Deel 3 - chemie PDF

Title Deel 3 - chemie
Course Chemie
Institution ASO
Pages 3
File Size 199.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 102
Total Views 157

Summary

chemie...


Description

Deel 3: Oplossingen in water Hoofdstuk 1: Inleiding 1. Hoe kan je een chemisch reactie nagaan Oplossen in een oplosmiddel (solvent)zoals choloform, hexaan, benzeen en ethanol Welke oplosmiddel je gebruikt hangt af van de stof die je wilt oplossen en van de toepassing. Hoofdstuk2: Polariteit 2. wat moet je nagaan om te weten of een stof oplosbaar is in een bepaald oplosmiddel? Polariteit 3. wat is polariteit? De aanwezigheid of het merkbaar zijn van twee tegengestelde of contrasterende principes of tendensen, zoals in elektrische batterijen of magneten. 4. Hoe gedragen de neutrale moleculen water en pentaan zich in de buurt van een elektrostatisch geladen voorwerp? Water is een dipoolmolecule of polaire molecule: een neutrale molecule die toch een positief geladen kant en een negatief geladen kant bezit. Pentaan bezit deze eigenschap niet en is dus een apolaire molecule. Een polair molecule is neutraal. 5. Stappenplan voor polariteit - Bepalen van de polariteit van de bindingen aan de hand van de lewisstructuur - Bepalen van de polariteit van de molecule aan de hand van de ruimtelijke structuur 6. Wat is elektronegativiteit? De elektronegativiteit drukt uit in welke mate een atoom elektronen in een binding naar zich toe trekt. De elektronegativiteit wordt uitgedrukt met de elektronegatieve waarde of EN-waarde.

Hoe groter de EN-waarde, hoe elektronegatiever het element. Hoe groter de EN-waarde van het element, hoe sterker de neiging van dat element is om elektronen op te nemen. Hoe lager de EN-waarde, hoe elektropositiever het element. Hoe lager de EN-waarde van het element, hoe sterker de neiging van dat element is om elektronen af te geven. Metalen hebben dus meestal een lage EN-waarde. Niet-metalen hebben dus meestal een hoge.

Tendens 1:EN waarde toe van links naar rechts Verklaring: van links naar rechts neemt kernmassa (protonen en neutronen) en kernlading toe hoe zwaarder de kern hoe positiever de kern. Zal de aantrekkingskracht vergroten dus hoe hoger de EN waarde Tendens 2: En waarde neemt toe van laag naar hoog Verklaring: hoe minder schillen hoe dichter bij de kern. Hoe meer aantrekkingskracht tot de elektronen. Dus hoe hoger de EN waarde.

7. Polarieit van een binding

watersofcloride - Chloor trekt de elektronen naar zich toe en zal dus eerder negatief geladen zijn. We zeggen dat dit atoom een negatieve deellading of een negatieve partiële lading heeft. Dit wordt genoteerd met het symbool

−¿ ¿ (“delta min”). δ

- Het waterstofatoom daarentegen heeft minder elektronen in zijn omgeving waardoor het een positieve deellading of positieve partiële lading heeft. Deze duiden we aan met

+¿ ¿ δ (“delta plus”).

- Omdat het gemeenschappelijk elektronenpaar zich niet meer op gelijke afstand van de twee atomen bevindt, spreken we van een polair covalente binding. Dit is een covalente binding met twee polen (een negatieve en een positieve). Dichloor Beide atomen trekken even hard aan het gemeenschappelijke elektronenpaar, waardoor er geen verschuiving van het elektronenpaar plaatsvindt. Deze binding noemen we een apolaire covalentebinding of een zuivere covalente binding. 8. Polariteit van een molecule Vb water: Een watermolecule is opgebouwd uit twee waterstofatomen en één zuurstofatoom. Het zuurstofatoom is het centrale atoom en bevat twee bindingen naar een waterstofatoom. Daarnaast bezit het zuurstofatoom ook nog twee vrije elektronenparen. Het zuurstofatoom is daarom geen lineaire structuur maar een tetraëder. Vectoren optellen Een vector is een lijnsegment die een bepaalde grootte, richting en zin heeft. Krachten worden voorgesteld met zo’n vector. Meerdere vectoren optellen, kan via de parallellogramregel. De verkregen vector noemen we de resultante. Besluit: Water is een polaire molecule aangezien…  De twee vectoren elkaar niet volledig opheffen maar wel een resulterende vector creëren.  Het positieve en negatieve zwaartepunt niet samenvallen in de molecule. Vb Methaan: zie kaft p 90 9. Hoe wordt de polariteit van een stof bepaald 2 stappen

P B A A S M A P o i s p y O o p y m n o l L l o m d l a E a l m e a i e t C i a n i r t r U r i g r ? i L e r e ? i s E e n s c m c h o m h e e l o m e l m o c e o l u c l e l u e c c u e l u l e l e ?

I.

II.

Bepaal de EN-waarden van de atomen. Is er een verschil in EN-waarde tussen de twee atomen in elke binding? a. Nee: apolaire bindingen b. Ja: polaire bindingen Bepaal de ruimtelijke structuur Teken de vectoren: heffen de vectoren elkaar op? a. Nee: polaire molecule b. Ja: apolaire molecule

4. Intermoleculaire krachten 10. Intermoleculaire krachten = krachten aanwezig tussen verschillende moleculen Voorbeeld: Interactie tussen verschillende moleculen in een vloeistof  Sterke intermoleculaire krachten = veel energie nodig om moleculen uit elkaar te krijgen = hoge kookpunten 11. Vanderwaalskrachten - vanderwaalskrachten of londonkrachten of dispersiekrachten - komen voor in apolaire maar ook in polarie moleculen - neemt toe met de molecuulmassa - tijdelijke dipolen oriënteren zich in tegengestelde richting - zeer lage kook en smeltpunt - zeer zwak 12. dipoolkrachten Polaire moleculen bevatten positieve en negatieve polen (dipoolmolecule) - komen voor in polaire stoffen - polen ordenen zich - elektrostatische aantrekkingkracht tussen de polen en negatieve ladingen - redelijk sterke krachten - veroorzaken hoog kook en smeltpunt 13. waterstofbruggen - zeer sterke dipoolkracht - komt in moleculen met zeer elektronegatieve elementen (N/O/F) en waterstof (H). - komen voor in polaire stoffen - zeer groot effect op kookpunt en smeltpunt...


Similar Free PDFs