Schema Visuele Cultuur - Samenvatting - hoorcollege 1 - 9 PDF

Title Schema Visuele Cultuur - Samenvatting - hoorcollege 1 - 9
Course Visuele cultuur: Kunst in historische context
Institution Universiteit Gent
Pages 42
File Size 850.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 209
Total Views 372

Summary

ALGEMEENKUNST ALS AMBACHT K. Malevich, Zwart Vierkant, 1913, doek, 53.5x53 cm, Hermitage, St.-Petersburg 1 vd eerste abstracte kunstwerken KM vindt het belangrijk gezien te worden als ambachtsman David Hockney, Place Furstenberg, Paris, August, 7,8,9, 1985 #1, 1985, foto collage, 88 cm kunstwerk ...


Description

KUNST ALS AMBACHT

ALGEMEEN K. Malevich, Zwart Vierkant, 1913, doek, 53.5x53.5 cm, Hermitage, St.-Petersburg 1 vd eerste abstracte kunstwerken KM vindt het belangrijk gezien te worden als ambachtsman David Hockney, Place Furstenberg, Paris, August, 7,8,9, 1985 #1, 1985, foto collage, 88.9x80 cm kunstwerk (collage) met =/= polaroidfoto’s fotografie = 1 vd nieuwe ambachten? Hockney maakt systematisch gebruik van alle nieuwe mogelijkheden/technieken die zich aanbieden Michelangelo, Madonna met Kind, Johannes en de Engelen (onafgewerkt), ca. 1497, paneel, 104.5x77 cm, National Gallery, Londen Jan Van Eyck, Sint Barbara, paneel, 34x18.5 cm, KMSK, Antwerpen waren ook bezig met techniek, gingen niet zomaar iets in wilde weg op papier zetten hier: onafgewerkte werken Mich: links nog 2 onafgewerkte engelenfiguren (groene laag wel al gedaan: doodverven (onderschildering die doorschijnt onder finale laag)) ambacht vd meester = niet zomaar lukraak: 15e-19e eeuw: heel arbeidsintensief beroep, vergt techniek etc P.P. Rubens naar Da Vinci, Slag bij Anghiari, ca 1604, zwart krijt, pen en inkt, hoogsels in grijs en wit, 45.2x63.7 cm, Louvre, Parijs Da Vinci: nieuwe techniek bij fresco (olie + water) maar verloren gegaan omdat olie en water niet matcht (Da Vinci wist dit nog niet) Rembrandt, De kunstenaar tekent een model, ca 1639, ets, (onafgewerkt), 23.2x18.4 cm, British Museum, Londen etskunst op hoog niveau (was 1 vd eersten) maakte aantal staten (enk. = 1 staats) van zijn prenten -niet enkel nieuwe innovaties in techniek, maar ook in wiskunde, wetenschap, … worden geïntegreerd in kunst begin 15e E: meetkunde, perspectief wordt populair (vb. Dürer) Belang van materiaal, techniek, innovatie proces- en productinnovatie (economie): nieuwe manieren ontwikkelen om op snellere manier iets te maken etc Belangrijk voor oa stijl (belangrijk voor ontwikkelingen qua inhoud, vb perspectief laat je toe om andere dingen of dingen op andere manier af te beelden), inhoud, impact/verspreiding, conservatie, … Ambachtelijke vaardigheden = cruciaal om beeldtaal te genereren die nodig is voor de boodschap zoals de kunstenaar ze wil brengen

KUNST EN ECONOMIE

Kunst en kunstenaars worden beïnvloed door economische omstandigheden (kan je dus niet los ervan zien) -kunstveilingen 18e eeuw: proberen smaak vh publiek te manipuleren vb. catalogi waarin bepaalde kunstenaars worden aangeprezen  markt be:invloedt smaak v kunstliefhebbers

-boekdrukkunst geschikt voor verspreiding ideeën/ontwerpen Rafaël  werk commercialiseren Vb. Rafaël, Kindermoord van Betlehem, ca 1509, tekening, 231x374 cm, Londen -kunst & economie kan reputatie kunstenaar maken of kraken -kunsthandelaren (impressionisten) ontdekken Vermeer + vinden het geweldig (kleuren, licht, …)  voordien was Vermeer niet populair Vb. Johannes Vermeer, Het Melkmeisje, 1658, doek, 45.5x41 cm, Amsterdam -productie: in opdracht of voor vrije markt -tussenhandel: rechtstreeks of tweedehandsmarkt (veilingen) -consumptie: kopen, verzamelen evenwicht van vraag en aanbod (speelt bij kunst anders dan bij andere economische markten) kunstenaar ontsnapt niet aan economische wetmatigheid/speelt er vaak mee -vrij recent onderzoeksdomein: sinds 1980 John Michael Montias (specialist planeconomie, legt zich toe op kunst, = ontzettend controversieel in het begin, want ondermijnde bohémien-idee vd kunstenaar, al was dat idee sowieso al niet zo realistisch) -opent veel perspectieven: impact van economische factoren/motieven op bvb stijl en iconografie KUNSTTHEORIE EN CANONVORMING

K. Malevich, From Cubism and Futurism to Suprematism: The New Realism in Painting (1915) legt uit wat zijn kunst/nieuwe stroming precies is (in pamflet) Albrecht Dürer, Illustratie uit: Underweysung der Messung mit dem Zirckel und Richtscheyt, 1522 A. Dürer, Illustratie uit: Vier Bücher von Menschlicher Proportion, 1528 geometrisch-wiskundig kijken naar de wereld en die zo interpreteren technische uitleg over hoe je 3 dimensies in een plat vak moet krijgen etc, hoe je figuren juist moet tekenen -theorie is niet altijd van kunstenaar zelf (ook van liefhebbers, vb de Guevarra (Habsburger)) -kunst = consumptiegoed  liefhebbers hebben grootste verantwoordelijkheid voor kwaliteit -betalen/kopen = meebouwen aan canonvorming -Philips Angel: pleit voor nieuwe schilderkunst (fijnschilderkunst)  geschriften uit KO om verdediging bij te staan -debat over 17e E genre-schilderkunst -Svetlana Alpers: moraal zoeken in tafereeltjes = onzin  schilders willen louter beschrijven Vs moraal verborgen in tafereeltjes werk Angel hierin herontdekt -Zola: komt via vriend Cezanne in contact met Manet gaat Manets nieuwe genre/stijl (impressionisme) verdedigen (Salon de Réfusés)

dank: Manet schildert portret van Zola Vb. Édouard Manet, Portret van Emile Zola, 1867-1868, doek, 146.5x114 cm, Parijs -=/= stromingen gaan manifesten/traktaten publiceren om zich conceptueel te legitimeren -kunstkritiek – kunsttheorie zijn met elkaar verweven, lopen +/- parallel -canon = absolute topschilders (onderliggende categorieën: hiërarchie) moeilijk om iemand die uit canon gevallen is te rehabiliteren Vb. Willem van Haecht, Apelles schildert Campaspe, ca 1630, 104.9x148.7 cm, Den Haag -nieuwe kunstvormen komen voort uit conceptuele-theoretische innovaties  wisselwerking conceptuele onderbouw (legitimeren bestaande kunst) - theoretische vernieuwing (theoretiseren over vernieuwing) -termen uit filosofie-wetenschap om kunst te legitimeren -vanaf theoretische uitbouw: mogelijkheid te zeggen wie goed is en wie niet KUNST EN PARAGONE

De Saussure taal is een tekensysteem dat onze manieren v denken beïnvloedt  zelfde met kunst -verhouding tussen kunst – wetenschap -Paragone: +/- wedstrijd tussen =/= kunsten of tussen kunst – wetenschap -(beeldende) kunst invloed op wetenschap -Da Vinci: eerste die beseft dat visuele cultuur cruciaal is voor wetenschappelijke communicatie -spanningen woord & beeld (kunst altijd gebruikt om woorden/uitspraken kracht bij te zetten) -Paragone binnen beeldende kunst: schilder laat zien dat schilderkunst beter is dan beeldhouwkunst omdat het de illusie van een beeldhouwwerk kan creëren (beeldhouwkunst kan geen illusie v schilderij creëren) vb. G. Dou, De kwakzalver, 1653, paneel, 49.3x37 cm, Wenen -sinds de vroege Ren: wetenschap en literatuur als zusters vd (schilder)kunst *sociale/intellectuele ambities vd kunstenaar (artes mechanicae & liberales (trivium + quadrivium) + schilderkunst?) -tegenwoordig: multimedia  interactie tussen kunst(en), muziek, literatuur, theater, wetenschap, …

POLITIEK EN RELIGIE

-kunst-politiek-religie zijn met elkaar verweven vb. kunst als religieuze/politieke propaganda Vb. Monument voor Saparmurat Niyazov in Turkmenistan riep zichzelf uit tot president voor het leven (was tot 2006 president) *liet monument van zichzelf oprichten (om zo fysiek vereerd te kunnen worden) *beeld draaide mee met de zon (~Zonnekoning) Vb. Alberto Korda, Che Guevara, 5 maart 1960, Havana iconisch werk  niet oorspr. Kunstwerk, maar door impact wel soort van kunstwerk geworden -prenten: eerst vnl artistiek, later steeds meer politiek-religieus propaganda Vb. J. L. David, Napoleon steekt de Alpen over, doek, 259x221cm, Rueil-Malmaison Napoleon gaat zich als 1 vd meest succesvolle generaals in de Westerse gesch positioneren *steigerend paard = absoluut symbool v macht -kerk en staat heel lang monopolie op visuele cultuur in publieke ruimte kunst als propaganda voor of tegen kunst als politiek/religieus wapen -tot eind 19e E: overheden compleet overheersende zeggenschap over kunst (wat kunst moet zijn etc) later: initiatief bij kunstenaars zelf

ICONOCLASME

-2003: Irak: beeld Sadam Hoessein wordt onderuit gehaald -2011: Libië -vernieling vd Buddha’s van Bamiyan (6e E, Afghanistan) door de Taliban in 2001 *alle iconen van religie uit ver verleden werden vernield  nieuwe golf van iconoclasme -christendom onderdeel v Romeinse cultuur versmolten met joodse cultuur (beelden niet belangrijk daar, bij Romeinen wel) => spanningen/controverse Vb. naar M. Raimondi naar G. Romano, Fragmenten van I Modi (De omnibus Veneris Schematibus), origineel 1e helft 16e E, gravures, Londen erotische/pornografische schilderijen in prent uitgebracht

paus enraged: wil dat alles (hele reeks) vernield wordt dit = enig overgebleven fragment Vb. Meubel uit het Geheieme Cabinet van Catharina de Grote, 18e E *Catharina de Grote was enorme kunstverzamelaar in Rusland naast kunstcollectie ook kamer die vol stond met erotische/pornografische/fallistische symbolen en objecten werd vernield, enkel foto’s van enkele objecten bleven over Vb. Velazquez, Rokeby Venus vernieling: Canadese voorstander van vrouwenrechter heeft het willen vernietigen  weer gerestaureerd Vb. Who’s Afraid of… met vernieling statement ten voordele van meer figuratieve schilder Vb. Rubens, Val der opstandige Engelen pot zuur over werk gegooid: olieverf loste op + droop naar beneden gerestaureerd, maar nog steeds sporen -iconoclasme en interactie? Principe van DECORUM *vitruvius & retorica *onbewust verwachtingspatroon (bij afwijking decorum: brein actief, enorme focus) *respons -waarom interesse? *iconoclasme = moment waarop decorum (kracht v beeld) zichtbaar wordt *vooral sinds jaren 1960-70 *decorum als wapen om mensen te overtuigen/beïnvloeden (spelen met verwachtingspatroon) -soorten? *religieus *politiek *cultureel STIJL & BETEKENIS

Stijl = complex gegeven niemand raakt eraan uit wat stijl nu precies is

Vb. F. Angelico, Graflegging (San Marco altaar), 1438-40, paneel, 38x46cm, München vb. R. van der Weyden, Graflegging, 1450, 110x96 cm, Florence 2 meesters die zelfde compositie met heel =/= stijl gaan ontwikkelen (gebieden haddden niet veel contact maar vdW zou compositie van FA hebben gezien in Rome en overgenomen) Vb. D. Bouts, Sacramentsaltaar (laatste Avondmaal), 1464-67, paneel, 180x150cm, Leuven 1 vd eerste keren dat het laatste Avondmaal werd afgebeeld stilistisch expliciet in contemporaine context (interieur eetkamer)  Christus weer aanwezig -Rubenisten vs Poussinisten 2 =/= stijlen op zelfde moment => discussie: welke stijl = de beste? keuze voor bepaalde stijl niet los van inhoud Vb. Picasso =/= stijlen binnen oeuvre van 1 meester goede meester = stijlvirtuoos Vb. M. Duchamp, LHOOQ, 1919, poster en inkt Duchamp focust volledig op inhoud  stelt kunst in vraag ironisch kunstwerk wordt in vraag gesteld Vb. A. Dürer, Zelfportret, 1500, paneel, 67.1x48.7cm, München speelt met bestaande artistieke conventies 1. Keizers worden in profiel afgebeeld 2. Christus/ambititeuze koningen: frontaal beeldt zichzelf zo af (2e manier) + doet dit op iconisch moment (eeuwfeest) profileert zichzelf als Messias (=vernieuwer vd Westerse kunst) -stijl kan voor controverse zorgen vb. J. A. D. Ingres, Grande Odalisque, 1814, doek, 88.9x162.56cm, Parijs *controverse inhoud: geen Venus maar vrouw van lichte zede afgebeeld stijl: grove verfstreken, geen fotorealistische/afgewerkte stijl  spelen met stijlconventies die aan bepaalde onderwerpen gekoppeld worden

-stijl = ondefinieerbaar (100en definities)  vergelijkbaar met handschrift -probleem kunstgeschiedenis: men is stijl gaan gebruiken om kunst in te delen, af te bakenen etc vb. Vasari, Winckelmann, Hegel stijl als norm voor periodisering: paradox v stijl: minst nauwkeurig te bepalen – meest invloedrijk -het probleem van periodisering op basis van stijl *fictieve constructie om grote/complexe fenomenen te begrijpen *gaat vaak gepaard met valorisering *gebaseerd op Hineininterpretierung en generalisering *Zeitgeist-idee (Hegel) en teleologisch denken *houdt geen rekening met cultuurdynamiek (=/= stijlen/bewegingen samen op 1 moment/in 1 periode: vb Rubens & Poussin = beide barok, maar andere stijl) *stuurt het denken -te onthouden *eigenheid & herkenbaarheid *individueel & collectief *handeling & resultaat =ondefinieerbaar geheel aan visuele karakteristieken die iets herkenbaar maken als eigen aan een individueel kunstenaar en/of bepaald tijdvak/regio -iconografie en iconologie? *iconografie: lezen van het visuele narratief (verhaal) = basaal betekenis v kunst  op =/= niveaus: letterlijk, figuurlijk, symbolisch *iconologie: contextueel begrijpen/verklaren vh visuele narratief -belangrijkste aspecten *relatie tekstueel-visueel narratief (visueel bijna altijd gebaseerd op tekstueel narratief) *symboliek en allegorie *beeldtradities en verwachtingspatronen *decorum *iconologie: ook historische (breedste zin) context (toen en nu) hermeneutisch probleem: je kan je nooit inleven/verplaatsen in (mentaliteit) 16e E

vb. H. Holbein, Dode Christus in zijn tombe, 1521-2, paneel, Basel hand v Christus: 21e E: opsteken middelvinger, 16e E: andere bedoeling (+ men kende gebaar toen nog niet) -korte geschiedenis vd studie van iconografie/iconologie

KUNSTGESCHIEDENIS

KUNST ALS AMBACHT

KLASSIEKE OUDHEID -“geschiedschrijvers” *Plinius: beschrijving vd natuur en kunst (vooral beeldhouwkunst) *Vitruvius: architect die principes over architectuur uitlegt etc -filosofen denken na over esthetiek (vb Plato)

MIDDELEEUWEN Sterven vd discipline MAAR theologen hebben wel interesse in kunst -kroniekschrijvers: sporadische notities -(filosofen en) theologen *bedenkingen over religieuze kunst ihb tijdens de Karolingische Ren. -handboeken ihb receptboeken

RENAISSANCE 3 sporen -kunsttheorie *L.B. Alberti, L. Ghiberti, Da Vinci *Dürer, Lampsonius, van Mander *paragone *specialisatie -kunstgeschiedschrijving *Vasari: eerste die aan kunstgeschiedschrijving zal doen *Van Mander *focus op stijl *teleologisch (tot impressionisme) *biografisch *canonvorming: gaat zeggen: “dit is een goede kunstenaar, deze niet, …” -iconografie *Ripa, Molanus *lezen vh visuele narratief (het verhaal) op =/= niveau’s : lettelijk, figuurlijk, symbolisch

-schilderkunst: weten we nagenoeg niets van *paneel/doek? *miniaturen op perkament *frescoschilderkunst -mozaïeken redelijk goed

- veel verloren gegaan in het Westen (heropleving vanaf late ME door contact met Byzantium, N-Afr, …), er wordt zelden/nooit geschreven over kunst, behalve pragmatische handboeken

-Byzantijnse Rijk: grote influx v nieuwe ideeën, zeker in Italië  Renaissance -onderscheid Italië – Noorden (vnl NL) belangrijk -vanaf 15e eeuw: experiment, wetenschap -procesoptimalisatie en procesinnovatie Wetenschappelijke innovaties

bewaard -beeldhouwkunst *bronsgieten (verloren was) *steen *terracotta

-hernieuwde interesse in zuivere weergave vd werkelijkheid (Humanisme, Ren) OH als uitgangspunt -perspectief: volgens Panofsky heeft het onze manier v percipiëren vd wereld veranderd -waarom zo belangrijk? In OH/ME: 1 ambitie, nl registreren wat je kan zien  hoe beter je daarin slaagt, hoe krachtiger de kunst (vb. koningsportretten: hoe preciezer je kon weergeven hoe man was, hoe politiek krachtiger het kunstwerk) perspectief nodig om iets realistisch neer te zetten (als wiskundig model dus heel belangrijk) *lijnperspectief: wiskunig model (Masaccio = eerste kunstenaar die dit op perfecte manier heeft toegepast) Vb. Masaccio, Heilige Drievuldigheid, ca 1427, fresco, 667x317 cm, Santa Maria Novella, Florence *gevoelsperspectief: gevoel van zuiver perspectief creëren (maar niet echt, vb =/= verdwijnpunten) Vb. Jan Van Eyck, Madonna met Kanunnik Van der Poele, 1436, 122x157 cm, Stedelijke Musea, Brugge *kleurperspectief: psychologisch, heeft te maken met breking vh licht in de natuur (vb verschuiving van kleurtonaliteiten (bergen op achtergrond zijn blauw)) Vb. Joachim Patinir, Landschap met Charon op de Styx, 1515-1524, 64x103 cm, Museo del Prado, Madrid *kleur- en lijnperspectief: Vb. Pieter Bruegel I, Jagers in de Sneeuw (Winter), 1565, paneel, 117x162 cm, Wenen vb. P. P. Rubens, Landschap met Kasteel het Steen, ca 1635, paneel, 137x235 cm, Londen -anatomie *sinds begin Ren in Italië *Piero della Francesca, Andrea del Verocchio *Da Vinci: “als je iemand afbeeldt die stapt, moet je spieren ook zo

afbeelden: gespannen of ontspannen”  bestuderen! studie naar het leven *fysionomie: karakter vergelijken met dieren -architectuurstudie *wordt herontdekt in de Renaissance =ook van belang voor beeldhouw- en schilderkunst *Vitruvius: De architectura libri decem (=veel meer dan architectuur, ook machinerie, menselijke proporties, …) *Alberti De re aedificatoria (15e E) *Filippo Brunelleschi heel veel boeken over architectuur -tekenkunst *kunst waarmee je voor het eerst een mentaal idee op papier kan zetten *dragers: perkament of papier *tekenmateriaal: veerpennen, metaalstiften, krijt en houtskool, penselen, inkt (potlood = 19e E) *vooral gebruikt voor studies naar het leven humanistische/wetensch/religieuze interesse in het leven zoals het is *voorstudie/schets om aan opdrachtgever voor te leggen (=/= composities) *vidimus: tekening om te tonen aan opdrachtgever (=finaal ontwerp) *tekening als kunstwerk: Mich heeft tekenkunst verheven tot grote kunstvorm (tekeningen cruciaal voor ontwikkelen v kunst: voor het eerst komt beeld op papier, is het communiceerbaar (genie vd kunstenaar: intellectueel proces = denkbeeldig beeld omzetten op papier/paneel/doek)) *overzetten vd tekening op paneel/doek: technieken 1. flexibele afmetingen: kwadraatnet 2. 1 op 1: kalkeren, ponsen -schilderkunst

*belang van materiaal en techniek 1. N vs Z Ren: technische mogelijkheden van mimesis 2. kwaliteit & praktische mogelijkheden 3. gilden als keurmerk (zeker in N) *=/= technieken: tempera (w zelden of nooit nog gebruikt), olieverf; dragers: paneel, doek, fresco, … Vb. Jan Van Eyck, Portret van een man met Tulband, paneel, 15.5x19 cm, Londen *verf-drager-opbouw: zie syllabus p. 140-148 -belang van innovaties *perfecte mimesis *conservering -prentkunst *hoogdruk (afb ligt hoger dan materiaal dat je hebt gebruikt): houtsnede *diepdruk: gravure, ets *platdruk: lithografie en off-set printing *grote meesters: Dürer, Raimondi, van Leyden, Rembrandt, de Hooghe *uitgevershuizen: De Vier Winden, Filips Galle *belang van prentkunst 1-economisch: oplages en impact; uitgevershuizen 2-kunsthistorisch: visuele transfer; herkenning; prentencollecties als studiemateriaal 3-sociologisch: propaganda; brede verspreiding v kunst paradox vd prentkunst: hoe meer (intenser) gebruikt, hoe minder bewaard -wandtapijtkunst *van late ME tot diep in 18e E: Vlaamse kunst *tot in 16e E meest prestigieuze kunstvorm *was enoooorm duur -beeldhouwkunst *statistischer dan bvb schilderkunst *minder ruimte voor experiment (want veel duurder)

*sculptuur vaak geassocieerd met (monumentale) beelden, maar kan ook bvb klein houten beeldje zijn *hout, steen vb. Michelangelo, Slaaf (onvoltooid), ca 1519-1536, marmer, Florence * ivoor, amber *klei (terracotta: populair in de Ren) = ‘gebakken aarde’, al dan niet met glazuur *metaal: gieten (verloren was, brons), smeden Vb. Leone Leoni, De Triomf van Ferrante Gonzago, brons, 1564, Guastalla Vb. Leonardo Da Vinci, Modello voor een steigerend paard, ca 15161519, brons, Budapest *plaaster: goedkoop, ‘reproductie’ van sculptuur, modelli -het atelier en de academie *gilden: regulering vd ambacht, hadden enorm zeggenschap *academie: begin vh zien v kunstenaar als intellectueel/genie kunstenaars eerst leren tekenen en ze humanistische, intellectuele vorming geven -inventio en executio *loskoppelen van de idee en de uitvoering *gilden vs uomo universale *grotere ateliers/andere werkverdeling technieken om ideeën door assistenten te laten uitvoeren KUNST EN ECONOMIE

-speelt nog niet zo’n heel grote rol, want economie was totaal anders -weten we heel weinig over -productie? *veel in opdracht *on spec voor vrije markt (aanwijzingen van wel) -tussenhandel? Weinig bekend

-speelt nog niet zo’n heel grote rol, want economie was totaal anders -kunstproductie neemt af stijgt pas weer vanaf 12e-13e E (gotiek) -vrije markt zo goed als onbestaande -productie? *veel in opdracht *collectieve arbeid -tussenhandel? Weinig bekend

-veel verandering Vraag en aanbod -stedelijke ontwikkelingen -machtige kooplui gaan investeren ...


Similar Free PDFs