Samenvatting Logistiek Management PDF

Title Samenvatting Logistiek Management
Course Logistiek Management
Institution Arteveldehogeschool
Pages 29
File Size 1.3 MB
File Type PDF
Total Downloads 95
Total Views 144

Summary

Korte samenvatting (17/20)...


Description

Samenvatting Logistiek Management (H1 – H7) Hoofdstuk 1: Van Logistieke flow tot Supply Chain 1.1 Definitie Logistiek Management: Logistiek management is dat deel van supply chain management dat op een efficiënte en effectieve manier de voorwaartse stromen, de opslag en de retourstromen van goederen van een individueel bedrijf plant, uitvoert en controleert van de oorsprong tot aan de consument om zo de behoeften van de klanten te vervullen.

1.2 De logistieke flow – verschillende deelgebieden:

1. Inkooplogistiek Alle activiteiten die te maken hebben met het aanschaffen van de materialen die nodig zijn om jouw product te fabriceren. 2. Productielogistiek Richt zich op de inrichting van het productieproces. 3. Distributielogistiek Gaat het over het algemeen over drie onderwerpen, namelijk de locatie en inrichting van magazijnen, het beheren van de voorraden en het transport. 4. Retourlogistiek  Bedrijfsklanten en consumenten kunnen een ontvangen product terugsturen.

Goederenstroom: de goederen verplaatsen zich in de logistieke flow van producent tot consument afhankelijk van de stap in de flow (transport) Geldstroom: het uiteindelijke doel is winstgevendheid Informatiestroom: het is belangrijk dat er eveneens informatie wordt gedeeld om te weten waar het product zich bevindt en in welke status. In de logistiek ligt de nadruk op de goederenstroom (transport), maar er is ook sprake van een informatiestroom waarin de verschillende partijen in een keten informatie met elkaar uitwisselen. Je kunt hierbij denken aan informatie over de vraag naar een product, de nog beschikbare voorraad of de lopende bestellingen. Een derde stroom is de geldstroom. De producent betaalt met zijn opbrengsten weer de leveranciers.

1.3 Definitie Supply Chain Management: Supply chain management (SCM), ook wel integraal ketenbeheer genoemd, is het principe waarbij door middel van het beheersen en het optimaliseren van processen, coördinatie en samenwerking met leveranciers, tussenpersonen en afnemers een betere functionaliteit van de keten (en elke schakel binnen die keten) ontstaat. 1.4 Integraal ketenbeheer:   

Integraal: de verschillende opeenvolgende acties en actoren worden met elkaar verbonden en als een geheel behandeld. Keten: het is de ketting van informatie-, geld- en goederenstromen. Beheer: het is niet puur operationeel, er zijn ook beleids- en strategische aspecten aan verbonden.

1.5 Logistiek Management versus Supply Chain Management (schematische voorstelling):

1.6 Supply Management – push model: Push-strategie:  Produceren in grote en identieke hoeveelheden  Product zo goedkoop mogelijk maken  Gebaseerd op vraagvoorspellingen van klanten

1.7 Demand Management – Pull model: Pull-strategie:  Producten maken op specifieke behoeften van individuele klanten  Productie start pas na vraag klant.  Klant kan nog kiezen uit bepaalde componenten of onderdelen.  Klant trekt als het ware een product uit de keten. (PULL)

1.8 Ketenomkering: Evolutie van Supply management naar demand management = ketenomkering

Hoofdstuk 2: Logistiek concept 2.1 Logistieke doelstelling:  

Het verbeteren van het customerservicelevel bij het huidige niveau van integrale kosten; Of het verlagen van de integrale kosten bij het huidige customerservicelevel.

Verkorting van de doorlooptijd: van grondstof tot eindproduct

2.2 Klantenorderontkoppelpunt: Start/eindpunt

Voorraadpunten

Processen/ activiteiten in productieproces

KOOP 1: Maken voor lokale voorraad (PUSH)  als je uw product direct kan mee nemen bv. van winkel KOOP 2: Maken voor centrale voorraad (PUSH)  product is klaar en staat in een magazijn te wachten om naar de klant verstuurd te worden bv. koelkast, wasmachine KOOP 3: Assembleren op order  klant kan zijn product zelf samen stellen (op basis van de aanwezige grondstoffen in voorraad) KOOP 4: Maken op order (PULL)  klant kan zijn product zelf samen stellen ( zelfde als 3)

KOOP 5: Inkopen en maken op order (PULL)  klant kan zijn product volledig zelf samenstellen

2.3 Make or buy decision: Je maakt de beslissing zelf of je dit proces zelf wilt aansturen en beheren of we kiezen ervoor om het uit te besteden.

2.4 Van 1PL tot 5PL:

PL: party logistics 1PL: Producent of handelaar die de eigen logistiek beheert. 2PL: Transport en warehouse management 3PL: Management van complexe supply chain 4PL: opbouw en uitrol van supply chain oplossing 5PL: Het bereiken van hogere benuttingsgraad van middelen Voordelen van outsourcen:  Kostenbesparing  Efficiëntie  Extra diensten Nadelen outsourcen:  Mogelijkheid tot lagere klantenservice  Data security  Daling flexibiliteit  Verborgen kosten

2.5 Impact van de logistiek op het bedrijfsresultaat: 1. ROI: return on investment -Geeft de verhouding van de inverstering en de opbrengst ervan weer. 2. KPI: key performance indicators -Managers gebruiken dit om te bepalen of het bedrijf goed bezig is of niet. Aan de hand daarvan kunnen ze het resultaat meten en kijken of ze hun doelstellingen kunnen halen.

3. Dupont-analyse (geen oef kunnen maken op ex.) 4 hefbomen om bij te dragen aan doelstellingen? o Marktverbreding o Kostenverlaging o Omloopsnelheid o Outsourcing van logistieke activiteiten

2.6 Waardeketen:

Hoofdstuk 3: Voorraadbeheer 3.1 Soorten en type voorraad: Soorten voorraden:  Bestelde voorraad (product nog niet in voorraad)  Beschikbare voorraad (producten die aanwezig zijn in het magazijn)  Gereserveerde voorraad (product aanwezig in voorraad, maar voorbehouden voor klant)  Economische voorraad (de voorraad die het bedrijf zelf financiert)  Technische of fysieke voorraad (voorraad die effectief wel in het magazijn staan)  Effectieve voorraad (de volledige voorraad in administratie/boekhouding)  Bestelde voorraad + beschikbare voorraad = economische voorraad Type voorraden:  Grondstoffen en onderdelen  Goederen in bewerking of WIP (work in progress)  Hulpstoffen of MRO’s (maintenance, repair and operating supplies)

3.2 Vraagvoorspelling: Kwalitatieve methode gebaseerd op:  Marktonderzoek  Enquête/interview  Panel (Delphi) Kwantitatieve methode gebaseerd op:  (historische) data beschikbaar  Patronen uit het verleden zich in de toekomst zullen voordoen

3.3 Totale voorraadkosten: Bestelkosten: kosten die je maakt om goederen te bestellen, tot bij je magazijn te krijgen en ze gecontroleerd en goedgekeurd te krijgen. Voorraadkosten: indirecte kosten  ruimte, risico en rente  3R’s:  RENTE  % dat vastzit in je kapitaal (ROI/Game)  RUIMTE:



 Aankoop/huur magazijn  Inrichting (T°C, rekken etc)  WMS (warehouse mgmt systeem) RISICO:  Verzekering brand, sprinklers  Vervallen producten (food, farmacie)

Kosten van nee-verkoop: wanneer een bedrijf niet voldoende voorraad heeft om de vraag van de klant op te vangen.

Formules: Cv: voorraadkosten per jaar per stuk Q: hoeveelheid Kv: totale voorraadkost Cb: bestelkosten per order V: vraag Kb: totale bestelkosten TK: totale kosten Totale voorraadkost:

Totale bestelkost:

Totale kosten:

Optimale bestelhoeveelheid of EOQ: economic order quantity

3.4 Veiligheidsvoorraad = safety stock: Voorraad die we aanhouden om onvoorziene omstandigheden te overbruggen. 3.5 Warehouse management: 4 functies:  Voorraadfunctie (goederen bijhouden in afwachting tot een bestelling)  Replenishment functie (continue bevoorrading)  Overslagfunctie (goederen die in grote partijen binnen komen en kleine partijen het magazijn verlaten)  Groupagefunctie (goederen van meerdere bronnen en leveringen te combineren)

5 fases:  Goederenontvangst (goederen ontvangen)  Goederen naar opslag brengen (klaar om naar de opslaglocatie te gaan)  Opslag van de goederen (hulpmiddelen ter beschikking bv. vorkheftruck, reachtruck)  Orderpicking (order die wordt samengesteld vanuit de verschillende locaties in het magazijn)  Expeditie (controleren of het wel de juiste order is) 3.6 ABC-Analyse: Wordt gebruikt om te bepalen welke goederen in een magazijn gestockeerd worden. Wordt ook gebruikt voor de aankoop, verkoop en picking. 3.7 Interne transportmiddelen: 

Stapelaar (dient voor palletten te verplaatsen)



Vorkheftruck (kan palletten maar ook andere zware voorwerpen tillen en verplaatsen)

 

Reachtruck (om in hoge magazijnen palletten te plaatsen of wegnemen) Transportbanden (zijn banden waarop goederen geplaatst kunnen worden om op deze manier getransporteerd te worden in het magazijn) Vehicles (zijn voertuigen die automatisch goederen, dozen en palletten transporteren) Grondstapeling (gewoon palletten en goederen op de grond neer leggen) Palletstelling (tussen elke twee rekken een gang) Inrij- en doorrijstelling (zelfde als palletstelling alleen gebruik je bij deze reachtruck) Draaggramstelling (geschikt voor lange, smalle voorwerpen) Legbordstelling (goed voor kleinere, individuele prodcuten) Doorrolstelling (een licht hellend systeem met rollers) Verrijdbare stelling (manier van verloren plaats van de gangen te sparen is opzijrollen) Automatisch magazijn (rekken worden geladen en gelost door een computergestuurd systeem)

        

3.8 Warehousemanagementsysteem: Het is een systeem dat de processen in een magazijn ondersteunt en beheerst zodat het mogelijk is om processen zoals oderpicking, tracking & tracing en voorraadbeheer van goederen in het magazijn te optimaliseren. VAL: value added logistics VMI: vendor managed inventory VAS: value added services Taken die het warhousemanagementsysteem uitvoert:  Opdrachtverwerking  Ordervrijgave  Voorraadbeheer en administratie  Inventarisatie  Managementinformatie

3.9 VMI: Vendor managed inventory: Koper geeft de informatie en voorwaarden door aan de leverancier. Die moet met de afgeleverde informatie aan de slag en organiseert het hele voorraadbeheer voor de koper. Voordelen:  Lagere veiligheidsvoorraad  Meer transparantie (vraag en voorraad)  Minder voorraad  Reductie transactiekosten (bestel/facturatie proces)

Hoofdstuk 4: Inkoop 4.1 Definitie inkoop?: Inkoop is het beheren van de ‘externe bronnen’ van het bedrijf op een dusdanige manier dat het leveren van alle goederen, diensten, talenten en kennis die nodig zijn voor het uitvoeren, onderhouden en beheren van de primaire en ondersteunende activiteiten van het bedrijf kan worden gegarandeerd en dit tegen de meest gunstige voorwaarden. COGS: Cost Of Goods Sold: Procentueel aandeel van inkoop. Inkoopproces: !!!   

6-stappen Producten en diensten Directe (bvb grondstof) en indirecte (bvb magazijn) aankopen

Specifieren:  Availability of supply cost: wat is de beschikbaarheid van uw laptop? Hoeveel heb ik er nodig? Zal ik die na 1 week hebben of 2 maanden?  Quality: logisch kwaliteit  minstens 2 jaar garantie  Service: service als je een probleem hebt met je product  naar technieker gaan  Cost: hoeveel je wil uitgeven voor uw product bv. 1000 euro  Innovation: windows platform, nieuwe upgrates enz…  Regulatory compliance: bepaald contract Selecteren: bouwen verder op specificatie:  Sourcing: manier waarop je wenst de leveranciers te bereiken, één of meerdere leveranciers (minstens 2 leveranciers)  RFI: request for information  de vraag naar informatie (order) bv. een aantal leveranciers zoeken  RFQ: request for quotation  de 3 leveranciers gaan op jouw vraag een antwoord geven

Finale selectie: je gaat verschillende orders krijgen van de leveranciers, je kijkt dan en kiest de beste Contract: praktische afspraken tussen leverancier en u:  De kleine lettertjes  De duur van contract  Alle info op contract  Wat zijn de boetes/penalty’s  vaste lever dag 

Bestellen:  EOQ: economic order quantity  Elke bestelling wordt uitgevoerd volgens de bepalingen die in het contract staan Bewaken:    

Kwaliteit uitlevering  quality agreements (moeten aan kwaliteitscontrole voldoen) kijken van het bewaken van je quality van je agreement/contract Als je te laat leveren bij jouw dan moeten ze een boete betalen Zijn de vereisten certificaten en documenten aanwezig

Nazorg:  Het afhandelen van claims  De leveranciersbeoordeling  Archivering  Bijhouden van leveranciersdocumentatie Inkoop organisatie:   

Centraal/decentral Inkoop organisatie: alle zaken die lokaal onderhandeld zijn bv. Cleaning, marketing, transport Centraal: iemand die wereldwijde contract heeft voor alle 30 000 employees

Inkoop niveau’s:!!!!  

Strategisch inkoop mgmt (strategie) Tactische inkoop mgmt (TCO)

 

Operationele inkoop (leveranciersbeoordeling) Ondersteunende processen (E-procurement)

Strategisch inkoop:  Insourcen vs outsourcen  Global vs local sourcing  Leveranciersintegratie (o.a. JIT)  Single vs dual vs multi sourcing Outsourcing: Uitbesteden van logistieke activiteiten en diensten aan een specialist, een logistieke dienstverlener Insourcing: Het maken van goederen en diensten binnen het bedrijf Locale sourcing: je leveranciers rond de deur, meer dan 1 leveranciers dus verschillende Uitleg woorden Global sourcing: Stel dat er iets mis gaat in je stad of land zorg dan dat je verschillende leveranciers hebt in andere landen want anders als er bv tsunami is heb je dan helemaal geen leverancier Leveranciersintegratie: met welke partijen ga je rond de tafel zitten? Met uw leveranciers bepaalde afspraken maken JIT: just in time bv.Het maken van auto’s (100 000 gemaakt worden) Single sourcing: materialen worden bij één leverancier gekocht Dual sourcing: het hebben van 2 leveranciers, met de bedoeling als de ene niet kan leveren heb je dan nog een tweede Multi sourcing: materialen worden bij verschillende leveranciers gekocht

Leveringsrisico: is het makkelijk verkrijgbaar, zijn er veel leveranciers? - Laag wilt zeggen heel veel mogelijke leveranciers - Hoog wilt zeggen heel weinig leveranciers Financieel impact: wat willen wij verbeteren op onze aankopen - Laag uw producten zijn goedkoop - Hoog moet je bereiken

Strategische producten: Strategische producten hebben een hoge waarde en worden geleverd door één of enkele leveranciers. - Bv. je hebt een bepaalde software dat is een investering want er komen ieder keer upgrades en verbeteringen op die software Hefboom producten: zijn producten en diensten die niet complex zijn en die voldoende aanbieders kennen. - is een beleggingsproduct waarmee beleggers middels een hefboom kunnen inspelen op koersbewegingen van bijvoorbeeld een aandeel Routine producten: dat zijn producten of diensten waarvan de kosten laag zijn, die weinig afbreukrisico’s kennen en waarvan er voldoende leveranciers zijn. Knelpunt producten: dat zijn producten die een lage waarde hebben en maar bij slechts één of enkele leveranciers worden afgenomen. Tactische inkoop (total cost of ownership):  aankoopprijs (purchase price)  aankoopkosten (acquisition costs)  exploitatiekosten (usage costs)  kosten voor vervanging (end-of-life costs) Uitleg woorden Aankooprijs: de prijs waarvoor je uw producten verkoop Aankoopkosten: de totale bestelkost Exploitatiekost: onderhoud, elektriciteit verbruik Kosten voor vervanging: een bijdrage bij machine die kapot is of hersteld moet worden

Additionele kosten: transport kosten, garantie, belasting, elektriciteit, kwaliteitscontrole, onderhoud, brandstof, management Operationele inkoop:  VENDOR RATING: het meten en beoordelen van de prestatie van de leverancier volgens een bepaald systeem en aan de hand van vooraf vastgelegde criteria.  Is dus een KPI (key performance indicator)  Scoretabel (target score, huidige waarde, vorige maand, trendlijn, acties, RAG redamber-green) Ondersteunende processen:

 

Het vermijden van een papierberg Het gebruiken van software, tools (electronisch) binnen het procurement gebeuren o E-tender (lastenboeken) o E-auctioning (veiling) o E-informing (bvb Dun&Bradstreet rapport rond solvabiliteit vd leverancier) o E-sourcing (google) Uitleg woorden E-tender: als je bepaalde overheidsaankopen doet  heel publiekelijk E-auctioning: op een website uw prijs van u product bieden (dat doen verschillende leveranciers dus) en de bedoeling is zodat je die product kan kopen die het goedkoopst is E-informing: een rapport die de financiële gezondheid van de leveranciers weergeeft E-sourcing: dingen online vinden (bv. Prijzen van producten)

Hoofdstuk 5: Productie 5.1 Productie logistiek: Betekenis? Wij als productie planners moeten ervoor zorgen dat alle grondstoffen op tijd daar zijn om potentiële componenten te gaan maken (producten dus). Productie logistiek volgt na de inkooplogistiek en de output gaat naar de distributielogistiek

5.2 Product ontwerp: Kijken naar de componenten zelf  grondstoffen of onderdelen  technieken (bv. lasser, verver)  volgorde en tussenstappen (bv. work-in-progress)  Bill of Materials (BoM) / Stuklijst (lijst van alle componenten en bewerkingen die nodig zijn om uiteindelijk een eindproduct te produceren.) 5.3 Grondvorm productie: Betekenis? Is de weergave van de fysieke goederenstroom

1. Serieproductie Productie van slechts één product

2. Parallelle productie Er lopen meerdere goederstromen gelijktijdig naast elkaar zonder dat ze met elkaar in aanraking komen.

3. Convergente vs Divergente productie Convergent: verschillende stromen komen samen in een uniform eindproduct

Divergent: grondstoffen die tot meerdere eindproducten leidt

4. Mass customization De consument krijgt de mogelijkheid om keuzes te maken omrent het eindproduct binnen een kader met keuzemogelijkheden bv. een bmw met keuze van kleur, interieur en diverse opties.

JIT: Just In Time: Betekenis? Bestel alleen maar zaken die je nodig hebt en je laat ze leveren op tijdstip dat je ze nodig hebt.  Toyota (heeft de JIT uitgewerkt)  zero stock (weinig of bijna geen voorraad)  ‘rijdende’ voorraad (door dat bedrijven bijna geen voorraad meer heeft moet er geleverd worden  rijdende voorraad)  Risico (als een leverancier in de problemen komt dan kan het bedrijf al na een paar uur stilvallen bij een gebrek aan onderdelen) 5.4 Tools voor productieplanning: Material Requirements Planning (MRP I)  (dit system plant enkel de onderdelen)  onderdelen en grondstoffen om gegeven aantal producten op tijd af te werken  enkel onderdelen, niet arbeid of machinetijd  bill of materials  bestel- en productietijden  balkenplanning Manufacturing Resources Planning (MRP II)  MRP I + planning van productiemiddelen o Bill of materials o Bewerkingslijst o Verkoopplanning o Capaciteit productieafdeling:  Snelheid machines  Beschikbaarheid medewerkers  capaciteit vs verkoopplanning Enterprise Resource Planning (ERP)  MRP I + MRP II + koppeling naar verschillende andere bedrijfsafdelingen: o Accounting o Verkoop o HR  TMS: transport management system  WMS: warehouse management system  aansturen van het (volledige) bedrijf dmv ERP pakket 5.5 Kwaliteitsmanagement: Plan-Do-Check-Act (PDCA)  Oplossen van een kwaliteitsprobleem  Opeenvolgende PDCA-cycli  Kwaliteitsborging

Toyota Production System (TPS)  The Toyota Way o Continu verbeteren o Respect voor de mens  creëren van waarde voor de klant  elimineren van activiteiten die geen waarde toevoegen voor de klant Lean and Agile  Lean o Verspilling elimineren o Creëren van maximale toegevoegde waarde voor de klant tegen minimale inspanning  Agile o Flexibele organisatie o Snel en effectief inspelen op veranderingen 

combinatie Lean & Agile: lean is langere termijn, minimale inspanning & agile is flexibel zijn, moet mogelijk zijn om op korte termijn te maken op vraag van de klanten

Six Sigma  streven naar defectvrije processen (elimineren van defecten)  Six Sigma methodiek: o o o o

  

Ver...


Similar Free PDFs