Europa - deel van cursus PDF

Title Europa - deel van cursus
Author Jolanthe Watermans
Course engels schriftelijk
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 33
File Size 344.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 98
Total Views 134

Summary

deel van cursus...


Description

I. -

Inleiding: taal als actor in Europa Taal is ondenkbaar. Staat niet op zichzelf, maar altijd een verwijsfunctie. Gaan altijd over iets, inhoudelijk verbonden met dingen die er rond afspelen. Taal is een belangrijk gegeven in de vorming van Europa. Link Taal-geschiedenisEuropa wordt onderzocht

Talen









Taal is een distinctief kenmerk in de cultuur: er wordt voortdurend gewerkt met tegengestelden (klinkers-medeklinkers, stemhebbend-stemloos, etc.) - Voorbeeld: gebruik tin de literatuur. Vb. NL en VL literatuur onderscheiden zich van andere - Ook politiek: vb. Fr tegenover die van andere. Vb. Organisatie in afhandeling van coronacrisis. Er is geen Europese behandeling, maar vele denken ‘de FR/B/NL manier is beter’ - Tegenstelling autochtonen (spreken lokale taal) vs. allochtoon (taal is niet perfect) - Staatsgrenzen zijn niet per definitie taalgrenzen, hoewel ze binnen een land wel een rol speelt (België als een goed vb) - Nationale identiteiten: vb. Spanjaarden zijn warmbloedig, Scandinaviërs zijn koudbloedig, etc.  We denken tekens in termen van distinctie Waar komt dit distinctief denken vandaan? - Oorsprong: Duitse filosoof Herder, einde 18e eeuw: verschillend zijn is typisch voor het menselijk bestaan. Maar mensen onderscheiden zich van dieren door taalvaardigheid en van andere mensen (volkeren, culturen) door taal die ze spreken. - Dit denkbeeld zal sterk beginnen groeien en vastgelegd worden, wordt iets universeel. Vb. Verenigde naties. Een natie = 1 cultuur. Indelen van mensen obv taal en ingeleiden (racisme als vb, wordt heel centraal gesteld in 19e en 20e eeuw). Dit leidt tot excessen, wanneer bevolkingsgroepen tegen elkaar worden opgejut - Twee vormen: vertikale en horizontale taalidentiteit - Vertikaal: iedereen heeft het recht om anders te zijn - Horizontaal: er zijn gemeenschappelijke kenmerken. Door het taalgebruik worden we tot eenzelfde gemeenschap gerekend Talen roepen sterke gevoelens op: o Nadruk op eigen taalidentiteit riekt naar onwelvoeglijk nationalisme o Andere talen worden ervaren als bedreiging van de eigen comfortzone o Meertaligheid vaal ervaren als kosmopolitische pedanterie en neerbuigendheid t.o.v. ‘gewone’ mensen => gevoel van vernedering, neerbuigend. Hangt ook samen met studieniveau. Mensen met hogere studies zullen hogere taal overnemen, dan mensen die lagere scholing hebben gekregen Als taal zo nadrukkelijk verbonden is met identiteit, wat is dan de Europese? o Er is geen ‘Europese taal’ => is er dan wel een Europese cultuur, identiteit, samenhorigheid? o Europese slogan: “Eenheid in verscheidenheid” => wat typisch is voor Europa, is precies het feit dat ze allemaal anders zijn. Wat ons Europees maakt, is dat er niks is dat ons Europees maakt. => grijp terug naar ideeën van Herder



Talen als ‘distinctief’ kenmerk, kunnen we echter niet meer wegdenken. Het zit in ons collectief geheugen, we moeten ermee leren leven. Onmogelijk om bv terug volledig Frans te gaan on België

Meertaligheid





 





Meertaligheid als realiteit? o Er verdwijnen veel talen. Er zijn pessimisten die zeggen dat tegen 2050 90 percent van de talen zal verdwenen zijn. Reinheich: een taal is een dialect met een leger en een vloot. Wordt officieel gemaakt in de vorm van een land. o Veel talen sterven uit:  ‘dode talen’, vb. Latijn en Grieks),  dominante talen rondom (vb. Naar Franstalig België verhuizen, alles wordt Frans)  de dialecten verdwijnen, omdat ze mobieler zijn en hun taal telkens aanpassen aan hun omgeving = erosie o Globalisering: opentrekken van de grenzen, is een bedreiging voor de natie-staat (staat waarbinnen één volk één land één cultuur leeft). Vb1. In Engeland spreekt 70 percent van de bevolking taal van het land, Vb2. Het gebruik van Engels in het hoger onderwijs. Staten en talen vallen grotendeels samen (zie kaart)  Onderscheid tussen moedertaal en nationale of schooltaal Vandaag is taligheid niet langer een prioriteit. Talenkennis wordt enkel vermeld in Youth on the move => is meertaligheid als officiële doelstelling misschien verdwenen? o Praktijk van meertaligheid kent heel wat dimensies, heel wat minnen en plussen. Boodschap: goede taalkennis is bevorderlijk voor economische ontwikkeling en groei In 2005 wordt het plan al wat bijgestuurd: op drie jaar tijd twee vreemde talen leren is onmogelijk, dus nieuw kader => geïnspireerd op realiteit o Er zijn een hele boel landen waar een heleboel taligheid wordt nagestreefd (uitz.: UK, Hongarije, Spanje en Frankrijk, waar veel mensen niks anders kent dan de lokale taal) o Vraag: moet meertaligheid echt opgegeven worden? Belangrijk om te onthouden: taalimperialisme (binnen E.U.). Grote talen trekken laken naar zich toe (binnen Eu bv zijn de werktalen Eng, Fr, Duits, Italiaans en Spaans) o Overgrote gedeelte van de Eur beslissingen verlopen in het Engels, terwijl enig Engelstalig land in de EU Malta is. Als je de meest dominante taal wilt spreken, zouden alle onderhandelingen in het Duits moeten verlopen Meertaligheid is een realiteit! o Maar ontwikkelde zich niet volgens schema Europa (2002) o Is niet formeel, is ongecontroleerd: duikt overal op, in reclame/affiches/menu’s/etc., hetgeen afwijst van standaardtaal o Men denkt in termen van officiële talen van de lidstaten. In praktijk is er geen tegenstelling tussen nationale talen (Fr, Eng, Duits, Nederlands), maar wel tussen officiële en niet-officiële talen (hoewel wel gebruikt door mensen, alle andere talen die niet officieel erkend zijn in de regio) Vb. Nederlands is geen officiële taal Meertaligheid wordt dus een soort mengvorm



o Meertaligheid in de praktijk: steeds meer in bedrijven  Ondernemingen  Onderzoek en onderwijs (wordt steeds vaker in het Engels onderwezen). Vb. In Nederland zijn de masters allemaal overgeschakeld naar Engels als voertaal. Maar in praktijk, als er geen anderstalige is, wordt er in het Nederlands gedoceerd = passe-partout taal die door iedereen wordt gesproken  Internationale organisaties.  Sport, cultuur, etc. Vb. Wielrenners: opmerkelijk hoe snel die wielrenners andere talen oppikken (ook al nooit gestudeerd) Dit zorgt voor uitdagingen. Maar de vraag is: hoe moet je meertaligheid bevorderen en aanleren? Vb. Meertalig onderwijs? Maar gemiddelde taalkennis bij 18-jarigen is pak lager dan enkele jaren geleden. Moeten we dan kijken naar de communicatievaardigheden? In staat zijn om, afhankelijk van de context waarin je zit, in gepaste context te kunnen communiceren. Vb. Als iemand de weg niet goed kent, welke taal dan hanteren? Ook veel valputten: vb. Gebruik van Engels in E.U. Voor de Britten was handelen heel eenvoudig. Konden, omdat ze de taal beter beheersten, beter onderhandelingsposities afdwingen. o Ook binnen één taal zit er heel wat speelruimte. Verschil tussen standaard en dialectisch (vb. ‘Tussentaal’). We gaan uit van een ‘creatieve’ manier van taalgebruik o Nadruk op interculturele communicatie. Hebben we begrepen wat moeilijk is voor de tegenpartij? Dit sluit sterk aan bij begrippen als ‘culturele diplomatie’ (aandacht voor de gevoeligheden die bij de anderen liggen, “je tegenstanders ‘opvrijen’”) o Verwerven van interculturele vaardigheden? Is moeilijk, er zijn altijd taal en cultuurverschillen, verschillende individuele noden. Vb. Mensen uit andere generatie (ook andere modus vivendi geven), hebben ander taalgebruik, kan heel individueel zijn. o Taallessen geven, aandacht voor interculturele competenties, heel individueel lesgeven. Je voelt het probleem: wie gaat dat betalen? => Taalverwerving doe je niet enkel in de klas, maar is niet iets dat je helemaal onder de knie krijgt. Talen zijn een levenslange opdracht, waar je elke dag nieuwe dingen van leert. Itt andere vaardigheden, kan je nooit zeggen “nu kan ik het allemaal” o Taalpolitiek binnen het (hoger) onderwijs: nationale taal of English globish?: itt Luxemburg zitten we met taalgemeenschappen, maar in Luxemburg bv gaat men in de kleuterschool praten in het Luxembourgisch (plaatselijke taal). Ook als je er gaat werken, wordt er verwacht dat je de plaatselijke taal leert (zoals hier in België). Vanaf het middelbaar onderwijs wordt alles er in het Frans gegeven. Bij ons niet het geval: optie voor nationale taal, kan samenhangen met lange traditie of geschiedenis. Vb; nederlands was bij ons pas vanaf ’32 mogelijk (voorheen les in het Frans). In ’68 ruzies, leidde zelfs tot val van de regering (Vlaamstalige en Franstalige universiteit). Verklaart ook waarom Vl regering niet happig is om veel onderwijs in andere taal dan in het Nederlands in te voeren. Vb. heel wat docenten die Engels kunnen, maar ook heel wat proffen die dat niet kunnen. o Als we effectieve meertaligheid niet kunnen realiseren, zijn er dan alternatieven? Als we vaststellen dat ‘meertaligheid’ in de realiteit afspeelt, kunnen we dan een

andere manier verzinnen om communicatie tussen verschillende taalgroepen te gaan bevorderen? Vertaling

 

Niet de zoektocht naar een gemeenschappelijke taal, maar naar soort (tussen-)taal Uitgelegd met het bijbelverhaal o Bijbelverhaal toren van Babel: men had in Babylon de ambitie om een toren te bouwen tot in de hemel (vinger naar God), de allerhoogste van de wereld (om zich te meten aan God’s almacht). Om de hoogmoed van de mensheid te voorkomen, heeft God de talen uitgevonden, om de bouw ervan te saboteren => Babylonische spraakverwarring. Heeft mensen doen geloven dat er ooit één gemeenschappelijke taal was (de taal van Adam) en dat deze door de hoogmoed van de mens afgenomen is o Renaissance (15e eeuw, grote economische contacten): beginnen inzien dat talen nodig zijn om handel te kunnen doen. Wat was nu die oorspronkelijke taal?  Hebreeuws? = taal van het Oude testament  Keltisch, Toscaans, Nederlands, Zweeds, Duits, etc. => taal naar voren schuiven waarmee je een competitief voordeel zou hebben. Vb. Britten spreken altijd in hun moedertaal, eigen belang, chauvinisme.  De zoektocht naar die taal werd voor een deel beïnvloed door de religieuze oorlogen (16e-17e eeuw). Noord-Nederlands zal door protestanten gesproken worden, en dus niet aanvaard door katholieken. De gebeurtenissen waarin deze discussies ontstaan, bepalen de discussie zelf. Tot men in de loop van de 17e eeuw tot de schokkende ontdekking komt dat er nooit zoiets bestaan heeft als één gemeenschappelijke taal, maar polygenese = op hetzelfde moment zijn er een hele boel verschillende soorten talen ontstaan, waartussen weinig linguïstische affiniteit is. Dus heel de zoektocht naar oorspr taal komt op losse schroeven te staan o Vraagverschuiving (17e eeuw): kunnen we een soort universele taal/eenheidstaal voor iedereen creëren? => linguistisch/technische problemen: wat heb je daarvoor nodig?  Verhogen van efficiëntie: moet dienen om de handelscommunicatie te gaan verbeteren  Verspreiden van (wetenschappelijke en technologische) kennis: circulatie van kennis van ene plak op de wereld naar de andere  Wat zijn dan de criteria? Eén van de grote problemen is dubbelzinnigheid. Eén woord bevat meerdere betekenissen. Dus streven naar één-op-één relatie met de werkelijkheid: tafel is een tafel; ondubbelzinnigheid (het vermeiden van metaforen of beeldspraak); bovendien moet een universele taal duurzaam zijn (in de betekenis van: taal moet in staat zijn om voor nieuwe verschijnselen woordenschat te ontwikkelen). Het is niet zo dat je op voorhand een vast aantal woorden moet hebben om deze taal te creëren  Moet onafhankelijk zijn van een natuurlijke taal. Vb. Niet op basis van het Engels, want dan geef je de Engelstaligen weer een groot voordeel

Probleem: beperkingen van encyclopedische categorieën, er kunnen ook heel nieuwe wendingen bij ontstaan. Als je op voorhand alles vastlegt, bots je op probleem van openheid.  Creëren van zo’n universele taal is dus heel problematisch en energieslovend, veel pogingen tot gedaan, zonder succes (vb. Taal van cijfers)  Oplossing: creatie van tussentalen obv talen die mogelijkheid geven van openheid + basisprincipes, en uitzonderingen (vreemde mv en zo) gaan worden weggewerkt. o Vb; Esperanto: heel eenvoudige mv, geen uitzonderingen op de ww, etc. o Globish English: vooral in grote bedrijven, zoals Caterpillar, waar men woordenboek/grammatica gemaakt heeft van een heel technisch Engels, hoe je bepaalde zaken moet herstellen (soort computerjargon, die iedereen in de technische wereld kan gebruiken, maar heel beperkt tot die wereld); cf. Taal in de wereld: waarde van taal. Problemen: Als je voor Globish gaat, erken je echter de hegemonie van de Engelstaligen (obj vs opgelegde keuze) + wie controleert de kennis? Alleen al het feit dat je Engels gaat gebruiken, maar het toegankelijk voor mensen die er minder goede bedoelingen mee hebben. Andere vraag: hoe duurzaam is het (opnieuw: nuances) o In de praktijk wordt er gekozen voor beperkt aantal talen, zoals werktalen. Tot aan de WO verliepen alle diplomatieke contacten in het Frans (Fr heeft lang geprobeerd om het Frans overeind te houden als diplomatieke taal). Als je gaat werken met werktalen, ga je ervan uit dat iedereen al die talen kent en dat alles wat geproduceerd wordt door zo’n internationale organisatie beschikbaar gesteld gaat worden voor die werktalen. 



Vertaling in Europa: is een wereldwijd fenomeen. Voornamelijk binnen Europa (Eenheid in verscheidenheid), wordt gekenmerkt door verscheidenheid aan talen. Eur kan geen enkele taal naar voren schuiven als ‘Eur taal’, en moet dus beroep doen op vertaaldiensten o Eu vertaaldiensten: de grootste ter wereld, plek van veel technologische nieuwlichterij. Vb. Machine vertaling, automatische vertaling. Ook parallelle organisatie: vertalingen tussen alle talen. Het is een zeer duur iets, maar je weet dat het belangrijk is, verantwoorde prijs o Decentralisatie van vertaling: moet niet centraal georganiseerd worden. Men kan overal ter wereld vertaaldiensten aanbieden. In Brussel en in Luxemburg o (Ver)taalindustrie  juridische terminologie en dergelijke  google translate en zo: er wordt al eens schamper gedaan over kwaliteit van online vertalingen. Men gaat gigantische hoeveelheden teksten constant met elkaar vergelijken (= vertaalgeheugen, net zoals wij dit al doende leren); computers hebben zoveel materiaal en capaciteit, dat veel vertalingen alsmaar meer betrouwbaar zijn. Metaforen en dubbelzinnigheden kunnen praktisch zonder vertaler gedaan worden. Vertaler is praktisch enkel de persoon die postproductie doet (fouten van machine), maar machine vertaalt niet per definitie minder goed dan mens





I. 

Profiteren van de inzichten verworven tijdens zoektocht van universele taal  gebaseerd op taalkundige inzichten, omgezet in computeralgoritmes  grootste probleem: feit dat woorden of uitdrukkingen meerdere betekenissen kunnen hebben (= polysemie); Obv context kan een computer wel beslissen wat er bedoeld wordt, maar als context niet helemaal duidelijk is, kunnen er altijd misverstanden ontstaan eigenlijk zou je vertaling niet alleen kunnen zien als het feit dat iets van de ene naar de andere taal wordt overgezet, maar ook als een vorm van interculturele communicatie  Umberto Eco (Italiaans semioloog): heeft veel geschreven over het ontstaan van talen, zoektocht naar universele talen. Focust niet zozeer op de precisie van de vertaling (zoals in vertaalopleiding), maar ziet het eerder als het tussenstadium tussen twee communicatoren, waarbij de gesprekspartners een andere taal spreken en er tussen het beiden een communicatie moet ontstaan. Je gaat op zoek naar een soort gemeenschappelijke taal, belangrijkste is dat de boodschap overkomt. = belangrijkste van talen/vertaling: dat mensen met elkaar kunnen communiceren (= eerder filosofische overweging; Het is al belangrijk dat er comm op gang komt. Het finetunen komt later wel)  Balibar: heeft denken van Eco voor een stuk beïnvloed => taal van Europa is geen ‘code’ (formele taal), maar mix van codes die aan verandering onderhevig is. Het is vertaling. Het is niet één taal (het Fins, het Zweeds), maar de oefening om de sprekers van die taal met elkaar te laten communiceren en het omzetten van het ene woord naar het andere. Vergt een soort denkkader. De vertaling zelf, het omzetten van de betekenis, het omzetten van codes is vertaling. Maw: Europa heeft niet één taal, maar de taalvertaling (het voortduren op zoek gaan) is taal op zich, een talig proces en is taal van Europa. Het spel van je hoofd, om te gaan spelen met taal, denken in verschillende talen op hetzelfde moment is vertaling als interculturele competentie => de language of Europe is vertaling

Nationaal denken in Europa Terugblik naar vorig hoofdstuk: eenheid en verscheidenheid? o Is een holle slogan. We zeggen: wat ons verbindt, is het feit dat we allemaal verschillend zijn. Via differenties tussen mensen, maak je onderscheid tussen mensen en herken je hen o Diversiteit t.o.v. differentie. Alles wordt gedefiniëerd door tegenstellingen; multiculturalisme t.ov. culturele identiteit (hoofddoek, gekleurd haar, andere





huidskleur, ect.) => problematiek = benadrukken van tegenstellingen. Dingen categoriseren in je hoofd, is de manier waarop onze hersenen voorgeprogrammeerd zijn (ook hoe computers werken) o Classificaties, onderscheidende kmn (distinctive features) zitten voorgeprogrammeerd in ons denken en handelen o Van zodra er een tegenstelling geformuleerd is (nieuw), kan het nooit meer weggedacht worden! Vb. Raciaal denken 19e eeuw heeft tot excessen geleid, maar je kan denken in tegenstellingen (zelfs als wil je dit) niet meer wegdenken o Geschiedenis van het nationale denken (= dit hoofdstuk) Kaart E.U.: grenzen van de landen vandaag (UK staat ernog op, maar moet eigenlijk weg) vgl met einde van Bourgondische tijd: allemaal kleurtjes, koninkrijken => grenzen die we toen kenden, waren anders dan ze nu zijn => behoorde samen tot het Bourgondische rijk Grenzen wijzen ook op tegenstellingen tussen ene en andere gebied.

Vroegste Tradities



In de middeleeuwen draaiden de tegenstellingen niet rond taal o Geen ‘landen’, elk stuk grondgebied was eigendom van een vorst. Diegenen die erop woonden, werden beheerst, net zoals in een bedrijf. => “Vorstendom”, doorgegeven van vader op zoon. De relatie tussen landen werden bepaald door dynastieke relaties o Heel opvallend: idee dat binnen eigen gebied alles goed was, maar gebied dat niet tot het mijne behoort, daar gaat alles slecht. Orde en beschaving vs. Het wilde en de chaos daarbuiten



Renaissance: verder uitgediept, genuanceerd o Gekenmerkt door de herontdekking van de klassieke oudheid (teksten). Men gaat bepaalde principes gaan recupereren. o Typisch, vooral in Romeinse traditie: binnen de eigen geordende staat, daar heerste veel corruptie, dat een soort primitivisme dat niet in het eigen vorstendom heerste. Juist dat primitief zijn heeft iets democratisch en edels. Men begint oog te hebben voor corruptie in het eigen ordelijk syteem, dat contrasteert met een soort zuiver en democratisch. Obv dit soort tegenstellingen, zal Vb. Zwitserse confederatie (confederatio Helvetca): gebieden die onafh verwerven tov omliggende vorstendommen, zullen land vormen als een soort democratisch bestel dat tot op vandaag bestaat. Vb. Overwinningen tegen Bourgondiërs (die hun oog had laten vallen op Zwitserse kantons, gaan meewerken in zwitserse bondgenootschap). Zwitserland is tot op vandaag een pol buitenbeentje in Europa o Ontstaan van klassieke republiek:  ME: vorstendom, dynastie aan het hoofd. Nu heb je republiek. Vb. Republiek van de Zeventien Verenigde Nederlanden (belgica federata) na oorlog: worden gesplitst en zeven noordelijke nederlanden worden één republiek (onder de naam Belgica federata) = modelvoorbeeld van klassieke Romeinse republiek



o Je ziet ook andere tradities opduiken  Vb. Einde van de godsdienstoorlogen (80-jarige oorlog, 1648): bij vrede van westfalen zal de regel zo geformuleerd worden dat de vorst bepaalt welke religie zijn onderdanen moeten hebben o Tegenstellingen, zoals we die aan...


Similar Free PDFs