Visuele Cultuur - alles uit de les PDF

Title Visuele Cultuur - alles uit de les
Author Luca Verhaeghe
Course Visuele cultuur: Kunst in historische context
Institution Universiteit Gent
Pages 81
File Size 1.2 MB
File Type PDF
Total Downloads 290
Total Views 351

Summary

Visuele Cultuur: Kunst in Historische ContextInleiding. van zwart vierkant tot caleidoscoop1. Kazimir Malevitsj. Zwart vierkant. 1915 - Hoogtepunt in de kunstgeschiedenis, hoge waarde op de markt - Moeilijk uit te leggen omdat het gewoon een zwart vierkant is - Bij Lam Gods of Sixtijnse Kapel spreek...


Description

Visuele Cultuur: Kunst in Historische Context Inleiding. van zwart vierkant tot caleidoscoop

-

-

-

-

-

-

-

1. Kazimir Malevitsj. Zwart vierkant. 1915 Hoogtepunt in de kunstgeschiedenis, hoge waarde op de markt Moeilijk uit te leggen omdat het gewoon een zwart vierkant is Bij Lam Gods of Sixtijnse Kapel spreekt dit meer voor zich Klassiek wordt kunst gezien als een ambacht (legende waarin kunstenaar zichzelf bewijst door een perfecte cirkel te tekenen, Rubens alsook, Rembrandt die zichzelf ook tekent met 2 perfecte cirkels) Zwart vierkant: “dit is het einde van de kunstgeschiedenis, kunst is meer dan een ambacht”. Dit werk wordt rode draad door het vak. Het vertelt heel veel over wat kunstgeschiedenis is. Als we dit vierkant ontleden in al zijn betekenissen dan wordt dit een caleidoscoop waarmee alle facetten van de kunstgeschiedenis opengaan. Onbekende schrijver: Johannes Aporta. Anekdote: Stel je voor je man vertrekt naar de oorlog en hij laat een briefje na met een portretje en “ik hou van jou”. Dit is de essentie van kunst. Je kan dit briefje zoveel keer laten namaken maar dit zal nooit de waarde van het oorspronkelijke briefje vervangen. Kunst capteert ook allerlei betekenissen waardoor voor vele mensen/culturen een object zo belangrijk wordt.  Malevitsj is hierin geslaagd. Dit vak is opgebouwd rond het hele idee van Aporta dat kunst iets is dat betekenis genereert. 2. Kunst is in essentie eigenlijk ook een product dat geld moet opleveren, een markt Vergelijking twee schilderijen waarbij men het zwart vierkant verwerkt Ontdekking schilderij Leonardo Da Vinci. Niet 100% zeker dat het hem is  Voor- en tegenstanders. 450 miljoen euro op veiling terwijl klein paneeltje Rafael (leerling Da Vinci). Beroemd geworden door één van zijn medewerkers die ervoor gezorgd heeft dat zijn kunst over gans Europa bekend is geworden.  drukkunst  verkocht zijn werken over gans Europa  succesvolle ‘firma’  reputatie enorm geboomd door zijn prentkunst (op koperplaat) en niet enkel door kunst in het Vaticaan Adriaan van der Werff. In zijn notitieboekje hield hij bij hoeveel dagdelen hij te werk ging aan een werk  prijs bepalen d.m.v arbeidskost (per uur), olieverf, paneel + eigen waarde naam  toont aan hoe hij een prijs kan vragen dat veraf staat van de werkelijke kost 20e eeuw: ontzettende bedragen waar mensen bijna geen hand naar uitgestoken Bv: Art by Telephone. Kunstenaars belden en gaven instructies over wat men moest schilderen Terug naar zwart vierkant Manifest van Malevitsj voegt: het suprematisme toe (naast kubisme en futurisme). = theoretische onderbouwing van het zwart vierkant, overtuiging

-

-

-

-

-

Theoretische onderbouwing gaat terug tot Polykleitos (oudheid). Beschrijft hoe je een beeld (Doryphoros, speerdrager) moet maken (bv. ideale verhouding). Roger de Piel (1708, Frankrijk). Nadenkt over hoe je kunst kan definiëren. Stelt aantal kwaliteitscriteria op.  Rubens absolute meester (hoogste cijfers). Andere perspectieven met impact: Byzantium (8e – 9e eeuw): enorme denkoefening over wat kunst is. Geprobeerd om allerlei aspecten van beeld te begrijpen  aanleidingen tot beeldenstorm 3. Derde betekenislaag kunst Links Leo. Da Vinci. Rechts Malevitsj suprematisme: belezen man in de wetenschap, poëzie…  op zoek naar ook nieuwe perspectieven in kunst Polykleitus: verbinding wiskunde en kunst en geschriften van Vitrivius  de ideale man  inspiratie Da Vinci  neurowetenschap ontdekte dat we intuïtief dit beeld van Polycletus ervaren als ideale schoonheid. interactie kunst en wetenschap ene kant en kunst en literatuur andere kant Alhazen (beroemde Arabische geleerde, 10e 11e eeuw). Griekse kennis enorme bloei en broeigaard in de Arabische wereld vooraleer naar Europa. Manuscript is een klassiek voorbeeld van combinatie kennis wetenschap en kunst. Bewaard in een Abdij in de buurt van Brugge en connectie met Van Eyck. Wetenschap ondersteunt kunst met het zo perfect mogelijk in beeld krijgen van de mens en natuur. Anthonis Mor: portretschilder. Zelfportret waarin gedicht aan de ezel hangt. Voorbeeld interactie kunst en poëzie.  tot op de dag van vandaag Daan Roosegaarde (2014) Van Gogh-Roosegaardefietspad. Zonlichtdeeltjes die worden gereflecteerd door schilderij. 4. Vierde betekenislaag: Politieke revolutionaire context. Eugene Delacroix La Liberté guidant le peuple (1830) = vrijheid leidt het volk Russische El lissitzky: Versla de Witten met de Rode Wig Gaat weer ver terug (Athene): Buste van Pericles.  Walker Hanock. Portretbuste van George H.W. Bush (1920) Augustus (stichter Romeinse rijk) van Prima Porta. Begin 1e eeuw n.C. Augustus wordt bewust van de kracht van beelden.

-

-

-

5. Vijfde betekenislaag: Met kleur en lijn betekenis genereren. Ene kant: schoonheid en visueel genot, andere kant: betekenis Links: Johannes Vermeer (1660). Complex verhaal, allerlei anekdotische details  realiteitsillusie want lijkt op gewone kamer maar is complexer: speelt met het licht, details, kleur Rechts: Malevitsj: portret van zijn vrouw (1933). Malevitsj: crisis door kritiek op zijn modernistische kunst  focust terug op geometrie en inhoud door terug te grijpen naar figuratie, in de abstractie terug betekenis genereren.  twee compleet verschillende manieren om met kleur en lijnen te spelen Links: Lucas van Leyden. Dans om het gouden kalf, ca. 1530

-

-

Opstand Israëlieten die gouden kalf aanbidden ipv God. Heel figuratief en in de traditie van de westerse beeldende cultuur om mens en natuur zo realistisch mogelijk weer te geven. Rechts: Damien Hirst, The Golden Calf, 2008 Leest hetzelfde verhaal. Maakt gouden kalf met soort van gouden maan bovenop in een gouden bassin.  je wordt zelf 1 van deze Israëlieten die rond de afbeelding van het kalf te dansen gaat Foto twin towers (voor aanslagen). Toon dit de dag voor de aanslagen of de dag erna. Het ene moment betekent dit beeld niets en het andere moment ontzettende emotionele cognitieve rollercoaster. = heel belangrijk aspect van hoe kunst functioneert in samenleving Rechts: Rafael. De school van Athene. Sixtijnse kapel. Links: Bosch. De tuin der lusten. Met allerlei fantasiën.  deze 2 veel meer met elkaar verwant want op dezelfde stam ge-end (klassieke manier van kijken naar kunst met het Christen en Jodendom die eraan vorafgaat).

Dit vak: niet in essentie om kunststijlen maar om de wisselwerking tussen kunst en context (zowel context beïnvloedt kunst en vice versa)

HS. 1 … Het PRODUCT kunst Deel 1. -

Malovitsj: Russisch icoon uit de avant-garde (2e helft 20e eeuw). Vooravond Russische revolutie. Zwart vierkant, ambachtelijk niet eens zo goed gemaakt 1. Waarom is dit 100den miljoenen waard? Puur materieel is dit bijna niets waard  hierover eindeloos veel gedebatteerd 2. Hoe kan een kunstenaar hiervan leven?

-

Jakob Weyerman. Schreef het verhaal van de kunstgeschiedenis. Kritische analyse van de manier waarop kunstkenners/verzamelaars/handelaren omgaan met de kunstmarkt Lacht met de zotte prijzen die betaald worden. Bv. Amadeo Modigliani. Liggend naakt. Leonardo da Vinci (toegeschreven, niet 100% zeker). Christus als Salvator

-

Kunst-economie? 3 basiselementen: 1. Productie: (groep van) kunsternaar(s) 2. (Tussen)handel: bemiddelaars, iemand die handeldrijft door schilderijen op te kopen en aan de man te brengen, veiling. Strijken een deel van de winst op. 3. Consumptie: iemand die iets wil (overheid/verzamelaars…) Binnen deze 3 basiselementen. Aantal dingen uitgelicht:  Productinnovatie Klassiek voorbeeld: Jan van Goyen: Het Valkhof in Nijmegen, 1641. Maakte vele landschappen, veel werk, maar ziet dat er grote interesse is in ‘de hand van de meester’  brengt zijn producten aan de man door zijn kunstwerken in 1 tint te schilderen in 1 dag als iets exceptioneel  betaalden evenveel en veel minder werk  einde van zijn carrièremarkt verzadigd door overproductie  Procesinnovatie De processen waarmee je je kunst maakt veranderen. Voorbeeld: Ralmondi en Rafael die gebruikmaken van drukkunst. Tekening de onschuldige kindermoord  op koperprent  duizenden  Innovaties in handel en branding Men is er al van in de 16e eeuw van bewust dat de naam van de meester een grote impact heeft. Klassiek voorbeeld: prent van Pieter van der Heyden naar Pieter Bruegel, Grote vissen eten de kleine (1557) Van der Heyden liet deze prent maken door Bruegel in de stijl van Bosch omdat Bosch in die tijd veel populairder was en liet nadien Bosch zijn naam graveren. 

Collectioneren/verzamelen: Willem van Haecht Apelles schildert Campaspe ca 1630 Prijsbepaling: Adriaen Van der Werff. De Heilige Familie, 1702. Werkuren + materiaalkosten opgeschreven + toegevoegde waarde



Impact van marktmechanismes? Oeuvre Johannes Vermeer zou nauwelijks bekend zijn als het niet van de kunstmarkt was geweest. Aanvankelijk: op de lokale markt, nobele onbekende, glipte net tussen de mazen van het om binnen een gemiddelde prijsklasse te vallen (17e – 18e eeuw). 2e helft 19e eeuw: reputatie schiet omhoog  absolute meesters kunstmeesters  Veel te maken met marktmechanismen. Herontdekt door journalist die gefascineerd was door impressionisten. Het melkmeisje 1. la vie moderne, dagelijkse leven en 2. Het pointillisme Art by Telephone, Pierre Manzoni Artist’s Shit (strond van de kunstenaar), Damien Hurst: materiaalkost al heel duur: hoeveel bovenop omdat het van de hand van Hurst is gemaakt  leidt tot extremen in hedendaagse kunst. Michaël Borremans, Angel 2013. Meer traditioneel, ambachtelijke poppen. Wim Delvoye Action Doll, 2007. Besteed uit aan de fabriek. Poppen van zichzelf maken.

1. Griekse Oudheid. Wedijver tussen stadstaten De grote machtsblokken van ervoor (Farao’s bv. Die enorme gebieden beheren en waar men relatieve statische beeldcultuur aantreft. Gouden dodenmasker van Agamemnon, Mycene, 1550 – 1500 v.C)  6e 5e v.C. dynamische kunst die niet meer gestopt  kunstenaars ruimte en vrijheid om te experimenteren (voor zover de omstandigheden toelaten). Stadstaten wedijveren  drang om te onderscheiden waaronder ook kunstenaars.  athene machtige stadstaat, economisch succes. Weerspiegelt zich in sportwedstrijden alsook in de kunst. Voorbeeld: ZEUS in Olympia. = beeld in tempel in Alicia. = oppergod. Tot op de dag van vandaag laten heersers zich vaak op deze pose presenteren. Discobolus (discuswerper), ca 450 vC. Romeinse marmeren kopie naar het Griekse bronzen origineel van Myron Reconstructie van de polychromie van een Griekse korè. Archaïsche periode, ca 650 – 500 v.C.  statische sculpturen (rechtstaand, armen hangend en voeten naast elkaar) veranderen in dynamische beelden met andere perspectieven.  Griekse stadstaten geven ruimte voor veranderingen, strijd tussen kunstenaars Griekse stadstaten hadden allerlei kolonies dus hadden ook het benodigd materiaal (brons, marmer)  Romeinen hier eindeloos veel beelden van gekopieerd. Athene (belangrijkste stadstaat aan de acropolys). De schikgodinnen uit het oostelijk timpaan van het Parthenon, ca 438 – 431 v.C. 4e eeuw v.C (uitloper van de klassieke Griekse fase)  beeldhouwers meer gaan experimenteren en bewust van economische factoren die het ambachtelijke overstijgt. Besef van de extra waarde door idee dat kunstenaars iets kunnen dat anderen niet kunnen. Bv. Legende van Praxiteles. Deel van dit oeuvre geschreven door Plinius. Interessante anekdote vanuit economisch perspectief over Aphrodite van Knidos. Hij zegt Praxiteles maakte 2 beelden: eentje gekleed en eentje naakt (= compleet nieuw). Hij vroeg voor de twee beelden hetzelfde bedrag. Inwoners van Kos konden als eerste 1 van

de 2 kiezen. Kos waren geshockeerd door het naakte beeld want dit was niet volgens de normen dus men koos voor het andere. De inwoners van Knidos waren slimmer en kozen voor het naakte, bouwden hiervoor een tempel. Het beeld dat oorspronkelijk evenveel waard was, heeft een enorme reputatie opgebouwd als een van de mooiste beelden van de antieke oudheid  een zekere koning uit die se wereld was bereid om de hele staatsschuld van Knidos over te nemen in ruil voor dat ene beeld. Of de legende waar is weet niemand maar laat zien hoe de reputatie van een kunstenaar al vanaf de 4e 3e eeuw v.C. de reputatie van de kunstenaar en kunstwerk de hele economische waarde kon doen kantelen en het idee heel veel geld waard werd.  originaliteit en de hand van de meester zorgt voor economische waarde -

Hellenisme In het kielzog van Alexander DeGrote staan enkele rijken op. Één hiervan: Zeusaltaar van Pergamon, ca 175 vC.  Overheidsinvestering in kunst wordt alsmaar belangrijker Loopt over van het rijk van DeGrote tot rijken hierna

2. Romeinse Oudheid: Massaproductie Laatste hoogtepunt van deze Hellenistische cultuur -

-

-

-

Romeinse cultuur: beeld niet zo’n belangrijke rol Kantelt wanneer Romeinen, Griekenland veroveren in 2e v.C.  stelen kunst en naar Rome vervoerd.  ontstaan verzamelcultuur van oude griekse beelden Caesar aan de macht: Romeinen beseffen dat beeldcultuur ook kan ingezet worden in politieke mechanismes en enorme productie kan opzetten van sculptuur om mensen mee te nemen in een nieuw verhaal. Vooral Augustus zet enorme productie op van sculptuur om de politieke boodschap uit te brengen (sculpturen van gezagsdragers)  namen Romeinse kunstenaars zijn zo goed als niet bekend omdat ze in deze massaproductie worden ingeschakeld Bekend voorbeeld: Villa van Hadrianus stond vol Griekse beelden Ook fresco’s, muurschilderijen Venus in de schelp, 1e eeuw n.C. = gerecupereerd idee uit de Griekse wereld. Fresco: Romeinse kopie naar origineel Timanthes (Griekse schilder). Het offer van het offer van Iphigenia Romeinen springen zeer economisch om met kunst, men recupereert veel. Bijvoorbeeld: Triomfboog van Constantijn: 2 fenomenen 1. sculpturen in reliëf (= barreliëf) in verschillende stijlen, verschillende tijdsvakken in de eerste eeuwen na Christus = elementen van andere sculpturen, tempels, triomfbogen hergebruikt en samengebracht = soort samenvatting van de Griekse cultuur 2. Na eerste helft 1e eeuw: beeldproductie meer en meer verspreid over het rijk. Belangrijkste kunstenaars waren niet alleen in Rome en omstreken maar ook uiterste hoeken van het rijk  visuele eenheid verdwijnt stillaan doordat verschillende stijlen bij elkaar komen Niet enkel brutale beelden van belang maar ook kleine sieraden vertellen verhalen bv: De Gemma Augustea. Interessant: onderste gedeelte werd gebruikt door Rubens en hiermee in de 17e eeuw (zijn tijdsvak) de kunstgeschiedenis geinnoveerd

3. Middeleeuwen: Kunst voor Kerk en Staat -

-

-

-

-

-

Romeinse rijk valt stilaan uit elkaar. Dit geldt ook voor kunstgeschiedenis, zeker vanuit economisch perspectief. Tendensen: 1. Verzamelcultuur neemt stilaan af 2. Meer en meer hergebruikt ook voor grote opdrachten zoals triomfbogen (dingen die elders voor gemaakt zijn worden geïntegreerd in nieuwe prestigieuze projecten) 3. Diversificatie: productie is niet meer zo centraal gestuurd, meer regionaal gebonden met gebruik van lokaal materiaal, gesteenten. Stijlverschillen door lokale invloeden die geïntegreerd worden in de dominante Griekse stijl & Kunst neemt andere functies op: bv. Popularisatie van kleine beeldjes, kunst is niet meer enkel bedoeld voor elite en staat. Heel beeldrijke, antropocentrische cultuur versmelt met Germaanse cultuur waar mensen nauwelijks worden afgebeeld, voornamelijk geometrische patronen  clashen Economisch nut neemt af en educatief, religieus nut van kunst neemt toe. Bv: ongeletterden die overtuigd dienen te worden van het Christelijke verhaal Ontwikkeling Christelijke beeldcultuur afhankelijk regionale streken, voorbeeld: Christus Pantocrato, begin 6e eeuw. Sinaïwoestijn = antropocentrisch Sacramentarium Gelassianum, 8e eeuw (boek met gebeden, gebruikt tijdens de mis) = geometrie is belangrijker (gaat terug op germaanse cultuur)  deze verschillen ontstonden in het late Keizerrijk en zetten zich door in de middeleeuwen Belangrijk in deze context is dat kunstenaars meer en meer ingezet worden voor Christelijke doeleinden (overheidsopdracht). Beeldtaal is dus nooit helemaal verloren gegaan en invloeden van Griekse en Romeinse sculpturen. De evangelist Johannes wordt hier afgebeeld zoals Zeus aan de voet van Olympia Kunst die geproduceerd wordt is niet vanuit artistieke motieven Vaak met lokaal materiaal, wel uitzondering door ivoor te importeren zoals: Taferelen uit het leven van de heilige Maria, Relms eind 9e eeuw. Scenes Het Psalterium van Lodewijk de Heilige, ca. 1190 – 1200. Perkament. (psalmen = bijbelse teksten). Soort van voorlopers van de paneelschilders in de 14e eeuw. Zijn heel verfijnde werken met zeer hoge kwaliteit. Voorbeeld: initiaal met goud, niet enkel artistieke kwaliteit maar vooral ook het materiaal. Is veel meer dan mooi versierde beginletter maar toonbeeld van kostbaarheid. Voor 11e 12e eeuw: kerk meer afzijdig, weinig interactie met de steden maar vanaf 12e eeuw: meer en meer neiging om de stad in te trekken en mensen te bekeren.  grote kathedralen en bouwwerken in hart van de stad  tussen kunstenaars interactie en stimulatie.  Prille voorlopers van renaissance, mensen die experimenteren. Heeft veel te maken met de economische factoren doordat er door de overheid wordt ingezet om mensen mee te trekken in het Christelijke verhaal Andere prestigieuze werken: bronzen deur. Niet de bedoeling om kunst te innoveren eerder uit interesse voor de zuivere afbeelding van het Christelijke verhaal Iets anders dat belangrijke rol begint te spelen: pelgrimages, bv. Bedevaart Meer investeringen in reliekhouders (zie Reliekhouder van Sainte-Foy, 9e 10e eeuw) vanwege het geloof dat deze wonderen konden verrichten. Tijdens pelgrimage werden vele beeldjes verhandeld, onderweg naar bedevaartsoorden groeien de kerken  deze economische dynamiek zorgde voor meer investering in kunst

-

Samengevat kunst-economie in de middeleeuwen 1. Productie: = veel in opdracht, voor de macht  collectieve arbeid heel weinig op speculatie geproduceerd, alle kunst wordt in opdracht gemaakt 2. Tussenhandel = nauwelijks, weinig over bekend 3. Consumptie = is (doorgaans) anoniem, ambachtelijk. = art on demand

4. Renaissance: Prille dynamiek -

-

Twee grote economische omwentelingen (13e 14e 15e eeuw): Enorme dynamiek in Italië (Firenze, Rome, Veneti¨´, Milaan…) en de Zuiderlijke Nederlanden (Doornik, Brugge, Brussel, Leuven,…)  verstedelijking: innovatie, productie en verhandeling 1. Diversificatie vraag en aanbod:  Nieuwe groep: stedelijk patriciaat die ook interesse krijgt in kunst  Al in late middeleeuwen interesse vanuit gilden en broederschappen om zichzelf te profileren d.m.v. kunst  Plaatselijk markt  internationale markt: rondreizende handelaars  creatieve dynamiek komt op gang religieuze focus  stillaan niet religieus bv. portret (bv. Jan Van Eyck) Diversificatie van aanbod: o Klassieke media Tussenhandel: handelaren stijgen (kunstkoper, kunsthandelaar) maar vooral opdrachten, weinig on speculatie  diversere kunst (kwalitatief bv. in Spanje mindere kwaliteit want minder besef, kwantitatief,…)

-

Miniatuurkunst Nederlanden, 14e 15e eeuw  Gebroeders Van Limburg. Onvoltooid manuscript, ca. 1415. Perkament. Miniatuurschilders, voorlopers van Van Eyck. Superrealistische afbeeldingen. Vlaamse primitieven = belangrijkste stijl in Europa in die periode  Miniatuurkunst vergt grote samenwerking  Loyset Liédet (toegeschreven). Hertog Karel de Stoute verrast David Aubert in zijn atelier, in David Aubert, Histoire de Charles Martel (1463).  Opdrachtgevers: Boergondische hertogen (Zoals Filips de Goede)  Jan de Tavernier. Jean Miélot presenteert zijn vertaling van het traktaat over het Onzevader aan Filips de Goede. Opdrachtminiatuur in Jean Miélot, Traité sur l’oraison dominicale, na 1457.

-

Wandtapijten  De belangrijkst...


Similar Free PDFs