Plantenbescherming samenvatting PDF

Title Plantenbescherming samenvatting
Course Plantbescherming
Institution Hogeschool Gent
Pages 62
File Size 694 KB
File Type PDF
Total Downloads 87
Total Views 133

Summary

Download Plantenbescherming samenvatting PDF


Description

Inleiding en begrippen Situering Plantenbescherming cruciaal in voedselvoorziening Onkruid= kruidachtigen die niet gewenst zijn Gewasbeschermingsmiddelen leveren een belangrijke bijdrage bij:   

Voedselvoorzienig Verbetering van volksgezondheid Algemene hygiëne

De schadelijke invloed van gewasbeschermingsmiddelen kunnen we beperken door:  

Oordeelkundig gebruik Geleidelijk overschakelen naar meer geïntegreerd en biologische methodes

Cultuurgewassen, verliezen en plantenbescherming Bij het telen van cultuurgewassen is plantenbescherming noodzakelijk vermits:       

“Landbouw” in feite tegen de natuur gaat Cultuurgewassen worden vaak geteeld in een vreemde biotoop Domesticatie van planten vermindert hun concurrentie- en adaptievermogen Vaak zijn cultuurplanten aantrekkelijker Cultuurgewassen zijn vaak genetische rariteiten Grote aantallen van dezelfde plantensoort met een beperkte genetische variabiliteit Cultuurgewassen kunnen zich moeilijk handhaven zonder een pakket van inputs

Of: cultuurgewassen dienen beschermd op te groeien. Volgende oorzaken maken plantenbescherming noodzakelijk en kunnen we opsplitsen in: 

   

Ziekten (fytopathologie)  Veroorzaakt door micro-organismen: bacteriën, schimmels, mycoplasma ’s, virussen, viroiden, … Abiotische factoren  Van natuurkundige of chemische aard (vb.: atmosfeer, felle zonneschijn) Plagen (fytiatrie)  Vb.: insecten Dierlijke organismen Onkruiden (herbologie)

De verliezen aan cultuurplanten zijn verschillend:       

Rechtstreekse concurrentie voor groeifactoren Beschadiging of functionele belemmering van essentiële plantenfuncties Producties van toxines Verstoring van hormonenbalansen Wegvreten van bladoppervlakte Bevuiling van te oogsten producten Cosmetische schade  Vb.: plekjes op appel

1

Examenvraag: Wat is IPM: Antwoord: Integrated Pest Management (zie ook internet) (pagina 20) Omvang van verliezen zijn dan weer afhankelijk van interactie plant-gewasvijand:    

Tijdstip van aantasting Omgevingstoestanden (tempratuur, …) Resistentie/tolerantie van plant Virulentie/agressiviteit van pathogeen

Gewasbeschermingsmiddelen zijn nodig gezien de beperktheid van de productiemiddelen De voedselproductie stijgt minder snel dan voorheen, dit komt door o.a.:         

Toenemende schaarste aan landbouwgrond Negatieve effecten van milieuverontreiniging Gebruik nieuwe technologieën vertraagd Erosie Ontbossing Luchtverontreiniging Soortenbeperktheid Klimaatverandering Genetische erosie binnen soorten

(pagina 22) Gewasbeschermingsmiddelen dienen om onze gewassen gezond te houden, zodat er voldoende kwalitatief voedsel kan worden aangeboden. Voedselproductie op een intensieve wijze is een noodzakelijke keuze: op ethisch vlak en met het oog op een bescherming van de natuur De milieukost verkleint niet maar verhuist naar armere landen Door van intensieve landbouw over te schakelen naar biolandbouw  

Wordt er 12% biodiversiteitswinst geboekt Maar verliest men 46% aan opbrengst

Natuur en voedselproductie zijn gebaat dat intensief aan landbouw wordt gedaan op half zoveel grond Gewasbeschermingsmiddelen dienen om de oogst veilig te stellen De hoeveelheid die gebruikt wordt, is de resultante van:    

Het areaal De weersomstandigheden Wetgeving Technologie

2

Een betere indicator voor het meten van de milieudruk is de: SEQ-indicator  een maat is voor de druk van gewasbeschermingsmiddelen op het waterleven (pagina 23 zeer belangrijk) (lees pagina 24-26)

Gewasbescherming: naar een multifactoriële of geïntegreerde aanpak of IPM Gewasbescherming moet vervolgens multifactorieel worden aangepakt door middel van: 







 



Cultuurmaatregelen  Ingrijpen in teelttechniek (vb.: aanpassen van zaaitijdstip, vruchtafwisseling, tussenteelten, …) Tolerante of resistente rassen  Gewassen gebruiken die resistent zijn tegen bepaalde parasieten  Resistentie kan via klassieke of genetische manipulatie Fysische, mechanische bestrijding  Fysische: bestraling, stomen en koelen  Mechanische: maaien, wieden, vallen en klemmen Ecologische bestrijding  De levensopstandigheden van parasieten of ongewenste kruiden onmogelijk maken Biologische bestrijding  Inzetten van natuurlijke vijanden Fysiologische bestrijding  Inzetten van bepaalde middelen die de levenswijze of de ontwikkeling van de parasiet beïnvloed o Hormonen o Feromonen o Lokstoffen o Spoorferomonen o Alarmstoffen o Repellantia o Attractantia Chemische bestrijding  Men maakt hier gebruik van als de hierboven uitgelegde mogelijkheden onvoldoende blijken

We spreken dus van GEINTEGREERDE AANPAK die past binnen het ICM of Integrated Crop Management. We spreken van IPM of integrated pest management (pagina 28)

3

Basisinformatie en wetgeving rond gewasbescherming Basisinformatie over gewasbeschermingsmiddelen Gewasbeschermingsmiddelen= bestrijdingsmiddelen voor land- en tuinbouwtoepassingen die gebruikt worden om planten of plantaardige producten te beschermen tegen ziektes, insecten, onkruidconcurrentie, slakken, knaagdieren en andere schadelijke organismen.

Pesticiden: zowel gewasbeschermingsmiddelen als biociden Pesticiden= chemische of natuurlijke stoffen die gebruikt worden voor de bestrijding van allerlei ongewenste aantastingen van planten, dieren en materialen. Pesticiden zijn zowel:  

Gewasbeschermingsmiddelen Biociden

Gewasbeschermingsmiddelen kan men indelen in:        

Insecticiden (insecten) Herbiciden (planten) Fungiciden (schimmels) Bactericiden (bacteriën) Mollusciden (slakken) Rodenticiden (muizen, ratten en andere knaagdieren) Nematiciden (nematoden) Acariciden (mijten)

Onder biociden vallen:    

Ontsmettingsmiddelen Houtbeschermingsmiddelen Antiparasitaire middelen …

Biociden worden onderverdeeld in:    

Ontsmettingsmiddelen en algemene biociden Conserveringsmiddelen of beschermende biociden  Houtbehandeling, behandeling voedingswaren, behandeling bouwmaterialen Plaagbestrijding  Rodenticiden, algendodende middelen, … Andere  Aangroeiwerende middelen

Een biocide is ofwel van het vrij circuit of van het gesloten circuit afhankelijk van de risico’s die het product vormt voor de gebruiker

Samenstelling van de middelen 

Ingewikkeld samengesteld

De samenstelling bestaat uit twee delen: 

Actieve stof (as.)  Werkzame stof  Zorgt voor biologische activiteit

4



Hulpstoffen  Verhogen de efficiënte werking van de actieve stof  Zorgen voor fysicochemische activiteit

Formuleren van de actieve stof en hulpstoffen Een goede formulering moet voldoen aan volgende eisen:     

De fysicochemische eigenschappen van het pesticide aanpassen door het verhogen van de oplosbaarheid, de stabiliteit en de bewaarbaarheid De praktische hanteerbaarheid en het toepassen van het pesticide verbeteren door het in de gepaste vorm te brengen De verspreiding bij de toepassing optimaliseren door het verhogen van het bevochtigend vermogen, het kleefvermogen en de bedekkingsgraad De biologische activiteit verhogen door beïnvloeding van het indringingsvermogen en de opneembaarheid De gevaarrisico’s bij het verhandelen en de toepassing verlagen door veiligheidsfactoren zoals verdunning, kleuring, inkapselen, …

De soorten hulpstoffen zijn:           

Vulstoffen Kleefstoffen Kleurstoffen Anti-schuimstoffen Geurstoffen Dispergeermiddel Uitvloeier Oplosmiddel Antivriesmiddel Bevochtigers tijdens het malen en mengen Bevochtigers op het behandelde oppervlakte door het vertragen van de verdamping van het water met als gevolg een betere spreiding en indringing

(pagina 36)

Formuleringen Algemeen  Poedervormige middelen  Stuifpoeder dat verstoven wordt  Korrelvormige middelen  Granulaten  Pasta  Taai vloeibaar middel dat vaste deeltjes bevat. Verdunnen met water. Gasvormige middelen: de a.s. is een gas  Rookmiddelen  Vaste stoffen die men tot ontbrandingstempratuur brengt en die rook in de ruimte brengt  Vloeibare middelen  Emulsie, suspensie of oplossing. Middelen voor wondbehandeling  Speciale formuleringen  Vb.: strips, aerosol, fogformuleringen, middelen om te verdampen Begrippen en aanduiding:

5

Actieve stof: Technische producten in vloeibare of vaste vorm Oplosmiddelen: Meestal organische solventen zoals xyleen, White spirit, benzeen. Maar ook plantaardige oliën die minder fytotoxisch zijn. Vulstoffen: Komen voor in vaste formuleringen als inerte drager van de actieve stof of als verdunningsmiddel Adjuvans of hulpstoffen Verbindingen die de pesticidewerking verhogen Hulpstoffen verbeteren de:   

Werking Stabiliteit Effectiviteit

Soorten formulering Er zijn verschillende soorten formuleringen op de markt. Dit heeft te maken door o.a.:     

Toxiciteit, vluchtigheid, stabiliteit en lichtgevoeligheid van de actieve stoffen De manier waarop het pesticide wordt toegepast De verschijnselen van onverenigbaarheid tussen bepaalde componenten in een formulering en de actieve stoffen Kostprijs Toepassingsomstandigheden (vb.: openlucht of serre)

De belangrijkste formuleringen zijn: Oplossingen (SL) Geconcentreerde emulsies (EW) Dikke emulsies met een melkachtig uitzicht die dat ook na verdunning in water blijven Emulgeerbare concentraten (EC) Bestaan uit een organisch solvent waarin de actieve stof is opgelost Geconcentreerde suspensies (SC)/flowable Dispersies van een gemicroniseerde actieve stof in een vloeibaar medium Spuitpoeder (WP) Poeders waarbij het pesticide vast of vloeibaar, gemengd of gebonden is aan een fijnverdeelde inerte drager. Spuitpoeder (DP) Mengsels van de actieve stof met fijnverdeelde inerte dragers die rechtstreeks als poeder verstoven worden Granulaten (GR) Korrels van inert materiaal waaraan de actieve stof gehecht of mee vermengd is en die als zodanig toegepast worden hetzij vollevelds, in rijen of rond de plantvoet

6

Aerosolen De actieve stof wordt in lage concentraties opgelost in een oplosmiddel samen met een middel dat onder verlaagde druk vloeibaar wordt. Voornamelijk in spuitbussen. Rookpatronen Deze bevatten een actieve stof, een oxiderende stof, een brandbare stof en een brandremmer. U.L.V.-concentraten (UL) Pesticiden worden rechtstreeks in organische solventen opgelost Geschikt om producten in een kleine hoeveelheid vloeistof te verspuiten. Fogging-concentraten Produceert spuitdruppels van 1 tot 10 nm. Deze worden geproduceerd door verhitting of verneveling van een vloeistof Fumigantia Vooral als bodemontsmettingsmiddel toegepast in de tuinbouw bij e bestrijding van bodemschimmels en nematoden Lokstoffen Een formulering waarbij het middel gemengd wordt met voedsel of met andere stoffen die attractief zijn voor het target-organisme.

Recente evoluties in de formuleringstechnieken Controlled release technologie Een techniek die toelaat de actieve stofvrij te stellen tegen een bepaald target-organisme aan concentraties en gedurende een tijdspannen die een optimale bestrijding toelaat. (pagina 39-40) De voordelen van controlled release technologie zijn:     

Verlenging van de werkingsperiode Verlaagde dosering Verlengde toepassingsintervallen Verminderde risico’s voor gebruiker Verminderde milieurisico’s

Verschillende soorten gewasbeschermingsmiddelen Insecticiden De insecticiden kan men indelen op 2 manieren: Indeling volgens de wijze van opname:   

Maag Huid Ademhaling

= maag-, contact- of ademhalingsgiften Indeling op basis van welk stadium ze doden:   

Eindden Larve dodend Volwassen insect dodend

7

Fungiciden Deze kan men indelen in:  

Preventieve fungiciden  Die de plant beschermen tegen een infectie door schimmels Curatieve fungiciden  Deze stoppen de ontwikkeling van de schimmel

Herbiciden Totaalherbiciden worden gebruikt om al de planengroei volledig te doden Selectieve herbiciden bestrijden de onkruiden maar sparen de teelten De selectiviteit berust op:      

De eigenschappen van het product Plantensoort Dosis Wijze van toepassing Tijdstip Formulering

Herbiciden kan men verder onderverdelen in:  

Middelen tegen eenzaadlobbige OF tweezaadlobbigen Middelen tegen eenzaadlobbige EN tweezaadlobbigen

Systematische middelen en contactmiddelen Er is onderscheid tussen:   



Contactmiddelen  Werken enkel op de plaats waar ze worden toegediend Middelen met dieptewerking  Dringen dieper in het blad door, maar worden niet getransporteerd Translaminaire middelen  Dringen door het blad, en hebben een werking aan de bovenzijde en onderzijde van het blad Systemische middelen  Dringen in de plant en worden getransporteerd via de sapstroom. Dit kan zowel totaal, lokaal of enkel opwaarts of neerwaarts gericht zijn

Breedwerkende, specifieke en selectieve middelen  Breedwerkende gewasbeschermingsmiddelen  Bestrijden een ruim gamma aan belagers  Ook wel breedspectrummiddelen genoemd  Ontsmettingsmiddelen hebben de bedoeling om met één behandeling de bodem of instrumenten volledig ziektevrij te maken 

Specifieke middelen  Richten zich op een beperkte groep van vijanden



Selectieve middelen  Sparen zoveel mogelijk de natuurlijke vijanden van de belagers  Onmisbaar in geïntegreerde gewasbescherming

8

Toelating van gewasbeschermingsmiddelen De werkzame stoffen en hulpstoffen worden op Europees niveau toegelaten Het handelsproduct en de formulering worden op nationaal niveau goedgekeurd. Een werkzame stof, beschermstof of synergist wordt niet goedgekeurd indien ze ingedeeld is als volgt:    

Mutageen Kankerverwekkend Toxisch voor de voortplanting Stoffen die hormoon ontregelende eigenschappen hebben

Europese toelating van werkzame stoffen Elke werkzame stof moet via een procedure onderzocht en toegelaten worden. Dit door een Europees comité. Fysicochemische eigenschappen Voorbeelden:      

Ontplofbaarheid Viscositeit Houdbaarheid Suspendeerbaarheid Verenigbaarheid …

Biologisch onderzoek Voorbeelden:      

Effectiviteit van het middel Toepassingsmiddel Dosis Selectiviteit Resistentie …

Toxicologisch onderzoek         

Acuut LD50/korte termijn Chronisch Invloed op de voortplanting of reproductieve toxiciteit Mutageniteit Carcinogeniteit Metabolisme bij zoogdieren Neurotoxiciteit toxische eigenschappen op vee en kleine huisdieren Medische gegevens Residu-studies

Ecotoxicologisch onderzoek  Verspreiding en gedrag in bodem  T90  Adsorptie en desorptie  Beweeglijkheid

9





Verspreiding in water en lucht  Snelheid van afbraak  Adsorptie en desorptie in water Milieu toxicologisch onderzoek  Effect op vogels  Effect op organismen in water o Toxiciteit voor vissen en algen o Effect voor niet-doel organismen o Toxiciteit voor bijen, nuttige arthropoda o Toxiciteit voor regenwormen e.a. o Toxiciteit voor biologische waterzuivering

Examenvraag: Welke elementen zitten in de Europese toelating van werkzame stoffen. Antwoord: Elke werkzame stof moet via een procedure onderzocht en toegelaten worden. Dit door een Europees comité. Fysicochemische eigenschappen Voorbeelden:  Ontplofbaarheid  Viscositeit  Houdbaarheid  Suspendeerbaarheid  Verenigbaarheid  … Biologisch onderzoek Voorbeelden:  Effectiviteit van het middel  Toepassingsmiddel  Dosis  Selectiviteit  Resistentie  … Toxicologisch onderzoek  Acuut LD50/korte termijn  Chronisch  Invloed op de voortplanting of reproductieve toxiciteit  Mutageniteit  Carcinogeniteit  Metabolisme bij zoogdieren  Neurotoxiciteit toxische eigenschappen op vee en kleine huisdieren  Medische gegevens  Residu-studies Ecotoxicologisch onderzoek  Verspreiding en gedrag in bodem  T90  Adsorptie en desorptie  Beweeglijkheid  

Verspreiding in water en lucht  Snelheid van afbraak  Adsorptie en desorptie in water Milieu toxicologisch onderzoek

10

 Effect op vogels  Effect op organismen in water o Toxiciteit voor vissen en algen o Effect voor niet-doel organismen o Toxiciteit voor bijen, nuttige arthropoda o Toxiciteit voor regenwormen e.a. o Toxiciteit voor biologische waterzuivering

Om de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in de Europese lidstaten te vergemakkelijken moet een gewasbeschermingsmiddel ook voldoen aan de zonale toelating. Hiervoor wordt de EU opgedeeld in een noordelijke, centrale (België) en zuidelijke zone. (zie pagina 44-45) Nationale erkenning van handelsproducten: toepassingsvoorwaarden op het etiket Nadat een werkzame stof is goedgekeurd op Europees niveau  nog is een dossier indienen in elke lidstaat of de zone waartoe het behoort. In België wordt de toelating verleend door de minister van volksgezondheid  hiervoor doet ze een beroep op een erkenningscomité Indien toegelaten krijgt het gewasbeschermingsmiddel een Belgisch toelatingsnummer en -acte waarin de toelatingsvoorwaarden vastgelegd worden:        

Het gebruik (beroeps of amateur) De teelt waarin het middel toegestaan is De toepassingsdosis Het te bestrijden organisme Het toepassingsstadium of gewasstadium De wachttijd voor de oogst Het voorzien van een bufferzone naast het oppervlaktewater Maximaal toegelaten gehalte aan residuen in of op het geoogste product

EFSA cumulative assessment, aquatic organisms & bees EFSA: verbetert zijn risicobeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen op 3 vlakken

Toxiciteit van gewasbeschermingsmiddelen Toxiciteit= de eigenschap van een stof om na het binnendringen in een organisme één of meer functies van dit organisme tijdelijk of blijvend nadelig te beïnvloeden. Acute toxiciteit = giftigheid van een product als gevolg van een eenmalige inname van het product Dit wordt uitgedrukt in LD of letale dosis LD50= de hoeveelheid stof die nodig is om bij éénmalige inname via de mond of de huid 50% van een groep proefdieren te doden in welbepaalde laboratoriumomstandigheden. Uitgedrukt in: mg werkzame stof per kg levend gewicht Stoffen toxisch via de ademhaling  letale concentratie of LC50

11

Hoe kleiner de LC50 of LD50 hoe toxischer het product.

Chronische toxiciteit = negatieve effecten bij herhaalde opname van kleine hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen gedurende een lange periode. Bij het bepalen van chronische toxiciteit worden volgende effecten nagegaan:    

Mutagene werking Teratogene werking (invloed op foetus) Carcinogene werking Effecten inzake reproductiviteit of voortplanting

Gevarencategorie Gewasbeschermingsmiddelen worden ingedeeld in verschillende gevaren categorieën (zeer giftig, giftig, schadelijk) Dit gebeurt op basis van de werkzame stof. (pagina 50) Risicozinnen Gewasbeschermingsproducten worden voorzien van R- en S-zinnen  

R-zinnen geven aanduiding over de aard van de bijzondere gevaren Vb.: giftig bij oogcontact S-zinnen geven veiligheidsaanbevelingen Vb.: buiten bereik van kinderen bewaren

Risico’s van blootstelling voor de landbouwer, veldarbeider, of toevallige voorbijganger NOAEL (No Observed Adverse Effect Level)  wordt gebruikt om de blootstellingsrisico’s voor de land- en tuinbouwer, de veldarbeider en de toevallige voorbijganger te berekenen. De gebruiker moet er dan ook voor zorgen dat het gewasbeschermingsmiddel niet op een naburig perceel belandt Vb.: haag langs rand van perceel

Risico’s en garanties voor de consument Residutolerantie...


Similar Free PDFs