Proef/oefen tentamen 2019, vragen en antwoorden PDF

Title Proef/oefen tentamen 2019, vragen en antwoorden
Course Micro-economie 1
Institution Universiteit Hasselt
Pages 1
File Size 33.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 610
Total Views 683

Summary

1. Het is geweten dat rokers veel koffie drinken: sigaretten en koffie zijn complementen. Dit jaar is er een uitzonderlijk goede tabaksoogst. Welke uitspraak is correct? a. b. c. d. Koffie en nicotinekauwgom worden duurder. Koffie wordt duurder, nicotinekauwgom wordt goedkoper. Koffie en nicotinekau...


Description

1. Het is geweten dat rokers veel koffie drinken: sigaretten en koffie zijn complementen. Dit jaar is er een uitzonderlijk goede tabaksoogst. Welke uitspraak is correct? a. b. c. d.

Koffie en nicotinekauwgom worden duurder. Koffie wordt duurder, nicotinekauwgom wordt goedkoper. Koffie en nicotinekauwgom worden goedkoper. Koffie wordt goedkoper, nicotinekauwgom wordt duurder.

2. Stel dat we een consument een som geld laten betalen, in plaats van een hogere prijs voor een product. Welke theorie berekent in dit geval de hoeveelheid inkomensverlies die de consument als gelijkwaardig beschouwt? a. Hicks decompositie b. Slutsky decompositie c. Equivalente variatie van het inkomen d. Gecompenseerde variatie van het inkomen e. Zowel a als d zijn correct. 3. Bij imperfecte competitie: a. Gaan bedrijven niet adverteren aangezien hun product doorgaans verschillend is van de concurrenten. b. Zijn de producten identiek en kunnen de aanbieders enkel op prijs concurreren. c. Is de levensduur van producten doorgaans beperkter dan bij perfecte competitie. d. Alle bovenstaande antwoorden zijn correct e. Geen van bovenstaande antwoorden is correct 4) Het producentensurplus is: A) de totale omzet die producenten ontvangen voor de eenheden die ze produceren van een bepaald goed. B) de totale opbrengst minus het consumentensurplus. C) het verschil tussen de totale omzet die producenten ontvangen voor de eenheden die ze produceren en de variabele productiekosten om deze eenheden te produceren. D) het verschil tussen de bereidheid tot betalen van de consumenten en de productiekosten voor de producent. E) Geen van bovenstaande...


Similar Free PDFs