Burgerlijk_Recht: Verplichte opgaven Verbintenissenrecht, vragen en antwoorden PDF

Title Burgerlijk_Recht: Verplichte opgaven Verbintenissenrecht, vragen en antwoorden
Author Louis Dupont
Course Burgerlijk recht
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 10
File Size 156.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 58
Total Views 143

Summary

Download Burgerlijk_Recht: Verplichte opgaven Verbintenissenrecht, vragen en antwoorden PDF


Description

OEFENINGEN VERBINTENISSENRECHT 1. Anna koopt een nieuwe auto maar beseft al snel dat de auto maar een fractie waard is van wat zij betaald heeft. Kan ze deze aankoop nog ongedaan maken? Weeg zorgvuldig alle mogelijkheden af. Via de wilsgebreken zou men kunnen trachten de verkoop te laten nietig verklaren wegens gebrekkige toestemming. Anna zal echter wellicht geen succes kennen. Dwaling (art. 1110 BW) veronderstelt het bewijs dat ze zich bij de aankoop vergiste. Haar vergissing dient een determinerend element te betreffen en tevens substantieel (= kenbaar voor de tegenpartij) te zijn. Tot slot is verschoonbaarheid vereist. Dit alles lijkt weinig waarschijnlijk. Bedrog veronderstelt het bewijst van kunstgrepen in hoofde van de tegenpartij, alsook kwade trouw (art. 1116 BW). Geweld is gelet op de feiten al evenmin aan de orde (art. 1111 e.v. BW). Benadeling, tot slot is maar mogelijk ten aanzien van bepaalde contracten (art. 1117 BW). Voor de aankoop van een auto is dat niet het geval. Dus geen vernietiging mogelijk.

2. Boer Charel en boer Jef zijn buren. Wanneer boer Charel op een dag in het ziekenhuis wordt opgenomen en in coma ligt, neemt boer Jef spontaan de zorg voor zijn landbouwbedrijf over. Hij huurt een extra werkkracht in, laat een oude oogstmachine die hij nog heeft speciaal herstellen en draait dubbele shifts om al het werk rond te krijgen. Wanneer boer Charel uit het ziekenhuis komt, is zijn bedrijf piekfijn in orde. Hoe zal de afrekening tussen de beide heren moeten gebeuren? Het betreft hier een situatie van zaakwaarneming. Gelet op de onmogelijkheid van boer Charel zijn bedrijf te runnen, neemt boer Jef neemt geheel vrijwillig diens zaak waar door de zorg over zijn landbouwbedrijf over te nemen. Deze situatie is geregeld in art. 1372 e.v. BW. Conform art. 1372 BW brengt boer Jef de begonnen zaakwaarneming keurig ten einde, tot Charel het zelf terug kan. Conform art. 1374 BW besteedde Jef aan charels zaken alle zorgen die een goede huisvader zich zou hebben getroost. Zodoende is Jef dan ook gerechtigd tot een vergoeding van de gemaakte kosten voor zover die nuttig of noodzakelijk waren. Jef is ook gerechtigd tot de vergoeding van alle op zich genomen persoonlijke verbintenissen. Zodoende zal de extra werkkracht moeten betaald worden daar zij nuttig en voor het runnen van het bedrijf zelfs noodzakelijk was. Ook het herstel van de oude oogstmachine is een nuttige/noodzakelijke uitgave die Jef deed. De vergoeding van Jef’s werk (dubbele shift) zal echter niet vergoed worden…

3. Op 16 december 2010, rond 21.40 uur, haast Sofie Flipkens zich naar de carwash om nog snel haar auto te stofzuigen. De carwash is open tot 22 uur. Het is zeer koud buiten, maar het heeft gelukkig niet geregend. Bij het oprijden van de carwash slipt Sofie en komt ze tegen een vuilnisbak terecht. De verbalisanten stellen vast dat de toegang tot de carwash uiterst glad was. Onderzoek wijst uit dat de stoom van de wasinstallaties een ijsplek had gevormd op de oprit van de carwash. Aan de ingang van de carwash staat een bord met snelheidsbeperking tot 20 km/per uur. Op de carwash-installatie hangt een bord met de tekst: ‘Wij zijn niet verantwoordelijk voor ongevallen’. 1) Kan Sofie de carwash aanspreken voor haar ongeval en zo ja, op welke gronden? 2) Welke tegenargumenten zal de carwash aanbrengen? 1) Er zijn 2 mogelijke vorderingen. In de eerste plaats zou Sofie de carwash kunnen aanspreken krachtens art. 1382 BW voor de hand. Ze zou kunnen argumenteren dat de carwash een fout beging door er niet voor te zorgen dat de waterdamp niet uit de wasinstallatie zou kunnen ontsnappen of al zeker niet gaat neerslaan en bevriezen op de oprit. Wil deze vordering slagen, dan dient Sofie de fout van de carwash, haar schade en de causale band tussen beide aan te tonen. Daarnaast zou Sofie kunnen argumenteren dat de carwash aansprakelijk is voor de schade die de gebrekkige zaken die zij onder haar hoede heeft, aanrichten (art. 1384, lid 1 BW). Deze vordering heeft onmiskenbaar voordelen voor de eiser. Zo zal Sofie immers alleen moeten aantonen dat ze schade geleden heeft als gevolg van de gebrekkige zaak (gladde oprit). Het wettelijk vermoeden van aansprakelijkheid zal vervolgens immers spelen, waaraan de carwash enkel kan ontsnappen door overmacht (vreemde oorzaak) te bewijzen (toeval, overmacht, daad van derde). 2) De carwash zal ongetwijfeld wijzen op Sofie’s eigen onvoorzichtigheid (eigen fout van het slachtoffer. Sofie reed immers veeeel te snel de oprit op, en dat bij vriesweer. Door haar snelheid lag ze niet alleen aan de oorsprong van het ongeval, maar heeft ze de schade bovendien nog eens verergerd. De botsing was immers door de snelheid des te harder. Zodoende zou de carwash kunnen argumenteren dat de eigen fout van het slachtoffer de causale band tussen de eigen fout van de carwash en de geleden schade doorbrak… Daarnaast zal de carwash ook wijzen op het bordje. Dergelijke exoneratie zal echter veelal niet geldig zijn. Men moet immers kunnen aantonen dat de bestuurders er kennis van namen en er bewust mee instemden. Dat is niet eenvoudig, daar dergelijke bordjes meestal IN de carwash staan, zodat er van een voorafgaande instemming van de kant van de bestuurders geen sprake is…

4 De familie Gruyaert huurt een woning. Pas wanneer zij de woning betrekken, merken zij dat de garage naast de woning niet bij het huis hoort. Nochtans hadden zij er echt op gerekend om die garage te kunnen gebruiken. Kunnen zij het huurcontract om deze reden ongedaan maken? Via de wilsgebreken zou men kunnen trachten de huurovereenkomst te laten nietig verklaren wegens gebrekkige toestemming. De familie zal echter wellicht geen succes kennen. Dwaling (art. 1110 BW) veronderstelt het bewijs dat ze zich bij de huur vergisten. Echter de vergissing dient een determinerend element te betreffen en tevens substantieel (= kenbaar voor de tegenpartij) te zijn. Het is al niet zo eenvoudig te argumenten dat de garage de essentie is van het huurhuis, zeker als ze dat niet met zoveel bewoordingen aan de verhuurder hebben duidelijk gemaakt. Tot slot is ook verschoonbaarheid vereist. Dat lijkt nog minder waarschijnlijk. Een redelijk mens gaat er immers niet zomaar vanuit dat een aanpalende garage deel uitmaakt van de gehuurde woning, als dat door de verhuurder niet zou zijn aangeven. Als er echter van de zijde van de verhuurder aantoonbaar bedrog is gepleegd, waarbij die bedrieglijk zou hebben gesteld dat de garage weldegelijk onderdeel is van de gehuurde woning, dan kan de overeenkomst wegens kunstgrepen in hoofde van de tegenpartij (art. 1116 BW) wel vernietigd worden (art. 1117 BW).

5. De eigenaar van een hippe kledingzaak sluit een contract met een aannemer voor de herinrichting van de winkel. De afspraak is dat de werken op 1 oktober zullen starten zodat zij zeker tegen december (met de feestdagen en daarna de solden) klaar zullen zijn. Begin november zijn de werken – ondanks veel boze telefoontjes en mails – nog steeds niet gestart. Welke actie(s) kan de zaakvoerder ondernemen? Overloop zorgvuldig de verschillende mogelijkheden. Aangezien de overeenkomst de partijen tot wet strekt (art. 1134 BW), en de aannemer zijn contractuele verbintenis niet nakwam, is er sprake van wanprestatie. Er zijn diverse mogelijkheden om de contractuele wanprestatie van de aannemer te sanctioneren. In de eerste plaats kan de eigenaar de uitvoering in natura vorderen. Gelet op de vele vertraging waardoor hij het vertrouwen in de aannemer verloor, kan hij de rechter vragen daarvoor een beroep te mogen doen op een andere aannemer die de werken op kosten van de eerste zal uitvoeren (art. 1144 BW). Aangezien aanneming een wederkerige overeenkomst is, is het ook mogelijk de ontbinding te vorderen, aangezien de eigenaar inmiddels alle vertrouwen verloor in de aannemer (art. 1184 BW). Hij moet daarvoor in principe naar de rechter. Niettemin

aanvaardt de rechtspraak sinds enige tijd ook de buitengerechtelijke ontbinding, waarbij een contractspartij bij ernstige wanprestatie zonder tussenkomst van een rechter zelf de overeenkomst ontbonden beschouwt. De rechter kan dan wel a posteriori controle uitoefenen op de gegrondheid van de eenzijdige ontbinding, indien de wederpartij zich daarover zou beklagen. Tot slot zou de eigenaar er ook voor kunnen kiezen schadevergoeding te vragen, aangezien de voormelde sancties hem geen echte genoegdoening kunnen bieden. Op grond van art. 1147 BW. Indien de aannemer geen overmacht bewijst (weinig waarschijnlijk dat aannemer daarin lukt, gelet op de opgave) dan zal hij gehouden zijn tot de betaling van schadevergoeding. De schadevergoeding betreft zowel de voor de eigenaar reeds gemaakte kosten, als de geleden verliezen en zelfs de gederfde winst die hij mits verbouwde winkel in de eindejaarstijd en soldenperiode wel had kunnen maken.

6. In kleuterschool Klimop krijgen alle kindjes tijdens de speeltijd een drankje met een rietje. Op een dag wordt Ali, 5 jaar, door zijn klasgenootje Karel in het oog gestoken met zo’n rietje. Op het ogenblik van het ongeval hield juf Vera van de eerste kleuterklas toezicht op de speelplaats. Zij zag het ongeluk zelf niet gebeuren, maar enkele kindjes bevestigen de feiten. Niemand kan vertellen waarom Karel plots het rietje in het oog van Ali stak. Blijkbaar is het allemaal heel snel gebeurd. Ali wordt onmiddellijk naar een oogarts gebracht. Die stelt vast dat zijn oogje ernstig beschadigd is. Wie staat in voor de gevolgen van dit ongeval? Een vordering op grond van art. 1382-1383 BW is niet mogelijk, aangezien Karel niet schuldbekwaam is en dus niet voor zijn fout persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld. Toch kunnen de ouders van Ali de geleden schade verhalen, en wel op grond van volgende vorderingen. 



Op grond van art. 1384, lid 2 BW tegen de ouders. Zij dienen daartoe het bewijs te leveren van het onrechtmatig handelen van Karel en de schade die Ali leed. De ouders kunnen het vermoeden van aansprakelijkheid evenwel weerleggen, door te bewijzen dat ze 1) niet tekort schoten wat betreft het toezicht (zal in casu lukken want Karel was aan hoede van school toevertrouwd) EN 2) zij Karel goed opvoedden (zal moeilijk zijn, want een wel opgevoed kind steekt niet met rietjes in andermans ogen…). De ouders zullen zodoende wellicht aansprakelijk worden gesteld. Op grond van art. 1384, lid 4 BW tegen Vera, die als onderwijzeres verantwoordelijk is voor de schade die de leerlingen die aan haar toezicht zijn toevertrouwd veroorzaken. Vera kan aan de aansprakelijkheid ontsnappen als ze



erin zou slagen het tegenbewijs te leveren dat ze geenszins tekort schoot qua toezicht, wat niet makkelijk zal zijn. Op grond van art. 1384, lid 3 BW tegen de school, die als werkgever onweerlegbaar aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door de leerkrachten die ze in dienst heeft.

7. Piet Pineut schrijft zich in voor een initiatieles paardrijden. Bij het begin van de les vertelt lesgeefster Merel hem dat hij die dag het paard Twix, dat eigendom is van de heer Haribo, mag berijden. Al snel blijkt dat paardrijden toch moeilijker is dan Piet het zich had voorgesteld. Hij doet wel zijn best om de instructies van lesgeefster Merel goed op te volgen, maar hij krijgt het paard maar moeilijk onder controle. Tegen het einde van de les gaat het helemaal fout: om een onbekende reden slaat Twix op hol. Piet valt van het paard en breekt zijn enkel. Aangezien hij taxichauffeur is, is hij geruime tijd werkonbekwaam. Piet zou zijn schade graag vergoed zien. Wie kan hij daarvoor aanspreken? Zou het iets uitmaken als er ergens in de manege een bordje hangt met de tekst: ‘Wij zijn niet aansprakelijk voor gebeurlijke ongevallen’? Piet kan vooreerst Merel proberen aan te spreken voor persoonlijke fout op grond van art. 1382-83 BW. Daartoe dient Piet een fout in hoofde van Merel, zijn schade en de causale band tussen beide aan te tonen. Er zijn echter nog andere vorderingsmogelijkheden. 





Piet zou een vordering tegen de manège, die de werkgever is van Merel kunnen instellen, en wel krachtens art. 1384, lid 3 BW. De vermoede aansprakelijkheid van aanstellers voor hun aangestelden is zelfs onweerlegbaar, zodat dit een erg stevig argument is. Dus indien Merel een onrechtmatige daad beging, zal ook de werkgever (manège) aansprakelijk kunnen worden gesteld Merel op grond van art. 1384, lid 2 (onderwijzersaansprakelijkheid) is daarentegen geen optie, daar er in casu geen schade werd berokkend door een leerling. Op grond van art. 1385 BW zou men een aansprakelijkheidsvordering kunnen instellen tegen de bewaker van het dier dat de schade veroorzaakte. Piet leed immers schade door Twix veroorzaakt. De hamvraag zal echter zijn wie de bewaker van Twix was. De heer Haribo (eigenaar) was immers niet aanwezig, zodat de controle over het dier wellicht bij Merel lag. Als zij echter kan aannemelijk maken dat eigenlijk Piet de controle had, dan zal Piet op deze grondslag geen schadevergoeding kunnen claimen.

Het bordje met de tekst “Wij zijn niet aansprakelijk voor gebeurlijke ongevallen”, zou erop kunnen wijzen dat Piet de risico’s van het paardrijden vooraf aanvaard heeft en zodoende zelf voor zijn schade dient op te draaien. Het is echter noodzakelijk dat het

risico effectief is aanvaard. Een klein onooglijk bordje zal niet volstaan. Het moet onbetwistbaar vaststaan dat Piet de risico’s kende en aanvaardde, wil deze exoneratie doeltreffend zijn en inderdaad alle aansprakelijkheid afwijzen.

8. Na hun studies rechtspraktijk kunnen Veerle en Julie meteen aan de slag in een groot notariskantoor. Omdat het kantoor niet bij de deur is, besluiten de twee vriendinnen om samen een appartementje te huren. Ze vinden het perfecte appartement. Alleen staat er in het huurcontract dat de verhuurder hen wil laten tekenen de volgende clausule: ‘De huurders zijn hoofdelijk en ondeelbaar gehouden tot de nakoming van alle verplichtingen die uit deze overeenkomst voortvloeien’. Veerle aarzelt. Wat betekent deze clausule? Is er inderdaad reden tot bezorgdheid? Dergelijke clausule betekent dat de verhuurder de huurgelden integraal van een van beide huurders kan vorderen. Een clausule van hoofdelijkheid is een afwijking van de standaardregel, op grond waarvan in situaties van pluraliteit van debiteuren, de schuldeiser aan elk van beiden slechts de helft zou mogen vragen. Er is dus in zekere zin wel reden tot bezorgdheid, vermits Veerle goed moet beseffen dat ze voor alle huurgelden zal opdraaien indien Julie niet solvabel blijkt te zijn.

9. Jan en Mieke wonen samen. Ze kopen samen van hun buurman Joris een set slaapkamermeubels over voor 1 000 euro. Er wordt verder niets afgesproken of op papier gezet. Enkele weken later gaan Jan en Mieke uit elkaar. Jan en Mieke spreken onderling af dat Mieke de meubels mag houden en ze ook zal betalen. Mieke zit echter krap bij kas en heeft geen haast om Joris te betalen. Wat kan Joris doen om betaling te krijgen en tegen wie? Als Jan en Mieke samen de aankoop doen, zijn ze beiden contractueel gebonden ten aanzien van Joris. De latere afspraken tussen Jan en Mieke over wie de meubels zal houden en betalen, veranderen daar niets aan. Het was een verbintenis met pluraliteit van debiteurs voor Joris. Hij kan bijgevolg elk van beide voor de helft aanspreken, ook al zouden Jan en Mieke anders overeengekomen zijn. Indien Jan 500 euro aan Joris zou moeten betalen, dan kan hij die wel op basis van zijn eigen overeenkomst met Mieke op haar verhalen. Het probleem is echter dat Mieke geen centen heeft, maar dat is Jan zijn probleem. Hij gaat Joris toch de helft van de meubelen moeten betalen. (zie boek p. 231)

Indien er bij de aankoop zou zijn afgesproken dat Jan en Mieke hoofdelijk zouden zijn gehouden, kan Joris zelfs 1000 euro van Jan vorderen, ongeacht wat Jan en Mieke later anders afspraken.

10. Na vier kinderen besluiten Dirk en Marianne dat hun gezin compleet is. Marianne laat zich steriliseren door gynaecoloog Bart De Knoop. Een paar maanden later staat Marianne alweer terug bij haar dokter. Ze blijkt opnieuw zwanger te zijn! Kan Marianne schadevergoeding eisen van haar arts omdat de sterilisatie duidelijk mislukt is? Artsen zijn in de regel gehouden tot middelenverbintenissen. Zij kunnen immers veelal niet garanderen dat zij hun patiënten zullen kunnen genezen, zodat een kwalificatie als resultaatsverbintenis dan ook ongepast zou zijn. Toch behoeft deze stelling enige nuance. Wanneer men een sterilisatie laat uitvoeren, zou de arts wel moeten kunnen garanderen dat er geen zwangerschap meer mogelijk is. Hier is er immers geen rol te spelen voor de patiënt, terwijl dit bij de genezing van ziektes wel het geval is. Vandaar lijkt het dan ook correcter in dit geval de verbintenis van de arts toch te kwalificeren als resultaatsverbintenis. Aangezien het resultaat niet is bereikt, zal de arts een wanprestatie hebben geleverd. Uitvoering in natura of ontbinding van de overeenkomst kunnen in het voorliggende geval niet meteen tot genoegdoening leiden. Zodoende zal de arts contractueel aansprakelijk worden gesteld en zal hij op grond van art. 1142 BW schadevergoeding verschuldigd zijn, daar hij zijn resultaatsverbintenis niet is nagekomen. De arts kan aan de aansprakelijkheid ontsnappen door een vreemde oorzaak te bewijzen, conform art. 1148 BW. Dat lijkt hier echter erg weinig waarschijnlijk.

12. Wanneer de oude buurman van Bea overlijdt, blijkt dat deze niet veel familie meer had. Omdat Bea veel sympathie had voor haar buurman, besluit ze om dan maar zelf een persoonlijke uitvaartplechtigheid te organiseren. Bea betaalt zelf de bloemen en huurt een sopraan in. Een paar maanden later duikt er toch een ver familielid van de buurman op om de erfenis te claimen. Kan Bea op dat ogenblik de kosten die zij gedaan heeft voor de begrafenis terugvorderen? Het betreft hier een situatie van zaakwaarneming. Bea neemt geheel vrijwillig de organisatie van de begrafenis op zich, omdat ze meent dat er niemand dit zal doen. De erfgenaam die dit naliet te doen en wiens zaak door Bea werd waargenomen, zal Bea moeten vergoeden. Echter, de vergoeding betreft enkel de gemaakte kosten voor zover

die nuttig of noodzakelijk waren. Hier zal het discussiepunt zijn. Bepaalde uitgaven die Bea deed, zullen onmiskenbaar nuttig of zelfs noodzakelijk geweest zijn. Men kan zich echter afvragen of het inhuren van de sopraan en de (overvloed van) bloemen wel nodig was, zeker wanneer ment handelt als zaakwaarnemer en men krachtens art. 1374 BW geacht wordt te handelen in redelijkheid, zoals een bonus pater familias.

13. Mevrouw Malchance gaat op zaterdagochtend nog snel even naar de supermarkt om inkopen te doen voor het weekend. Het is erg druk in de supermarkt; het personeel komt duidelijk handen te kort. Ook mevrouw Malchance is gehaast: ze baant zich snel een weg naar de drankafdeling, maar … schuift in de gang van de toiletartikelen uit over een achtergelaten pakje boter op de vloer. Zij breekt daarbij haar bril en haar rechterelleboog. Wanneer zij zich enkele dagen later tot de winkelverantwoordelijke richt om de vergoeding van haar schade te vragen, krijgt ze tot haar verbazing te horen dat de winkel zich niet aansprakelijk acht. Heeft mevrouw Malchance toch recht op een vergoeding? Mevrouw Malchance kan de supermarkt aansprakelijk stellen en beschikt daarbij over 2 potentiële vorderingen. In de eerste plaats ligt een actie op grond van art. 1382 BW voor de hand. De supermarkt beging immers een fout door een pakje boter te laten rondslingeren op de grond. Mevr. Malchance zou kunnen argumenteren dat dit een schending uitmaakt van de algemene zorgvuldigheidsplicht. Aangezien er in hoofde van mevr. Malchance duidelijk schade geleden werd die tot slot in causaal verband staat met de gemaakt fout. Als er geen pakje boter rondslingerde, zou ze niet uitgegleden zijn. Zodoende mag het duidelijk zijn dat een vordering op grond van een fout van de supermarkt tot de mogelijkheden behoort. Daarnaast zou Mevr. Malchance kunnen argumenteren dat de supermarkt aansprakelijk is voor de schade die de gebrekkige zaken die zij onder haar hoede heeft, aanrichten (art. 1384, lid 1 BW). Deze vordering heeft o...


Similar Free PDFs