De wet - oefeningen bij inleiding tot de rechtswetenschap KULAK PDF

Title De wet - oefeningen bij inleiding tot de rechtswetenschap KULAK
Course Inleiding tot de rechtswetenschap
Institution UC Leuven-Limburg
Pages 7
File Size 189.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 38
Total Views 150

Summary

oefeningen bij inleiding tot de rechtswetenschap KULAK...


Description

DE WET: Materiële of formele wet – rechtsbronnen: 1. In België zijn de gezaghebbende rechtsbronnen ... a) wetgeving, het gewoonterecht en de rechtspraak. b) wetgeving, de rechtspraak en de algemene rechtsbeginselen. c) wetgeving, de algemene rechtsbeginselen en het gewoonterecht. d) de rechtspraak, de rechtsleer en het gewoonterecht. e) de rechtspraak en de rechtsleer. 2. Beoordeel de volgende stelling:'Een formele wet kan nooit een materiele wet zijn.' a) ze stelling is juist. Een wet kan immers nooit tegelijk een formele als een materiële wet zijn. b) Deze stelling is juist. De wetgevende macht kan immers geen algemeen verbindende voorschriften maken. Deze taak is weggelegd voor de uitvoerende macht. c) ze stelling is fout. De wetgevende macht kan immers wel materiële wetten maken. 3. Beoordeel de volgende stelling:'Een materiële wet kan nooit een formele wet zijn.' a) Deze stelling is juist. Het is immers enkel de uitvoerende macht die materiële wetten maakt. b) Deze stelling is juist. Een wet kan immers nooit tegelijk een formele als een materiële wet zijn. c) Deze stelling is fout. De wetgevende macht kan ook normen opstellen die algemeen verbindend zijn. 4. Als de Kamer van volksvertegenwoordigers overeenkomstig art. 48 G.W. geschillen beslecht i.v.m. de geloofsbrieven van haar leden... a) is die beslissing een uitsluitend formele wet. b) wordt er een beslissing genomen door de Rechterlijke Macht in organieke zin. c) is die beslissing een formele bindende bron van recht. d) geen van de overige alternatieven zijn correct. 5. Een ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is... a) steeds wet, zowel in formele als materiële zin. b) soms wet in formele zin, soms wet in materiële zin. c) Nooit wet in formele, maar steeds wet in materiële zin. d) meestal wet in materiële zin. 6. Een verordening van de Europese Unie is... a) Steeds formele wet

1

b) Is steeds materiële wat c) Is meestal materiële wet d) Is slechts een materiële bron van recht 7. Een besluit van het college van burgemeester en schepenen om een bouwvergunning af te leveren is... a) materiële wet en formele wet. b) materiële maar geen formele wet. c) geen materiële wet, wel formele wet. d) noch materiële, noch formele wet. 8. Plaats de opgegeven term in de juiste kolom. Amnestie, Arbeidswet, Algemeen regelement pensioen zelfstandigen, viarem II (besluit vlaamse regering), burgerlijk wetboek, wet op het legercontingent, afvalstoffendecreet, neutralisatiewet, provinciaal belastingsreglement, gratieverlening, toekenning van een bouwvergunning, civiele lijst.

Wet in materiële, Wet in materiële niet in formele zin en formele zin

Wet in formele, niet in materiële zin

Wet noch in materiële, noch in formele zin

9. De gezamenlijke beslissingen van de Koning en de Kamer van volksvertegenwoordigers, eventueel ook van de Senaat zijn... a) materiële wetten omdat ze worden uitgevaardigd door de wetgevende macht. b) slechts formele wet indien ze tegelijk wet in materiële zin zijn. c) formele bron van recht indien ze tegelijk wet in materiële zin zijn. d) geen van de overige alternatieven is correct. 10. Art. 1056 Ger.W. a) is een formele bron van recht. b) bevat een materieelrechtelijke regel. c) is een regel uit een uitsluitend formele wet. d) geen van de overige alternatieven is correct. 11. Welke van de volgende categorieën sluiten elkaar uit? a) formele wet en materiële wet. b) formele bron van recht en materiële bron van recht. c) formele bron van recht en materiële wet. d) formeel recht en materieel recht.

2

12. Beoordeel 'wet en wetgeving zijn synoniemen'. a) Juist b) Fout 13. Schik de onderstaande normen in de mate dat zij in de praktijk het meeste voorkomen. (Te beginnen met de normen die het meeste voorkomen.) - Formele wetten die tegelijkertijd materiële wetten zijn. - Formele wetten die geen materiële wetten zijn - Materiele wet die geen formele wet zijn. - Overheidsbeslissigen die noch materiële, noch formele wet zijn.

Soorten wetgeving (1) 1. Art. 2. Voor de toepassing van de artikelen 2, §§ 1, 2, 3 en 3, §§ 1, 2, 3, 5, 6, 7, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn wordt onder het woord " rustpensioen " verstaan het vervangingsinkomen dat toegekend wordt aan de gerechtigde die wordt geacht door ouderdom arbeidsongeschikt te zijn geworden, welke toestand voor de mannelijke gerechtigden wordt geacht te ontstaan op de leeftijd van 65 jaar en voor de vrouwelijke gerechtigden op de leeftijd van 60 jaar. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 19 juni 1996. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en van Pensioenen, M. COLLA Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Vraag: Het geciteerde artikel komt uit een ... a) Besluitwet b) Bijzondere meerderheidswet c) Opdrachtwet d) Programmawet e) Kaderwet f) Interpretatieve wet g) Bijzondere machtwet 2. In de vorige vraag hebben we vastgesteld dat het geciteerde artikel behoort tot een interpretatieve wet. Dit kunnen we afleiden uit de woorden: __________

3

Soorten wetgeving (2) 1. Art. 13. § 1. De Koning kan de wetten die bepalingen bevatten inzake de effecten aan toonder volledig of gedeeltelijk wijzigen en/of opheffen teneinde de overeenstemming ervan met deze wet te bewerkstelligen. § 2. Met betrekking tot de schuld van de Federale Staat, is de Koning gemachtigd om: 1° wijzigingen aan te brengen in de wetten en overeenkomsten van Belgisch recht die leningsovereenkomsten vormen die volledig of gedeeltelijk worden vertegenwoordigd door effecten aan toonder, teneinde de dematerialisering van deze leningen mogelijk te maken, uiterlijk op 31 december 2012 of 31 december 2013, naargelang van het geval; 2° te voorzien in uitzonderingen op het bepaalde in artikel 3, § 1, ingeval : a) de bijzondere voorwaarden inzake de uitgifte van de lening ertoe leiden dat de opheffing van de effecten aan toonder die de lening belichamen, technisch onmogelijk is; of b) de leningen uitsluitend zijn uitgegeven in het buitenland of onder een stelsel van buitenlands recht. § 3. De andere publiekrechtelijke emittenten nemen in voorkomend geval alle maatregelen die nodig zijn om zich te gedragen naar de wet. Vraag: Het geciteerde artikel komt uit een ... a) Besluitwet b) Bijzondere meerderheidswet c) Opdrachtwet d) Programmawet e) Kaderwet f) Interpretatieve wet g) Bijzondere machtwet

Soorten wetgeving (3) 1. ALBERT II, Koning der Belgen, (...) Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet; Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1999, 26 mei 2002, 22 januari 2003, 22 januari 2003, 7 september 2003 en 8 juli 2004; (...) Overwegende dat er, in het kader van het moderniseringsproces van de federale administratie, naar het voorbeeld van de hervormingen die reeds werden doorgevoerd inzake de loopbaan voor de personeelsleden van de niveaus B, C en D, een nieuwe loopbaan voor de personeelsleden van niveau 1 moet worden ingevoerd; (...) Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot 4

vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat. (...) Vraag: Het geciteerde tekstfragment komt uit een ... a) Beschikkend koninklijk besluit b) Organiek koninklijk besluit c) Politiereglement d) Bijzonder machtenbesluit e) Genummerd koninklijk besluit

CASUS 1: Totstandkoming van een wet. 1. Om te weten welke specifieke wetgevingsprocedure van toepassing is, dient u steeds een welbepaald stappenplan te volgen. We gaan hierbij uit van de veronderstelling dat u voorafgaandelijk tot het besluit gekomen bent dat de federale overheid bevoegd is. Eens dat is uitgemaakt, gaan we in verschillende stappen na welke van de drie federale wetgevingsprocedures van toepassing is. Duid hierna aan welke de juiste -eerste- stap is. a) Ik ga eerst na of de materie optioneel bicameraal is, vervolgens of de materie zuiver bicameraal is en tenslotte ga ik na of de materie monocameraal is. b) Ik ga eerst na of de materie monocameraal is, vervolgens ga ik na of de materie zuiver bicameraal is, tenslotte moet ik nog nagaan of de materie optioneel bicameraal is. c) Ik ga eerst na of de materie zuiver bicameraal is, vervolgens ga ik na of de materie monocameraal is, tenslotte ga ik na of het een optioneel bicamerale materie betreft. d) Ik ga eerst na of de materie monocameraal is, vervolgens of de materie zuiver bicameraal is, mocht dit niet zo zijn dan weet ik automatisch dat het een optioneel bicamerale materie betreft. e) Ik ga eerst na of de materie zuiver bicameraal is, vervolgens ga ik na of de materie monocameraal is, mocht dit niet zo zijn dan weet ik automatisch dat het een optioneel bicamerale materie betreft. f) Ik ga eerst nagaan of de materie zuiver bicameraal is, dan of ze optioneel bicameraal. Indien dit niet het geval is zij monocameraal. 2. Wanneer men een wet wil stemmen betreffende de burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de ministers van de Koning, welke totstandkomingsprocedure zal dan moeten worden gevolgd? a) Monocamerale procedure b) Volledig of zuiver bicamerale procedure c) Optioneel bicamerale procedure

5

3. Hieronder ziet u alle stappen staan die een wetsontwerp betreffende een monocamerale aangelegenheid moet doorlopen om wet te worden.Duid de juiste volgorde van die stappen aan.

CASUS 2 De afdeling wetgeving van de Raad van State is een adviesorgaan ten behoeve van de onderscheiden materiële wetgevers. In deze oefening gaan we dieper in op de rol van de afdeling wetgeving van de Raad van State. 1. Duid aan welke stellingen juist zijn inzake het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State bij voorontwerpen van wet. a) Buiten het met bijzondere redenen omklede geval van hoogdringendheid moeten de ontwerpen betreffende begrotingen, rekeningen, leningen, domeinverrichtingen en het legercontingent steeds voor advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State worden voorgelegd. b) Indien de hoogdringendheid wordt ingeroepen voor een voorontwerp van wet dan is het advies van de afdeling wetgeving niet vereist. c) Indien de hoogdringendheid wordt ingeroepen voor een voorontwerp van wet, dan is toch een beperkt advies vereist van de afdeling wetgeving. Dit advies slaat enkel op de vraag of de voorgelegde tekst betrekking heeft op aangelegenheden bedoeld in artikel 74, 77 of 78 Gw d) De ontwerpen betreffende begrotingen, rekeningen, leningen, domeinverrichtingen en het legercontingent moeten nooit voor advies aan

6

de afdeling wetgeving van de Raad van State worden voogelegd. e) Indien de hoogdringendheid wordt ingeroepen voor een voorontwerp van wet, dan is nog steeds een beperkt advies vereist van de afdeling wetgeving. 2. Duid aan welke stellingen juist zijn inzake het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State bij de ontwerpen van koninklijke besluiten. a) Buiten het met bijzondere redenen omklede geval van hoogdringendheid, moeten alle ontwerpen van koninklijke besluiten worden voorgelegd voor advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State. b) Voor de ontwerpen van koninklijke besluiten die de van kracht zijnde wettelijke bepalingen kunnen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen, kan de hoogdringendheid niet worden ingeroepen. c) De individuele koninklijke besluiten moeten nooit voor advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State worden voorgelegd. d) De reglementaire koninklijke besluiten moeten steeds voor advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State worden voorgelegd. e) Indien de hoogdringendheid wordt ingeroepen voor een reglementair koninklijk besluit, dan is toch een beperkt advies vereist van de afdeling wetgeving. Dit advies slaat enkel op de vraag of de voorgelegde tekst betrekking heeft op aangelegenheden bedoeld in artikel 74, 77 of 78 Gw. 3. Duid aan wat van toepassing is inzake de gevolgen van een advies van de Raad van State. a) Een negatief advies van de Raad van State leidt ertoe dat de totstandkomingsprocedure van een wet wordt stopgezet. b) Het advies van de Raad van State is niet bindend, de regering kan de kritiek naast zich neerleggen en het wetsontwerp toch indienen in een kamer. c) Een positief advies van de Raad van State leidt er toe dat een wetsontwerp steeds maar in één kamer moet worden behandeld. d) Het advies van de Raad van State is bindend voor een rechter in een concreet geval maar niet voor de wetgever.

7...


Similar Free PDFs