Terminologie perkament en papier groep Middeleeuwen PDF

Title Terminologie perkament en papier groep Middeleeuwen
Course Initiatie in de historische praktijk: oefeningen
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 12
File Size 979.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 63
Total Views 134

Summary

Kleine samenvatting over perkament en papier. Inclusief handige video's en links naar websites met meer info. Te gebruiken bij het schrijven van je paper....


Description

Perkament en papier Perkament Perkament is een materiaal gemaakt uit dierenhuid, dat op verschillende manieren gebruikt kan worden: als schrijfmateriaal, als membraam voor slaginstrumenten, voor de bekleding van boekbanden, enz. De methode om perkament te maken werd voor het eerst ontwikkeld in KleinAzië in de tweede eeuw voor Christus. Via het Midden-Oosten en het Byzantijnse Rijk, werd de techniek en het gebruik van het materiaal uiteindelijk samen met het Christendom verspreid doorheen West-Europa. Perkament werd in de eerste plaats als schrijfmateriaal ontwikkeld als alternatief voor papyrus, dat verschillende nadelen had. Zo waren perkamenten vellen gemakkelijker om samen te naaien tot een codex, was perkament veel sterker en duurzamer dan papyrus en kon perkament aan twee zijden beschreven worden. Voor de productie van perkament kwam de huid van een heel scala aan dieren in aanmerking, maar het vaakst werd de huid van runderen, schapen, geiten en varkens gebruikt. Het dunste en mooiste perkament werd gemaakt van de huid van ongeboren of doodgeboren dieren. Hoe jonger her dier, hoe soepeler en dunner de huid namelijk al was in de beginfase. Daarbij komt nog dat de huid van bijvoorbeeld een ongeboren kalf nog niet in contact is geweest met de buitenwereld: het heeft nog geen littekens van insectenbeten of wonden, de huid is nog niet verdikt tot eelt op kwetsbare plaatsen, enz. Experts in de studie van het gebruik en behoud van perkament, kunnen op zicht en gevoel zeggen van welk dier de huid afkomstig is. De grootste aanwijzing daarvoor is de inplanting van de haren, die vaak nog zichtbaar is en verschilt per diersoort. Zo

is

varkenshaar

bijvoorbeeld

ingeplant in groepjes en hebben geiten twee types haarzakjes: één voor dikkere haren van de buitenste vacht en ééntje voor fijnere haren van de binnenste vacht. De tekening die de haarzakjes achterlaten op de huid maakt het zelfs mogelijk om te identificeren of de huid afkomstig was van een volwassen of een jonger dier. De foto’s tonen perkament gemaakt van de huid van verschillende dieren onder de microscoop, om de haarzakjes duidelijk te kunnen zien (‘kid’ is de Engelse benaming voor een jonge geit). 1

De productie van perkament besloeg verschillende tijdrovende stappen, die ervoor zorgden dat het eindproduct erg duur was. Een perkamentmaker moest in de eerste plaats zorgvuldig de huiden gaan uitkiezen waar hij perkament van wilde maken. Ziektes, littekens van oude verwondingen of insectenbeten en zelfs de kleur van het dier waarvan de huid afkomstig was, hadden een invloed op de kwaliteit van het eindproduct. Wanneer de perkamentmaker de huiden ging kopen waar hij perkament van zou maken, waren de huiden nog op geen enkele manier behandeld. Ze waren dus nog behaard, vuil, bebloed en bevatten nog vleesresten van het dier.

Een eerste stap in de eigenlijke behandeling, was de huid grondig wassen. Dit gebeurde enkel met water en kon een ganse dag en nacht in beslag nemen. Vervolgens moesten de haren verwijderd worden. In warme landen konden de huiden in de zon gelegd worden om te rotten; het haar valt dan automatisch uit. In West-Europa werd er een kalkbad (een mengeling van water met kalk) gebruikt om de haren te lossen. De huid bleef in het bad liggen tot de haren los genoeg waren. Dit kon drie tot tien dagen duren, afhankelijk van hoe sterk de kalkoplossing was en hoe warm het mengsel gehouden kon worden. In de winter kon de fase van het kalkbad tot twee keer zo lang duren. De perkamentmaker moest twee tot drie keer per dag in het bad roeren om ervoor te zorgen dat de huiden goed doordrongen raakten door het kalkmengsel (in het filmpje van de BBC waarnaar hieronder en op Toledo een link staat, heeft de perkamentmaker een rad voorzien in het kalkbad om het mengsel in beweging te houden). Zodra de haren los genoeg gemaakt waren door het kalkbad, werd de huid over een houten schild gelegd. De perkamentmaker schraapte dan met een lang, gekromd mes over de huid om de haren te verwijderen. Zodra alle haren verwijderd waren, werd de huid opnieuw tot twee dagen lang in water gelegd. Dit was nodig om alle resten van het kalkbad weg te spoelen, zodat dit niet verder kon inwerken op de huid. Voor de volgende stappen werd de natte huid vastgemaakt op een houten kader. Dit moest gebeuren met een specifieke techniek, omdat de huid zou krimpen tijdens het drogen en zou kunnen scheuren. Op regelmatige afstanden langs de rand van de huid vouwde de

2

perkamentmaker kleine ronde steentjes in de huid, om verdikkingen te maken waar hij een koord aan kon vastmaken. Die koorden werden dan aan houten pinnen in het kader vastgemaakt. Door de pinnen te draaien, kon de perkamentmaker de huid opspannen. Door de huid uit te rekken, werden kleine sneden die per ongeluk waren ontstaan bij het villen of het ontharen, uitgetrokken tot ronde of ovale gaten.

In eerste instantie werd de huid nat gehouden met warm water. De perkamentmaker schraapte dan met een speciaal, rond mes over de huid. Hiermee verwijderde hij de vleesresten die eventueel nog aan de huid zaten en rekte hij tegelijkertijd de huid verder uit. Hoe langer hij aan de huid werkte, hoe dunner en gladder het perkament zou worden. Het allerduurste perkament was dan ook flinterdun, bijna doorzichtig. Het mes dat gebruikt werd voor het schrapen was rond, omdat er daarmee minder kans was dat de perkamentmaker per ongeluk door de huid stak, zoals gemakkelijk kon gebeuren met een gewoon mes. Hoewel een rond mes dus veiliger was, was het nog steeds mogelijk dat hij toch een snede maakte in de huid. Een gat dat hij maakte tijdens het schrapen en de gaten die mogelijk eerder in de huid gekomen waren, konden in deze fase nog hersteld worden door het gat te dichten met naald en draad. De draad in kwestie werd soms van perkament gemaakt, maar soms ook van garen.

Uiteindelijk werd de huid gedroogd, waarbij die opnieuw zou krimpen, en nog een laatste keer geschraapt. Daarna werd het perkament los gemaakt van het houten kader. Daarbij werd er niet altijd een mooi vierkant of rechthoek uitgesneden (zoals in het filmpje van de BBC): vaak werden enkel de stukken huid die nog rond de steentjes gedraaid waren, weggesneden. In sommige manuscripten van goedkoper perkament is dan ook soms te zien dat

3

er folio’s zijn die ‘onvolledig’ zijn, waar de uiterste rand van de huid behouden is, maar de folio daardoor niet even groot is als de andere.

In dit fragment uit het programma ‘Domesday’ van BBC toont een perkamentmaker het productieproces van perkament: https://www.youtube.com/watch?v=2-SpLPFaRd0. Deze

cartoon

is

een

versimpelde

weergave

van

het

productieproces:

https://www.youtube.com/watch?v=dNYzjcVcrN4. In dit filmpje wordt ook getoond dat de huid tijdens het drogen nog wordt ingesmeerd met een kalkoplossing. Dit is een deel van het proces dat soms gebeurde bij de perkamentmaker, om het perkament witter te maken en ervoor te zorgen dat er onmiddellijk op geschreven kon worden (wat volgens het filmpje ook de bedoeling was). Vaak gebeurde dit echter niet door de perkamentmaker, maar door de scribent, die het perkament nog behandelde met kalk en schuurde met puimsteen om het mooi glad te maken en ervoor te zorgen dat de inkt zich goed aan het materiaal kon hechten. Deze website toont een soort fotoreportage van de productie van perkament: https://blogs.cornell.edu/culconservation/2015/04/03/parchment-making/.

Papier Papier is een Chinese uitvinding, waarvan de productietechniek werd ontdekt rond de tweede eeuw. Het duurde ongeveer duizend jaar voordat die techniek zich via de Arabische wereld verspreid had naar West-Europa. Om papier te maken werden watermolens gebouwd, waarbij het waterrad in plaats van een maalsteen voor graan, een constructie voor het maken van papierpulp aandreef. In de dertiende eeuw wordt er voor het eerst in documenten gesproken over papiermolens in het huidige Italië en Spanje. Pas in de vijftiende eeuw kwamen er ook papiermolens voor in de gebieden die later Frankrijk, België, Nederland en Duitsland zouden vormen. Papier werd voornamelijk gebruikt voor documenten die men niet noodzakelijk ‘tot in de eeuwigheid’ wilde bewaren, of die niet zo kostbaar geacht werden. In werkelijkheid is het middeleeuwse papier, gemaakt van lompen, erg sterk (veel sterker dan ons huidige papier) en relatief goed te bewaren. Voor papier had men dus lompen nodig, oude kleding of stoffen, die origineel gemaakt waren van plantaardige vezels, zoals vlas of katoen. Deze lompen werden eerst gesorteerd per kleur en grondig gewassen om alle onzuiverheden te verwijderen. Daarna doorliepen de lompen een proces om ervoor te zorgen dat de vezels die in elkaar geweven waren om een stof te vormen, terug uit elkaar zouden vallen.

4

De papiermaker liet de lompen eerst een paar dagen in water staan om te rotten, in een zogenaamde rotkuip. Daarna werd het mengsel van water en rottende lompen in een hamerbak gegoten. Het waterrad van de molen dreef een draaiende cilinder aan, die voorzien was van stokken of platen. De grote houten hamers die binnen in de molen waren geïnstalleerd, werden opgetild wanneer ze in aanraking kwamen met een stok of plaat van de cilinder. Omdat de cilinder bleef draaien, verloor de hamer op een bepaald moment het contact met de stok en viel door zijn gewicht opnieuw naar voren, in de hamerbak. Door dit systeem konden de hamers met grote kracht op de lompen slaan, om de vezels sneller uit elkaar te doen vallen. Nadat de lompen een tijd in de hamerbak hadden gelegen, konden ze opnieuw in de rotkuip gegoten worden om weer enkele dagen te rotten en vervolgens opnieuw te worden geslagen. Dit proces werd herhaald totdat er een pulp overbleef van losse vezels gemengd met water. Dit mengsel noemt men papierpulp. Van de papierpulp moest nu nog papier worden gemaakt, door middel van een verviltingsproces van de vezels die in de pulp aanwezig waren. Daarvoor werd de papierpulp in een grote kuip gegoten. De papiermaker nam dan een schepraam, een houten frame waarin met metalen draden een dunne zeef was aangebracht, en schepte daarmee water en pulp uit de kuip. Het water vloeide door de zeef, terwijl de vezels achterbleven en een laag vormden op het raam. De vezels grepen dan in elkaar, waardoor papier werd gevormd.

5

De metalen draden van de zeef lieten sporen achter in het papier, de zogenaamde waterlijnen. Bovenop de draden was de laag vezels namelijk altijd dunner dan op de plaatsen waar er geen draden lagen. Dit principe werd ook gebruikt om papier te voorzien van watermerken. Met behulp van metalen draad werd er dan in de zeef een extra figuur gemaakt, die in het afgewerkte vel papier zichtbaar werd als het tegen het licht werd gehouden.

Het natte vel papier werd van het schepraam af geschud en op een vel vilt gelegd. Daar legde de papiermaker nog een vel vilt bovenop, gevolgd door een nieuw vel papier, en zo verder tot er een stapel papieren en vilten vellen was ontstaan. Die stapel werd vervolgens onder een pers gelegd en samengeperst om zo veel mogelijk water uit het papier te verwijderen. Daarna werden de vellen papier opgehangen om te drogen. Het papier was echter nog niet geschikt om op te schrijven: de droge vezels zogen de inkt op, zodat letters werden gereduceerd tot vlekken. Om de sterke absorberende eigenschap van het papier te verminderen, werd het vel ingestreken met een gelatineachtige lijm, gemaakt door de beenderen en het slachtafval van dieren te koken.

Deze filmpjes tonen de werking van een middeleeuwse papiermolen: https://www.youtube.com/watch?v=UX_G9Dqya_g ; https://www.youtube.com/watch?v=oZAZcaAGVrE

6

Terminologie voor de beschrijving van boeken Een gesloten boek heeft zes zijden, die elk een specifieke naam hebben in de wereld van de boekarcheologie. Omdat de eerstejaarsoefening geen vak boekarcheologie is, zullen hier niet alle termen weergegeven en verklaard worden, maar enkel diegene die bruikbaar kunnen zijn om een boek te beschrijven in één van de papers, of om informatie uit catalogi en inventarissen te interpreteren.

Een belangrijk deel van het boek is de rug. Dit is het gedeelte van het boek waar de bladen met elkaar verbonden zijn. De voorzijde van het boek is het gedeelte dat in de leesvolgorde het eerst aan de beurt komt. Deze kant ligt dus bovenaan wanneer je een boek voor je op tafel legt om erin te lezen. De term is vooral belangrijk omdat veel elementen die deel uitmaken van een boek, benoemd worden naargelang de plaats in het boek waar ze zich bevinden. Het voorplat bijvoorbeeld (zie later), is het plat dat zich aan de voorzijde van het boek bevindt. Aan de andere kant van het boek vind je dan logischerwijze de achterzijde, het deel dat onderaan ligt en in de leesvolgorde het laatst aan de beurt komt.

Het belangrijkste onderdeel van het boek is het boekblok. Dit is het geheel van de papieren of perkamenten pagina’s waar de informatie op staat geschreven. Dit boekblok werd in de middeleeuwen gevormd door een verzameling katernen. Een katern is een verzameling van één of meer in elkaar gevouwen vellen perkament of papier, die als een geheel in de boekrug zijn genaaid. Vandaag de dag worden de bladen in een boek gepagineerd, wat betekent dat zowel de voor- als de achterkant van een blad een paginanummer krijgen. In de middeleeuwen gebruikte men echter foliëring: enkel de voorkant van een blad kreeg een folionummer. Om de voor- en de achterkant van elkaar te onderscheiden, wordt aan het folionummer het woord 7

‘recto’ of ‘verso’ toegevoegd. In beschrijvingen van manuscripten wordt dit verkort tot ‘r’ voor ‘recto’ en ‘v’ voor ‘verso’. ‘folio 5r’ slaat in beschrijvingen dan op de voorkant van folio 5.

De eerste en de laatste pagina’s van een boekblok, zijn schutbladen. Dit zijn extra bladen die toegevoegd worden aan het boekblok om het te beschermen tegen het materiaal van de platten of de band. Schutbladen worden soms versierd, maar vaak ook gewoon leeg gelaten. Vanaf het einde van de zestiende eeuw maakten boekbinders gebruik van sierpapier om schutbladen of bekleding van te maken. Sierpapier is papier dat versierd is door het te verven en er gekleurde patronen op aan te brengen. Dit type papier kan je tegenkomen bij middeleeuwse codices die later een nieuwe band gekregen hebben.

8

Om alle verschillende onderdelen van een boek samen te houden en te beschermen, krijgt een boek een band of een omslag. Een omslag bestaat gewoonlijk uit soepel materiaal, zoals leer, perkament of later papier, dat rechtstreeks rond het boekblok zit (soms los, maar soms ook vastgemaakt) en de rug, voorzijde en achterzijde omvat. Een band bestaat uit twee delen: de platten en de bekleding. Een plat wordt gemaakt uit stijf materiaal, vaak hout of in de late middeleeuwen karton (karton wordt gemaakt door verschillende bladen papier op elkaar te lijmen). Een boek met een band kreeg twee platten: een voorplat en een achterplat. Deze platten werden vervolgens, samen met de rug, overtrokken met een bekleding . Die bandbekleding bestond vaak uit leer, perkament, papier of stof. In leer en perkament konden stempels aangebracht worden om de band extra te versieren. Heel kostbare boeken, zoals Bijbels die werden gemaakt in opdracht van rijke personen of organisaties, konden zelfs een bekleding met goud of edelstenen krijgen.

Leren band met stempel

Leren band bestempeld met goud

perkamenten band met stempel

9

Band versierd met goud en edelstenen

Band versierd met goud en edelstenen

(Evangelarium van T’oros Roslin , 1262)

(Codex Aureus van St. Emer, 870)

Band versierd met goud, edelstenen en ivoor

Band versierd met tafereel in verguld zilver

(Evangelarium van Otto III, 10de eeuw)

(Evangelarium van Otto van Karinthië, 1260)

De meeste middeleeuwse boeken waren ook voorzien van een sluiting. Die diende vooral om het boek goed gesloten en het boekblok vast samen te houden. Houten platten konden namelijk kromtrekken door de inwerking van temperatuur en vocht en perkament en papier gaan golven als ze te vochtig worden. Zonder sluiting om alles goed bij elkaar te houden, zou dit ervoor zorgen dat er kieren konden ontstaan in het boek, waar stof kon invallen of ongedierte in kon

10

kruipen. Een sluiting kon zowel een metalen slot zijn, als een leren riem of koord dat rond het boek gebonden werd.

Een zeer uitgebreide handleiding voor boekterminologie is GNIRREP, W.K., GUMBERT, J.P. en SZIRMAI J.A., Kneep en binding. Een terminologie voor de beschrijving van de constructies van oude boekbanden, Den Haag, 1992. Op deze site vind je een uitgebreide introductie in het middeleeuwse boek, inclusief artikels over perkament, de onderdelen van het boek en de manier waarop boeken werden geproduceerd in de middeleeuwen: https://www.khanacademy.org/humanities/medieval-world/medievalbook. Dit filmpje werd gemaakt naar aanleiding van een tentoonstelling in het Getty Museum en toont de productie van het middeleeuwse boek vanaf het maken van het perkament tot het plaatsen van de band en sluitingen: https://www.youtube.com/watch?v=nuNfdHNTv9o&feature=youtu.be De Medieval Manuscript Manual is een project van de Centraal-Europese Universiteit in Boedapest en geeft informatie over de materialen en technieken die gebruikt worden voor de productie van het boek in de middeleeuwen: http://web.ceu.hu/medstud/manual/MMM/home.html

11

Meer informatie over boekarcheologie / codicologie AS-VIJVERS, A., HERMANS, J. en HUISMAN, G. (red.), Manuscript studies in the Low Countries: proceedings of the ‘Groningen Codicologendagen’ in Friesland, 2002, Groningen, 2008.

CLEMENS, R. en GRAHAM, T., Introduction to manuscript studies, Ithaca, 2007.

DIJKHOF, E.C. (red.), Medieval documents as artefacts: interdisciplinary perspectives on codicoloy, palaeography and diplomatics, Hilversum, 2016.

KERBY-FULTON, K. (red.), New directions in medieval manuscript studies and reading practices: essays in honour of Derek Pearsall, Notre Dame, 2014.

LEMAIRE, J., Introduction à la codicologie, Louvain-la-Neuve, 1989.

MONKS, P. en OWEN, D. (red.), Medieval codicology, iconography, literature and translation: studies for Keith Val Sinclair, Leiden, 1994.

PEARSALL, D. (red.), New directions in later medieval manuscript studies: essays from the 1998 Harvard conference, York, 2000.

12...


Similar Free PDFs