Agogische Vaardigheden - Samenvatting H 1 T/m 5 - Cursus HoGent PDF

Title Agogische Vaardigheden - Samenvatting H 1 T/m 5 - Cursus HoGent
Author aysenur onder
Course Agogische vaardigheden
Institution Hogeschool Gent
Pages 21
File Size 538.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 102
Total Views 160

Summary

samenvatting cursus HoGent...


Description

1

Agogische methoden en vaardigheden 1

Agogiek en agogisch handelen len

1.1 INLEIDING 1.2 AGOGIEK EN AGOGISCH HANDELEN 1.2.1 Het begrip agogiek Agein = begeleiden, gids Pais= kind

Agogiek= wetenschap over begeleiden van mensen (algemeen)

Pedagogiek= begeleiden van kinderen

1.2.2 Veranderen, agogisch handelen, agogie overgankelijk: jij verandert iets of iemand onovergankelijk: jij verandert zelf soms: veranderingsprocessen doelgericht en bewust bedoeling om iemand te veranderen  begeleider denkt mee en steunt  = agogisch handelen, agogie agogisch handelen = ‘intentionele, niet-wederkerige beïnvloeding door één of meerder personen gericht op een wenselijk geachte wijziging, door de cliënt ervaren als welzijnsbevordering

1.2.3 Agogisch handelen en professionalisering Eind 19de eeuw: industrialisering  twee maatschappelijke veranderingen: 1. Steeds meer complexe maatschappij door snelle evolutie van de wetenschap en techniek: handelingen moesten voortdurend aangepast worden  veel bijleren en aanpassen 2. Stijgende individualisering : Kerk heeft niet meer zo’n belangrijke rol  we bepalen zelf wat goed en fout is Geen kleine besloten gemeenschappen meer met duidelijk voorgeschreven w&n en regels

 Welzijnswerk ( begeleiding van volwassenen over de richtlijnen en kaders over hoe ze zich precies moeten aanpassen)  Vrijwilligerswerk/ liefdadigheidswerk of caritatief werk: ontstaan van agogisch werkveld met bijbehorende beroepen (toenemende specialisaties)  Kenmerken professionalisering welzijnswerk: 1. Differentiatie: beroepsactiviteiten zijn gestandaardiseerd, duidelijk afgebakend en zijn maatschappelijk herkenbaar 2. Institutionalisering: een vast patroon in het handelen, beroepsactiviteiten door het volgen van een bepaalde werkwijze : kennis kan worden doorgegeven: beroepsopleidingen ontstaan 3. Legitimering: beroepsactiviteiten worden maatschappelijk erkend door de kennis en vaardigheden die worden toegekend aan professionals  Aantal beroepskrachten en organisaties nam toe  Naast beroepsopleidingen ontstaan ook beroepsorganisaties en beroepscodes 1

2  Agogische werkvelden en agogische beroepen: het begeleiden van veranderingsprocessen = agogisch handelen of agogie

1.2.4 Agogiek als wetenschap Def 1: Tenh Have: Sociale agogiek = de arbeid waarbij welbewust wordt gestreefd naar een verbetering van een bepaalde toestand, althans naar verandering van deze toestand Def 2: Koffeman: Agogiek= een verzamelnaam voor de leer van het leiden, begeleiden van mensen, ongeacht hun leeftijd, op een beroepsmatige manier. de in de sociale dienstverlening gebruikte methoden behoren tot de leer van de agogiek Def 3: Winkelaar: Agogiek= de leer die aanwijzingen en richtlijnen geeft voor de manier waarop individuele personen, groepen, organisaties en samenlevingsverbanden kunnen worden begeleid in veranderingsprocessen. Het gaat er daarbij om dat die begeleiding plaatsvindt vanuit de situatie waarin de betrokkenen zich bevinden en dat zij mogelijkheden krijgen aangereikt om zoveel mogelijk zelf te handelen teneinde tot de gewenste verandering te komen Algemeen: agogiek bestudeerd veranderingsprocessen en beïnvloeding ervan op een wetenschappelijke manier

1.2.5 Het terrein van de (sociale) agogie Hulpverlening = WELZIJNSWERK Categoriale zorg (gericht op bep deel vd bevolking) bv. Bejaardenzorg, VAPH, BJB(=bijzondere jeugdbijstand), K&G (Kind en Gezin) Algemene welzijnsvoorzieningen : van openbare aard (OCMW) of v private aard ( centra voor algemene welzijnswerk CAW) = sociale agogiek in enge zin

Vormingswerk = JEUGDWERK, SOCIAAL CULTUREEL VORMINGSWERK - Samenlevingsopbouw/ buurtwerk, cultureel werk/ kunsteducatie - Bv. Alfabetisering, project voor kansarmen, lang zullen ze leren..

= culturele en vrijetijdsagogiek

1.2.6 Niveaus van veranderingsprocessen 1.2.6.1 Microniveau  Klein  Geringe beïnvoedingsspectrum : je werkt met één persoon of een klein groep  Vb. individuele begeleiding of begeleiding van een gezin  Hulpverlening bij sociale, psychologische of lichamelijke problemen  Bv. Budgetbegeleiding, individuele gesprekken, gezinsbegeleiding, samen op zoek waar terecht 1.2.6.2 Mesoniveau  Midden  Hulpverlening of vorming aan een groep of organisatie  Groep= verzameling van mensen die elkaar kennen, met elkaar omgaan, waarvan je ziet dat ze bij elkaar horen  Organisatie= groter en anoniemer dan groep , kennen-van-op-afstand, communicatie verloop minder direct en formeler  Problemen die de cliënt heeft met organisatie of met zijn omgeving in ruime zin  Weken ‘met’ en ‘voor’ de cliënt 2

3 

Bv. Vorming aan hulpverleners, gesprekken met andere hulpverleners, in groep begeleiding geven

1.2.6.3 Macroniveau  Groot  Beïnvloeding van (sectoren binnen) de samenleving  Hebben een signaalfunctie  niet rechtstreeks helpen  Zichtbaar maken van bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen  Indirect bijdragen aan verbetering: nieuwe projecten opgestart, geld vrijmaken voor opleiding of training  Bv. Aankaarten van maatsch probleem, signaleren over iets

1.2.7 Richtinggevende kenmerken van het agogisch handelen$ Niet elke veranderingsproces is agogisch handelen kenmerken: 1.2.7.1 Psychosociale verandering Psyche= alles wat je bezighoudt, wat je denkt, wat je voelt en wilt Sociaal= onderlinge verhoudingen tss mensen  samenvoeging: niet van elkaar te onderscheiden  beïnvloeden elkaar 1.2.7.2 Doelgericht Verandering is bedacht en gepland 1.2.7.3 Systematisch Stap-voor-stap via planmatige manier aan verandering werken 1.2.7.4 Gewenst door betrokkenen Alle betrokkenen staan achter de verandering: samenleving, agoog, cliënt en/of zijn omgeving Dwang aanwezig Gezocht naar overeenkomsten tussen ‘belangen vd overheid’ en ‘belangen, wensen, behoeften van de cliënt 1.2.7.5 Beroepsmatig Sociaal-agogische interventies vaak omschreven als professionele interventies  maar ook nietprofessionele inbreng belangrijk bv. Vrijwilligers 1.2.7.6 Waardegebonden Descriptieve/ beschrijvende wetenschappen Beschrijven situaties zonder een oordeel te geven

Prescriptieve of voorschrijvende wetenschappen Beschrijven een ideale situatie  dus: waardegebonden  Op welke manier te werk gaan? Met welke factoren rekening houden?

1.2.8 Drie sleutelbegrippen van het agogisch handelen Veranderen (beïnvloeden) van handelen met emancipatie of empowerment als doel 1. VERANDEREN Het beïnvloeden in een richting Zelfbeschikking en autonomie wordt vergroot Tan Have spreekt niet van proces van verandering maar van proces van beïnvloeding Een ideaalbeeld proberen bereiken 2. HANDELEN = het aanzetten tot verantwoordelijk handelen op psychosociaal vlak 3

4 -

Handelen = wat mensen bewust doen, minder observeerbaar, zoals gedachten, gevoelens, intenties..  in contact komen om handelen te ervaren Gedrag= wat mensen concreet doen, uiterlijk observeerbaar

-

3. EMANCIPATIE/ EMPOWERMENT Doel= mensen leren om zichzelf te veranderen, hun handelingsmogelijkheden verruimen, minder afhankelijk maken van anderen, een mening leren vormen Definitie Walgrave: Emancipatie= een proces naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid in het beslissen oer de aard van zijn of haar engagement in de samenleving Definitie Donkers !!: Emancipatie = een proces waarlangs mensen zichzelf als totale personen bevrijden in geestelijke en materiële zijn, uit onderdrukkende verhoudingen, waarmee ze tegelijk hun autonomie als zelfbeschikking vergroten

1.2.9 Terminologische verduidelijkingen 1.2.9.1 Pedagogie – andragogie – geronto-agogie

AGOGIEK T E A M

KIND

VOLWAS SENE

OUDERE

DEELWETENSCHAPPEN (orthop, sociale p.) HULPWETENSCHAPPEN ( recht, filosofie)

 PEDAGOGIE: Begeleiden van kinderen: opvoeden: pedagogisch handelen = agogie v kinderen  ANDRAGOGIE: agogisch werken met volwassenen: geen opvoeding, maar hulpverlening of vorming  GERONTO-AGOGIE : Begeleiden van oudere mensen agogie is het verzamelbegrip dat de pedagogie, andragogie en geronto-agogie omvat  DWZ: alle pedagogen zijn agogen, maar niet alle agogen zijn pedagogen 



DEELWETENSCHAPPEN: hebben betrekking op de agogie(k) om compleet te maken bv. Orthopedagogiek en sociale pedagogiek Orthopedagogiek= de wetenschap over het handelen met personen in nood Sociale pedagogiek : tussen pedagogiek en andragogiek = begeleiden van jongeren of jeugdigen HULPWETENSCHAPPEN: wetenschappen die ten dienste van een andere wetenschap gebruikt worden. De kennis en inzichten van andere wetenschappen zijn noodzakelijk voor agogiek Het alledaagse leven van mensen wordt door allerlei sociale wetenschappen onderzocht: zoals: sociologie, psychologie, filosofie, economie, politicologie, antropologie en rechten

1.2.9.2 Agogie- agogiek- agologie PRAKTIJKTHEORIEËN = een relatief samenhangend geheel van inzichten, werkprincipes, vuistregels, technieken, tactieken, strategieën, waarden en voorwaarden die in de praktijk van het werk en de directe reflectie daarop ontstaan zijn waaraan men richting ontleent voor het handelen 4

5 WETENSCHAPPELIJKE THEORIEËN Strengere eisen van wetenschappelijk onderzoek Voor agogiek: zowel de praktijk van methodisch-handelen als agogie als object van onderzoek en theorievorming heeft

Vlaanderen Kind 1. Praktijk van agogisch handelen 2. agogie (praktijktheorie) 3.Agogiek (wetenschappelijke theorie)

Volwassen mens “

Oudere mens “

Pedagogie

Andragogie

Geronto-agogie

Pedagogiek

Andragogiek

Geronto-agogiek



Nederland (-logie gebruikt voor wetenschappelijke theorie) 1. Agogie (agogisch praktijk) 2. Agogiek (praktijktheorie) 3.Agologie (wetenschappelijke theorie)

Kind Pedagogie

Volwassen mens Andragogie

Oudere mens Geronto-agogie

Pedagogiek

Andragogiek

Geronto-agogiek

Pedagologie

Andragologie

Geronto-agologie

1.2.9.3 Exagogiek- anagogiek- katagogiek  Exagogiek / curatief (=genezend) agogisch werk De situatie waaruit vertrokken wordt, wordt ervaren als problematisch Men zal de situatie proberen verbeteren Het gaat om psychosociale nood, hulpverlening Vb buddy helpt aidspatiënt bij aanvaarden van zijn ziekte  Anagogiek/ positief agogisch werk Beginsituatie wordt als normaal of standaard ervaren Bedoeling verdere ontwikkeling op gang te brengen, om te verbeteren Het gaat vooral om vorming Vb training voor buddies  Katagogiek/ preventief agogisch werk Men wil huidige situatie behouden Daartoe zal men preventie (=voorkomig) opzetten Vb. aidspreventieprogramma ‘vrij veilig’ 5

6

1.3 De valkuil van de (ped)agogisering 1.3.1 Toename van het aantal professionele interventies  Demografische ontwikkeling van de samenleving  hogere vraag naar kinderopvang en ouderenzorg  Veranderende opvattingen over zorg en hulpverlening  nieuwe initiatieven ontstaan bv. Ambulant werken krijgt meer aandacht  Bestaan van instellingen en organisaties: noden en problemen worden gedetecteerd (bv. Kindermishandeling)  groeiende aandacht voor problematiek  nieuwe initiatieven

1.3.2 De valkuil (ped)agogisering  Eigen postieve krachten van mensen worden miskend  Mensen durven niet meer veranderen zonder deskundige begeleiding  Dat zorgt voor onzekerheid en afhankelijkheid

1.3.3 Valkuil vermijden Uitgangspunten om valkuilen te vermijden: 1. WEDERKERIGE RELATIE Cliënt en hulpverlener beïnvloeden elkaar (niet in dezelfde mate)  respect hebben voor de eigenheid van de cliënt en openstaan voor zijn signalen 2. UITGAAN VAN MOGELIJKHEDEN Ookal hebben mensen beperkingen of problemen: geloven in hun mogelijkheden: zien dat ze verantwoordelijkheid over hun verandering kunnen opnemen en zelf als HV zo weinig mogelijk verantwoordelijkheid opnemen 3. MENSEN ZIJN HISTORISCHE WEZENS Ieder heeft zijn verhaal, zijn geschiedenis, zijn achtergrond  niemand doet ooit zomaar iets

1.4 Agogiek voor opvoeder-begeleider   

2

Een brede kijk op agogiek Opvoeder-begeleider kan veel leren uit inzichten uit agogiek Opvoeder-begeleider werkt op micro-, meso- en macroniveau bv. Kunnen met individuen en groepjes werken, kunnen ook helpen organisaties (mee) te veranderen en kunnen werken in belangenverenigingen of koepelorganisties (en zo grote samenlevingsverbanden proberen te veranderen

Methodisch handelen

2.1 Methodisch handelen 2.1.1 Definitie Methodisch handelen= op een professionele manier aan verandering werken. Hiervoor moet je nadenken over het precieze uitgangspunt, gewenste doel en de beste manier om doel te realiseren 1. Methodisch= stap voor stap in de juiste volgorde = vooruitzien, keuzes maken, middelen kiezen, plannen maken en planen eventueel bijstellen om doel te bereiken 2. Handelen= iets doen, ingrijpen, confronteren 3. Realiseren van één of meerdere doelen

6

7

2.1.2 Methodisch handelen vs intuïtief

(=gevoelsmatig)

handelen

Intuïtief handelen= ‘direct weten’, zonder dat men beredeneerd heeft  werkt alleen in beperkt aantal situaties en kan door één enkele persoon toegepast worden  afhankelijk van toeval Methodisch werken: gebaseerd op ervaringen van meerdere mensen  meer kans op beter resultaat  doordacht, systematischer, dor versch mensen toepasbaar

2.1.3 Kenmerken methodisch handelen 2.1.3.1 Doelgericht Vooraf een duidelijk doel opgesteld  zonder methode is een doel stuurloos= afwachten wat het resultaat zal zijn 2.1.3.2 Systematisch Een volgorde aanbrengen binnen de verschillende stappen die je gaat zetten om doel te bereiken 2.1.3.3 Procesmatig Doorlopende ontwikkelingslijn 2.1.3.4 Bewust Handelen = bewust Je kan elke fase van je stappenplan onderbouwen: je weet wat je doet en waarom

2.1.4 Agogiek en methodisch handelen Elke vorm van agogiek verloopt methodisch, maar niet omgekeerd! Je kan methodisch te werk gaan maar dat betekent niet dat je agogisch bezig bent

2.2 Belangrijke begrippen die betrekking hebben op methodisch handelen in st ru m e

techniek en

Middelen & materialen = het vermogen om een bepaald instrument toe te passen

vaardigheden methoden methodiek beroepsmethodiek

= het vermogen om technisch goed te kunnen werken obv een voor die situatie en methode gewenste attitude = een vaste werkwijze

= een reeks van methodes = algemeen, zaken die toepasbaar zijn in versch werkvelden (bij instellingsmethodiek: concreter, toegespitst op de voorziening

7

8

2.2.1 Beroepsmethodiek Verschillende methodes, visies om iets uit te voeren benaderingswijzen: - systeemtheoretische benadering - creatief-agogische benadering - gedragsmatig-cognitieve benadering

2.2.2 Methodiek Een samenhangend geheel van methoden waarbinnen afzonderlijke werkwijzen en systemen van beperktere omvang zijn te onderscheiden Methodologie = wetenschap van de methodiek , maw: men gaat onderzoeken naar welke methodieke werken Wetenschappelijke onderbouwing van een methodiek is wenselijk  kwaliteit van manier van werken + draagt theorie aan voor de methodiek

2.2.3 Methode  = de weg waarlangs  Begin- en eindpunt bepalen  Drie noodzakelijke elementen: 1. Bepaal je vertrekpunt methode doel beginsituatie 2. Bepaal je doel =proces = product 3. Bepaal je methode  Gemeenschappelijke methoden (gebruik maken van dezelfde vaardigheden) ≠ identieke methoden ( de manier waarop er wordt gewerkt)  Aandachtspunten bij keuze van methode: 1. Doel en middelen op elkaar afstemmen vb. bed, bad, brood - vaststellen van een doel - middelen bepalen om doel te bereiken - zorgen voor samenhang tss doel en middel - doel bepaalt in zekere mate het middel 2. Doel en middelen goed van elkaar onderscheiden Soms wordt een middel een doel of verwart men doel en middel 3. Checken of je meerdere doelen moet inzetten  doel-middelenschema !!  meerdere tussendoelen bepalen en versch middelen inzetten  spreken van zo een schema wanneer: Er verschillende activiteiten, elk met eigen doel van elkaar afhankelijk zijn Er een keten van doelen, tussendoelen en middelen zichtbaar wordt Dmv het schema de strategie bepaald kan worden : stellen van prioriteiten

2.2.4 Technieken en vaardigheden Zie piramide

2.2.5 Instrumenten Middelen en materialen  de zogenaamde tools: bv. Pictogrammen, computer, observatieformulier

2.3 Het brede methodiekbegrip vs het smalle methodiekbegrip 2.3.1 Smal methodiekbegrip Focus op: 8

9 -

Manier waarop je tewerk gaat Middel waarmee een doel bereikt wordt Methode, de techniek, het handvat Methodiek= de gereedschappenkist in het sociaal beroep, trukendoos Bv. Doel= naar station gaan  te voet, met de tram, met de wagen of met de fiets?

2.3.2 Breed methodiekbegrip DOEL+ UITGANGSPUNT (milieu, gezondheid) + OMSTANDIGHEDEN (tijd, weer, prijzen..)  bepalen het MIDDEL, de WERKWIJZE Verschuiving naar breed methodiekbegrip -

Jaren ’70: kritiek op smalle methodiekbegrip Pleidooi voor brede methodiekbegrip Fase 1. Methoden & methodieken steeds in verband met uitgangspunten, mensbeelden en maatschappijvisies (= achterliggende waardenkaders) Fase 2. Een methodiek is nooit echt neutraal, gelinkt aan mens- en maatschappijbeelden

2.4 De voordelen van methodisch werken 1. Je kan beter vooruitkijken, waardoor je meer CONTROLE hebt oer wat er gebeurt en de kans op fouten minder wordt 2. Je maakt een ander INZICHTELIJK welk proces je wilt volgen 3. Je kan je eigen handelen EVALUEREN en op grond daarvan eventueel je proces BIJSTELLEN 4. Je maakt je proces OVERDRAAGBAAR aan anderen

2.5 De grenzen van methodisch werken 1. Het psychisch en sociaal functioneren van mensen is slechts beperkt beheersbaar en BEPERKT VOORSPELBAAR 2. Methodisch werken zou de indruk kunnen wekken dat mensen ONDERGESCHIKT zijn aan methode: de methode moet werkzaam zijn en moet passen bij de persoon die ze toepast 3. Methodisch werken is in de praktijk BEGRENSD door DE BESCHIKBARE TIJD die je hebt, door WIE JE BENT of door de STRUCTUUR EN BELEID VAN DE VOORZIENING

3

PLANMATIG VERANDEREN

3.1 BEZINT EER GE BEGINT Hulpverleners hebben neiging om elke opdracht aan te nemen  MAAR moet rekening houden met de context voor je aan veranderingsproces begint: 4 aandachtspunten

3.1.1 Aandachtspunten 1. Uitgangspunt: Uitgaan van de feitelijke situatie : accepteer de situatie zoals hij is: niet boos worden, maar ook niet alsof doen dat er niets is : cliënt niet beoordelen 2. De situatie is nooit toevallig zo ontstaan : er is een geschiedenis, er zijn oorzaken 3. Moet er wel iets veranderen aan de situatie: is er wel een probleem? Zeker dat Tussenkomst de situatie niet erger zal maken? Is men klaar voor verandering? 4. Ben jij wel de meest geschikte persoon om iets aan de situatie te veranderen? Heb je nodige deskundigheid? 9

10

3.1.2 Voorwaarden 1. 2. 3. 4.

Is er een duidelijke vraag, doel, opdracht? Is het doel haalbaar? Realistisch? Binnen afgesproken tijd te realiseren? Is er voldoende geld en middelen beschikbaar? Is er voldoende tijd, energie en deskundigheid aanwezig?

3.2 Wees precies en concreet  

Veel communicatie, zowel verbaal als schriftelijk Om precies te formuleren: 6 vraagwoorden: wie (welke personen en hoe verhouden ze zich tot elkaar?), wat (doel?), waarom(reden?), waarmee, (hoe tewerk? Welke middelen, methoden?) waar, wanneer

3.3 Werken in fasen 3.3.1 Het zesfasenplan van Winkelaar 6 fasen die in elke vorm van methodisch werken terugkomen (zie details later): 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Fase van initiatief en begin Fase van analyse en onderzoek Fase van probleemstelling en doelstelling Fase van strategie en progra...


Similar Free PDFs