Visuele cultuur: overzicht hoofdstukken per periode PDF

Title Visuele cultuur: overzicht hoofdstukken per periode
Course Visuele cultuur: Kunst in historische context
Institution Universiteit Gent
Pages 14
File Size 404.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 104
Total Views 199

Summary

HET PRODUCT KUNST HET IDEE KUNST KUNST EN WETENSCHAP KUNST, MACHT EN GELOOF VORM EN INHOUDKLASSIEKE OUDHEID GRIEKSE OUDHEID Centraal gestuurde kunsteconomie  Griekse revolutie  Plinius: Naturalis Historia  Revolutie naar dynamiek (5e eeuw VC) ROMEINSE OUDHEID  Massaproductie  Grieks = norm  A...


Description

KLASSIEKE OUDHEID

HET PRODUCT KUNST GRIEKSE OUDHEID  Centraal gestuurde kunsteconomie  Griekse revolutie  Plinius: Naturalis Historia  Revolutie naar dynamiek (5e eeuw VC) ROMEINSE OUDHEID  Massaproductie  Grieks = norm  Augustus cultuurpolitiek  Anonieme kunstenaars  Grieken  Oud Rome: ontstaan verzamelcultuur oude Griekse beelden => altijd ART ON DEMAND

HET IDEE KUNST GRIEKSE OUDHEID  Mimesis  Aisthesis  Similtudo  Simulacrum  Ekphrasis

ROMEINSE OUDHEID  emotie en expressie  retorica interesse Griekse beeldcultuur en filosofie  neo-platonisme  vitrivius = architect, cf. ‘Vitriviusman’  plinius = teleologisch kunstbegrip, overzicht technische vernieuwingen met nadruk op technologische vernieuwingen

KUNST EN WETENSCHAP PARAGONE! (interactie tussen verschillende kunsten) GRIEKS-ROMEINSE OUDHEID  ideale verhoudingen  Griekse theater  retorica  vitrivius  methoden gebaseerd op empirie en pragmatiek paragone: hier relatief veel interactie, vaak onbewust LATE OUDHEID  wetenschappelijke disciplines worden artes liberales (trivium, quadrivium)

KUNST, MACHT EN GELOOF GRIEKS-ROMEINSE OUDHEID  politiek: ontwikkeling stadstaten, cultureelartistieke rivaliteit KLASSIEKE PERIODE  athene met Pericles als grondlegger  grote rol politiek en religie ALEXANDER  Rome als centrum  Helleniseren kunst => schilderkunst werd naturalistischer, beeldhouwkunst expressiever en pathetischer ROME ALS WERELDMACHT  Politiek: personencultus, statige standbeelden  Visuele eenheid Romeinse rijk  Fajoemportretten  Opkomst christendom: beelden Romeinse tijd gebruikt om christelijk verhaal te vertellen, conflict Romeinse keizers  christenen  4e eeuw: Constantijn bekeert zich, nieuwe

VORM EN INHOUD KLASSIEKE PERIODE  +/- 500 v.c. stilistische, iconografische revolutie: van statisch naar dynamisch => ‘The Greek Revolution’ (= combinatie van vormelijke, inhoudelijke en theoretische vernieuwing) HELL. PERIODE  Helleniseren, Alexander => Anders dan klassieke periode: voorliefde voor pathos, rijkdom en stilistisch pluralisme  Apelles, Lysippus  Expressie, drama => aandacht voor retorica!  Hoogtepunt: Laocoön => zette tendens in van aandacht naar expressie in plaats van beheersing.

MIDDELEEUWEN

 Kunst voor kerk en staat VROEGE ME:  kunst geen economische factor, eerder bijproduct  anoniem 800-1200  KAROL. RENAISSANCE 800 vc, nieuwe dynamiek

VROEGE ME  Romeinse beeldcultuur onder druk  Christenen en hun bekeringsijver wordt essentieel  Kritiek uit Jodendom => clash Byzantijns iconoclasme

   

Heilige schrift als bron van alle kennis Artes liberales als hoeksteen Scholastiek

  

fase

ROMEINSE KUNST  Geen sterke beeldtraditie  Toe-eigening van Griekse cultuur  Vanaf eind 3e E vc.: van Etruskisch naar Hellenistisch (klassieke ideaal)  Integratie kunst in publieke sfeer  1e E: frivoler, decoratiever  Ontstaan naturalistisch portret (bustes)  Apollo Belvedere, Trioomfboog van Contstantijn Implosie RR in 476, beeldproductie ten val

Kunst gemodelleerd naar christelijke heilsboodschap Ravenna! Debat Byzantium, rol Karel de Grote begin van de ‘Karolingische renaissance’ (laatRomeinse

VROEGE ME  Arme beeldcultuur  Zeldzaam hoogtepunt: Ravenna (p.370)  Vereenvoudigd, strak, stereotiepe composities, geometrische

Hernieuwde aandacht voor figuratie kerken en manuscripten Vanaf 13e eeuw  Economische heropleving in verstedelijkte gebieden  Ontwikkeling Europese kunsteconomie (de Hanze) ITALIË: herontdekking Romeinse kunst NOORDEN: Gilden 

 





Academies: centralisatie productie Amper ‘on spec’, in opdracht (collectieve arbeid) Vormen? Vooral toegepaste kunsten (cF. verluchte handschriften Wandtapijten

  



Aquino Byzantium: Libri Carolini Premisses vd christelijke beeldtheologie (welke? Primaat zintuigelijke wereld, autonomie afbeelding, besef materialiteit van kunst) Kerk wil via beeld invloed op leken

HOGE EN LATE ME  Gregorius de Grote + christelijke premissen als basis beelddevotie

beeldcultuur werd opgevist) ca. 900-1200  kerkhervormingen, Cluny HOGE ME  opkomst bedelorden  ontwikkeling altaarstuk  groeide interesse in narratieve kracht van het beeld  Nieuwe bouwstijl: de gotiek => Kerk en politiek: monopolie op de kunst

patronen West-EU: KeltischGermaanse beeldcultuur (ornamenteel, geometrisch)  Kunstwerken als gebruiksvoorwer pen, uitzondering: verluchte handschriften  Zeldzame versmelting van culturen (bv. Vespasian Psalter)  Narratief: helder en educatief KAROLINGISCHE RENAISSANCE  Utrechts Psalter  Karolingische minuskel 11e EEUW: VERFIJNING  Romaanse fase  verspreid  Abdijen  Liturgische vaatwerk  Westen (nadruk op educatie)  

RENAISSANCE 15E EEUW ‘quattrocento’



Vanaf 15e eeuw: initiatief kunstenaar zelf

ITALIË  Ontstaan nieuwe rijken: De Medici, Portinari  Elites en verzameldrang, resulteert in: Kunst-und Wunderkammern (17e eeuw) NOORDEN  Van oudsher al meer productie on spec  Bourgondische hof, via kunst aanzien verwerven  Lam Gods: hét voorbeeld van een veranderende economische context  Stijl Vlaamse

FLORENCE  Kunsttheorie Italië  ALBERTI, Ghiberti, Da Vinci  Istoria  Artes liberales  Inventio vs. executio  Disegno  van ambachtelijke naar meer intellectualistische benadering  nieuwe golf neoplatonisme NOORDEN  weinig tot geen geschreven kusnttheorie in 15e eeuw  toch enkele: Dürer,



 





Koepel van Brunelleschi, Santa Maria del Fiore Humanisme Zoeken naar nieuwe betrouwbare fundamenten ( scholastiek) Wiskundige en geometrische benadering (Da Vinci) Doorbraak schilderkunst (lijnperspectief, kleur en atmosferisch perspectief, olieverf)

1ste helft 15e eeuw ITALIË: lijnperspectief (Masaccio, della Francesca)



 

enorm veel politiekreligieuze spanningen: reformatie, contrareformatie in context van bloei steden Machtverhouding van adel en kerk naar kooplieden en ambachtslui

ITALIË  Florence, de Medici  Steden opzoek naar nieuwe culturele identiteit  Rijke stadstaten als inspiratiebron  Rome mistoestanden: volksdevotie, iedereen wordt heilig NEDERLANDEN

Oosten (nadruk op devotie)  Niet uniform MID 12E EEUW  Gotische fase  licht, verticaliteit, ruimte, rankheid  van abdij naar stad VGL. met Griekse revolutie: van statistisch naar dynamisch  Geen radicale breuk met verleden  Evolutie houding kunstenaar => intellectuele bezigheid  Complexe relatie tss noordelijke en zuidelijke renaissance  Zin voor naturalisme, mimesis ideaal ITALIË  Antieke wetenschap, literatuur als vb  Inhoudelijk: klassieke literatuur,

primitieven dominant in Europa Prille interacties  Dürer: belangrijke schakel in uitwisseling Noord en Zuid  Wandtapijtkunst als belangrijkste vorm  Ook klassieke kunsten terug belangrijke rol  Cf. prentkunst







Lampsonius, Karel van Mander van Eyck! Kleurperspectief, optica Visies van schilders in Noord en Zuid waren niet tegengesteld, maar complementair Nieuwe analysemethoden

NOORDEN: kleurperspectief (van Eyck) VERBREDE HORIZON  technologie drukkunst  belangstelling voor esoterische kennissystemen: alchemie, fysiognomiek





Ontwikkeling nieuwe politiek-religieuze corporaties (gilden, broederschappen of lekenorden) Persoonlijke devotie



 



 

filosofie en mythologie Verhalen vertelt in historische weergave ‘vreemde eend’ Van der Weyden  Fra Angelico (p. 355, 384) Olieverftechniek en detailrealisme nog niet in Italië Masaccio, Ghiberti, Botticelli Nieuwe stijl met kenmerken antieke oudheid

NOORDEN  Nadruk op technische innovaties  Christelijke iconografie  Robert Campin  Van Eyck: olieverf => eyckiaanse realisme  Nederlandse paneelschilderku nst => Vlaamse primitieven  Christelijke

16E EEUW

BOOMING BUSINESS: kunstmarkt kreeg vorm  Productinnovatie: nieuwe genres, iconografie en stijl  Procesinnovatie: aterlier, grafiek, specialisaties  Panden (van ambachtsmannen => ondernemers), on spec!  Tussenpersoon in handel  Uitgevershuizen  Vernieuwingsdrang

BEELDENSTRIJD  grote regionale verschillen tss noord (naturalisme) en zuid (idealisme)=> conflict italië  Da Vinci VASARI  Kunstgeschiedenis geschreven  Canonvorming  Teleologische stijlgeschiedenis  Vite

ITALIË  innovaties op economisch gebied vooral zaak vd NEDERLANDEN, minder in Italië NOORDEN  dui: Dürer, Holbein  fra: Frans I, Fontainebleau,

BUITEN ITALIË  Rederijkers  Dürer!  Beelddebatten  zachte verschuiving van intentie naar perceptie NOORDEN  fra: nieuwe stijl, school van

wetenschappelijke experimenten en uitvindingen NOORDEN  doorbraak humanisme  bloei volkstaal  bruegel en rederijkerscultuur 

 



emblemata, doorbraak literatuur ut pictura poesis : poëzie en beeldende kunsten zijn zussen titiaan : poëtische dimensie aan schilderkunst

samenvattend: Beeldende kunsten in 16e eeuw kenmerken zich door het experiment

kerk onder druk Internationale mobiliteit (cf. Dürer als schakel)  Nieuw stedelijk en burgerlijke bewustzijn => resulteerde in conflicten  Stedelijke elite geïnteresseerd in kunst die balanceerde op scheidingslijn van vernieuwing en traditie  Kunstbeleid Frans I (‘imagebuilding’) Conclusie: 16e eeuw = eeuw van strijd over politiek & godsdienst, gecombineerd met artistieke experimenten  

verhalen vertelt in eigentijdse beeldtaal  Genre van het portret Zie p. 382-92 => geen kruisbestuiving  16e eeuw kan niet onder 1 stilistische noemer gebracht worden (bv. Rafael  Bosch)  Experimenteren met stijl en onderwerpen  16e eeuwse Italiaanse kunst: hoogrenaissance, maniërisme => overmaat  Nadruk op lijn en compositie FLORENCE EN ROME  Leonardo da Vinci: perfecte balans tussen alle componenten vd renaissance (portretten : natuur, neoplatonisme, composities,

gecentraliseerd !  

Fontainebleau port en spa: de Guevara, de Holanda decorum

geometrisch evenwicht, coloriet, psychologisch) => (p. 397-400)  Sfumato – Da Vinci  Verrocchio  Rafael (Stanze) en Michelangelo (Sixtijnse kapel) 1515-20 => evolutie: pathos kreeg overhand! P. 401 Bv. Transfiguratie, Slaven VENETIË  Penseelvoering  Titiaan (poesie!), Bellini, Giorgione  Prominente rol landschap  Olieverf  Allegorie  Disegno ideaal  2e helft 16e eeuw: Tintoretto, Veronese DUI EN LAGE LANDEN  FRA: school Fontainebleau  Dürer: klassieke motieven en

renaissance beginselen lijnen

contrareformatie, Noordelijke NL: calvinisme, Britse eilanden: republikeinse puriteinen  anglicaanse royalisten



 VAT OP NATUUR, nieuw natuurbegrip zoeken paragone:  Rembrandt : brengt spanning in beeld tussen wetenschap en gevoel als middelen om kennis te verwerven (Aristoteles), en het literaire (Homerus)

Belangrijkste ontwikkelingen in interactie tussen politiek, religie en kunst deed zich voor in katholieke landen (eenheid id kunst) Vorsten streven naar absolute macht

LOKROEP VAN ROME  Caravaggio  Carracci  17e eeuw: caravaggisme, classicisme van Carracci en rubensiaanse barok REPUBLIEK  Andere situatie : macht in handen van regenten  Steden gaven toon aan, cf. stadhuis  Openbare kunst niet prioritair  Decentralisatie, vrijspel voor marktmechanismes FRANKRIJK  Centralisatie

kiem Rome 1600 drama Caravaggio: dramatische lichtdonkercontrasten CLAIR OBSURE, snapshot effect  Elsheimer, Academia dei Lincei, nachtstukken  !! Rubens (combinatie virtuositeit, eruditie) , Bernini (beeldhouwkunst , verfijning, licht ruimte snapshoteffect in beeldhouwkunst)  Vélazquez (Las Meninas CLASSICISME  Carracci basis  Poussin  Heldere, evenwichtige composities in combinatie met beheerst en afgelijnd kleurgebruik  Fascinatie voor   

 

ROCOCO 18E EEUW



 

Concept van totaalproject, disciplines met elkaar versmolten Louis XIV Paradox 18e e (radicale verandering van smaak in contemporaine kunst zorgde voor opleving oude meesters)







Impact verlichting op kunst in 1ste helft 18e eeuw zeer beperkt gebleven rococo: pathos, decadentie  rationaliteit vd verlichting Aandacht voor het sublieme, veel pastelkleuren

    



Academie royale de Peinture et Sculpture Charles de Brun, Poussin

Verderzetting absolutisme Theatrale overdrijving Associatie met hofcultuur Kleur en versiering grote architecturaalartistieke projecten (aanzien vorst) Watteau (fêtes galantes), Boucher, Fragonard

oudheid  barok REPUBLIEK  Bloeiende Hollandse kunstmarkt  Hollandse Gouden Eeuw  Onderverdeling verschillende steden => complexer dan dat!  Schilderkunst HGE stilistisch en inhoudelijk niet samen te vatten  Overdaad als leidraad  Frankrijk als centrum rococo  Paleis van Versailles  Alles stilistisch en inhoudelijk op elkaar afgestemd  Kleurrijk, frivool gebogen lijnenspel  Idyllische landschappen, apotheosen en veldslagen  klassieke

onderwerpen Wuf Kunst niet redelijk, eerder esthetisch en decoratief 18E EEUW  Watteau, Boucher, Fragonard => fêtes galantes  William Hogarth ‘The Analysis of Beauty’  radicale snelle stijlbreuk in laatste decennia 18e eeuw  opnieuw schatplichting aan hoogrenaissance en klassieke Griekse kunst  kunst = erudiet, rationeel  DAVID, terug naar disegno ideaal  Invloed Winckelmann, anders kijken naar oudheid  Ingres  

NEO-CLASSICISME 18E EEUW

  



David! Académie, Salons en Jury bleven bestaan Musea (canon) en dépandances (minder cruciale werken) Louvre open voor iedereen

 



WINCKELMANN ! Onderscheid periodes oudheid, eeuw Pericles als ideaal Koppelt schoonheid en stijl aan de ethica







2e helft 18e E: herwaardering klassieke idealen met nadruk op beheersing en rationaliteit Zoektocht naar nieuwe grondstof voor kunst Heropleving Griekse mythologie (Ingres)

Franse revolutie zorgt voor radicale breuk, polititiek belangrijkere rol in kunst  David: Eed van Horatii  Beeldhouwers : Houdon, Canova  rijkt tot in Amerika: Thomas Jefferson FRA EMPIRE  personencultus Napoleon  verzet: de Goya, Dos de Mayo en Tres de Mayo => anti-Franse propaganda 

Idealistische stroming binnen neoclassicisme => Canova  Bestaat niet echt iets als ‘romantische’ stijl in schilder- en beeldhouwkunst  Gros, de Goya (voorloper romantiek)  Geen stijleenheid: aanhangers aloude normen  vrijere geesten (Géricault, Delacroix, Corot en later Courbet)  Romantiek en realisme als reactie op neoclassicisme REALISME  Harde realiteit, Les casseurs de pierres 

ROMANTIEK EN REALISME 19E EEUW



 

IMPRESSIONISME NA 1870



meeste landen volgenden Frankrijk en richtten nationale musea op fotografie (cf. IR), camera obscura Ondanks vernieuwingen hield academie nog hele eeuw stand => slechts enkelen gaan eigen weg

Jaren 1860: kritiek academie, behoefte aan

 

  



Sublimering Ontstaan kloof kunsttheorie en praktijk Kant, Goya, Hegel Sturm- und Drang Kunstkritiek als nieuw genre

copernicaanse revolutie

technologie nam het productieproces over  rol universiteiten  zelfde als in 18e eeuw: wat zich in 19e E maatschappelijk voltrok, vond niet meteen weerklank in de kunst  paragone: kunstenaars verkiezen ‘zachte’ disciplines (psychologie, filosofie) in literatuur wordt door romantici gevlucht (Friedrich, Delacroix) , door realisten de nieuwe wereld getoond (Daumier) FOTOGRAFIE 19e eeuw •Niépce •Kunstenaars niet langer monopolie op beeldtechnieken  kunst omhelst wetenschappelijke 

revolutiedrang géricault = 1e revolutionair  navolging: Delacroix, Millet, Courbet => hun werken sterk politiek revolutionair getint  napoleontische oorlogen: 2 manieren van reactie: REALISME (Courbet)  Minder fraaie kant van de mens bellichten ROMANTIEK (Delacroix)  Proberen ontsnappen in geïdealiseerd verleden, exotisme vd Oriënt en droomwerelden  eis voor AUTONOMIE!  ENG: Turner  



complete ommekeer in



Regels bleven in 19e eeuw van

vrijheid groeide Genadeklap: Manet, Olympia (= verval regels academie)  Nieuw salonsysteem, begin galeries  Tentoonstellingen, risicokapitaal  Opleving markt oude meesters in 19e e  Parijs en Londen centrum v 2e handsmarkt (ipv amsterdam)  2e helft 19e e: een fascinatie voor kleine doeken en paneeltjes GEVOLG  stabiele afzetmarkt van de academies viel weg  economische onzekerheid  zoeken naar alternatieve inkomsten: populaire kunst (bv. tijdschrift) 20ste eeuw  vrijheid als norm  factories  materialiteit als sleutelwoord 

realiteitsillusie, zelf vorm geven => manet, monet, cézanne  caleidoscopische benadering 20ste eeuw: omwentelingen  meer diverse invalshoeken: psychologie, sociologie, theologie, economie....  zelf publiceren van manifesten  ismen 

MOHE kunst  clement Greenberg

vernieuwingen Manet, Degas, Monet MOHE kunst  Kentering 1910-20  Grenzen tss disciplines vallen weg, interactie tussen kunsten!  Picasso, Tatlin, Man Ray, Duchamp, …  Wereld werd canvas 

machtsverhoudingen tussen overheid en kunstenaars (cf. Manet Déjeuner en Olympia)  kunstenaars hadden inmiddels bijna absolute vrijheid verworven (cf. Picasso)  Beeld wordt een democratisch wapen om de eigen visie op politiek en de eigen tijd in beeld te brengen MOHE kunst  dada: marxisme, anarchisme  propagandoposters, agitprop  Entartete kunst  Banksy  Ai Wei Wei => KUNST IS GEDEMOCRATISEERD







kracht (academies, salons, jury) Mid jaren 1860: regels academie verworpen => Manet Mimesisidee verworpen: Grenzen van mimesis volledig aftasten om uit te komen bij de pure abstractie Explosie van kleur en licht

ISMEN  Laatste kwart 19e, 1ste kwart 20ste eeuw  Nauwelijks nog algemene stilistische kenmerken  Pointillisme, fauvisme, expressionisme, kubisme, futurisme, symbolisme

Kunst als ambacht (zie vetgedrukte tekstjes) Klassieke oudheid

Middeleeuwen Renaissance

16e eeuw

Barok, classicisme

Rococo Neo-classicisme Romantiek en realisme Impressionisme

Beeldhouwkunst: marmer, terracotta of brons Techniek brons: de verloren was techniek Marmer Vormen: miniaturen, sculpturen, fresco’s en mozaïeken Perspectieven:  Lijnperspectief: Verdwijnpunt aan horizon waar lijnen samenkomen  Gevoelsperspectief  Kleur perspectief: licht wordt gebroken, overgaan in grijsblauwe tinten Van Eyck, Patiner  Kleur-en lijnperspectief: ombinatie  Bruegel en Rembrandt (prentkunst) Tekenkunst:  meest toegankelijk, grondkunst; papier goedkoper (15e E)  Van Eyck zilverstift  Voorontwerpen (Rubens, Orley (vidimus))  Overzetten naar drager: kalkeren, ponseren (Holbein), kwadraatstechniek Grafische technieken  Hoogdruk: houtsnede  Diepdruk  Ets  Drogenaald...


Similar Free PDFs