3. Weer en klimaat - Samenvatting PDF

Title 3. Weer en klimaat - Samenvatting
Author Demmy Vanoirbeek
Course Wereldoriëntatie: exploreer en leer I
Institution UC Leuven-Limburg
Pages 14
File Size 1.3 MB
File Type PDF
Total Downloads 75
Total Views 141

Summary

Samenvatting...


Description

Aardrijkskunde 3. Het weer en klimaat Doelstellingen ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣

Het verschil tussen weer en klimaat kunnen omschrijven. De elementen, waaruit een weerbericht bestaat, kennen. De meettoestellen en de eenheden kennen, metingen en berekeningen kunnen uitvoeren en interpreteren. Op basis van waarnemingen conclusies kunnen formuleren. De verbanden tussen de weerelementen onderling kunnen duiden. De samenstelling en de opbouw van de atmosfeer kunnen uitleggen. Het natuurlijk en versterkt serre-effect kunnen uitleggen. Kunnen uitleggen (met tekeningen) waarom er temperatuurverschillen optreden van de ene plaats tot de andere (= waarde van de temperatuur). Kunnen uitleggen (met voorbeelden) waarom bepaalde gebieden door grotere temperatuurschommelingen worden gekenmerkt dan andere. De thematische kaarten met betrekking tot temperatuur, neerslag en klimaat in de atlas kunnen lezen en verwoorden, interpreteren en verklaren. Kunnen uitleggen wat luchtdruk is en de werking van een barometer kunnen uitleggen. Kunnen uitleggen hoe wind ontstaat. De voornaamste drukgordels op aarde kunnen situeren, benoemen en het ontstaan ervan kunnen uitleggen. De aggregatietoestanden en overgangen tussen de aggregatietoestanden kunnen benoemen en voorbeelden ervan kunnen geven. De kringloop van het water (met een schets) kunnen uitleggen. Het ontstaan van neerslag kunnen verduidelijken. Alle elementen (isobaren, fronten) op een weerkaart kunnen benoemen. Kunnen bepalen welke de windrichtingen zijn t.o.v. de hoge en lage drukkernen op het noordelijk halfrond. De kenmerken (temperatuur en vochtigheid) van de wind voor België kunnen bepalen, naargelang het brongebied (richting) en tijd van het jaar. De weertoestand (luchtdruk, temperatuur, windrichting en -kracht, bewolking en neerslag) aan de hand van een isobarenkaart (bij een hoog en laag drukgebied) kunnen afleiden. De relaties tussen het weer enerzijds en de beleving van het kind (spel, kleding, ...) en de menselijke bedrijvigheid (verkeer, landbouw, ...) anderzijds concreet kunnen verwoorden en illustreren. Klimatogrammen kunnen analyseren, interpreteren en verklaren. Een determinatietabel met betrekking tot het klimaat kunnen gebruiken. Op basis van waarnemingen van kaarten en grafieken de kenmerken van het klimaat van België kunnen afleiden. Kunnen verklaren waarom deze klimaatskenmerken in België aanwezig zijn. De klimaten van Europa met hun kenmerken kunnen omschrijven en situeren op kaart. De vegetatietypes kunnen herkennen op foto en kunnen lokaliseren op kaart.

Begrippen ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣

Weer: toestand voor korte termijn, kleiner gebied Klimaat: toestand op lange termijn, groter gebied Serre-effect: de atmosfeer zorgt voor een serre-effect rond de aarde, verwarming dus Hogedruk gebied: teveel aan lucht Mist: gecondenseerde waterdamp, zicht maximum 1 km Nevel: zicht beter dan bij mist (tot 5 km), fijne waterdruppeltjes Rijm: fijne waterdruppels in contact met een bevroren oppervlak en worden ijs Rijp: waterdamp bij vriestemperaturen omgezet in ijs, kleine ijskristallen (ziet er ruw en harig uit)

3.1 Temperatuur Temperatuur

Thermometer

°C

Luchtdruk

Barometer

hPa (1030 hPa = normaal)

Windsnelheid of -kracht

Anemometer

Beaufort, knopen, km per uur

Windrichting

Windvaan

Windrichtingen (wijst van waar wind komt)

Luchtvochtigheid

Hygrometer

%

Bewolking: hoeveelheid

Ogen

Op 8

Bewolking: soort

Ogen

Namen

Neerslag: hoeveelheid

Pluviometer

mm of liter per vierkante meter

Neerslag: soort

Ogen

Namen

Waar haalt de aarde warmte vandaan?

Wat beïnvloedt de temperatuur? ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣ ‣

Zonlicht wordt over een groter oppervlak verdeeld bij grotere breedteafstand tot de evenaar Hoe schuiner de zonnestralen invallen, hoe minder warm Deze invalshoek varieert volgens de breedtecirkels In de bergen daalt de temperatuur met 1°C per 180 meter stijgen (vegetatie veranderd dus ook) Ook de weg die wind aflegt (zie foto) beïnvloedt temperatuur Oriëntatie van hellingen beïnvloedt gemiddelde temperatuur. Hellingen naar Zuiden gericht hogere temperaturen dan vlak stuk Zeestromen Kleine afstand tot zee of wolken: kleine temperatuurschommelingen (water koelt traag af en warmt traag op) Grote afstand tot zee of geen wolken: grote temperatuurschommelingen (land koelt snel af en warmt snel op) Windrichting

Wat beïnvloedt de schommeling van temperatuur? ‣ Zee- of landsituatie ‣ Luchtvochtigheid in de wolken ‣ Bodem en vegetatie

Oefeningen In januari zijn de warmste plekken op aarde op het zuidelijk halfrond gelegen. In juli op het noordelijke halfrond. ‣ Door de stand van de aarde tegenover de zon. Het warmste moment van de dag is om 15u. ‣ Dan staan we het dichtst bij de zon.

3.2 Luchtdruk en wind Begrippen ‣ Luchtdruk ‣ Lucht

Hoe ontstaat een drukgebied? Warme lucht zet uit en stijgt.

Koude lucht krimpt en daalt.

Schaal van Beaufort Beaufor t

Benaming

Gemiddelde wind-snelheid m/s

km/u

Kenmerken

0

Windstil...


Similar Free PDFs