ORTHOPEDAGOGIEK: ONTWIKKELINGEN, THEORIEËN , MODELLEN PDF

Title ORTHOPEDAGOGIEK: ONTWIKKELINGEN, THEORIEËN , MODELLEN
Author Linde Henderieckx
Course Theoretische orthopedagogiek
Institution Universiteit Gent
Pages 65
File Size 1.2 MB
File Type PDF
Total Downloads 27
Total Views 128

Summary

Download ORTHOPEDAGOGIEK: ONTWIKKELINGEN, THEORIEËN , MODELLEN PDF


Description

ORTHOPEDAGOGIEK: ONTWIKKELINGEN, THEORIEËN , MODELLEN A.J.J.L. Ruijssenaars, P.M. van den Bergh, J.M.L. van Drenth

Samenvatting Kartelgroep

Academiejaar 2018-2019

Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Orthopedagogiek als discipline 1.2 Theoretische reflectie op praktische problemen: enkele voorbeelden 1.3 Orthopedagogiek: definities 1.4 Kennis, kunde en hulp bij keuzen ter ondersteuning van het opvoedingsproces 1.5 Theorie en metatheorie in de orthopedagogiek 1.6 Tot slot Hoofdstuk 2: geschiedenis van de orthopedagogiek 2.1. Vroege belangstelling voor opvoeding en problemen 2.2. initiatieven tot zorg en bescherming van kinderen 2.3. Kennis en kunde: de vroege expertise 2.4. Werkvelden in ontwikkeling 2.5. orthopedagogiek als academische discipline 2.6. Kritiek en verandering in de orthopedagogiek 2.7. tot slot

4 4 4 5 6 6 7 8 8 9 9 11 13 13 14

Hoofdstuk 3: Het ‘handelen’ van cliënt en hulpverlener als uitganspunt voor de klinische praktijk en het wetenschappelijk onderzoek. 16 3.1 Keuze voor het ‘handelen’ van cliënt en hulpverlener als uitgangspunt 16 3.2 Het begrip ‘handelen’. 16 3.2.1. Kenmerken van handelen. 17 3.2.2. Handelen in de context van een ‘verhaald’. 17 3.2.3. Het juiste handelen moet worden geleerd. 18 3.2.4. Kritische kanttekeningen bij het begrip handelen. 19 3.3 Verbeteren van het handelen 20 3.3.1 Handelen kan een lastige opgave zijn 20 3.3.2 Wetenschappelijk verantwoorde ondersteuning 20 3.3.3 Consequenties voor de orthopedagogische interventie 21 3.3.4 De relatie met beleidsvragen 22 3.3.5 Praktijktheorieën als richtlijnen voor opvoeders en hulpverleners 22 3.4 Slot 22 Hoofdstuk 4: Het handelen van de orthopedagoog Wetenschappelijk verantwoordelijk handelen Voorwaarden aan de stappen in de klinische cyclus Model van de klinische cyclus in orthopedagogische praktijk Van casuïstiek naar model Van model naar praktijk

23 23 25 26 26 27

Hoofdstuk 5: diagnostische cyclus en orthopedagogische praktijk 5.1 Belangrijke beslismomenten tussen hulpvraag en best passende aanpak 5.2 Modellen van een complexe werkelijkheid: multifactorieel en transactioneel 5.3 Diagnostische vraagstellingen 5.4 Het Hypothesen Toetsend Model – HTM 5.5 Actuariële versus klinische benadering 5.6 Redeneerwijze van een diagnosticus

29 29 29 30 31 32 32

2

5.7 Foutenbronnen in diagnostiek en interventie 5.8 Classificatie 5.8.1 Classificatiesystemen 5.8.2 DSM IV 5.8.3 CBFL 5.8.4 Ontwikkelingspsychopathologie 5.8.5 Aard en ernst van de problemen 5.9 Indicatie 5.10 Tot slot

33 33 34 34 35 36 39 39 41

Hoofdstuk 6 - Interventiecyclus 6.1 Vraagstelling tijdens de behandelingscyclus 6.2 Verantwoord methodisch handelen 6.3 Interventiemodellen 6.3.1 Orthopedagogische behandelingsmodellen 6.3.2 Een kinderpsychiatrisch interventiemodel 6.3.3 Sociaal-ecologische modellen 6.4 Protocollering 6.5 Evidence bases interventies 6.6 Evidence based practice 6.7 Preventie 6.8 Tot slot

42 42 42 43 43 44 44 45 46 47 47 48

Hoofdstuk 7: wetenschappelijk onderzoek in de orthopedagogiek 7.1 Wetenschappelijk onderzoek binnen de discipline 7.2 Problemen bij opvoeden en wetenschappelijk onderzoek 7.2.1 Individuele kind binnen de problematische opvoedingssituatie 7.2.2 Kenmerken van contexten 7.2.3 Opvoeders binnen de problematische opvoedingssituatie 7.2.4 Nogmaals het doel van wetenschappelijk onderzoek in de orthopedagogiek 7.3 Twee dominante stromingen in het wetenschappelijk onderzoek 7.3.1 Geesteswetenschappelijke stroming: op zoek naar pedagogisch denken 7.3.2 Empirisch-analytische stroming: het model als bruikbare constructie 7.3.3 Wisselwerking tussen de kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksbenadering 7.4 Onderzoeksthema’s van de orthopedagogiek 7.5 Recente ontwikkelingen

49 49 50 50 51 52 52 53 53 55 55 56 56

Hoofdstuk 8 8.1 Orthopedagogiek in een veranderende samenleving 8.2 Beroepsethiek en bewaking door het forum 8.3 Nadere plaatsbepaling van het forum 8.3.1 Het forum binnen het eigen taalgebied 8.3.2 Internationaal karakter van het forum 8.4 Infrastructuur van het vakgebied van de orthopedagogiek 8.4.1 Grenzen tussen disciplines en werkvelden 8.4.2 Kennisbestanden 8.4.3 Opleidingen en maatschappelijke erkenning 8.5 Tot slot

58 58 58 59 59 60 60 60 61 61 61

3

1. INLEID ING

1.1 Orthopedagogiek als discipline Orthopedagogiek = bestuderen van de opvoeding, het onderwijs, en de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen, met het oog op verbetering van de praktijk (wil niet zeggen dat men zich niet met adolescenten en volwassenen bezig houdt) “Normatief gerechtvaardigde visie op pedagogisch wenselijke doelen” = er is een idee over wat wenselijk en haalbaar is in opvoeding, dit leidt tot een praktijkgerichte theorievorming. In de orthopedagogiek heeft men de traditie dat men kennis beheert en communiceert binnen de beroepsgroep van orthopedagogen, bv. fora, verenigingen (bv. Vlaamse Vereniging van Orthopedagogen)… Er wordt ook kritisch gekeken naar de vakkennis. Orthopedagogiek als handelingswetenschap (empirie + kunde), kritisch nadenken

1.2 Theoretische reflectie op praktische problemen: enkele voorbeelden Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking - Lang benaderd vanuit medisch standpunt: een stoornis heeft een biologische oorzaak, is stabiel en onveranderbaar  verpleging in inrichtingen (~ ziekenhuizen), kinderen meestal thuis - Na invoeren leerplicht  stelsel van bijzondere voorzieningen in onderwijs + verpleging in inrichtingen - Verandering in denken: aangepast gedrag, zelfredzaamheid, invloed intelligentietests, behaviorisme (aanleren en afleren van gedrag) - Kort daarna de maatschappijkritische stroming: emancipatie van mensen, mensen met beperking uitdagen, capaciteiten laten ontwikkelen - Leidde tot een nieuw model: integratie en het recht om anders te zijn

De overheid is over de jaren heen steeds meer beleid gaan voeren dat gericht is op de zorg voor kinderen met problemen en beperkingen. De context beïnvloedde steeds het beleid en vice versa. Theorieën werpen een bepaald licht op de werkelijkheid. Verder verwerpen ze elkaar niet, verschillende paradigma’s blijven naast elkaar bestaan.

4

Problemen worden vanuit verschillende disciplines benaderd (geld overheen verschillende werkvelden). De verschillende disciplines zorgen voor verschillende invalshoeken. In teamverband is het dus belangrijk om naar elkaar te luisteren. Vraag op welke gebieden van de orthopedagoog een specifieke professionele inbreng verwacht mag worden: - welke theoretische kaders heeft orthopedagogiek? Hoe gebruiken? - in hoeverre samenwerken met andere disciplines? - welk gewicht wordt toegekend aan de inbreng van de orthopedagoog? -…

1.3 Orthopedagogiek: definities De Ruyter: klassieke en moderne definities die doe en object van de orthopedagogiek aanduiden. Klassieke benadering: afwijkende en opvallende kind centraal Bv. Van Gelder (1962) “het in zijn opvoedbaarheid beperkt kind” Moderne benadering: problematische opvoedingssituatie als onderscheidend kenmerk Bv. Vliegenthart (1970) “ernstige belemmeringen in het verloop van de opvoeding” (= breder) Bv. Ter Horst (1980) “opvoedingsgebeuren dat zodanig leed met zich meebrengt” Bv. De Ruyter (1987) “stagnerende opvoeding” Baartman (1992): van “afwijkende kind” naar “problematische opvoedingssituatie”

België en Nederland: orthopedagogiek Angelsaksische landen: geen equivalent (special education  focus op onderwijs) Duitsland: Heilpädagogiek  maar een paar landen waar pedagogiek een afzonderlijke wetenschappelijke discipline is De orthopedagogiek richt zich op de beschrijving van de aard en de achtergronden van problemen bij het opvoeden met het oog op onderkenning, behandeling en preventie.

5

Daarbij zijn zowel het kind als de opvoeders onderdeel van het object van studie, evenals de hulp aan beide partijen in de opvoeding.

1.4 Kennis, kunde en hulp bij keuzen ter ondersteuning van het opvoedingsproces 1e positie: technisch-instrumentele opvatting van opvatting en betrokkenen - binnen door de aanleg bepaalde grenzen kan een opvoeder van alles aan het kind leren, mits daarbij empirisch effectief gebleken methoden worden toegepast - voorkeur voor de term ‘gedragswetenschap’ 2e positie: een proces tussen opvoeder en kind dat gekenmerkt wordt door wederzijdse afstemming en dat dialogisch (‘in tweespraak) tot stand komt - binnen de menselijke reactie hebben opvoeders respect voor de afhankelijkheid van een kind dat zijn identiteit en zijn toekomstperspectief moet ontdekken door de manier waarop anderen met hem omgaan - ook focus op de niet-meetbare factoren, zoals bv. emoties

Van Strien: een praktijkgerichte wetenschap heeft te maken met 3 k’s: kennis-, kunde- en keuzefactoren.

1.5 Theorie en metatheorie in de orthopedagogiek In hoeverre is er sprake van een theorie die door de orthopedagogen als geldig wordt aanvaard?  verschillende visies in het boek ‘Kopstukken van de Orthopedagogiek’ Theorie: niet alleen de definiëring van concepten en het aanbrengen van verbanden tussen concepten, maar ook de zinvolle samenhang waarin het object van onderzoek bestudeerd kan worden in een denkstructuur en een systeem van uitganspunten. 3 soorten: A. Probleemspecifieke theorieën: klinische, onderwijs- en behandelingstheorieën, die gebruikt kunnen worden in een bepaald werkveld. Sommigen gaan over een individueel geval, anderen om soortgelijke gevallen of alle mensen (zie hoofdstuk 7). B. Algemene orthopedagogische theorieën: omvattende stelsels die een gemeenschappelijke basis zouden moeten bieden waarbinnen meer specifieke problemen binnen een theoretisch kader kunnen worden geplaatst.

6

C. Discussies op metatheoretisch niveau: debat over de kwaliteit, de geldigheid van theorieën en over de bruikbaarheid van methoderegels in de orthopedagogiek. Dit debat voorkomt dat een theorie verstart tot een dogmatische opvatting en kan ertoe leiden dat oude uitgangspunten worden verlaten en langzamerhand nieuwe uitgangspunten het profiel van de discipline gaan bepalen.

1.6 Tot slot Orthopedagogen moeten kritisch zijn: debat in de gaten houden of er nieuwe kritische, betere inzichten naar voren komen.

7

HOOFDSTUK 2: GESCHIEDENIS VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK

2.1. Vroege belangstelling voor opvoeding en problemen Middeleeuwen: hulpbehoevenden (= armen, wezen, zieken en gehandicapten) opgenomen in de caritatieve zorg (‘liefdadigheid’) van godshuizen of Heilige Geesthuizen (christelijke boodschap). Daarnaast dolhuizen (dol = dwaas, krank = ziek) voor besmettelijke zieken en ernstig geesteszieken. Groeiende belangstelling voor opvoedbaarheid:        





17de eeuw (Comenius): pedagogische methode, kindertijd als speciale periode Verlichting (Rousseau): optimisme over menselijke mogelijkheden (vnl. de rede) Wetenschappelijke ontdekkingen zorgt dat mensen de belemmeringen vd natuur overwinnen 19de eeuw (Romantiek): groeiende aandacht voor pedagogiek Pedagogen Pestalozzi, Herbart, Fröbel => combinatie filosofische ideeën en ervaringskennis Opvoedkundige aandacht lang beperkt door hoge kindersterfte => verandering eind 19de eeuw Groeiende aandacht: huiselijke pedagogische atmosfeer en een openbare pedagogische ruimte Pedagogische initiatieven = moreel en religieus van aard, gedragen door filantropisch particulier initiatief. Toenemende zorgen over de armen en minderbedeelden in de SL. K meer en meer als aandachtspunt voor sociale interventies o Compenseren van de afwezigheid van ouders (in geval van wezen) o Helpen bij problemen en gevaren die kinderen bedreigen door verwaarlozing, criminaliteit en fysieke en mentale afwijkingen Naast jeugdgevangenissen en heropvoedingstehuizen worden instellingen opgericht voor K met visuele, auditieve en later mentale beperking.

Dus: De erkenning van het belang van kinderlijke ontwikkeling en mogelijke problemen daarin opende de weg naar een specifieke categorisering van problematiek verweven met het kind-zijn en de opvoeding.  Entree termen ‘’idiotisme en zwakzinnigheid’’ en interventies richten zich op K met ontwikkelingsproblematiek in de ‘’zwakzinnigenzorg’’ Aanzet (1) Moral Treatment = beweging die de individualiteit en de psychische dimensie onderstreept

8

(2) Pinel en Itard: Stellen obv hun behandeling vragen over de kinderlijke ontwikkeling in termen van mentale ontplooiing en beperking (3) Seguin: samenvloeien van medisch-psychiatrische, kinderpsychologische en vroegorthopedagogische principes. Werk was invloedrijk onder artsen die zich ontwikkelden tot ‘vroege’ orthopedagogen. Bijvoorbeeld Montessori, hield zich bezig met K van wie de ontwikkeling problematisch of verstoord was. Haar pedagogiek was gebaseerd op observaties van de ontwikkeling van K en ontleende haar begrip ‘’gevoelige periode’’ aan haar medische achtergrond en haar ervaring met het trainen van de zintuigen als aspect van haar opvoedings- en behandelingsmethode.

2.2. initiatieven tot zorg en bescherming van kinderen Eind 19de eeuw: Overgrote meerderheid van de K volgt een bepaalde vorm van onderwijs. Vanaf midden 19de eeuw ontstonden ook de eerste initiatieven voor onderwijs aan K met mentale achterstand. Vormen van speciaal (buitengewoon) onderwijs zijn op verschillende plaatsen beschikbaar. De algemene leerplicht brengt alle K onder de aandacht van onderwijzers. De schoolarts moet soms K onderzoeken om ze vrijt e stellen van leerplicht, omdat ze in het regulieren onderwijs niet inpassen. Samen met enthousiast onderwijzers zetten schoolartsen zich in voor de ontwikkeling van aangepast onderwijs voor K die in het reguliere onderwijs niet op hun plaats zijn. Begin 20ste eeuw: Positie van de burgerklasse en van het kind verandert in de maatschappij. Enkele veranderingen: beperkingen kinderarbeid, beweging voor volksonderwijs, landelijke voorzieningen op vlak van gezondheidszorg en kinderbescherming. Naast artsen en pedagogen geven ook juristen leiding aan het heilpedagogisch werk (opkomst kinderstrafrecht, kinderwetten, etc.)  In opvoedingsinrichtingen heeft men de ervaring dat veel van het werk verloren gaat als de ouders de kinderen komen opeisen, zodra die in staat zijn om geld te verdienen. Vaderlijke macht is tot dan toe onaantastbaar. Daardoor missen opvoeders die K willen beschermen tegen verwaarlozing en uitbuiting een rechtgrond voor hun werk. De invoering van kinderwetten in 1905 maakt ontzetting uit ouderlijke macht mogelijk: de rechter van de voogdij regelen. Het strafrecht voor K (gericht op heropvoeding) wordt onderscheiden van het strafrecht voor volwassenen.  In de zorg voor K met beperking; oprichting 2 soorten inrichtingen gericht op speciaal onderwijs (kostschooltype) of op verpleging (ziekenhuistype), beide onder leiding van medici.

2.3. Kennis en kunde: de vroege expertise Koning Willen I (1827): ‘’ In Universiteiten in België en Nederland moet onderwijs gegeven worden in de pedagogiek en didactiek. Begin 20ste eeuw: Nieuwe (sub)disciplines ontwikkelen zich, zoals heilpedagogiek (heil = helen, gezond maken), kinderpsychiatrie en kinder- of ontwikkelingspsychologie. Artsen zijn

9

getraind in empirisch onderzoek en gespitst op het verzamelen van feiten, alsook op het waarnemen en beschrijven van regelmaat in de ontwikkeling van K. Daardoor spelen zij een belangrijke rol in de ontwikkeling van het speciaal onderwijs en de introductie van de eerste tests, gericht op de meting van intelligentie. Binet en Simon (1905): Test om zwakzinnige lln op te sporen (aanleg van K onderzoeken). Achterblijvende ontwikkeling kan toegeschreven worden aan onderstimulering, oefeningen kunnen tot verbetering leiden. Pedagogen reageren met terughoudendheid op de nieuwe ontwikkeling van het testen. Het zijn eerder de psychologen die hun groeiende invloed in het domein van de zorg en het onderwijs van K versterken door de ontwikkeling van nieuwe diagnostische middelen. Vnl kinderpsychologen richten zich op nauwkeurige observatie en beschrijving van de (vroeg)kinderlijke ontwikkeling. Naast de objectiverende werkwijzen blijft de Duitse traditie (heilpedagogiek) zeer invloedrijk. In de opvoeding van doven, blinden en zwakzinnigen (in eerste instantie ook onder leiding van artsen/ heilmeesters), staat een holistische en zorgende houding voor het welzijn van probleemkinderen voorop. 

‘Heil’: religieuze of humanistische betekenis; men streeft zedelijke verbetering na.

Schrijvers van pedagogische standaardwerken (19de eeuw) zijn vaak wijsgerige geschoolde onderwijzers, priesters of dominees die zich bezighouden met de vraag naar de morele vorming van K. Zij besteden aandacht aan de manier waarop ondeugden van K (liegen, stelen, nagelbijten, bedplassen en brutaal zijn) moeten worden aangepakt. Dit gedrag ziet men als een soort ziekte die door een kuur te genezen zijn. In de kinderpsychiatrie wordt de heilpedagogiek vaak gezien als de toepassing van medische inzichten in de vorm van opvoedingsmaatregelen om psychische defecten te genezen. Tussen 1919 en 1926 krijgt de pedagogiek een eigen gezicht. De eerste hoogleraren pedagogiek worden benoemd en naast hun werk aan de universiteiten zetten ze zich in voor de beroepsopleiding van onderwijzers en leidinggevend personeel in de kinderbescherming. Sommige van de hoogleraren in de pedagogiek zien de opvoeding van ‘moeilijke kinderen’ als een belangrijk aandachtsgebied dat ze zowel praktisch als wijsgerig benaderen. Het is echter niet vanzelfsprekend dat de zorg voor die kinderen in het pedagogische domein ligt. In de praktijk van de HV verwacht men immers van artsen dat zij de diagnose stellen en leiding geven aan de behandeling. Samen met artsen beginnen enkele van de hoogleraren in de pedagogiek adviespraktijken. Op andere plaatsen vindt de advisering plaats binnen de medische faculteit, in hoofdzaak door psychiaters, in samenwerking meet (heil)pedagogen. Er gaan stemmen op om Paedologie (kinderkunde) als een specialisme in het wetenschappelijk onderwijs aanvaard te krijgen en de eerste P(a)edologische Instituten ontstaan, waarin het onderzoek naar K op een empirisch-experimentele leest geschoeid wordt.

10

 





Eeuwenwisseling: eerste instituten ontstaan (‘laboratorium’) voor onderzoek naar ‘speciale’ K In de psychiatrische benadering staat de psychoanalyse centraal en is men afkerig van de meer normatieve pedagogiek. De invloed vd kinderpsychiater kleurt sterk het pedagogisch perspectief. De heilpedagogiek krijgt het op die manier moeilijk met haar plaatsbepaling tussen psychiatrie en kinder- of ontwikkelingspsychologie. Nederland 1949: Universitaire studie van de Pedagogiek => De opvoedkundige behandeling van het psychisch defecte kind en aan de opvoedkundige leiding van het verwaarloosde en/ of criminele kind Geleidelijkaan kreeg dit op meer en meer plaatsen een vaste inbedding; ontwikkeling van de orthopedagogiek

2.4. Werkvelden in ontwikkeling Jeugdzorg In de jaren ’60-’70 belangrijke veranderingen op het terrein van de residentiele (jeugd)zorg. Stevigste confrontatie op het terrein van de K-bescherming tussen de maatschappijkritische stroming en de traditionele zorg (J vechten de macht aan en ouders leggen zich niet zomaar mee neer bij uithuisplaatsing of beperking van hun zeggenschap). Oprichting JAC (Jongeren Advies Centra’s) en AKK (Adviesbureau voor Kinderbeschermings Konflikten). 



Gedachte in internaten: therapeutisch leefklimaat creëren in plaats van een onderdrukkende totalitaire organisatie. Geloof in de potentie tot groei van het individu door arbeid, creativiteit, inzet en persoonlijk contact en de uiteindelijke stabilisatie als volwassen individu, geïntegreerd in de samenleving. Dagdagelijkse leven in de therapeutische gemeenschap is een leef-leersituatie.

Eigen keuzes van jongeren voor hun gedrag krijgen veel aandacht, uitgewerkt in methodische team- en gezinsbegeleiding. De kinderbescherming ontwikkelt zich t...


Similar Free PDFs