Title | Samenvatting Interpersoonlijke communicatie |
---|---|
Author | Suzanne Lazar |
Course | Interpersoonlijke communicatie |
Institution | Universiteit Gent |
Pages | 34 |
File Size | 1.3 MB |
File Type | |
Total Downloads | 34 |
Total Views | 143 |
Download Samenvatting Interpersoonlijke communicatie PDF
Interpersoonlijke communicatie Overzicht van de cursus •
•
•
Introductie: nuttige en onnuttige onderscheidingen in de studie van interpersoonlijke communicatie o Massamediacommunicatie versus interpersoonlijke communicatie o Verbale versus non-verbale interpersoonlijke communicatie o Linker versus rechter hemisferische werking o Indexen, iconen en symbolen en de idee van een semiotische evolutie ▪ Index: uitdrukken van emoties, natuurlijke manier ▪ Icoon: lijkt er letterlijk op ▪ Symbool: afspraken gemaakt Theoretisch kader: o Systeem 1 en systeem 2 ▪ Systeem 1: oude systeem, geen controle over ▪ Systeem 2: meest logische systeem (maar is beperkt: zie voorval met quizprijs en 3 garages) o Betekenis of informatie verwerking? o Betekenis creëren o Cues en signalen ▪ Cues: los geïnterpreteerd, iets in omgeving die ons iets doet doen ▪ Signalen: bewust o Functie van communicatie ▪ Evolutionaire psychologie ▪ Universele Doel Model (Universal Goal Model) ▪ Universele Waarde Model (Universal Value Model) ▪ Band management (bonding management) o Supernormale stimuli o Dure signalen (costly signals): overdreven vormen van communicatie Interpersoonlijke tekensystemen o Non-verbale communicatie: ▪ Fysische verschijning: lichaam/gezicht ▪ Occulesics: staren, aankijkgedrag ▪ Kinesics: gestes en houdingen, gebaren ▪ Proxemics: territoriale communicatie en persoonlijke ruimte, onderling afstand houden ▪ Haptics: aanraakgedrag ▪ Objectics: symbolische consumptie ▪ Olfactics: geuren ▪ Chronemics: hoe omgaan met tijdcommunicatie ▪ Fysieke omgeving: hoe omgaan met ruimtecommunicatie ▪ Vocalics: non-verbale dimensie van verbale communicatie o Verbale communicatie
•
Casestudies: o Gezicht als voornaamste non-verbale interpersoonlijke communicatiemiddel o Roddelen als voornaamste verbale communicatieproces o Liegen en misleiding/bedrog: beide verbaal en non-verbaal o Sociale media: gemedieerde interpersoonlijke communicatie
Introductie 1. Massacommunicatie versus interpersoonlijke communicatie • • •
• •
Massamediacommunicatie: komt vaak neer op wat meer dan gemedieerde ipc Effecten van massacommunicatie kunnen sterk beïnvloed worden door aspecten van ipc Is massamediacommunicatie niet gewoon gemedieerde interpersoonlijke communicatie? o Bemiddeling voorziet enkele aanvullende communicatiemiddelen zoals camerahoek, montage, licht etc. Is er een ≠ psychologie onderliggende mmc en hoe kon dit zo snel evolueren? o Sinds communicatie is het eerste en vooral een psychologisch proces Interpersoonlijke communicatie lijkt de basis o Vormt basis voor organisatorische communicatie o Vormt basis voor massamediacommunicatie
1.1 Ipc heeft een impact op mmc effecten: experimenten op advertenties • • • •
•
•
•
•
Gezichten gebruiken (non-verbaal ipc systeem) in reclame om aandacht te verwerven Non-verbale ipc cues in advertenties hebben een duidelijke impact op de ad-likeability (de reclame meer of minder leuk vinden) Pretest: 200 beelden beoordeeld op aantrekkelijkheid/likeability o Doel: beelden met zelfde likeability Eye tracking: 15 schermen met 4 afbeeldingen waarvan 1 een gezicht bevat o 3 seconden van blootstelling o 140 jongvolwassenen (18-25 jaar): 70 mannen en 70 vrouwen Uit heatmaps bleek dat gezichten visuele magneten zijn o Hoe roder, hoe meer bekeken → gezichten zijn rood o Gezichten zijn gedefinieerd als Area Of Interest (Plaatsen van Interesse) Relatieve aandacht dat een gezicht vraagt is veel hoger dan zijn relatieve grootte o Gemiddelde grootte van alle gezichten: 2,53% v/h scherm o Gemiddelde aandacht tot deze gezichten: 11,28% v/d observeringstijd o Relatieve tijd van aandacht is 4,45 keer hoger dan relatieve grootte v/h gezicht op het scherm Fysieke verschijningen cues (non-verbaal ipc systeem) toegevoegd/versterkt in de reclame om de emotionele bekwaamheidsstimuli (emotionally competent stimuli) meer emotioneel competent te maken o Directe doel: primaire affectieve reactie beïnvloeden, 1e gevoelsreactie creëren o Communicatiedoel: hogere ad-likeability creëren (reclamegedrag) o Einddoel: hogere merk attitude (brand-likeability), promoties etc. Vb van reclame: wittere tanden, minder vermoeiende ogen, meer symmetrie, geen huidvlekjes, meer mannelijkheid, zandloperfiguur en grotere borsten, hogere status, geen grijs haar etc.
• •
•
Sommige cues zijn onbedoelde cues, sommige zijn bedoelde signalen o Communicatie kan dus bedoeld en/of onbedoeld zijn Betekenis v/d cues/signalen zijn vaak onbewust of onbekend o Vb: cues van hoge vruchtbaarheid zoals taille-tot-heup ratio of cues van goede genen zoals symmetrie o Communicatie kan expliciet (bewust) of impliciet (onbewust) zijn Veel cues zijn gebruikt op een misleidende manier o Vb: push-up bh’s, plastische chirurgie, haarkleuring etc. o Communicatie kan informatief (eerlijk) of manipulatief (oneerlijk) zijn
2. Verbale versus non-verbale interpersoonlijke communicatie •
•
Veel (verbale) woorden lijken impliciete non-verbale betekenissen te hebben: o Tijger, water, gras, rivier definiëren o Man versus vrouw definiëren o Zwart, rood, blauw definiëren o Spa versus Evian water definiëren o Verschil tss katten en honden definiëren Sommige non-verbale tekens hebben expliciete verbale betekenissen o Foto van jongetje met middelvinger tijdens voetbalwedstrijd
3. Verwerking in de linker versus de rechter hemisfeer • • •
•
•
•
•
•
Non-verbale communicatie: verwerking via de rechter hemisfeer (holistisch)? Verbale communicatie: verwerking via de linker hemisfeer (analytisch)? Bij mens en gewervelde dieren zijn beide lichaamshelften kruislings met beide hersenhelften verbonden via zenuwbanen o Elke hersenhelft stuurt over het algemeen de tegenovergestelde kant v/h lichaam aan Rechtse visuele veld, rechteroor en rechterzijde v/h lichaam zijn verbonden met de linker hersenhemisfeer: verbale boodschappen identificeren o Moeite met het herkennen van non-verbale dingen zoals objecten, gezichten, vocale intonatie en melodie Linker visuele veld, linkeroor en linkerzijde v/h lichaam zijn verbonden met de rechter hersenhemisfeer: gespecialiseerd in non-verbale communicatie o Gemakkelijk objecten herkennen, melodieën etc. maar moeite om die te benoemen Voorbeelden: o Foto’s zijn allemaal hetzelfde maar gespiegeld met helft van gezicht o Baby vasthouden: gezicht aan linkerkant ongeacht links- of rechtshandig ▪ Emoties onderscheiden via linker zichtveld, proces van non-verbale communicatie o Gesticulatie meestal met rechterhand want komt zo in het linker blikveld Gesticulatie voornamelijk rechtshandig is en gestuurd wordt door de linker hemisfeer → spreekt het feit tegen dat de linker hemisfeer enkel verantwoordelijk is voor verbale communicatie Rechterhemisfeer heeft taalcapaciteiten: bij vrouwen meer dan bij mannen o Heeft een primaire/rudimentaire opvatting van taal
• •
Linker- en rechterhemisfeer zijn sterk verbonden met elkaar door de corpus callosum die sterke informationele uitwisselingen mogelijk maakt tussen beide hemisferen Embleem: gebaren met precieze betekenissen
4. Index, icoon en symbool •
Teken: iets markerend, fysisch o Waar je bepaalde betekenis aan toekent o Dat verwijst naar iets in de werkelijkheid (referentie) o Met een zekere code omdat niet alle tekens werken door het actief te leren, soms is het gewoon zo (vb: vuur)
•
3 types van symbiose: 1. Index: relatie met referentie is gebaseerd op tijdelijke/ruimtelijke contiguïteit ▪ Vaak causaal of deel/hele relatie, iets natuurlijks ▪ Aangrenzendheid in tijd, ruimte, vaak causaliteit; ergens waar teken naar verwijst ▪ Foto is index omdat er relaties zijn van aangrenzendheid → overtuigender ▪ Vb: vingerafdrukken v/e inbreker op gestolen schilderij, foto 2. Icoon: relatie met referentie is gebaseerde op gelijkenis (lijken op) ▪ Vb: tekening v/e inbreker gebaseerd op getuigenissen v/e ooggetuige 3. Symbool: relatie met referentie is willekeurig, niet gemotiveerd en gebaseerd op conventies/afspraken ▪ Vb: achternaam v/d inbreker, stoplichten, muzieksystemen Geuren: kunnen willekeurig zijn (symbool) maar we gebruiken termen die komen uit smaken (index) Pupillen: hoe donkerder, hoe wijder ze staan (index) Handdruk: symbool want is een willekeurig teken, niet altijd dezelfde handdruk o Uitdrukking van gelijkwaardigheid Mode van symbiose ≠ type van signaal/cues Video Desmon Morris: o Moeilijk om glimlach perfect te imiteren en makkelijk om fake smile te achterhalen d.m.v. de ogen (fake smile wel mogelijk als je aan iets leuks denkt) o Adaptoren: adopteren aan stress die je ervaart ▪ Vb: tijdens liegen (poker en tas stelen) Overgang van natuurlijke naar conventionele tekens o Semiotische evolutie binnen evolutionaire psychologie (Darwin)
• • • • •
•
Deel 1: Een theoretisch kader Inleiding •
•
•
•
•
Thomas Kuhn: The structure of scientific revolutions o Paradigma: mens- of wereldbeeld waar gewerkt wordt binnen bepaalde aannames o Alfa-wetenschappen: sociale wetenschappen, geesteswetenschappen o Beta-wetenschappen: biologie, natuurwetenschappen o Gamma-wetenschappen: geneeskunde (combineert alfa en beta) Jaren ’20: Watson & Skinner en behaviorism o Overtuigingen, verlangens en mentale processen zijn geen echte dingen o Gedrag van mensen bestuderen Jaren ’60: cognitieve revolutie en shift van paradigma o Mentale verklaringen: ▪ Behaviorism past niet in onze alledaagse ervaringen ▪ Informatisering van wetenschap en de maatschappij Centrale idee van standaard social science model: (menselijke) geest/hoofd is een informatieprocessor, net zoals een computer o Menselijke brein als informatiebron (standaard sociale wetenschappen) o Psychologie: theory of planned behavior/theory of reasoned action ▪ Consumentengedrag, marketingcommunicatie etc. ▪ Mens als rationele wezen die logische beslissingen neemt o Communicatiewetenschap: informatiemodel ▪ Communicatie is een proces van informatieoverdracht v/e zender naar een ontvanger Moderne visie op menselijke brein: o Psychologie: duale systeemtheorie ▪ Brein heeft 2 informatieverwerkingssystemen met elk hun eigen (verschillende) kenmerken, fundamenteel verschillend: 1. Systeem 1: evolutionair gezien oud en intuïtief, delen we met ≠ dieren 2. Systeem 2: evolutionair gezien recent en meer rationeel o Communicatiewetenschap: transactiemodel o Communicatie is een proces van betekenisvolle interactie tss 2 of meer personen
1. Psychologie: twee gedachten in systeem 1 en systeem 2 •
•
Voorlopers: o Oude Grieken: Plato, Aristoteles, Plotinus etc. o Filosofen: Descartes, Locke, Spinoza, Hegel, Nietzsche, Goethe etc. o Psychologen: Helmholtz, William James etc. o Biologen: William Hamilton etc. o Diepgaande psychologen (het onderbewuste): Freud, Carl Gustav Jung etc. Wason selection task: “Als een kaart D op de ene kant heeft, staat het 3 aan de andere kant” o Oplossing: kaart D en kaart 7 omdraaien ▪ Als je 3 omdraait, maakt het niet uit (kan D zijn, maar ook niet) ▪ Als D staat bij kaart 7, klopt de regel niet
Test ook gedaan met andere context (drank en leeftijd) en hier wel 95% juiste antwoord Cosmides & Toby: valsspeler detectiemodel o Logica zoals een bijproduct v/d module: module in brein om valsspelers te achterhalen (→ gespecialiseerde modules) o Logisch denken is alleen (gemakkelijk) geactiveerd in een context van liegen en bedriegen o Buiten zo’n context is strikte logica moeilijk te beoefenen en faalt vaak Voorbeeld: vraag over Linda die als student heel geïnteresseerd was in discriminatie en sociale gerechtigheid → meer waarschijnlijk dat Linda bankbediende is of bankbediende én actieve feminist? o Brein vervangt de ‘lastige’ vraag met een veel gemakkelijkere: is ze een feminist? o Mislukking om statistisch te denken Voorbeeld: the Monty Hall problem o 1e doos gekozen en presentator toont dat prijs niet in 3e box zit o Je komt terug op de regel ‘eerste keuze is altijd de beste keuze’ o Bij 1e keuze: kans van 1/3 dat de prijs in de doos zit (andere twee 2/3 kans) o Bij 2e keuze: A blijft 1/3 kans, andere doos 2 keer zoveel kans dat prijs daarin zit Veel beslisslingen genomen o.b.v. heuristieken/vuistregels o Aangeboren: vooroordelen (biases) o Cultureel/persoonlijk geleerd: gewoontes (habits) o O.b.v. intuïtie en buikgevoel Voorbeelden beschikbaarheid heuristiek: o Overspel gebruikelijker onder politici of huisdokters? ▪ Er bestaan veel meer huisartsen dus meer kans op overspel o Letter K: meer als 1e of 3e letter in een woord? ▪ Gemakkelijk om voorbeelden te geven waarvan woorden beginnen met K Voorbeelden framing effect: o Procedure om heel erge ziekte te genezen: 20% doodkans of 80% overlevingskans ▪ Therapieën zijn beide zelfde maar survival versus mortality ▪ Belang hoe zaken voorgesteld worden, framing Universele vooroordelen (>200): o Beschikbaarheid van heuristiek o Framing effect o Aantrekkelijkheidsbias o Halo-effect: aanwezigheid van bepaalde kwaliteit, suggestie dat andere kwaliteiten ook aanwezig zullen zijn o Verzonken kosten (sunk costs) effect o Schenkingseffect o Ankereffect: bij het schatten met meerdere personen, blijven we meestal rond hetzelfde getal o Loss aversion/afkeer van verlies: winnen is beter dan verliezen, verlies wordt zwaarder ingeschat dan winst o Over confidence/vertrouwen: te veel zelfvertrouwen o Rijm-als-reden effect: iets wat rijmt, komt geloofwaardiger over o Bevestigingsbias o Mere exposure effect: blootstelling aan merknamen o In-groep/out-groep homogeniteitsbias: wij versus hen o
•
•
•
•
•
•
•
IKEA effect: als je iets zelf maakt, ben je er trotser/blijer van Google effect: verschil in opslag of informatie afhangend van onze specifieke ervaring van informatie Behavioralistische economieën: o 2002: Kahneman en Tversky ▪ Nobelprijs in Economie voor de prospecttheorie ▪ Mensen gebruiken heuristieken eerder dan logica en systematische analyses → vaak irrationele beslissingen o 2017: Thaler ▪ Nobelprijs in Economie voor nudgetheorie ▪ Nudge: zetje in de rug, kleine zetjes die je onbewust in deze richting duwen ▪ Irrationaliteit gebruiken om mensen in de richting van een betere gezondheid, meer geluk, meer sociaal gedrag etc. te duwen ▪ Vb: vegetarische menu bovenaan plaatsen op menukaart ▪ Social proof: neiging te doen wat andere mensen doen, sociaal wetenschappelijke beslissingen o Gigerenzer: ▪ Theorie van gebonden rationaliteit ▪ Buikgevoel kan goed zijn om te gebruiken, helpen ons om ‘goede’ beslissingen te maken → vaak vorm van rationaliteit in bepaalde context ▪ Soms beter om minder te vertrouwen op informatie maar wel op buikgevoel Klassieke economie: mensen maken beslissingen alsof ze de perfecte informatie hadden en de optimale oplossing voor het probleem hadden o Gigerenzer: hoe maken ‘real’ mensen goede beslissingen binnen de normale condities van weinig tijd en schaarse informatie? ▪ ‘Real’ people maken in een heel andere context beslissingen ▪ Less is more: beter als je niet volledig geïnformeerd bent o Buikgevoel = intuïtie = heuristieken = gebonden (ecologische) realiteit ▪ Verstand gebruikt ecologisch slimme heuristieken die leiden tot goede beslissingen wanneer er tijdsgebrek is, onbetrouwbare informatie en onzekere toekomst o Homo heuristicus vb: bal vangen en weten waar de catcher staat Adaptieve toolbox o Slimme heuristieken o Roots zijn evolutionair ▪ Ingebouwd, aangeboren ▪ Ingebouwd mechanisme om culturele/experimentele (vaak heel onbewust) heuristieken te ontwikkelen o Slimme heuristieken gebruiken is ecologisch rationeel: heuristieken zijn verfijnd tot de omgeving of de situatie op dat moment (de ecologie) Persoonlijke consumptieheuristieken: o Beter om een gekend merk te kiezen i.p.v. een onbekend merk als iemand daar nog geen ervaring mee heeft o Merken die geproduceerd zijn in het land van oorsprong zijn beter dan merken die ergens anders zijn geproduceerd ▪ Vb: België voor chocolade, Zwitserland voor horloges, Holland en Frankrijk voor kaas etc. o Als een beroemdheid een merk steunt, moet het wel van hoge kwaliteit zijn o o
•
•
•
•
Als de adverteerder veel argumenten gebruikt, moet hij wel de waarheid vertellen (desondanks de inhoud v/d argumenten) o Het duurste product uit 2 merken van hetzelfde product zal wel het beste zijn o Als product A van merk x van hoge kwaliteit is, zal product B van hetzelfde merk x evenwaardig zijn van hoge kwaliteit Gebonden realiteit van Gigerenzer: o Gebonden tot specifieke problemen o Gebonden in termen van de cognitieve energie die nodig is om het probleem in kwestie op te lossen o Te maken met fysieke en sociale realiteit: meer dan alleen economische beraadslagen, ook sociale overwegingen o Invloedrijk voor psychologen, economisten, filosofen en dierbiologen ▪ Vb: heuristiek die een hond gebruikt om een frisbee te vangen LeDoux: van ratio tot emoties o Emotionele brein: 2 manieren om emotionele informatie te verwerken als een resultaat van evolutionaire processen (adaptatie) 1. Lage weg, snelle weg (low/fast road) ▪ Puur emotioneel, snel maar vuil ▪ Cf. heuristieke verwerking 2. Hoge weg, trage weg (high/slow road) ▪ Rationele extensie, correctie, bevestiging etc. v/d lage weg ▪ Trager maar meer accuraat ▪ Cf. logische/systematische verwerking o Vb: slang in jungle ▪ Lage weg: bang zijn van slang want hij is gevaarlijk ▪ Hoge weg: is het gevaarlijk of niet? ▪ Beide hebben is adaptief! o
•
•
•
Van duaal proces tot duale systeemtheorie o Niet 1 soort denken met 2 verschillende verwerkingsroutes maar 2 verschillende (interacterende) soorten denken of breinsystemen o Evans & Krankish: In two minds: dual processes and beyond
•
2 systemen: 1. Systeem 1: non-verbale communicatie ▪ Evolutionair oud: gedeeld met dieren ▪ Onbewust, onderbewustzijn, impliciet ▪ Automatisch en parallel → snel ▪ Hoge capaciteit: 11.000.000 bits/seconde ▪ Intuïtief, reflexief ▪ Contextualiserend ▪ Emotionele controle ▪ associatief 2. Systeem 2: verbale communicatie ▪ Evolutionair recent: opvallend menselijk ▪ Bewust, expliciet ▪ Gecontroleerd en opeenvolgend → traag ▪ Lage capaciteit: 40-50 bits/seconde ▪ Rationeel, reflectief ▪ Abstract ▪ Logische controle ▪ Gereguleerd (rule-based)
2. Communicatie: informatieverwerking of betekenisoverdracht? •
• •
Moderne visie op menselijke brein o Psychologie: duale systeemtheorie ▪ Brein heeft 2 informatieverwerkingssystemen (systeem 1 en systeem 2) o Communicatiewetenschap: transactiemodel ▪ Communicatie is een proces van betekenisvolle interactie tss 2 of meer personen Informatieprocessor: alles via bits en bites (0 en 1) o Mathematisch, precies gedefinieerd Is het brein een informatieprocessor? Of een betekenisprocessor? o Vb: foto van Mona Lisa in streepjes → welk concept, idee, betekenis komt in je op? ▪ Andere foto in kleur maar gecensureerd: zelfde concept wordt opgeroepen maar informatie is helemaal anders o In brein roep ≠ informatie dezelfde betekenis op
•
•
Christof Koch: foto’s van beroemdheden o Voor elke beroemdheid een ≠ set van neuronen die oplichten o Halle-Berry neuronen waren geactiveerd ▪ Of ze nu getoond was vanaf linker-, rechter- of vooraanzicht ▪ Met of zonder hoed of zonnebril ▪ Al glimlachend of niet ▪ Met of zonder catwoman kostuum ▪ Zelfs enkel als woorden Halle Berry getoond werden o Zolang de betekenis van Halle Berry herkenbaar is, lichten de neuronen op o Phil Barden: brein beantwoordt niet alleen vragen wat het is maar decodeert wat een signaal betekent, waar het voor staat ▪ Scans gebruiken waarop we precies zien welk deeltje v/d hersenen oplicht ▪ Zelfde cellen: betekenis > informatie o Teken: iets dat staat voor iets anders en waaraan we een betekenis toekennen Brein is betekenisprocessor, niet (alleen) een informatieprocessor o Maar hoe bete...