Examen vragen Bouwmaterialen 2019-2020 PDF

Title Examen vragen Bouwmaterialen 2019-2020
Course Bouwmaterialen
Institution LUCA School of Arts
Pages 21
File Size 1 MB
File Type PDF
Total Downloads 65
Total Views 139

Summary

Download Examen vragen Bouwmaterialen 2019-2020 PDF


Description

HOOFDSTUK HOUT: 1) Beschrijf volgende onderdelen van een boom: - Schors: o Is de afgestorven en verkurkte droge laag aan de buitenste laag van de stam o De schors beschermd de boom tegen invloed van buitenaf - Bast: o Dunne weefsel laag dat voedingstoffen van de bladeren naar het cambium transporteert. - Cambium: o Deze laag wordt ook wel teeltlaag genoemd. o Vorming van hout cellen door de uit de bast aangevoerde stoffen o Hier wordt de stam of de tak dikker en komt er elk jaar een laagje (een helft donker (winter), half licht(zomer)) bij. o Heeft 2 functies  Het zorgt voor vorming van bastweefsel naar buiten toe  Het zorgt voor houtweefsel naar binnen toe - Spinthout: o Afgezette houtweefsel door cambium = spint o Het hout spint heeft 2 functies:  Transporteren van water uit wortelgedeelte (verticale) omhoog  Samen met het kernhout sterkte aan de boom te geven - Kernhout: o Het meest centraal gelegen houtgedeelte in de stam o Donkerder het spinthout o Wanneer nieuw spint gevormd word, gaat het oude spint over in kernhout = sappen verdwijnen en maken plaats voor lucht 2) Waarom kiezen voor hout? Gezond: Hout is poreus, dit zorgt voor een aangenaam binnenklimaat. (hout reguleert dus de luchtvochtigheid in en ruimte) Hygiënisch: Bacteriën hebben veel minder overlevingskansen op hout. Isolerend: het hout moet droog zijn zodat het water vervangen is door lucht en dus kan isoleren. Brandveilig: Hout beschermt zichzelf, en is dus brandveilig. Als het verbrandt, vormt zich hout koollaag aan de oppervlakte. Veiligheid: Hout zal eerst kraken voor het instort, je wordt dus verwittigt dat je het gebouw moet verlaten

een

Wat is kwartiershout en wat zijn de voordelen van kwartiers gezaagd hout? - Kwartierse planken krimpen voornamelijk in de dikte. Daarom is kwartiers hout, technisch het beste. Het vormt het minst (trekt niet snel krom).

3) Wat is schaven, frezen, schuren van hout? - Schaven o Dit is een bepaalde dikte hout van het hout halen (voornamelijk om de dikte ervan aan te passen) Daarmee kan ruw hout glad gemaakt worden, of kunnen verweerde of geverfde lagen weggehaald worden. -

-

Vlakbank

Vandiktebank

Frezen o Frezen is een verspanende (dmv een bijtel) bewerking waarbij met gebruik van een roterende frees, materiaal wordt verwijderd Schuren

1

o

Schijf- of bandschuurmachines maken het oppervlak volkomen glad opdat zaag-en schaaftekens verdwijnen.

4) Wat is vochtgehalte, vezelverzadigingspunt, relatieve vochtigheid en evenwichtsvochtgehalte van hout? - Vochtgehalte +- 18% o Is één van de grootste invloeden op de eigenschappen van hout. o

Massa van het vocht massa drogehout

In hout onderscheiden we 2 soorten vocht  vrij vocht (zit buiten de celwanden en in de holten in en tussen de cellen)  vezelgebonden vocht (zit in de celwanden) vezelverzadigingspunt o Wanneer celwanden verzadigd zijn = Imbitiegrens, deze wordt uitgedrukt in procent. Gemiddeld is dit 30 % (naaldH 28-30, loofH 25-32) Relatieve vochtigheid o Verhouding tussen: Aanwezige hoeveelheid waterdamp/max. hoev waterdamp in de lucht bij een bep. temp. Evenwichtsvochtgehalte o Is vochtgehalte van het droge hout . (in een ruimte met een bepaalde relatieve vochtigheid). RV = groot -> meer vocht in het hout dus  zet uit (omgekeerd = krimp) o

-

-

5) Wat is imbitiegrens? En wat is het belang van die grens? - Imbitiegrens: o Boven de imbitiegrens heeft vocht geen invloed op de sterkte en het zwel/krimpgedrag want dan zijn de celwanden verzadigd van water. Tot aan de imbitiegrens is vermindering van het volume zeer duidelijk. De mechanische eigenschappen van het hout wijzigen niet, er is geen krimp. 6) Bespreek de sterkte eigenschappen van hout o Treksterkte: 30-140N/mm² De mate waarin een houtsoort treksterktes verdraagt is sterk afhankelijk van de vezelrichting van het hout. De treksterkte langs de vezelrichting is ruwweg 40 keer groter dan de treksterkte loodrecht op de vezelrichting. o Druksterkte: 20-75N/mm² Indien een houtsoort druksterktes te verduren krijgt, zijn verschillende waarnemingen te doen die weer afhankelijk zijn van de vezelrichting. Men onderscheidt bij uitkomsten voor druksterktes drie verschillende richtingen en vlakken in het hout die van belang zijn: de axiale richting, het radiaal vlak en het tangentiaal vlak. o Hout buigt, scheurt en kraakt bij over gewicht en vervolgens stort het in. (je wordt dus gewaarschuwd in geval van gevaar) o Globaal gesproken wordt hout dus 3 tot 7 keer te “sterk” uitgerekend…wat een zeer grote veiligheid is… (omdat de sterkte van het vocht… afhangt) 6) Geef de invloed op de mechanische eigenschappen mbt vochtgehalte van hout. De afstanden tussen de celluloseketens bij nat hout groter zijn dan die van droog hout en bijgevolg de sterkte van het hout zal afnemen. Bij drogen van hout worden de afstanden tussen de celluloseketens kleiner en hout wordt “sterker” 7) Vertel iets over de volgende eigenschappen van hout: uitzetting – warmtegeleiding – akoestiek – brandgeleiding - Uitzetting van hout Hout maakt een tegenstrijdige beweging bij opwarming, het zet uit door de opwarming zelf, maar het krimpt dan weer door het vochtverlies…(merk het verschil tussen tangentiale en radiale richtingen) Echter de krimp haalt de bovenhand bij opwarming… - Warmtegeleiding o Hout is in het algemeen een goede isolator o Loodrecht op de vezelrichting isoleert hout echter 2 keer zo goed dan in de langsrichting …(bij een vochtpercentage van 10 tot 15%) - Hout akoestisch o Hout isoleert 1.5 tot 5 keer beter evenwijdig met de vezelrichting dan loodrecht op de vezelrichting - Brandgeleiding o Moeilijk ontvlambaar maken doormiddel van schuimlaagvormers, dit is een middel dat bij brand opzwelt tot een brandwerende laag van enkele cm dikte

2

o

In water oplosbare beschermingsmiddelen (door impregnatie aangebracht)

8) Beschrijf enkele aantastingen / ziekten van hout - Kwasten: o een tak veroorzaakt altijd een verstoring in het weefsel van de stam. In productiebossen wordt het groeiproces dusdanig geleid dat de stam zo lang mogelijk takvrij is. - Scheuren: o Ontstaan door slechte aanhechting tussen verschillende jaarringen (rinkelscheuren) o Scheuren over ganse cirkelomtrek tussen jaarringen (ringscheuren) o Radiale scheuren (hartscheuren) - Plantaardige aantasting: o Schimmels die hun voedsel halen uit het hart, de celwand of de celinhoud. - Er zijn schimmels die het hout vernielen, en schimmels die het hout enkel verkleuren. o Bruinrot = Het hout wordt bruin, schrompelt bij drogen sterk in en vertoont voor bruinrot karakteristieke dwars- en lengtescheuren waardoor het hout in blokjes uiteenvalt, die met de hand gemakkelijk tot poeder zijn fijn te wrijven. o Witrot= Het hout bleekt sterk op en krijgt een draderige structuur. Vaak blijft het hout ook lang vochtig en behoudt zijn structuur. 9) Wat is curatieve behandeling van hout? - Curatieve behandeling van hout bestaat erin, bij reeds aangetaste hout delen de aantasters te doden. Meestal door inbrengen van giftige stoffen waardoor de duurzaamheid blijvend verhoogt wordt. - Sommige insecten worden gedood door temperatuursverhoging of door vergassing - In deze gevallen wordt de duurzaamheid niet gewijzigd, zodat normaal een op zijn minst oppervlakkige, preventieve behandeling moet volgen 10) wat is triplex, laminaten, meubelplaten, vezelplaten, spaanderplaten, houtwolcementplaten, osb, mdf, gelamineerde hout? - Triplex o Plaatmateriaal opgebouwd uit 3 of meer lagen op elkaar gelijmd fineer, waarbij de vezelrichtingen van elk laag loodrecht staat op die van de voorgaande. o Triplex kan 3 lagen van dezelfde dikte hebben of met een dikkere kern - Laminaten o Melamine is een kleurloze, doorzichtige, alkalische stof die behoort tot de familie van de organische, gemende, samengestelde stoffen o Melaminefolie is een met melaminehars geïmpregneerd folie, houtfineer wordt met melaminehars geïmpregneerd, waardoor het een mat effect oplevert o De melamine structuur biedt een harde, sterke toplaag, ideaal voor intensief gebruikte oppervlakken - Meubelplaten o Is de verzamelnaam voor tri- of multiplex met een dikkere kern bestaand uit naast elkaar gelijmd latten o De richting van de latten moet haaks zijn op de vezelrichting van de platen - Vezelplaten o Deze platen worden hoofdzakelijk vervaardigd uit houtafval, gehakt, verpulverd en tot vezels fijn gewreven hout o Deze houtpulp wordt vermengd met kunstharslijm eventueel met toevoeging van een kleurstof of houtverduurzamingsproct, en wordt dan uitgeperst tot een plaat - Spaanderplaten o Spaanplaten worden gemaakt van de afval van schaaf- en freesmachine of speciaal afgeschaft. - Houtwolcementplaten o Dit zijn platen waarbij de houtdeeltjes met anorganische bindmiddel zoals cement of gips gebonden zijn o Als grondstof gebruikt men meestal speciaal vervaardigd houtkrullen, spaanders, zaagsel, … o De platen hebben een ruwoppervlak, gering gewicht, goede therm - OSB

3

o

-

Osb-platen zijn vervaardigd uit houten grote rechthoekige spanen, die onderling kruisgewijze verbonden worden door een speciale lijm, zodat een stijf en stevige paneel wordt bekomen, dat zowel voor binnen- als voor constructietoepassingen kan gebruikt worden.

MDF o

MDF bestaat uit houtvezels van naaldhout, gebonden met een kunsthars en samengedrukt wordt. - Gelamineerd hout o Houten constructie-elementen zoals balken, spanten,… opgebouwd uit planken of lamellen in naaldhout die onder persdruk zijn verlijmd 11) Herkennen van 7 stalen: beukenhout, eikenhout, afzelia, dennenhout, Red Dark meranti, teak, oregon pine

4

HOOFDSTUK NATUURSTEEN : 1) Geef schematisch het overzicht van de stollingsgesteenten, metamorfe gesteenten en sedimentgesteenten

2) Bespreek de 3 soorten stollingsgesteenten en geef telkens een voorbeeld - Dieptegesteenten: Op zeer GROTE diepte ontstaan en zeer langzaam afgekoeld. Soms grote kristallen die een structuur (kristallijn) geeft Vb: granieten - Ganggesteenten: Op MINDER grote diepte (gang) ontstaan en iets sneller afgekoeld. Soms fijnere kristallen die een structuur ( fijn kristallijn) geeft vb: porfieren - Uitvloeiingsgesteenten: Boven de aardoppervlakte ontstaan en erg snel afgekoeld. Geen kristallen! En glasachtige structuur en soms door gassen poreus.( = basaltlava) Vb: basalt 3) Geef 3 soorten sedimentgesteenten en geef telkens een voorbeeld Klastische sedimenten: de groep zandsteen Chemische sedimenten: de groep gipssteen en kalksteen Organische sedimenten: steenkool en kalksteen (Belgische blauwe hardsteen) 4) Hoe gaat men natuursteen ontginnen ? Ontginning van natuursteen gebeurt in steengroeven in bergachtige streken. Doel = transportabele stukken te krijgen, soorten: - Breuksteen (onregelmatige vorm voor ruwe toepassingen vb stortsteen water) - Gehouwen steen dat een regelmatige vorm heeft (metselwerk natuursteen) - ontginnen = losmaken v d steen uit de bergen: o met explosieven gebruikt bij kalksteensoorten.(niet bruikbaar bij duurdere steensoorten) o Splijten met stalen wiggen (in voorgeboorde of voorgehakte gaten) of ook in natuurlijk gevormde spleten

5

o o

Door zagen met een staaldraad onder machinale toevoeging van slijpmiddelen (zoals scherp zand en water) Door het loswrikken van zuilen in open groeven (basaltzuilen)

5) Hoe bepaalt men oppervlaktehardheid. De oppervlaktehardheid wordt bepaald volgens de schaal van Mohs (10 mineralen met bekende hardheid, elk materiaal krast voorgaande maar de volgende niet) talk-gips-kalkspaat-vloeispaat-apatiet-veldspaat-kwarts-topaas-korund-diamant 6) Beschrijf kort het verschil tussen : (Graniet, porfier, basalt) (zandstenen, kalkstenen) Graniet: Meest voorkomend stollingsgesteente met een grove kristalstruktuur, hard, ongelaagd, gemengd kristallijn. Bestaat uit Kwartskristallen (hardheid), Veldspaat (kleur), Glimmer of mica (schilferig, weinig duurzaam). Porfier: Europees stollingsgesteente (ook België) met grote en kleine kristallen, hard, kiezelachtig, grijsachtig-gestippeld. Basalt: Zeer hard, bijna onbewerkbaar stollingsgesteente, donkergrijs tot blauw zwart van kleur, komt voor in zeshoekige zuilen . Zandgesteenten: Zandsteen werd gevormd uit zand, na vermenging met bindmiddelen zoals leem, kiezelzuur of kalk en onder invloed van de druk van de hoger gelegen lagen. De verschillende soorten kleuren zijn te danken aan de verschillende bindmiddelen. De oppervlakte bewerking maakt het uitzicht van de steen donkerder maar beschermt hem tegen verdere verwering. Kalkgesteenten: Samengesteld uit metaalzouten (kleur) en CaCO3 (wit), gelaagd, fijnkorrelig. In de onderste lagen compacte kalksteen (grotere druk, donkerder van kleur), hogere lagen : klaardere kalksteen met minder samengedrukte textuur. 7) Beschrijf alle geziene afwerkingen van natuursteen. Effen Afwerkingen: - Gezaagd - Geslepen geschuurd - Gezoet - Gepolijst Fijne afwerkingen: - Ijsbloem - Manuele oude frijnslag - Mechanische oude frijnslag - Manueel gefrijnd - Mechanish gefrijnd - Gebikt - Manueel gehamerd of geboucheerd - Mechanisch gehamerd of geboucheerd Ruwe afwerkingen: - Gepiketteerd - Manueel geribd - Sclypé - Gezandstraald - Gegradeerd - Gevlamd - Gekloofd Ander afwerkingen: - Polymeriseren - Scheikundig behandelen - Kunstmatig verouderde oppervlakken 8) Herkennen van stalen in groepen: (Graniet, porfier, basalt) (zandstenen, kalkstenen kleisteen) (marmer, leisteen,kwartsiet)

6

HOOFDSTUK BAKSTEEN: 1) Wat is klei? En hoe ontstaat het? Wat zijn de bestanddelen? - Klei is een metamorf gesteente, o Het is een mengsel van (bestanddelen):  Fijn zand  Kleimineralen  IJzer  Kalk  Enkele andere verbindingen -

Klei ontstaat door verwering van natuursteen.  Mechanische verwering doordat de verschillende mineralen in natuursteen bij temperatuursverandering geen gelijke krimp vertonen.  Scheurtjes in de steen, nemen water op en bevriezen, steen zet uit, brokkelt af  In de lucht aanwezige (zure) gassen kunnen natuursteen chemisch aantasten. Veldspaten en glimmers kunnen hierbij omgezet worden naar kleideeltjes

2) Bespreek aangaande de temperatuur men verschillende baksteen soorten heeft. Handvormbaksteen: 1180 graden Machinale handvormbaksteen: 1050 graden Machinale strengpers baksteen: 1165 graden 3) Bespreek kort gedrag + eigenschappen + bakken + drogen van klei. - Gedrag: o Vast mengsel: bevat weinig of geen water, niet vervormbaar Plastisch mengsel: (20 tot 30% water) vervormbaar zonder scheuren Vloeibaar mengsel: >50% water - Eigenschappen: o klei zet uit onder toevoeging van water o klei krimpt sterk bij uitdroging (= sterke samenhang van de kleideeltjes) o klei wordt “steenachtig” bij bakken - Drogen van klei o Bij drogen verdwijnt het water en krimpt de klei met +/- 6%. Als de verdampsnelheid te groot is ontstaan er krimpscheuren. - Bakken van klei o Klei wordt steenachtig en is niet meer plastisch te krijgen met behulp van water. Naarmate T↗ in de oven verandert de kleur, hardheid en de dichtheid van het product. Hoe hoger de T, hoe hoger de graad van doorbakkenheid.

7

4) Op welke verschillende manieren kan je een baksteen vormen? - Met de hand: brok klei in een vorm wordt “geworpen”, door de kracht ontstaat een “vormling” die wordt afgestreken. De vormling wordt terug uit de vorm genomen en de 5 (niet afgestreken zijden) worden met zand bestrooid. - Met de vormbakmachine: strakker van vorm dan de handvorm. Ook hier worden de 5 (niet afgestreken zijden) worden met zand bestrooid. - Met de strengpers:  Klei dmv een schroef in een opening geperst (die opening heeft het profiel van de gewenstesteen)  Vlak na de opening wordt de steen afgesneden op het gewenste formaat (met een staaldraad).  Bezanding van 1 lange zijde en 2 koppen is mogelijk door een zandblaaseenheid achter de strengpersmond te plaatsen. De strengpers kan perfect gebruikt worden voor het maken van “holle” bakstenen , buizen en sommige types van dakpannen te vervaardigen. Maar ook volle strengpersstenen bestaan. - Met de stempelpers: gebruikt voor zeer harde stenen te krijgen, de stenen krijgen een “napersing” mee…(vb gebruikt voor vuurvaste stenen) 5) Bespreek de verschillende soorten ovens. Ringoven: verplaatsende vuurhaard = een in vakken verdeelde ovale gemetselde ruimte, deze vakken zijn van elkaar gescheiden door papierschotten die “doorbranden” als in de volgende kamers wordt gestookt. Vlamoven: verplaatsende vuurhaard = zelfde principe als voorgaande oven maar deze keer met gemetselde muren met “trekgaten” Tunneloven: vaststaande vuurhaard = langgerekte oven waar de steen met wagentjes wordt in en uit gereden. 6) Bespreek: baksteen als kompromismateriaal. Voor elke eigenschap afzonderlijk is een beter materiaal voorhanden. Gemiddelde eigenschappen: Eigenschappen boven de middelmaat : Gezonde eigenschappen: cfr. uittreksel "Bouwen met Baksteen" 7) Bespreek de eigenschappen boven de middelmaat van baksteen brandweerstand: volle baksteen 9cm 1u / 19cm 6u geperforeerde baksteen 14cm 2u / 19cm 6u - vormstabiliteit - onderhoud - verscheidenheid in voorkomen, verwerking, ... -

8) Bespreek lichte baksteen: hoe wordt die gemaakt? Poreuze bakstenen verkregen door de samenstelling van de klei (Molersteen: fijne poreuze kiezelpantsertjes – rood met witte puntjes) of door verbranden van de toeslag (Porisosteen: zaagsel en kolenslib – geel tot roodbruin/ Fimonsteen: zaagsel – bruin / Porotonsteen: polystyreenbolletjes). Deze wordt verkregen door het bijmengen in de klei van een brandbare stof (kolengruis, polystyreenkorrels, kurk, zaagmeel, ...), die bij het bakken verbrandt en zo holle ruimtes doet ontstaan. De porositeit verhoogt en het soortelijk gewicht neemt af. Het scherfgewicht is afhankelijk van de hoeveelheid organisch materiaal vermengd in de klei (niet lager dan 1200 kg/m 3). Indien er onder de vorm van geperforeerde stenen wordt gewerkt daalt het volumiek gewicht verder (800 kg/m 3) . Gedrag t.o.v. vocht, druk en geluid staat in relatie tot het aantal, de vorm en de grootte van de poriën. Ze kunnen kapotvriezen, zijn in diverse maten, leverbaar, zijn zaagbaar, te spijkeren en houden mortels goed vast. Voornaamste voordeel is het verlagen van de warmtegeleiding (lager -waarde) en het vrij goed geluiddempend vermogen. 9) Wat bepaalt de kleur van klei, wat is “engoberen”, “smoren” ? - Kleur wordt bepaald door: o Keuze van de klei (rood=meer ijzer; geel=meer kalk) o Keuze baktemperatuur ( T↗  grauwer) o Toevoegen van kleurpigment o Toevoegen van kalk o Verglazen van de steen - Engoberen: o leipapje op de in het zicht komende delen en daarna laten bakken, geeft een doffe schijn en nooit doorschijnend. Ook hier zijn kleuren mogelijk met metaalpigmenten. - Smoren:

8

o

bij laag zuurstof gehalte van de ovengassen of bij zeer vette klei geven de ijzerverbindingen in de klei aanwezig een zwarte kleur.

10) Wat zijn uitbloeiingen? + oorzaken? - Uitbloeiingen van metselwerk worden veroorzaakt door de in het metselwerk aanwezige zouten  Lossen op in het vocht dat in de pas gemetselde stenen aanwezig is  Bij uitdrogen van het metselwerk afgezet door het verdampend water - Oorzaken: zouten aanwezig in de grond / via opstijgend grondwater in metselwerk, ° muurkanker = afbrokkelen van de stenen; zouten aanwezig in de klei / onvoldoende gebakken sulfaathoudende klei, kan stukvriezen, ° onregelmatig uitzicht = sporadische witte vlekken / komen niet veel meer voor; zouten aanwezig in de cement / zeer duidelijke uitbloeiingen op de voegen, onverwijderbaar; reactie tussen bindmiddelen / metselwerk dat zeer vochtig is geweest tijdens metselen / meest voorkomende soort / kan afgespoeld worden; 11) Wat is lijmen van gevelsteen, wat is “dunmortelen” van gevelsteen? - Lijmen o Bij verlijmen worden de stenen met elkaar verbonden door een dunne laag lijmmortel.  De voeg is erg fijn en nagenoeg onzichtbaar  Niet de dikte van de voeg, maar de aard van de lijmmortel bepaald de hechtsterkte  Ideaal voor het maken van grote homogene vlakken, hedendaagse gedurfde verbanden, welvingen of rondingen in de geve...


Similar Free PDFs