Les 2- Cinéma pur, Dada en Surrealisme PDF

Title Les 2- Cinéma pur, Dada en Surrealisme
Course Avant-garde film
Institution Universiteit Gent
Pages 6
File Size 161.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 74
Total Views 115

Summary

Steven Jacobs...


Description

Les 2: Cinéma pur, Dada en Surrealisme Na WOI experimenteren met of refereren verschillende avant-garde kunstenaars naar het medium film, je ziet ook affiniteiten ontstaan tussen avant-garde fotografen, schilders en filmexperimenten. -> zie in sovjet cineasten (Vertov bv); allerlei constructivistische elementen in filmexperimenten. De constructivisten beginnen ook te experimenteren met abstracte animatie.

1.

Avant-Garde film in Frankrijk

1918-1930: bloeiende avant-garde in Frankrijk, voor een groot stuk gemarkeerd door he gewijzigde filmlandschap. Voor de oorlog was Frankrijk toonaangevend in de filmwereld, maar de oorlog zal deze filmindustrie voor een groot stuk deconstrueren. Vanaf 1918, neemt de Hollywood cultuur over en de franse filmindustrie is sterk gedecentraliseerd (jaren ’20-’30), sommige filmhuizen zetten zich slechts in voor één/twee kwaliteitsfilms per jaar -> de grens tussen avant-garde en mainstream verdwijnt voor een groot deel. Er wordt onderscheid gemaakt tussen eerste en tweede avant-garde. Eerste avant garde is in de vroege jaren ’20, tweede avant garde (met het surrealisme oa) vanaf de tweede helft van de jaren twintig. A. Eerste avant-garde: Franse impressionistische film - narratieve langspeelfilms - Gedurfde en experimentele technieken: ongebruikelijke camerastandpunten - Optische effecten: dubbele belichting, gebruik van filters, out-of focus, slow motion (vaak symbolische betekenis -> J. Epstein schreef teksten over de close up, liet ons op een nieuwe manier naar de werkelijkheid kijken). - Vanaf 1923: steeds meer beïnvloed door de sovjet cinema: snellere en ritmischere montage. - Zoeken naar de media specialiteit: zoektocht naar de essentie van film - Film baseren op het visueel ritme -> losgekoppeld van het narratieve: vermijden dat het een verfilmd verhaal wordt. Film is geschikt om het ritme van de natuur in beeld te brengen (golven, wind,..), film wordt gebruikt om de wereld weer te geven. Dingen die je eigenlijk niet kunt capteren. - Het concept van Photogénie: film geeft aan alle verschijnselen een expressiviteit. Film is in staat om aan de wereld uitdrukking te geven, het kan de kleinste dingen doen laten spreken. Jean Epstein (1929) - Bretoense films: de zee is een belangrijk elementen - Schoonheid van de natuur - Close-ups Marcel L’Herbier - L’inhumaine (1924) - Werkt samen met vooruitstrevende kunstenaars: Léger en Mallet-Stevens maken het decor. B. Tweede avant-garde: cinéma pur (zuivere film) - veel radicaler: geen narratieve films (zonder acteurs en personages) - Vaak kortfilms gebaseerd op puur ritmische en abstracte visuele kwaliteiten, - Duidelijk verwantschap met experimenten van Richter, Ruttman,… (cinéasten van Duitsland) -> maar wel een interesse voor de photogénie (capteren van natuurlijke fenomenen) van de wereld en verkiezen de camera boven de animatie. - Zeer nauwe connecties met dadaïstische en surrealistische films, heel vage grens tussen deze en cinéma pur. Fernand Léger - Le Ballet Mécanique (1924), samen met Dudly Murphy - Constructivistische esthetiek, maar in Frankrijk gemaakt en duidelijk deel van de tweede avant-garde (cinéma pur). Henri Chomette - Jeux des reflets et de la vitesse (1925)

- Cinq minutes de cinéma pur (1926) - Aaneenschakeling van snelle beelden, via allerlei kabels, constructies leidt de camera ons door parijs, vervreemding, weerspiegeling en fragmentarisch: net een kubistisch schilderij. Germaine Dulac - Disque 975 (1928) - Thémes et Variations (1928) - Étude ciné graphique sur une arabesque (1929) - La Coquille et le clergyman (1926): beschouwd als een pionier in de surrealistische film. René Clair - Entr’acte (1924) - 22 minuten durende film - Erik Satie schreef de muziek - Instantaneïsme: voorliefde voor het spontane - Bevat de volledige trukendoos van de film - Nonsensicale dadaistische sensibiliteit, surrealistisch - Humoristisch - Veel beroemdheden: duchamp, picabia, ray,… Man Ray - Retour a la raison (1923) - Emak Bakia (1927) - L’étoile de mer (1928) - Les mystère du château de Dé (1928) - Dada en Surrealisme - Plezier en liefde voor de cinéma pur zichtbaar

2.

Dada en film

- voorstaande figuren (Marchel Duchamp, Hans Richter, Man Ray) experimenteren bijna allemaal met film - Diverse kenmerken van dadaïstische kunst ook in film - incongruentie en fragmentatie - gebruik van toevals-elementen - fascinatie voor het absurde - fascinatie voor industriële productie, en industrieel vervaardigde voorwerpen (denk aan de ready mades). Hans Richter (1888-1976) - schilder, tekenaar, beeldhouwer en schrijver - 1917: in Zurich bij dadaïs - Filmmaker en filmtheoreticus - pionier van abstracte film: Rhythmus 21 (1921) - Late jaren ’20: - Ook reclamefilmer - Avant-garde films - Concrete beelden (geen animatie) met narratief - Vormittagsspuk (1928), voormiddagspook - in opdracht van Paul Hindemith (schreef muziek voor film) - omkering tussen mensen en dagelijkse voorwerpen -> menselijke figuren: zonder individualiteit, passief, robot-achtig VS gewone objecten rebelleren tegen dagelijkse routine, de voorwerpen “in leven gezet” of “geanimeerd” door het medium film - In die tijd werd de film ontvangen als een maatschappijkritische film (verboden door Nazi’s bv)

- aanklacht tegen samenleving gedomineerd door klok (nadrukkelijk in beeld + tijdsaanduiding in titel) en mechanische en functionele logica: een soort anarchistische opstand van dagelijkse voorwerpen Marcel Duchamp - Anémic cinéma (1925-26): typische woordspeling - gesigneerd Rrose Sélavy - in samenwerking met Man Ray - (dadaïstische) anti-cinema: statische camera frontaal geplaatst voor draaiende schijf - Op basis van de rotoreliëf (optische verwarring, een plaat met cirkels, gedreven door een grammofoon): films als voortzetting van kinetische kunst. - Spiraalvormen met een soort hallucineren en psychedelische kenmerken en cirkels met alliteraties en woordspelingen -> Verschillende elementen uit het werk van Duchamp komen samen in de anémic cinema. Man Ray - link tussen avant-garde in US en Europa - link tussen surrealisme, dada en abstracte film - schilder, beeldhouwer maar vooral fotograaf en cineast - Man Ray: fotogram (of Rayograph) vanaf 1921 - fotografie zonder camera, rayogrammen: voorwerpen op onbelichte film: rechtstreeks blootstellen aan licht : film a.h.w. geanimeerde rayogrammen - dadaïstische voorkeur voor toeval: film is een geanimeerde rayogram - Retour à la raison (1923) - in opdracht van Tristan Tzara - vertoond op één van de beruchte dadaïstische avond Soirée du cœur au barbe (juli 1923) - hybride vorm: maakt gebruik van ‘realistische’ shots, rayogrammen, negatieve beelden, … - abstractie d.m.v. close-ups, licht, … -> verwarring creëren, naar wat kijken we precies (spiegelbeeld, schaduw?), rijke visuele ervaring. - Opvallend voor een typische avant-garde kunstenaar dat Man Ray film ziet als iets dat verschillende realiteitsniveau’s heeft: een film als representatie (een verhaal vertelt) én als materiaal (vooral bij de rayogrammen) - verwantschap met écriture automatique, toevalsmatigheden; vooral belangrijk bij surrealisme. - Emak Bakia (1926): meer cinema pur, dada Meer surrealisme: - L’Etoile de mer (1927) - Les Mystères du Château de Dé (1929) - -> meer symbolische verband tussen shots, ook groter belang van narratieve verbanden, duidelijker in surrealistisch kader - L’Etoile de mer (1927) - poëtische tussentitels: gedicht/scenario van Robert Desnos - surrealisme - narratief element, personages - thema: verhaal van een reis naar het onbekende - symboliek, allegorische dimensie - optische vervormingen (ook handig om de censuur te ontwijken) - Les Mystères du Château de Dé (1929) - Cinema pur, surrealisme en dada verenigd - Narratief - Fascinatie voor lege ruimte - Komen gemaskerde personages tegen die spelen met een dobbelspel: dadaïstische fascinatie voor het toeval

3.

Surrealisme

Heel veel overeenkomsten in de film (’20-’50) en surrealisme (bv met de experimenten in de fotografie, maar ook gelijkaardige interesses en sensibiliteit) - Heel geboeid door film - voorkeur voor vroege cinema 1890, begin 1900 (nog voor de narratieve speelfilms; toen film nog eerder werd gezien als een soort van kermis attractie) en populair entertainment: Méliès, Feuillade, slapstick, melodrama’s van Von Stroheim, … - ook fascinatie voor eigentijdse films, duitse expressionistische cinema vol demonische figuren - fotografie en film zeer belangrijk in artistieke productie van surrealisme -> op eerste gezicht vreemd: objectiverende staat haaks op het irrationele dat de surrealisten propageren. -> foto en film geschikt om surreële in reële te laten zien: laten de kijker op een andere manier naar de werkelijkheid kijken. - in surrealisme: belangrijk etnografisch, documentair aspect - geschikt om soort surrealistisch, krampachtige schoonheid te laten: schoonheid die vaak gepaard gaat met walging. Juist omdat film zo een viscerale medium is: een directe fysieke impact heeft op de toeschouwer, wordt het een ideaal medium. - Gebruik van tegenstellingen is filmisch principe, bizarre confrontaties - onlogische of toevallige juxtapositie van twee verschillende realiteiten, dingen die op zich banaal zijn maar door hun combinatie ongewoon lijken. - motto ontleend aan Lautréamont(1846-1870): “Mooi als de toevallige ontmoeting van een naaimachine en een paraplu op een operatietafel.” - montage-principe is inherent surrealistisch: brokstukken uit realiteit in ongebruikelijke samenstelling - fragmentatie en montage ook in manier van kijken naar films: André Breton en Jacques Vaché: van bioscoop naar bioscoop op éénzelfde avond. Ze keken naar een stuk uit een bepaalde film en gingen dan naar een andere bioscoop enzovoort en bekeken dan later al deze kleine fragmenten tijdens deze uitstap als één grote film. - André Breton: - surrealisme is ontketenen van bewustzijnscrisis: surrealisme is een stroming die zijn toeschouwer graag bij de nekvel pakt en op het verkeerde been zet. - ook via surrealistische film: meest hypnotische en meest viscerale medium, film heeft mogelijkheden tot shockeren - voorkeur voor: onverwachte (door montage bv) en incongruente - voorkeur voor: beeldraadsels, enigmatische beelden (vgl. Magritte) - voorkeur voor: shockerende, bevreemdende, buitenissige, bizarre, abjecte,.. - Belangstelling voor droom - Het medium van een film is geschikt om dit ‘droomeffect’ toe te voegen: structurele overeenkomst tussen dromen en film kijken: passieve kijker in donkere ruimte tegenover stroombeelden: geen weergave van droom maar structuur van droom: alternatieve vorm van narratief.: Het is niet de bedoeling om het te bekijken als een droom in de film, het is voor surrealistische filmmakers interessant om het verhaal op een niet lineaire manier te vertellen. - Surrealistische films zijn in bepaalde opzichten zelfs vrij conventioneel: - Vaak codes van narratieve cinema bespelen (dus geen abstracte film) - gebruik van conventionele filmtaal, optisch realisme en verhaalstructuren (niet altijd conventioneel) - De logica van de shots volgt de logica van de filmtaal - identificatie tussen kijker en personages: basiskenmerk in de klassieke speelfilm - Volgen deze conventies zo nauw op om de om de breuk er mee des te krachtig te maken en verwarring te creëren. - vergelijkbaar met bepaalde surrealistische schilderkunst: b.v.b. René Magritte, schildert figuratief (in tegenstelling tot veel kunstenaars van zijn tijd) maar creëert verwarring: gebruikt de figuratie om de figuratie zelf in vraag te stellen. - behouden van figuratie maar niet herstellen van traditionele beeld - conventionele representatie van binnenuit ondermijnen Germaine Dulac La Cocquille et le clergyman (1926) - Één van de eerste echte surrealistische films (experimenten van Ray waren hiervoor ook wel al surrealistisch)

- scenario van Antonin Artaud (lid van Surrealistische groep 1924-27) distantieerde zich achteraf van film, Artaud is enorm gefascineerd door de taal van de personages en andere manieren van communiceren, fascinatie voor stotterende personages, is geïnteresseerd in botsingen, conflicten,.. in tegenstelling tot Dulac: is geïnteresseerd in de invloeden uit de franse impressionistische filmexperimenten, lichteffecten: cinéma pur vloeiende en soepele filmtaal impressionistische en expressieve lichteffecten. - surreële elementen: verhaal zonder traditionele plot structuur (opvallende personages die ons van de ene naar de andere scene meenemen), vol symbolen (slaapwandelende) personages (eerder symbolen dan personen) en voorwerpen: priester, schelp, soldaat… - conflict tussen Artaud en Dulac; film verworpen door surrealisten film: weergave van een droom? Surrealisten waren niet onder de indruk van de film. De meeste surrealisten vonden het een foute toepassing op het medium van film. Veel te hard een poging om een droom weer te geven. Luis Buñuel, Un Chien Andalou (1929) - Buñuel: afkomstig uit Spanje (door en door katholiek), doorheen de jaren ‘20 werkzaam te Parijs - op het moment bij het maken van de film had hij nog geen contact met de Surrealisten (wel zwaar beïnvloed door), maar deze waren wel aanwezig op première - Buñuel: achter het scherm met grammofoonplaten lukrake fragmenten van Tristan en Isolde van Wagner en tango’s - “Ik had kiezelsteentjes in mijn zakken gestopt om er de aanwezigen mee te bekogelen als er sprake zou zijn van een afgang. Enige tijd terug hadden de surrealisten La cocquille et le clergyman uitgejouwd, een film van Germaine Dulac, naar een scenario van Antonin Artaud, die mij toch wel had aangestaan. Ik was op het ergste voorbereid. Mijn kiezelsteentjes waren niet nodig. Toen de film was afgelopen hoorde ik, vanachter het scherm, een langdurig applaus en ik deponeerde mijn projectielen onopvallend op de vloer”. -> tijdens de premiere - “surrealistische” kenmerken: - traumatisch shock-effect in openingsscène - perversie van melodramatische clichés: balkon, maanlicht, … gebruikt de clichés om ze te ontkrachten. - narratieve film maar geen conventionele narratieve structuur - geen duidelijke coördinaten ruimte en tijd, maar op microniveau: regels respecteren (hoe scènes worden opgebouwd (montage), hoe personages op elkaar reageren) -> opnieuw om ze des te krachtiger te doorbreken. - Samengehouden door formele parallellen: cirkels, strepen, …, bepaalde elementen duiken steeds opnieuw op in de film. - ongewone of surreële combinatie van banale elementen bvb. scène met piano’s, mieren in hand,… : zie schilderijen Magritte - procedé is inherent aan film: samenbrengen van elementen die op zich banaal zijn maar door ze te combineren krijgen ze nieuwe betekenis. - voorkeur voor het irrationele, onbedwingbare passies - sublimatie van driften: priesters en piano’s - passie verbonden met geweld en dood: eros en thanatos - fetisjisme: oog, afgesneden hand - wankele seksuele identiteit: androgyne personages, omruilen van seksuele verschillen, de vrouw zet haar lippen extra in de verf - dubbelganger: Über-Ich, straft zichzelf - evocatie van droomtoestand - niet zozeer weergave van een droom, maar wel de structuur - vrije associatie van beelden - geheel anders dan droomscènes uit conventionele films (nauwelijks “special effects”) - Buñuel zelf is mannelijk personage: oog en mes (kijken + snijden (cutting) = montage) L’Âge d’or (1930) - gelijkaardig met Un Chien Andalou , gelijkaardige thema’s - complexer, langer, beter gestructureerd - een koppel gefrustreerde minaars: liefdesspel word steeds onderbroken

- documentarische toon., wordt later vaker gebruikt. Las Hurdes (Tierra sin pan) (1933) - Surrealisme en documentaire - In documentaire wordt er steeds meer geëxperimenteerd - etnografische praxis in surrealisme, wordt steeds meer onderzoek naar gedaan. - Verschillende andere documentaire experimenten: - Henri Storck, Paaseiland (1935) - Jean Vigo, A propos de Nice (1930) - Jean Painlevé: diverse natuurfilms, onderwater Buñuel later (1940-1976): toonaangevend cineast: in Frankrijk, Spanje, Mexico: erfenis van surrealisme duidelijk zichtbaar in narratieve speelfilms Jean Cocteau - Belangrijk figuur in de franse cultuur dichter, romanschrijver, theaterauteur, essayist, schilder, beeldhouwer, cineast, … - creatie van eigen mythisch universum: Orfische wereld (veel van zijn stukken, films, teksten,.. verwijzen naar de mythe van Orpheus). Le Sang d’un poète (1932) (eerste film uit de Orphische trilogie) - Het hoofdpersonage is een kunstenaar (zou autobiografisch kunnen worden opgevat), komt in contact met een sculptuur dat tot leven komt - referenties aan klassieken en klassieke mythologie, klassieke vormentaal. - droomwereld : toetreding tot andere wereld via spiegel (spiegel is ook in latere films een belangrijk motief). - Maakt gebruik van hoofdpersonages, de film is gebouwd rond het persoonlijk psychodrama van die personages (veel meer dan bij bv Bunuel) -> Dit type film zal belangrijk zijn voor naoorlogse Amerikaanse avant-garde: trance film, mythopoetic film. La Belle et la bête (1946) - surreële elementen (gebaseerd op surrealisme) in narratieve langspeelfilm - toenadering surrealisme en mainstream Orphée (1949) (letterlijke link naar Orpheus) - surreële elementen in narratieve langspeelfilm - toenadering surrealisme en mainstream - Orpheus-mythe...


Similar Free PDFs