Verplichte opgaven - Syntheseconclusie PDF

Title Verplichte opgaven - Syntheseconclusie
Course Rechtsmethodiek, werkcollege
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 8
File Size 264 KB
File Type PDF
Total Downloads 64
Total Views 152

Summary

SYNTHESECONCLUSIE...


Description

Resultaat:

/

NAAM: Mittenaere Maxim

ACADEMIEJAAR: 2010-2011

DATUM: 10 mei 2011

GROEP: 3

PROFESSOR: E. Terryn

VAK: juridisch schrijven

NR.: S0211927

Opdracht: syntheseconclusie (verbeterde versie)

Faculteit Rechtsgeleerdheid (KULAK)

1

SYNTHESECONCLUSIE

Dit is de syntheseconclusie in de zin van artikel 748bis van het Gerechtelijk Wetboek. De conclusie bedraagt 7 bladzijden.

VOOR:

Dhr. Damiaan Cloetos, bediende, wonende te 8500 KORTRIJK, Parkietenlaan 12 VERWEERDER met als raadsman Mr. Maxim Mittenaere, advocaat te 8500 KORTRIJK, Peter Benoitstraat 7/bus 8

TEGEN:

Mevr. Merribel Monterez, bediende wonende te 8500 KORTRIJK, Doorniksesteenweg 101 EISERES met als raadsman Mr. Ellemieke Nouwynck, advocaat te 8500 KORTRIJK, Etienne Sabbelaan 53

VOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE KORTRIJK VIJFDE KAMER - A.R. 99/66.638/A

Gelet op de gedinginleidende dagvaarding dd. 31/01/2011; Gezien de afgesproken procedurekalender; Gelet op de conclusies voor verweerder dd. 10/02/2011; Gelet op de conclusies voor eiser dd. 15/03/2011;

2

I 01.

II

GESCHIL Eiseres stelt tegen concluant een vordering in voor een totaal bedrag van € 5352,25. Zij betaalde enkele facturen van de verbouwings- en verfraaiingswerken aan het onroerend goed van concluant. Zij wil nu de bedragen terugvorderen van hem.

IN FEITE

02.

Mevrouw Monterez en de heer Cloetos vormden van begin 2004 tot september 2009 een feitelijke relatie, een “concubinaat”. Er was geen sprake van een huwelijk of wettelijke samenwoning. Tijdens de relatie woonden de partijen samen in het appartement van de heer Cloetos. De heer Cloetos verschafte kosteloos onderdak aan mevrouw Monterez.

03.

Gedurende het samenwonen werden er aan het appartement verbouwingswerken verricht ter waarde van € 5352,25. Het betrof een nieuwe keuken, een nieuwe laag verf en enkele verfraaiingswerken. Gelet op de gebrekkige kookkunsten van de heer Cloetos en diens geringe interesse in koken, kwam de gloednieuwe keuken voornamelijk op vraag van mevrouw Monterez. Ook de andere werken werden vooral verricht om haar tevreden te stellen gedurende haar verblijf. Voorheen de feitelijke relatie met de mevrouw Monterez, heeft de heer Cloetos, uitgezonderd enkele dringende onderhoudswerken, nooit andere verbouwings- of vervraaiingswerken laten uitvoeren aan zijn appartement. Hij was steeds tevreden met het onroerend goed zoals het was.

04.

De werken geschiedden voor rekening van de heer Cloetos. De facturatie werd op zijn naam opgemaakt. Mevrouw Monterez betaalde in het jaar 2007 de facturen van deze werken via haar bankrekening. Zij deed dit uit vrije wil en gaf op geen enkel ogenblik te kennen dat de heer Cloetos haar later zou moeten terugbetalen. Dit komt tot uiting in het feit dat de partijen geen overeenkomst sloten in verband met de betalingen. Mevrouw Monterez vroeg gedurende de periode 2007-2009 evenmin ooit aan de heer Cloetos om haar terug te betalen.

05.

Begin 2011 geeft mevrouw Monterez te kennen dat ze de betalingen wil terugvorderen van de heer Cloetos.

3

III IN RECHTE 06.

Concluant toont eerst aan dat de betalingen verricht werden in uitvoering van een natuurlijke verbintenis en dat hij bijgevolg niet gehouden is tot terugbetaling. Vervolgens toont concluant aan dat de rechtsgronden waarop eiseres haar vordering steunt, nl. zaakwaarneming, kostenleer en verrijking zonder oorzaak, in casu ongegrond zijn.

§1.

NATUURLIJKE VERBINTENIS

07.

Concluant beroept zich op de natuurlijke verbintenis. Volgens het tweede lid van artikel 1235 BW is er geen terugvordering van het betaalde mogelijk als iemand vrijwillig een natuurlijke verbintenis heeft voldaan. In casu is dit het geval. Volgens de heersende rechtspraak en rechtsleer spreken we van een natuurlijke verbintenis indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

08.

1

-

Er is sprake van een morele verplichting die eventueel kan worden omgezet in een afdwingbare civielrechtelijke verbintenis.

-

De maatschappij erkent de morele verplichting of gewetensplicht.

Gedurende het concubinaat rustte er een morele verplichting op de schouders van eiseres. Aangezien zij samen bij concluant inwoonde, werd er van haar verwacht dat zij haar steentje bijdroeg in het huishouden. De heersende rechtspraak bevestigt dat dit het geval is gedurende een concubinaat.1 Ook de kosten met betrekking tot het onderhoud van de gezamenlijke woonst, in casu het appartement, vallen onder de noemer “huishouden”. Daarenboven werden de werken voornamelijk verricht op vraag van eiseres om haar verblijf comfortabeler te maken. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat de heer Cloetos haar gedurende een vijftal jaar kosteloos onderdak verschafte. Het is dan ook niet onlogisch dat zij alle kosten van deze werken betaalde, opdat zij op financieel vlak toch iets zou bijdragen aan de samenleving. Zoals concluant al aanhaalde in het feitenrelaas, werd er geen overeenkomst tussen de partijen gesloten met betrekking tot de betalingen. Eiseres betaalde uit vrije wil en verwachtte niet dat concluant haar later zou terugbetalen. Eiseres vroeg gedurende het concubinaat nooit aan de concluant om haar terugbetalen. Pas na 3 jaar en een zestal maanden na de verrichte betalingen, wil zij die kosten terugvorderen. Het is duidelijk dat het einde van de feitelijke relatie daartoe aanleiding gaf. Indien de partijen nog samen een concubinaat zouden vormen, zou eiseres waarschijnlijk concluant niet aanspreken tot betaling. Het is eveneens duidelijk dat eiseres zichzelf moreel verplicht voelde om de betalingen te verrichten en dit uit vrije wil deed. Bijgevolg werden de betalingen verricht in uitvoering van een natuurlijke verbintenis. Op grond van het tweede lid van artikel 1235 BW kan eiseres het betaalde niet terugvorderen van concluant.

Gent (17de k.) 23 maart 1999, TBBR 2000, 311 en Brussel (1ste k.) 27 februari 2001, RW 2001-02, 844.

4

09.

Besluit: de vordering is ongegrond zoals hierboven aangetoond.

§2.

GEEN ZAAKWAARNEMING

10.

Eiseres steunt haar vordering in hoofdorde op het quasicontract “zaakwaarneming”. Volgens de heersende rechtspraak en rechtsleer is zaakwaarneming slechts voorhanden indien de onderstaande voorwaarden zijn vervuld: 1)

Er is geen bijzondere wettelijke verplichting.

2)

Er is geen contractuele verplichting.

3)

De zaakwaarneming heeft betrekking op een rechtshandeling of een materiële handeling.

4)

De zaakwaarneming vindt plaats uit altruïsme in het belang van de meester van de zaak. De zaakwaarnemer mag dus niet louter handelen uit eigenbelang. Hij mag evenmin handelen uit vrijgevigheid, want de handelingen mogen niet zijn verricht met een schenkingsoogmerk (animus donandi).

5)

De tussenkomst van de zaakwaarnemer moet nuttig én noodzakelijk zijn.

6)

De meester van de zaak mag zich niet verzetten tegen de zaakwaarneming of zou zich er niet tegen verzet hebben indien hij daartoe de kans had.

Elke betaling is een aparte rechtshandeling. Zaakwaarneming is slechts toepasselijk op een betaling indien de hoger aangehaalde voorwaarden cumulatief zijn vervuld. 11.

In casu is er nooit voldaan aan de vijfde voorwaarde. De zaakwaarneming mag niet enkel nuttig zijn, zij moet tevens noodzakelijk zijn. Concluant heeft gedurende het concubinaat nooit financiële problemen gehad en was steeds in staat om elke betaling zelf te verrichten. De financiële tussenkomst van eiseres gedurende het concubinaat genoot dus nooit een noodzakelijk karakter. In dat geval kan een exconcubant zich niet beroepen op zaakwaarneming.2

12.

Daarenboven rijzen er evenzeer problemen met de vierde voorwaarde, die voorschrijft dat de betalingen moeten verricht zijn uit altruïsme. In casu was dit evenmin het geval. Eiseres betaalde steeds uit eigenbelang. Het opgesmukte appartement met de nieuwe keuken kwam er onder invloed van eiseres. Zij had er alle belang bij dat de werken die haar verblijf aangenamer en comfortabeler maakten, betaald werden.

13.

Besluit: de vordering is ongegrond zoals hierboven aangetoond.

2

Gent (17de k.) 23 maart 1999, TBBR 2000, 311.

5

§3.

EISERES KAN ZICH NIET BEROEPEN OP DE KOSTENLEER

14.

Eiseres steunt haar vordering in subsidiaire orde op de kostenleer. De kostenleer maakt een onderscheid tussen noodzakelijke uitgaven, nuttige uitgaven en uitgaven voor luxegoederen. De noodzakelijke uitgaven moeten integraal vergoed worden en de nuttige uitgaven ten belope van hun meerwaarde. Voor de buitensporige, luxueuze uitgaven is geen terugvordering mogelijk. Ook hier dient elke betaling afzonderlijk beoordeeld te worden.

15.

Ex-concubanten zich niet kunnen beroepen op de kostenleer, omdat kosten tijdens het concubinaat steeds verricht werden in gezamenlijk overleg en de eigenaar gedurende de uitgevoerde werken niet uit het bezit was getreden. 3 De kostenleer veronderstelt echter dat de eigenaar van het onroerend goed gedurende de verbouwingswerken uit het bezit ervan getreden is.

16.

Indien de rechtbank toch van oordeel is dat de kosteneer in casu toepasselijk is, kan er geen sprake zijn van een vergoeding. Er is geen enkele betaling die behoort tot de categorie “noodzakelijke uitgaven”. De kosten met betrekking tot de gloednieuwe keuken behoren tot de categorie “luxueuze kosten”, waarvoor geen vergoeding mogelijk is. Ook de andere verbouwings- en verfraaiingswerken genieten meer een luxueus karakter dan een noodzakelijk of nuttig karakter.

17.

Besluit: de vordering is ongegrond zoals hierboven aangetoond.

§4.

ER IS EVENMIN SPRAKE VAN VERRIJKING ZONDER OORZAAK

18.

Eiseres steunt haar vordering tenslotte in de meest subsidiaire orde op het quasicontract “verrijking zonder oorzaak”. Volgens de heersende rechtspraak en rechtsleer is er sprake van een verrijking zonder oorzaak indien volgende voorwaarden zijn vervuld:

3

1)

Er is sprake van een verrijking in het vermogen van de verweerder. Dit is elk in geld waardeerbaar voordeel. Dit begrip moet ruim worden geïnterpreteerd. Deze rechtsfiguur heeft niet enkel betrekking op een verkrijging van een vermogenswaarde (positieve verrijking), maar ook op de bevrijding van een verbintenis (negatieve verrijking).

2)

Er is sprake van een verarming in het vermogen van de eiser. Dit is elk in geld waardeerbaar nadeel.

3)

De vermogensverschuiving heeft een ongerechtvaardigd karakter. De oorzaak van de vermogensverschuiving is niet te vinden in een contractuele, wettelijke of natuurlijke verbintenis.

Rb. Gent (14de k.) 28 juni 2005, T.Not. 2005, 464.

6

4)

Er bestaat een causaal verband tussen de verrijking en de verarming.

5)

De verrijking zonder oorzaak geniet een subsidiair karakter. De eiser mag dus niet beschikken over een andere rechtsgrond.

19.

Er is in casu niet voldaan aan de derde voorwaarde. Het concubinaat op zich en de natuurlijke verbintenissen verbonden aan het concubinaat zijn de oorzaak van de betalingen. 4 De betalingen hebben dus wel degelijk een oorzaak, namelijk de feitelijke samenleving zelf.

20.

Daarnaast kunnen de betalingen in het kader van een concubinaat worden beschouwd als vrijgevigheden. De verrijking zonder oorzaak is dan ongegrond, want de wil om te schenken is de oorzaak van de vermogensverschuiving5. Dit komt sterk tot uiting doordat eiseres gedurende de relatie geen enkele keer concluant aanspoorde om de sommen terug te betalen. Zelfs na de beëindiging van de relatie duurde het nog tot 2011 voordat zij concluant te kennen de sommen terug te willen terugvorderen. Welnu, er kan geen sprake zijn van een verrijking zonder oorzaak indien er pas verzet is na het einde van de relatie.6 Ook het gebrek aan een (schriftelijke) overeenkomst is een indicatie dat er voor concluant geen teruggaveverplichting bestaat.

21.

Eveneens valt op te merken dat eiseres voornamelijk handelde uit eigenbelang (zie supra). De werken waren er immers op gericht haar verblijf comfortabeler en aangenamer te maken. Indien eiseres handelde uit eigenbelang kan er evenmin sprake zijn van een verrijking zonder oorzaak.7

22.

Besluit: de vordering is ongegrond zoals hierboven aangetoond.

4

5 6 7

Brussel (7de k.) 6 september 1996, Rev.trim.dr.fam. 1997, 128; Bergen (2de k.) 25 oktober 1999, Rev.trim.dr.fam. 2000, 84; en Rb. Veurne (3de k.) 27 mei 2004, TGR 2004, 190. Rb. Namen 7 juni 1983, Rec.gén.enr.not. 1984, 259 en Rb. Doornik 2 april 1987, JL 1987, 1574. Antwerpen (6de k.) 13 april 1987, Rev.not.b. 1988, 203. Brussel (1ste k.) 27 februari 2001, RW 2001-02, 844; Rb. Luik 11 januari 1984, JL 1984, 218; Rb. Luik 2 oktober 1989, JL 1990, 511 en Rb. Namen 23 april 1990, Rec.gén.enr.not. 1990, 392.

7

OM DEZE REDENEN BEHAGE HET DE RECHTBANK

1)

De vordering van eiseres ongegrond te verklaren.

2)

Eiseres te veroordelen tot de kosten van het geding aan de zijde van concluant begroot op € 990,00 rechtspleginsvergoeding.

Kortrijk, 31 maart 2011

Met eerbied, Voor verweerder, Zijn raadsman,

Maxim MITTENAERE

Inventaris van de aangewende stukken: - geen...


Similar Free PDFs