Ademhalingsstelsel deel 3 PDF

Title Ademhalingsstelsel deel 3
Author Ahlam El Jafoufi
Course TAB 1.1 Anatomie en fysiologie
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 10
File Size 681.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 36
Total Views 147

Summary

Ademhalingsstelsel deel 3...


Description

Ademhalingsstelsel deel 2 Fysiologie van de ademhaling De ademhaling: 4 stappen     

Longventilatie (externe respiratie) o Inspiratie expiratie Externe gaswisseling (externe respiratie) o Alveolen bloed (passieve diffusie) Gastransport (externe respiratie) o van O2 en CO2 (via bloedbaan) Interne gaswisseling (interne respiratie) o Cel bloed (passieve diffusie) Celademhaling o C6H12O6 + 6O2  6CO2 + 6H2O + energie

Processen van ademhaling  



Longventilatie o De lucht beweegt de ademhalingswegen in en uit: ademhaling Gaswisseling o Diffusie tussen  Alveoli en rondstromend bloed = externe respiratie  Bloed en interstitiële vloeistof = interne respiratie Gastransport o Beweging van zuurstof van de alveoli naar de cellen en koolstofdioxide van cellen naar de alveoli

1. Longventilatie Terminologie  



Ademhalingscyclus o Een enkele ademhaling bestaat uit een inademing en een uitademing Ademhalingssnelheid o Aantal cycli per minuut  Normale snelheid voor volwassenen 12 tot 18 keer per minuut  Normale snelheid voor kinderen 18 tot 20 keer per minuut Alveolaire ventilatie o Beweging van lucht in en uit de alveoli

Mechanisme    

Mechanisch proces  volumewijziging thoraxholte Inademing = inspiratie = thorax groter Uitademing = expiratie = thorax kleiner Betrokken spieren o Uitwendige tussenribspieren o Inwendige tussenribspieren o Diafragma o Buikspieren De richting van de luchtstroom wordt bepaald door de verhouding tussen de atmosferische druk en de druk in de ademhalingswegen. De lucht stroomt altijd van de hogere naar lagere druk.

1

Rustige versus geforceerde ademhaling  Rustige ademhaling o Middenrif (75% van longventilatie) en inwendige tussenribspieren (25% van longventilatie) o Uitademing is passief  Geforceerde ademhaling o Accessoire spieren zijn actief gedurende hele ademhaling o De uitademing is actief

Longvolume en longcapaciteit 

 



Longfunctie – parameters o Volumes waarmee longfunctie geëvalueerd wordt  Geslacht  Lichaamsbouw  Gewicht  Training Gemeten met een spirometer Vitale capaciteit o Ademvolume + expiratoir reservevolume + inspiratoir volume o VC = AC + ERV + IRV Residuvolume o Hoeveelheid lucht die zelfs na maximale uitademing in de longen achterblijf

2



Piekstroommeter o Bepaalt maximale snelheid van geforceerde uitademing o Snelle test ter opvolging van luchtwegenproblematiek

2. Gaswisseling Onderscheid 

Externe ademhaling o Diffusie van gassen tussen alveolaire lucht en capillair bloed in de longen door de alveolaire membraan heen  Interne ademhaling o Diffusie van gassen tussen het bloed en de interstitiële vloeistof door het capillaire endotheel heen Snelheid van gastransport is afhankelijk van  Partieel druk van gas  Diffusie doorheen membraan

Samenstelling ingeademde en uitgeademde lucht 

Atmosferische druk = 760 mmHg = PN2 + PO2 + PH2O + PCO2

Samenstelling alveolaire lucht  

Inademen: atmosferische lucht wordt ter hoogte van alveolen gemengd met lucht in residueel volume Uitademen: alveolaire lucht wordt gemengd met lucht in ‘dode ruimte’ van de longen

3

3. Gastransport Zuurstof (O2)  

Opgelost in plasma (1,5%) Gebonden aan hemoglobine (98,5%) o Tetrameer o 2x α-keten, 2x β-keten o Heem-molecule: porfyrinering met Fe-atoom o Hb (desoxyhemoglobine) + O2  HbO2 (oxyhemoglobine) Oxyhemoglobine dissociatiecurve  Hoe lager pO2 in weefsels, hoe meer O2 wordt afgegeven door oxyhemoglobine  Afgife wordt bevorderd door T↑ en pH↓  Kleine verandering in de PO2 van het plasma  grote verandering in hoeveel oxyhemoglobine

Koolstofdioxide (CO2)   



Opgelost in plasma 7% Gebonden aan hemoglobine (23%) o HbCO2: carbaminohemoglobine 70% wordt omgezet in H2CO3 in RBC o Gekatalyseerd door koolzuuranhydrase o Valt uiteen in H+ en HCO3o HCO3- naar plasma vanuit RBC Koolzuuranhydrase  enkel in RBC

overzicht

Verschil in partiele druk  O2 door resp. membraan  diffunderen naar capillair

O2 bindt aan Hb  oxyhemoglobine

4

Via RBC als oxyhemoglobine getransporteerd  uitgewisseld met weefsels

Omkeerbaar  afhankelijk van partieel druk O2

Transport van CO2 (afvalstof celademhaling)

CO2 wordt afgegeven

5

CO2 zal in de alveolen opgenomen worden

Regeling van de ademhaling Ademhalingscentra  

  

Normaal 16x/min in en uitademing, normaal AV Beïnvloeding: meestal o Ademhalingsfrequentie stijgt o Ademvolume stijgt Regeling vanuit ademhalingscentrum in het verlengde merg (hersenstam)  innervatie ademhalingsspieren (tussenrib en diafragma) Ademhalingsspieren = skeletspier Bij anesthesie: kunstmatige beademing

Regeling van de ademhaling  

‘Automatische’ ademhaling: periodieke impulsen vanuit ademcentrum naar ademhalingsspieren  contractie Mogelijks ‘willekeurig’ te beïnvloeden, maar controle is beperkt o Ademnood = apneu   stijging arteriële pCO2 (hypercapnie)   organisme wordt gedwongen te ademen o Hyperventilatie = overmatig ademen   daling arteriële pCO2 (hypocapnie)   hersenen in zuurstofnood   duizeligheid en bewustzijnsverlies   automatische controle neemt over

Reflectorische regeling van de ademhaling  



‘Onwillekeurige’ beïnvloeding van de automatische ademhaling door stimuli naar AC, afkomstig van Receptoren o Chemoreceptoren o Stretch en drukreceptoren o Pijnreceptoren o Temperatuurreceptoren Hogere hersencentra o Hogere hersenstructuren o Limbisch systeem

6

Mechanoreceptoren  Baroreceptoren en stretchreceptoren o Voelen druk respectievelijk rek in  Wanden bronchi en bronchioli: registratie uitzetting longen  Wand van grote bloedvaten: registratie bloeddruk  ‘reageren’ hierop o Inademhalingsreflex  Voorkomt dat longen tijdens geforceerde ademhaling teveel uitgerekt worden o Uitademhalingsreflex  Voorkomt dat longen tijdens geforceerde uitademing teveel ingeduwd worden  Hering-Breuerreflex  Voornamelijk van belang bij zware lichamelijke inspanning Chemoreceptoren  Chemoreceptoren = gespecialiseerde cellen in o De wand van arteriën (perifere chemoreceptoren)  met betrekking tot bloed  Aortaboog  Halsslagader o Het verlengde merg (centrale chemoreceptoren)  met betrekking tot CSV  ‘Voelen’ als het ware verschillen in o pO2 (normaal 100 mmHg)  enkel perifeer o pCO2 (normaal 40 mmHg)  perifeer en centraal o zuurtegraad (normaal 7,4)  perifeer en centraal  ‘Reageren’ hierop met als doel de homeostase te herstellen o Sturen signalen naar de ademcentra via zenuwbanen o Stimuleren diepte en snelheid van ademhaling Andere regulatoren

Klinische aantekeningen met betrekking tot het ademhalingsstelsel Hyperventilatie    

Te veel ademen Te veel CO2 ventileren pCO2 is te laag Oorzaken o Stress o Metabole acidose (diabeet) 7

o Hypoxie (astma-aanval) Gevolgen o Duizelig o Hartkloppingen o Buikpijn/ buikkrampen o Knikkende knieën: slap op he benen staan o Koude voeten o Koude handen o Ademnood o Verkramping van de spieren o Zweten onwerkelijk gevoel  Oplossing o Bewust rustig ademen o In zak ademen Oxyhemoglobine dissociatiecurve 

Bij gezonde persoon  Normaal o O2-saturatie maximaal (100%) o Geen invloed van extra ademvolume/ritme o CO2-saturatie breed variabel o Sterke invloed van extra ademvolume/ritme  Hyperventilatie o Extra verlies CO2-langs uitgeademde lucht o pCO2 daalt (hypocapnie) o Bohr-effect: verminderde afgife O2 ter hoogte van weefsels o pH stijgt (alkalose) o Tintelingen, duizeligheid, beklemmend gevoel

Chronisch obstructieve pulmonaire ziekten (COPD) 

Chronische bronchitis o Ontsteking van luchtwegvertakkingen o Vernauwde luchtwegen  Emfyseem o Vernietiging van alveolaire tussenschotten o Gevolg  Obstructief syndroom  Minder contactoppervlakte met lucht  Minder gasuitwisseling Symptomen  Kortademigheid (dyspnoe) 8

 Piepende uitademing (wheezing)  Zuurstofekort (hypoxemie)  Opstapeling CO2 (hypercapnie) Ofwel  chronisch verslechtering, ofwel  stabiel met opstoten Oorzaken  Chronische bronchitis o Roken: gifige stoffen in sigarettenrook o Luchtvervuiling: fijn stof o Besmetting: viraal/bacterieel, vaker infectie als luchtwegen reeds beschadigd zijn  Emfyseem o Erfelijke aanleg o Longbeschadiging door fijn stof o Andere???

Astma 

Aanvallen van bronchospasme o Kortademigheid (dyspnoe) o Piepende uitademing (wheezing) o Hoesten o Verdikking longweefsel o Verhoogde slijmproductie in luchtwegen  Zelden dodelijk  Wel sterk invaliderend  Jonge patiënten  Tussen aanvallen: normale longfunctie Oorzaken en behandeling  Aanvallen van bronchospasme door o Roken o Fysieke inspanning o Emoties o Infecties o Vervuiling o Fijn stof  Behandeling o Inhalatie van brochodilatoren

Longkanker  

Meest frequente tumorale doodsoorzaak Probleem o Kankergezwel ver gevorderd vooraleer problemen optreden  Kortademigheid  Hoesten  5-jaars overleving bij vroege detectie o Man: 30% o Vrouw: 50% Oorzaken  Drogere ingeademde lucht  Kankerverwekkende stoffen  Fijne deeltjes  Factoren die risico op longkanker verhogen o Roken  Vrouwen: 12x ten opzichte van niet roker 9

o o o o

 Mannen: 22x ten opzichte van niet roker Aantal sigaretten per dag Langdurig roken Na stoppen: longweefsel herstelt, risico daalt opnieuw 10 jaar na stoppen: slechts 10% meer kans op longkanker dan niet roker

10...


Similar Free PDFs