Materieel strafrecht, J. de Hullu, Kluwer PDF

Title Materieel strafrecht, J. de Hullu, Kluwer
Author Cherida Harris
Course Materieel strafrecht
Institution Anton de Kom Universiteit van Suriname
Pages 29
File Size 481.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 46
Total Views 149

Summary

Download Materieel strafrecht, J. de Hullu, Kluwer PDF


Description

MATERIEEL STRAFRECHT Prof. Mr. J. de Hullu, Kluwer Week 1 Delictsomschrijving 



hierin wordt beschreven welk gedrag onder welke subjectieve (opzet, schuld) en objectieve omstandigheden (wederrechtelijkheid, causaliteit) bij voldoende bewijs tot strafrechtelijke aansprakelijkheid kan leiden. deze vereisten uit de delictsomschrijving zijn de bestandsdelen

Voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid: (3) - voldoen aan de bestanddelen van de delictsomschrijving; - er moet een vervolgingsrecht zijn; - de elementen wederrechtelijkheid en schuld moeten vervuld zijn. Zijn wederrechtelijkheid en schuld bestanddeel? - moeten ze worden bewezen door OvJ Zijn wederrechtelijkheid en schuld element? - worden ze veronderstelt aanwezig te zijn Ontbreekt het element wederrechtelijkheid? Vrijspraak Ontbreekt het element schuld ? OVAR Misdrijf: Ernstiger strafbare feiten, vooral die waarbij vrijheidsstraf reëel in beeld kan komen. (Plaatsing in Boek 2.)

Krenkingdelict: - de daadwerkelijke schending of krenking van een goed; - het kwaad is geschied, het leed is veroorzaakt en

Overtreding: Minder ernstige strafbare feiten, waarbij normaal gesproken een geringe vermogensstraf op het spel staat. (Plaatsing in Boek 3.)

daarop richt zich de strafrechtelijke reactie. Gevaarzettingsdelict: - de bedreiging van een rechtsgoed, het gevaar voor een krenking is strafbaar .

Abstract gevaarzettingsdelict: - hierbij wordt een gedraging strafbaar gesteld die in algemene, niet nader in de delictsomschrijving gespecificeerde zin gevaar kan opleveren; - “onder invloed rijden”

Formeel delict: - De betreffende gedraging is strafbaar gesteld. Algemeen delict: - is tot iedereen gericht; een ieder dient zich van dergelijk gedrag te onthouden. (diefstal, moord).

Concreet gevaarzettingsdelict - hierbij wordt wel in de delictsomschrijving vereist dat daadwerkelijk gevaar is ontstaan; - “157 Sr: brandstichting met nader omschreven “te duchten” gevaren”. Materieel delict: - Het betreffende gevolg is strafbaar gesteld.

Kwaliteitsdelict: - is slechts tot degenen gericht met een bepaalde hoedanigheid (ouder in de incestbepaling, ambtenaar in de ambtsmisdrijf bepaling). (niet komen opdagen als getuige).

Commissiedelict: - strafbare feiten die door een handelen worden begaan (stelen, moorden).

Omissiedelict: - strafbare feiten die door een nalaten worden begaan Eigenlijk/ zuiver omissiedelict - door een nalaten een omissiedelict begaan . Oneigenlijk/ onzuiver omissiedelict - door een nalaten een commissiedelict begaan . Doleus delict - in de delictsomschrijving is een opzetvereiste te vinden. Culpoos delict

-

in de delictsomschrijving is een schuldvereiste te vinden.

Pro parte doleus, pro parte culpoos delict - in de delictsomschrijving is een opzetvereiste én een schuldvereiste te vinden (bij wijze van uitzondering).

Gekwalificeerd delict - deze delicten bedreigen zwaardere straffen dan de grondvorm van die delicten, omdat het strafbare feit is gepleegd onder bijzondere begeleidende omstandigheden. (met voorbedachten rade, met braak, etc).

Aflopend delict - het in de delictsomschrijving beschreven strafbare feit vindt plaats in een overzichtelijk tijdsbestek, is op een gegeven moment voltooid en daarmee ook afgelopen. (iemand opzettelijk van zijn vrijheid beroven).

Geprivilegieerd delict - deze delicten hebben ten opzichte van de grondvorm van die delicten een lager strafmaximum, omdat het strafbare feit gepleegd is onder bijzondere verzachtende omstandigheden. (euthanasie, te vondeling leggen).

Voortdurend delict - het in de delictsomschrijving beschreven strafbare feit vindt niet plaats in een overzichtelijk tijdsbestek, duurt voort. (beroofd houden).

Klachtdelict - strafbare feiten met als bijzondere voorwaarde voor vervolgbaarheid dat door het slachtoffer rechtsgeldig een aangifte met verzoek tot vervolging is gedaan. (beledigingsdelicten). Legaliteitsbeginsel Art.1 lid 1 Sr Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. 1) Voor strafrechtelijke aansprakelijkheid is een wettelijke basis vereist. 2) Terugwerkende kracht van strafbaarstellingen of regels over strafhoogte en strafsoort is niet geoorloofd. Ad 2



 

De strafwetgeving mag geen terugwerkende kracht hebben voorzover dat althans in het nadeel van de verdachte is. Veranderingen die ten gunste van de verdachte werken, kunnen wel met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Verjaringstermijn mag in NL met terugwerkende kracht worden verlengd, van belang is daarbij wel dat door de wetgever werd bepaald dat reeds verjaarde zaken verjaard bleven. HR: stelt dat de rechter dit verbod slechts mag toetsen aan verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties, maar niet aan ongeschreven volkenrecht

Wederrechtelijkheid -

-

-

gedrag dat geen afkeuring verdient, dat niet in strijd is met geschreven of ongeschreven rechtsregels mag niet tot strafrechtelijke aansprakelijkheid leiden. wederrechtelijkheid bestaat in de kern uit het overtreden van een strafbepaling. Onrechtmatigheid is meeromvattend dan wederrechtelijkheid: o strafbaar is alleen wat expliciet is verboden, al het andere is niet ontoelaatbaar. Dat dergelijk gedrag in ethische of morele zin onrechtmatig of onjuist kan zijn, betekent niet dat dit gedrag wederrechtelijk is. HR gaat meer van de algemene inhoud van het bestanddeel wederrechtelijkheid uit: In strijd met het recht.

Facetwederrechtelijkheid  Opvatting van Van Veen.  Per delictsomschrijving een andere interpretatie van het bestanddeel wederrechtelijkheid. Week 2 In NL heerst een schuldstrafrecht=  naast de objectieve zijde van het strafbare feit wordt een subjectieve zijde onderkend, waarbij de persoon van de verdachte centraal staat. >> er mag pas worden gestraft indien een zekere schuld bij de verdachte is vastgesteld In het NL strafrecht nemen Opzet en Schuld een belangrijke plaats in Ze worden subjectieve vereisten genoemd. Misdrijven vereisen opzet of schuld als bestanddeel.  meeste van de misdrijven bevatten al één van de twee. Is dat in sommige gevallen niet het geval dan “leest” de rechter een dergelijk bestanddeel in de delictsomschrijving. (interpretatie door Hoge Raad)

Overtredingen vereisen geen opzet of schuld als bestanddeel.  opzet of schuld hoeven bij overtredingen niet bewezen te worden door de Off. v J. Dit wordt de leer van het materiele feit genoemd. Geen aansprakelijkheid zonder schuld. (schuldbeginsel)  AVAS. Bepaald in het Melk en Water arrest  Vloeit uit het geen straf zonder schuld beginsel Dit beginsel wordt tegenwoordig ook gesteund door de mensenrechtenverdragen Met name door: art. 6 lid 2 EVRM Zorgplichtbepalingen / Gevallen van daderschapuitsluiting: - vooronderstelling van schuld die de verdachte zelf moet weerleggen. - ontstaat dus een zekere druk op het schuldbeginsel. - Er wordt hier namelijk wel degelijk van de schuld van de verdachte uit gegaan.

OPZET = Dolus  WETEN en WILLEN zijn de centrale kenmerken Expliciet in de delictsomschrijving:  287 Sr: Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft….. Impliciet in de delictsomschrijving:  300 Sr: Mishandelen.  242 Sr: Dwingen tot het ondergaan van handelingen Waarop heeft opzet betrekking?  Hoofdregel:alle bestanddelen die na het woord opzettelijk voorkomen, worden door dat opzet beheerst.  Bestanddelen die aan het opzet voorafgaan zijn daarentegen geobjectiveerd. = het bestanddeel moet zijn vervuld, maar opzet of schuld behoeft te dien aanzien niet te worden vastgesteld. Kleurloos opzet: - er hoeft niet bewezen te worden dat het opzet op het wederrechtelijke v/d gedragingen gericht was - hoeft alleen bewezen te worden dat het opzet op de in de strafbepaling beschreven gedragingen zelf was gericht

Boos opzet: - Wordt wederrechtelijk opgevat als in strijd met het recht, dan moet bewezen worden dat de verdachte

-

wist dat hij in strijd met het recht handelde. Beroep op rechtsdwaling zal in dit geval een ontkenning

van de ten laste gelegde opzet op de wederechtelijk zijn, en dus bij honorering tot vrijspraak leiden.

Opzet wordt in de hedendaagse rechtspraktijk bepaald en ingevuld door algemene normen en door meer specifiek op het delict betrokken regels. Indien men zich vergist in het slachtoffer of het object (men mishandeld de verkeerde of steelt een verkeerd voorwerp), dan kan men toch vervolgd worden. Er is dan geen opzet probleem. Opzet wordt dan namelijk ruim gelezen. (Oldsmobilarrest) Geestelijke stoornis - de vrije, bewuste en volwaardige wil van rechtssubjecten geldt als uitgangspunt in het strafrecht - tijdelijke stoornissen (drank/drugs) die zelf veroorzaakt zijn, hebben geen invloed op de bewijsbaarheid van de opzet - geen opzet is er indien er sprake is van een zodanige ernstige geestelijke afwijking dat aangenomen moet worden dat verdachte van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedraging en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoten. Voorwaardelijk opzet is de ondergrens van opzet: - Soms zal worden bedoeld dat een verdachte in ieder geval op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad Voorwaardelijk opzet:  Het zich willens en wetens blootstellen aan een aanmerkelijke kans  Het des bewust aanvaarden van zo’n kans Centrale elementen in de formulering zijn steeds: a) het zich willens en wetens blootstellen aan of bewust aanvaarden van b) een behoorlijke kans Het aanvaarden wordt afgeleid uit het feit dat verdachte met een bepaald bewustzijn (toch) heeft gehandeld, zich toch heeft blootgesteld. Bij het bewijs van (voorwaardelijk) opzet gaat het om objectivering aan de hand van algemene ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid. -

risico hierbij is dat deze abstracte formule tot een sjabloon-achtige toepassing leidt, tot een te weinig op het individuele geval toegespitste toetsing van opzet

-

de HR lijkt hiertegen in recente rechtspraak te willen waken, zeker wanneer de verdachte het opzet duidelijk en gemotiveerd ontkend. (HIV arrest)

Voorwaardelijke opzet - dader moet de kwade kans hebben “aanvaard”, zich welbewust aan de mogelijkheid hebben blootgesteld - Willens en wetens

Bewuste schuld - de dader heeft de risico’s verkeerd ingeschat - hij heeft die risico’s niet geaccepteerd,maar te lichtvaardig gedacht - Alleen weten

Bijzondere soorten opzet 1) OOGMERK 2) WETENDE DAT 3) VOORBEDACHTE RAAD 1) Oogmerk - met oogmerk wordt “iets meer bepaalds” dan opzet geëist - het gaat om formeel omschreven delicten (waarbij de wetgever wel opzet op gevolgen/ bepaald resultaat verlangde, maar de strafbaarheid niet afhankelijk stelde v.h daadwerkelijke intreden van die gevolgen/resultaat) - Voorwaardelijk opzet is niet voldoende voor het bewijzen van oogmerk. Een soort noodzakelijkheids bewustzijn wordt vereist - Bij oogmerk ligt taalkundig gezien het accent meer op het willen dan op het weten 2) Wetende dat - Bij wetende dat ligt taalkundig gezien het accent meer op het weten dan op het willen - De inhoud van de opzetvormen moeten niet in het algemeen,maar per delict worden bepaald - De rechtspraak kiest geen eenduidige lijn omtrent het begrip wetende dat, maar kiest voor een invulling per delict. 3) Voorbedachte raad - Functioneert als een strafverzwarende omstandigheid ten aanzien van een minder zwaar gronddelict - Een psychische vereiste wordt uitgedrukt: een periode van gelegenheid voor nadenken - Het gaat niet om daadwerkelijk nadenken of zich rekenschap geven, maar om de tijd en gelegenheid daartoe. SCHULD = Culpa Verwijt

Je gebruikt je vermogen niet, waar je ze had behoren te gebruiken Bewuste schuld & Onbewuste schuld Het gaat erom dat met minder nadacht, wist, beleidvol was dan de mens in het algemeen (objectivering) Hoofdlijn schuld: - Er moet sprake zijn van ‘een min of meer grove of aanmerkelijke schuld’, de kern lijkt gelegen in aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid - Twee kanten: de dader moest anders handelen én de dader kon anders handelen. (vermijdbaarheid en verwijtbaarheid) - De standaard waartegen gedrag wordt afgemeten,wordt mede bepaald door Garantenstellung.(= aan politie worden hogere eisen gesteld dan aan gewone burgers) -

misplaatst vertrouwen op een goede afloop --> BEWUSTE SCHULD misplaatste onoplettendheid/ niet-nadenken --> ONBEWUSTE SCHULD een mengvorm van de twee bovenstaande --> ONVERSCHILLIGHEID

Verpleegsterarrest is omtrent de culpa héél erg belangrijk!!! - het illustreert de Garantenstellung - het verduidelijkt de begrippen verwijtbaarheid en grove onoplettendheid - geeft aan dat medeschuld (daar deed de zuster een beroep op) van anderen voor de vaststelling van de eigen schuld niet relevant is Art. 6 WvW springt eruit door zijn zware strafmaximum. Bij dit artikel gaat het om ‘verkeerssschuld’. =ernstig onvoorzichtig. Bij de culpa wordt de (grove) schuld objectiverend en normativerend vastgesteld Week 3 Causaliteit - het veroorzaken van gevolgen In gevallen die afwijken van de standaardzaken, kan de causaliteitsvraag moeilijkheden oproepen. - denkbaar is bijv. dat gevolgen pas na verloop van geruime tijd intreden; effecten van een HIV besmetting worden soms veel later pas duidelijk Causaliteit moet óf worden afgewezen óf worden aangenomen, een tussenweg bestaat niet. - er kan geen sprake zijn van een beetje causaliteit.

Theorievormen inzake de causaliteit: Leer van de conditio sine qua non - Het gedrag in kwestie moet redelijkerwijs een onmisbare voorwaarde voor het gevolg zijn - Fabrikant is ook aansprakelijk; hij heeft het desbetreffende vuurwapen van de moordenaar gemaakt?!?!? De causa proxima theorie - De laatste belangrijke schakel staat hier centraal - Man steekt een vrouw neer. De vrouw wordt geopereerd, maar helaas komt zij tijdens de operatie te overlijden. Het handelen v.d chirurg is de laatste schakel?!?!? De adequatie theorie - De voorzienbaarheid van een bepaald gevolg voor de verdachte staat centraal - Eierschedel arrest

HR heeft in het Letale longembolie arrest bepaalt dat causaliteit gelezen moet worden als ‘redelijke toerekening’/ ‘voorzienbaarheid’ Doordat een gevolg voor een verdachte voorzienbaar was, wordt het doorgaans immers redelijk om hem dat gevolg toe te rekenen. Week 4 Medeplegen - art. 47 lid 1 Sr - de belangrijkste deelnemingsvorm - de plegers moeten samen ten minste aan alle delictsbestanddelen voldoen (maar dat betekent niet dat iedere medepleger zelf minstens 1 bestanddeel zou moeten vervullen) Bijv. als A alle bestanddelen heeft voldaan, en B heeft er maar 1 voldaan, is er toch sprake van medeplegen In de rechtsspraak geldt het volgende criterium: - Er moet sprake zijn van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking. Objectieve zijde: Nauw en Volledige samenwerking Subjectieve zijde : Bewuste samenwerking In het Wormerveerse Brandstichtings arrest is het volgende bepaald: - “ Inwisselbaarheid van rollen kan aangeven dat aan het vereiste van een volledige en nauwe samenwerking is voldaan”

Als het toeval is WIE het hooi aangeeft en WIE het in de brand steekt is er sprake van inwisselbaarheid van rollen en dus ook van medeplegen. Als het toeval is WIE alleen de klappen uitdeelt en WIE de laatste doodslag geeft is er ook sprake van inwisselbaarheid van rollen en dus van medeplegen. Samenwerking = gezamenlijke uitvoering  rechtstreeks meedoen aan het vervullen van centrale delictsbestanddelen Het alleen aanwezig zijn ter plekke is niet voldoende. Daarom moet er dan meer vaststaan; betrokkenheid bij het plan, etc.

Fysieke afwezigheid -

lijfelijke afwezigheid wordt gecompenseerd door andere omstandigheden (dit is bepaald in het Containerarrest) De organisator achter de schermen wordt toch aangemerkt als medepleger, indien deze een substantieel aandeel in de voltooiing van het delict had Kan bestaan uit plan opstellen, moordwapen verschaffen, bepalen van het tijdstip, etc.

!! Per delict kan de standaard medepleeg situatie verschillen. Er zijn niet altijd harde scherpe criteria. Bijzondere omstandigheden per geval spelen een rol. Nadere invulling en uitleg van het vereiste ‘volledige en nauwe samenwerking’ geschiedt dmv de elementen: -

intensiteit van de samenwerking een taakverdeling aanwezigheid op belangrijke momenten het zich niet terugtrekken

(deze elementen zijn belangrijk voor de rechtspraak, voor het interpreteren, dit zijn rechtsgeschiedenis theorieën en dus niet erg van belang voor je tentamen)

Bewuste samenwerking= opzetvereiste -

medeplegen vereist in ieder geval opzet op de samenwerking opzet op de delictsgedraging behoeft dus niet te worden bewezen als iemand bewust ergens bij blijft, niet ingrijpt, zich niet distantieert en de ander dat kennelijk accepteert, dan kan er sprake zijn van een stilzwijgende en bewuste samenwerking.  medeplegen

Medeplegen in bijzondere delicten - Medeplegen functioneert als wettelijk en strafverzwarende omstandigheid  311 lid 1 sub 4 Sr - Medeplegen is een zelfstandige strafbaarstelling  141 Sr In de huidige praktijk heeft het medeplegen duidelijke overlappingen met uitlokking en doen plegen. Meerdere praktijkgevallen mogen als medeplegen én als medeplichtigheid worden gezien.

Doen plegen. -

-

47 Sr Hij die een feit pleegt, niet persoonlijk, maar door tussenkomst van een ander. Deze tussenpersoon handelt zonder opzet, schuld of toerekenbaarheid. = Het opzettelijk bewerkstelligen door A van het uitvoeren van een strafbaar feit door B waarvoor B zelf om de een of andere reden niet kan worden gestraft.

Onmiddellijke dader= Tussenpersoon Middellijke dader = Doen pleger Vereiste voor doen plegen  de feitelijke dader mag zelf niet strafrechtelijk aansprakelijk zijn Straffeloosheid moet bij doen plegen uit de bewijsmiddelen blijken. Voor doen plegen is opzet vereist: -

het gaat immers om het bewegen van een ander tot een strafbaar feit dit impliceert opzet op de deelnemingsgedraging

Als de opzet van de doenpleger en de feitelijke uitvoerder niet overeenkomen dan geldt voor de strafbaarheid van de doen pleger zijn eigen opzet. Stel: de doen pleger beoogt doodslag, hij zet de feitelijke uitvoerder daar toe aan, maar deze mishandeld alleen. Dan is er wel sprake van doen plegen van doodslag. Als het opzet van doen pleger en feitelijke uitvoerder geheel uiteenlopen, dan is het doen plegen mislukt. Wanneer bijv. een 11 jarige aangezet wordt tot een inbraak maar deze niets doet, of een brandstichting begaat. Week 5 Uitlokken -

47 lid 1 sub 2 Sr rechtstreeks contact tussen uitlokker en uitgelokte is geen noodzaak Het strafbare feit moet in beginsel geheel door de uitgelokte worden vervuld. (Geen verdeling van de bestanddelen dus)

Mislukte uitlokking:  wanneer in het geheel geen misdrijf is gevolgd - derde wordt niet bewogen (gaat niet in op de uitlokker) - derde wordt wel bewogen maar is (nog) niet tot een strafbare uitvoering gekomen - wanneer een ander niet beoogt misdrijf is gevolgd Uitlokken is pas strafbaar wanneer dat opzettelijk geschiedt. Dat opzet moet de uitlokkingshandeling betreffen. Uitlokkingsmiddelen: (niet limitatief; is ter interpretatie van rechter)  Inlichtingen doen - enige mededeling van feiten of omstandigheden doen, waardoor het voor de fysieke dader mogelijk of gemakkelijker werd gemaakt om het feit te plegen  Gift heeft een sterker ‘om-niet’ karakter dan een belofte  Belofte - gewone, in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke toezegging tot naleving van een overeenkomst  Misbruik van gezag

 

leunt sterk op juridische verankerde rechtsverhoudingen Geweld Bedreiging

Om verwarring te voorkomen: Doen plegen en uitlokken liggen in elkaars verlengde; beide deelnemingsvormen komen er in de kern neer op ‘het bewegen van een ander tot het begaan van een strafbaar feit’ Verschil is wel: voor doen plegen is straffelooshe...


Similar Free PDFs