclosan, is een bisfenol en werkt ook antibacterieel. Fenolen maken de celwanden van bacterien stuk en in lage concentratie inactiveren ze bacterie enzymen. Antibiotica, werken ook tegen bacterien maar door het gevaar voor overgevoeligheid en vorming van resistente stammen wordt dit niet gebruikt. Verzegeling: Beginnende fissuur caries kan verzegeld worden en de hermetische afsluiten zal ervoor zorgen dat de bacterien sterven. Immunisatie: Theoretisch zouden antilichamen cariogene streptococcen kunnen controleren. Door te reageren met bacteriele oppervlakte receptoren of door glucosyltransferase te inhiberen of door opsonisatie waardoor fagocytose wordt bevordert. Maar in de praktijk is het gevaar voor genetisch veranderde bacterien en neveneffecten nog te groot en moet hier nog veel onderzoek naar gedaan worden.

11. Is de cariestriade nog een moderne weergave van schakelfactoren? ! ! 12. Geef de correlatie tussen een histologisch, microradiografisch en RX bitewing beeld, voor caries tot in het glazuur en caries tot in het dentine. fig. pagina 119. Glazuurcaries: Histologisch: Intacte oppervlakte laag, centrale zone, donkere zone, translucente zone. Microradiografisch: Intacte oppervlakte laag en een kleine radiolucente zone in de buitenste glazuurlaag. RX: Niets te zien. Dentinecaries: Histologisch: Zone van necrotisch ontbonden dentine, zone van bacteriele invasie en verwijding van de tubuli, zone van gedemineraliseerd dentine, hypergemineraliseerd/sclerotisch dentine, zone van vettige degeneratie, terugtrekkende odontoblastenuitlopers, tertiair dentine. Microradiografisch: Grote radiolucente zone. RX: Een slechts tot het glazuur beperkte laesie.

13. Zouden we cariës kunnen uitroeien door bv modificatie van en/of vaccinatie tegen streptococcus mutans? Geef de voor- en de nadelen. Theoretisch zouden antilichamen cariogene streptococcen kunnen controleren. Door te reageren met bacteriele oppervlakte receptoren of door glucosyltransferase te inhiberen of door opsonisatie waardoor fagocytose wordt bevordert. Verschillende studies op dieren en mensen tonen positieve resultaten. De voordelen spreken voor zich, minder caries. Maar nadelen zijn er ten overvloed: mutaties kunnen zich voordoen, prijs en de beschermde functie tegen zuurerosie is ook weg. In de praktijk is het gevaar voor genetisch veranderde bacterien en neveneffecten nog te groot en moet hier nog veel onderzoek naar gedaan worden.

14. Waarom is de samenstelling van de plaque ter hoogte van de wortel en het tandoppervlak anders na 48u? Plaque ter hoogte van de wortel en tandoppervlak verschilt in verschillende opzichten: - subgingivale plaque is dikker en denser dan supragingivale plaque. - sub heeft soms haarborstel vormen en supra maiskolf structuren. - sub heeft meer Veillonella, A. viscosus, A. naeslundi, S. milleri, S. sangius, S. sobrinus en vooral anaerobe en gram positieve bacterien.

De redenen hiervoor: - Verschillende hechtingsvlakken - In de gingivale sulcus is minder zuurstof en speeksel - Minder makkelijk te reinigen - Cementum en dentine is meer poreus als glazuur en door pulpeuze druk kunnen bacterien voedsel krijgen vanuit de pulpa. - De verschillende soorten bacterien zorgen ook voor verschillende symbioses.

15. Met welke middelen kan ik de fissuurcariës met grote betrouwbaarheid diagnosticeren? En vergelijk volgende manieren Tenzij cavitatie is opgetreden zijn deze leasies moeilijk te detecteren. Onder gaaf lijkende fissuren kan uitgebreide caries verborgen zijn. Methoden: - Visueel onderzoek. Heeft bij occlusale vlakken maar beperkte waarden maar door de criteria toe te passen wordt de methode iets betrouwbaarder. - Vergroting. - Sonde. Hiermee kan men voelen in pits en fissuren of het glazuur hard of zacht is. Maar dit heeft ook een aantal nadelen. De sonde kan blijven kleven in een gave fissuur en tot een verkeerde diagnose leiden. Het kan ook een beginnend letsel beschadigen en hierdoor de remineralisatie verstoren. Ook kan een fissuur nog hard aanvoelen maar wel degelijk een caries bevatten meer in de diepte. - FOTI (Fibre Optic Transillumination). Doorlichting met koud licht is goed voor het opsporen van diepe caries. Bij ondiepe laesies is het minder effectief. Een leasie heeft een lagere index voor lichtdoorlating en zal een donkere vlek vormen. Deze methode wordt vooral toegepast bij approximale caries, crowding (bite-wing geeft overlapping) en zwangere vrouwen. - Rontgenfoto’s. Kunnen kleine niet gecaviteerde caries onthullen. Maar de sensiviteit varieert nogal. Voor occlusale caries is deze methode niet erg accuraat gebleken maar in combinatie met visuele inspectie is het toch een goede methode. - ECM (Elektronische Caries Monitor). Is een toestel gebaseerd op weerstandmeting. Gezond glazuur heeft een hoge weerstand maar aangetast glazuur heeft porositeiten gevuld met speekselionen en water, dat geleid beter en heeft dus minder weerstand. De sensibiliteit is zeer hoog en dit zou in de toekomt misschien een van de beste methodes kunnen worden. - Intra-orale camera. Deze geeft licht en zoom functie en dus een beter zicht. - QLF- Fluorescentie. Maakt gebruik van de fluorescentie van een tand. Kan al heel vroeg beginnende caries detecteren en ook onder seals. Bv. VistaProof (kwantificatie volgens kleur) of SoproLife.

16. Van welke variabelen hangt...


Similar Free PDFs