Title | Plantenbescherming tweede semester |
---|---|
Course | Plantenbescherming |
Institution | Thomas More |
Pages | 7 |
File Size | 335.4 KB |
File Type | |
Total Downloads | 521 |
Total Views | 544 |
Examenvragen PlantenbeschermingTweede semester Verschillende soorten rupsen kunnen geven samen met kenmerken o Rupsen algemeen: Harde zichtbare kop met bijtende monddelen 3p gelede borstpoten Aantal ongelede achterlijfpoten, laatste paar naschuivers Uiteenlopende kleuren Al dan niet behaa...
Examenvragen Plantenbescherming Tweede semester
Verschillende soorten rupsen kunnen geven samen met kenmerken o Rupsen algemeen: Harde zichtbare kop met bijtende monddelen 3p gelede borstpoten Aantal ongelede achterlijfpoten, laatste paar naschuivers Uiteenlopende kleuren Al dan niet behaard lichaam o
Echte
of ware rups Harde en afgeplatte kop 3 paar gelede borstpoten 5 paar achterpoten NOOIT poten op segment 5 Na borstpoten 2 lege segmenten Worden vlinders
o
Spanrupsen Nooit poten op segment 6 Bezetting verschillend per soort
o
Bastaardrupsen Bolronde kop 6-8 achterpoten Altijd poten op segment 5 Na de borstpoten 1 leeg segment Worden later bladwespen
•
5 verschillen tussen kas en tabakswittevlieg geven /8
Ei
Larve
Tabakswittevlieg
Kaswittevlieg
Klein en ovaal Geel van kleur Onderkant bladeren
Wit, later donkerbruin tot paars/zwart
verspreid over het gewas
Onderkant bladeren
Zowel op jonge als oude bladeren
Onderkant van jongere bladeren
Produceren grote hoeveelheden was Zuigen plantensappen waardoor fysiologische processen worden beïnvloed (groeiremming)
Pop is vrij plat, doorzichtig of gelig van kleur (adult is zichtbaar)
Pop is wit en doorzichtig
Nauwelijks bedekt met washaren,
Krans van uitstaande wasdraaden
Vleugels staan meer parallel en overlappen niet
Vleugels overlappen elkaar
Gele lichaam is duidelijker te zien
Gele lichaam is niet te zien
Temperatuur
Overlevingskans groot bij T > 25°C
Overlevingskans klein bij T > 25°C
Verspreiding
Over hele plant
Onderkant jonge bladeren
Schade
Zuigschade en vervuilt gewas met honingdauw en was
Zuigschade en honingdauw
Pop
Adult
Bij gerbera geelverkleuring van de bloemstelen Kunnen virussen overdragen
Zuigschade onderkant jonge bladeren en top van het gewas
Vector van plantenvirussen
tomatengeelkrulbladvirus (TYLCV)
•
Bespreek de levenscyclus van Phytoftora infectans /5
De Phytoftora infestans is een pseudoschimmel en is de veroorzaker van de aardappelziekte bij aardappels en tomaten. Levenscyclus
Overwintert in besmette knollen die achterblijven op het land. Uit de geïnfecteerde knollen ontwikkelen zich planten die ongeslachtelijke sporen opleveren, de zwemsporen. Zwermsporen zijn sporen met zweepharen, waarmee ze zich kunnen voortbewegen in water. De infectie breidt zich meestal uit vanaf de wortel naar de plantvoet, maar ook een rechtstreekse infectie van de plantvoet komt voor. Groeiende wortelpunten scheiden stoffen (exudaten) uit waardoor de zwermsporen worden aangetrokken en hun ontkieming wordt gestimuleerd. De ziekteverwekker groeit de stengel in, en op het oppervlak van de plant ontstaan nieuwe sporangioforen (vruchtlichamen met sporangia, een bepaald type sporen), die door de huidmondjes naar buiten steken. Secundaire besmetting vindt plaats door ontkiemende sporangia of door in de sporangia geproduceerde
zwermsporen. Voor ontkieming op bovengrondse plantendelen moet het blad nat zijn.
Schadebeelden Phutophtora veroorzaakt wortelrot, wegvallen van kiemplanten en rot van stengels, bollen, knollen, bladeren en vruchten. Aardappelziekte (Phytophthora infestans) vormt op de bladeren natte plekken met vage grenzen en witte, pluizige schimmelgroei. Het midden is grijsbruin en de rand is lichtgroen. Op de stengel verschijnen langwerpige bruine plekken, die de stengel meestal omringen. Op aardappelknollen verschijnen blauwe plekken die door de schil heen te zien zijn.
• Geef de optimale weersomstandigheden voor, tijdens en na het gebruik van een bodemherbicide /3 Bodemherbiciden worden bij voorkeur gespoten op vochtige grond. Hierdoor krijgt het middel de kans om op te lossen en is het in staat zich in horizontale richting te verspreiden. Op het moment van spuiten moet het gewas droog zijn, zodat deze geen schade ondervindt van het bodemherbicide, wat bijvoorbeeld bladverbranding tot gevolg kan hebben. Nadien is het belangrijk dat er voldoende regen valt, zodat het bodemherbicide in de toplaag van de grond kan dringen, waar het zijn werking kan doen op (kiemend) onkruid. Een grote hoeveelheid neerslag die korte tijd na spuiten valt kan er daardoor voor zorgen dat een bodemherbicide in de wortelzone van het gewas komt, waardoor het gewas in de groei geremd kan worden.
• Geef de levenscyclus en schadebeeld van Psylla pyri (perenbladvlo) en duidt aan waar in de levenscyclus een bestrijding mogelijk is. /10
Schadebeeld: - Directe schade door leegzuigen van de twijgen, de bladeren en de knoppen. - Productie honingdauw waarin zich roetdouwschimmels ontwikkelen die vruchten en twijgen zwart kleuren. - Ziekten overdragen (bv: een mycoplasma, pear decline = aftakelingsziekte en een bacterieziekte = bacterievuur) Schade door perenbladvlo is afhankelijk van de weersomstandigheden (schade vnl in de zomer)
Bestrijding: - Chemische bestrijding bij het ontluiken in het voorjaar (april), bij grote populatiedichtheid kan men in de zomer nog eens chemisch bestrijden. - Biologische bestrijding mbv roofwants (Anthocoris nemoralis) bij hoge populatiedichtheden in het voorjaar.
• Geef het nut van ontsnappingsplaatsen in verband met resistentie /4
= Resistentiemanagement Houd de selectiedruk bij toepassing van chemische middelen zo klein mogelijk! Dit kan op verschillende manieren, één van deze manieren is zorgen voor ontsnappingsplaatsen = ‘refuges’
Ontsnappingsplaatsen = plaatsen die men niet behandeld met het chemische bestrijdingsmiddel. Geel = niet resistente kever Blauw = resistente kever
Links = veld zonder ontsnappingsplaatsen Rechts = veld met ontsnappingsplaatsen
Gebruik pesticide: Links = niet resistente kevers sterven Rechts = aantal kevers veilig op ontsnappingsplaats, sterven niet ook al zijn sommige niet resistent.
Resultaat na meerdere generaties: Door gebruik van ontsnappingsplaatsen wordt resistentie weinig tot niet doorgegeven
• Oefening met giscorrectie waarbij je latijnse namen krijgt en moet kiezen tussen herbicide, insecticide of fungicide /10
Verklaar volgende termen zo uitgebreid mogelijk: /6 o Mineren o gasometen o Ocellen
Geef de optimale weersomstandigheden voor, tijdens en na het gebruik van een contactherbicide + Druppelgrootte /4
Levenscyclus van Trialeurodes vaporariorum geven + uitleggen, ook het schadebeeld en de bestrijding uitleggen. (kaswittevlieg) / 10
Levenscyclus van Sclerotinia sclerotiorum /5
Oefening waarbij je actieve stoffen krijgt en moet kiezen tussen herbicide, insecticide of fungicide /10
Oefeningen waarbij je soortnamen krijgt en moet zeggen of ze ‘schadelijk’ of ‘nuttig’ zijn (GISCORRECTIE: +1/-1/0) /10...