Tentamen 6 Februari 2018, vragen en antwoorden PDF

Title Tentamen 6 Februari 2018, vragen en antwoorden
Course Materieel strafrecht
Institution Anton de Kom Universiteit van Suriname
Pages 5
File Size 64.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 40
Total Views 123

Summary

Download Tentamen 6 Februari 2018, vragen en antwoorden PDF


Description

Opdracht 1 a.Doodslag zoals omschreven in art.347 Sr is een doleus delict. Om tot een bewezenverklaring te komen dient onder meer het opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer gericht te zijn geweest. In de meeste gevallen zal de aanwezigheid van een geestelijke stoornis het bewijs van opzet niet uitsluiten. Volgens de Hoge Raad is dit slechts anders indien er sprake is van een dermate ernstige geestelijke stoornis dat moet worden aangenomen dat bij de verdachte elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedraging en de mogelijke gevolgen daarvan ontbreekt. (HR……) b.Art. 347 Sr vereist een causaal verband tussen de gedraging van de verdachte en de dood van het slachtoffer. De raadsman stelt dat het vereiste causale verband tussen de gedraging van Elrak en de dood van Ani ontbreekt. Om het causale verband te kunnen vaststellen dient de leer van de objectieve toerekeningsleer toegepast te worden: is het gevolg in redelijkheid toe te rekenen aan de gedraging van de verdachte? (HR Letale Longembolie, Aortaperforatie). De redelijkheid van die vaststelling wordt onder meer bepaald door de aard van de gedraging en de aard van het gevolg. De medische zorg was nodig als gevolg van de gedraging van Elrak. Ook indien vastgesteld wordt dat in het kader van die zorg fouten zijn gemaakt, dan nog kan het causale verband tussen de wurging en de dood van Ani vastgesteld worden. De verwurging kan immers worden aangemerkt als een onmisbare schakel van de gebeurtenissen die tot de dood hebben geleid en aannemelijk is dat die dood met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van van Elrak is veroorzaakt. De bewering van de raadsman is dus niet juist. c.Indien Elrak het feit in het geheel niet kan worden toegerekend, dan kan inderdaad geen straf worden opgelegd. Wel kan de rechter de maatregel van plaatsing in een psychiatrische inrichting opleggen (art. 55 lid 1 Sr). Als voorwaarde geldt dat de rechter de beschikking dient te hebben over een advies van een of meer gedragsdeskundigen die de betrokkene heeft onderzocht (art. 55 lid 2 Sr). Ook,dient voldaan te worden aan het gevaarscriterium als bedoeld in art. 55 lid 1 Sr. Gelet op de casus wordt aan al deze voorwaarden voldaan.

Opdracht 2 Poging wordt strafbaar gesteld op grond van art. 70 Sr. Als voorwaarde wordt gesteld dat het moet gaan om een misdrijf. In casu is dat het geval (art. 371 Sr). Daarnaast dient het voornemen zich door een begin van uitvoering te hebben geopenbaard. Volgens de Hoge Raad is is er sprake van een gedraging waaruit het voornoemde voornemen blijkt indien de gedraging naar uiterlijke verschijningsvorm beschouwd moet worden als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf (HR Grenswisselkantoor, Uitzendbureau Cito). Nu Chielmi met koevoet en autosleutel al over het hek is geklommen met als doel om naar de schuur te lopen, kan verdedigd worden dat voldaan wordt aan dit criterium. Er is dus sprake van een strafbare poging van diefstal van de auto door middel van braak. b. Retep kan vervolgd worden terzake uitlokking van de poging tot diefstal d.m.v braak van de auto. Hij wekt bij Chielmi het opzet om de auto te gaan stelen. Hij doet dit d.m.v een uitlokkingsmiddel genoemd in art. 72 lid 1 sub 2 Sr: een belofte (€ 2000,-). Ook wordt voldaan aan het accessoiriteits beginsel: het strafbare feit of een poging /voorbereiding daartoe is gevolgd. c. In dat geval wordt niet voldaan aan het accessoriteitsvereiste. Er kan dan geen sprake zijn van een van de deelneming constructies. Wel is nu art. 71 a Sr van toepassing. Retep heeft getracht m.b.v een middel genoemd in art. 72 lid 1 sub 2 Sr om Michiel een misdrijf te laten plegen. Dit misdrijf is niet gepleegd en ook is er geen poging of strafbare voorbereiding daartoe. Retep kan dus vervolgd worden terzake van art. 71 a jo. 371 lid 1 sub 5 Sr. d. Er is duidelijk sprake van een gedraging die naar haar uiterlijke verschijningsvorm is gericht op de voltooiing van het delict. Het forceren van de schuurdeur en proberen te starten van de auto zijn hiervan duidelijke voorbeelden. Maar is deze poging strafbaar? Een ondeugdelijke poging houdt in dat dat de poger niet slaagt in het plegen van het misdrijf vanwege een ondeugdelijk middel of of ondeugdelijk object. Een absoluut ondeugdelijke poging kan nooit tot voltooiing leiden omdat het middel of object vanuit de aard hiervan nooit en te nimmer tot

resultaat had kunnen leiden.een absoluut ondeugdelijke poging is niet strafbaar. Een relatief ondeugdelijke poging kan gelet op de aard van het middel of object normaal gesproken wel tot voltooiing van het voorgenomen misdrijf leiden, maar bij uitzondering niet. Een autosleutel die past op de meeste oldtimers kan worden aangemerkt als een relatief ondeugdelijk middel. Er is dus sprake van een relatief ondeugdelijke poging en deze is strafbaar. Opdracht 3 a.Voor noodtoestand (art. 65 lid 1a) is nodig dat er een conflict van plichten bestaat: tussen het gehoorzamen aan een wettelijke plicht en het voldoen aan een wettelijke plicht. De proportionaliteits- en subsidiariteitseis spelen bij de beoordeling van noodtoestand een grote rol. Het gerede belang dient in redelijke verhouding tot het geschonden belang te staan. De keuze voor de maatschappelijke plicht moet het overtreden van de wettelijke verplichting rechtvaardigen. Bovendien dient er geen andere manier of minder strafbare wijze van handelen in redelijkheid mogelijk te zijn geweest om aan de maatschappelijke plicht te voldoen. Daarnaast kan het feit dat iemand verwijtbaar in de noodtoestand situatie is terecht gekomen een beroep hierop beperken (In de steek gelaten vrouw). Ook worden er strengere eisen gesteld indien de verdachte beschikt over bepaalde vaardigheden en/of kennis (Garantenstellung). In casu kan worden gesteld dat er sprake is van een wettelijke plicht (de plicht om te stoppen na een ongeval) en een maatschappelijke plicht. In de eerste plaats kan gesteld worden dat de verdachte voor wat betreft het aanrijden van de oude vrouw zich deels verwijtbaar in deze situatie heeft gebracht. Er is dus sprake van een culpa in causa situatie. Dit wil echter niet zeggen dat een beroep op noodtoestand niet mogelijk is (In de steek gelaten vrouw). Of er voldaan wordt aan de proportionaliteitseis is in deze casus twijfelachtig. Staat het belang om je vrouw snel voor een bevalling naar het ziekenhuis te brengen in redelijke verhouding tot het doorrijden na een ongeval waarbij een vrouw gewond is geraakt en haar aldus aan haar lot over te laten? Bovendien had Touwer ook een andere keuze kunnen maken en had hij na het ongeval een ambulance of de politie kunnen bellen, die

wellicht zijn vrouw ook snel naar het ziekenhuis had kunnen vervoeren. Wat betreft de garantenstellung kan worden opgemerkt dat aan autobestuurders extra eisen worden gesteld voor wat betreft de zorgvuldigheid van handelen in het verkeer. Gelet hierop zal het beroep op noodtoestand dus waarschijnlijk niet door de rechter worden aanvaard. b. Van psychische overmacht is sprake wanneer een persoon een strafbaar feit pleegt als gevolg van een acute, door externe omstandigheden veroorzaakte psychische druk waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kan en ook niet behoefde te bieden. Ook bij het beoordelen van een beroep op psychische overmacht spelen de proportionaliteits en subsidiariteitseisen, het culpa in causa leerstuk en de garantenstellung een rol. In casu gaat het inderdaad om een acute druk van buitenaf. Ook kan hier gesteld worden dat de verdachte zich deels verwijtbaar in deze situatie heeft gebracht. Er dient voldaan te zijn aan de proportionaliteits en subsidiariteitsvereisten, hoewel deze minder strikt gelden dan bij de rechtvaardigende overmacht (noodtoestand). Maar ook in dat geval kan getwijfeld worden of de verhouding tussen het geredde belang en het geschonden belang proportioneel is. Bovendien geldt ook hier dat Touwer een andere keus had kunnen maken, bijvoorbeeld een ambulance of politie bellen. Gelet hierop is het niet aannemelijk dat de rechter vindt dat Touwer geen weerstand kon en/of had behoren te bieden aan de betreffende druk. (een andere afweging wordt ook als juist beoordeeld indien u daarbij de juiste criteria heeft genoemd). c. Art. 20 Rijwet omschrijft een culpoos delict. Een culpoos delict bestaat uit drie componenten: de dader dient 1) zeer onzorgvuldig te hebben gehandeld en deze onzorgvuldige gedraging moet 2) wederrechtelijk zijn en 3) hem te verwijten zijn. Noodtoestand is een rechtvaardigingsgrond. Indien de rechter van mening is dat er er sprake is van noodtoestand, dan kan de wederrechtelijkheid component van de culpa niet bewezen worden en zal vrijspraak moeten volgen. Psychische overmacht is een schulduitsluitingsgrond. Indien de rechter van oordeel is dat er sprake is

van psychische overmacht, dan kan de verwijtbaarheid component van de culpa niet worden bewezen en zal er dus vrijspraak moeten volgen. Opdracht 4 a.Onder de leer van het boos opzet verstaan wij een opvatting volgens welke een verdachte slechts veroordeeld kan worden terzake van een doleus delict indien zijn opzet gericht was op de strafbaarheid gedraging en tevens op de wederrechtelijkheid van de gedraging. b. Weliswaar is in art. 414 Sr als bestanddeel wederrechtelijk opgenomen, maar gelet op de formulering “opzettelijk en wederrechtelijk” hoeft het opzet niet gericht te zijn op de wederrechtelijkheid van die gedraging. Wel dient de wederrechtelijkheid objectief vastgesteld te worden om tot een veroordeling te kunnen komen. In dit geval is dus geen sprake van boos opzet en is deze leer niet relevant. c. Onder de leer van het materiële feit wordt verstaan dat opzet of schuld geen bestanddeel uitmaken van delictsomschrijvingen van overtredingen. Ze hoeven dus ook niet te worden ten laste gelegd/bewezen....


Similar Free PDFs