Ontwikkelingspsychologie inleiding tot de verschillende deelgebieden PDF

Title Ontwikkelingspsychologie inleiding tot de verschillende deelgebieden
Course Psychologie
Institution Hogeschool PXL
Pages 9
File Size 297.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 85
Total Views 149

Summary

Download Ontwikkelingspsychologie inleiding tot de verschillende deelgebieden PDF


Description

Ontwikkelingspsychologie Prof. DR. F.J. Mönks inleiding tot de verschillende deelgebieden. Hoofdstuk 1: inhoud en methoden van de ontwikkelingspsychologie: 1.1. het begrip ontwikkeling (OG 1) p. 15-17. Hoofdstuk 2: De prenatale periode en het eerste levensjaar 94-96; 2.7.4. motorische ontwikkeling in vier kwartalen van het levensjaar (OG 4) Ontwikkeling van motoriek in het eerste levensjaar (De zuigeling) Zie schema:  Continuïteit en onderlinge verband v/d verschillende functies i/d ontwikkeling  De houdingen; rugligging, buikligging, zitten en staan  belangrijkste onwtikkelingselementen  Kan niet afleiden, dat de zuigeling op een bepaald moment voor of achter is in ontwikkeling Eerste kwartaal:  Rug- en buikligging  enige spontane houdingen  De zuigeling in zittende houding brengen  In staande houding  stapreflex Rugligging  Passief met opgetrokken armen & benen => baarmoeder  Na enkele dagen  buigen en strekken van armen en benen  Halverwege  arm- en beenbewegingen krachtig  Einde K  trappelt krachtig => soms op zijn zij rolt Buik liggen:  Zijn hoofdje op te tillen  lukt eventjes; o Gezicht  zijwaarts gericht  Einde K/ 2de maand  Hoofdje enkele minuten opheffen (45°) 

 niet meer zijwaarts gericht

Tweede kwartaal: Rugligging:  Symmetrische houding; o Hoofdje ligt i/h verlengde v/h lichaam  Kijkt recht omhoog  Bewegelijk  rug naar buikligging o Opletten bij aankleden en verzorgen Buikligging:  Grotere activiteit: o Steunen op zijn armen, en iets later ook op zijn handen en rondkijken  Armen en benen v/d grond tillen  zwembewegingen  Zitten  veel steun  Einde K  weinig steun, hoofd rechtop houden Derde kwartaal: Rug  buikligging:  Omgeving verkennen  Ontwikkeling optrekken en kruipen  In de loop  vanuit rugligging optrekken Voorbeeld: de spijlen v/e box  kan nog niet blijven staan / spontaan gaan zitten.  Los zitten en steunt  over geborgen op zijn handjes.  Overgang 4de K: o Zit en kruipt o Trekt zich op en staat langs de box o Meeste houdingen vanuit zithouding ondernomen Vierde kwartaal: Voortbewegen  Belangerijkste motorische functie  Via kruipen  eigen wijze; o Handen en voeten

o Handen en knieën o Voortschuiven over de grond  Eerste stappen wijdbeens ondersteund met beide handen Kleuter  los en ontspannen.

Eerste kwartaal

Tweede kwartaal

Derde kwartaal

Vierde kwartaal

2.7.4.1. Ontwikkeling van oog-handbewegingen (OG 5) p. 97-99. 2.8. sociale en persoonlijkheidsontwikkeling (OG 8) p 99-108; jhgjhjgjgjhjhjhjhjhjhj Hoofdstuk 3: Het kind gedurende het tweede en derde levensjaar p. 132-134;

3.2. lichamelijke en psychomotorische ontwikkeling (OG 4)  Ontwikkeling tussen het einde v/h 1ste & het 4de levensjaar  sprongen voorruit gegaan Psychomotorische ontwikkeling tot het 5de levensjaar  geheel te bespreken:  Gemakkelijker een scheiding gelegd worden tussen 5 en 6 dan tussen 3 en 4 jaar Groeien:  Verschillende lichaamsdelen  verschillende snelheid  Ieder kind eigen groeisnelheid  Normen  af te meten of een kind al dan niet normaal groeit  Skeletleeftijd:  Vb. Skeletleeftijd 4 jaar – chronologische leeftijd van 6 jaar  Propporties v/h lichaam & het spierweefsel ± het 5de levensjaar constant  Begin Gestaltwandel: kind groot hoofd en korte ledematen,  Evenwichtiger lichaamsproporties

Leren lopen:  ± 3 jaar  lopen automatische beweging  ± 4 jaar  bijna volwassen manier van lopen

 Grootste probleem:  Leren beheersen v/d lichaamskracht  nodig om tegelijk op één been te steunen  Ontwikkeling van fijne evenwichtsmechanisme -  vereisten om rechtop te lopen.  Experimenteren met loop variaties:  ± 17 mnd achteruit lopen  ± 30 mnd op de tenen lopen  ± 18 mnd probeert te rennen  lijkt sterk op lopen  2 à 3 jaar  echt rennen  niet in staat snel te stoppen of om te keren  5 à 6 jaar op volwassen wijze rennen & effectief in spel te gebruiken.  Trappen af te lopen:  ± 18 à 20 mnd met hulp  ± 6 jaar volleerd  ± 29 mnd balanceren op één voet  ± 3 jaar moeilijk om een bal te vangen / met een stok een bal te slaan.  4 à 5 jaar bedrevener o Variatie oog-handcoördinatie  Sensomotorische activiteiten in gecoördineerde activiteiten te integreren  Bv. Nadoen of nateken Perceptuele ontwikkeling  Afhankelijk van omgevingsinvloeden  Ontwikkeling vormperceptie  Jonge kinderen zien gehele, zonder te letten op details  ± 5 à 6 jaar focussen op specifieke voorwerpen  Globale antwoorden  vergemakkelijkt door duidelijke begrenzingen  Overgang naar een gedifferentieerde waarneming  criterium: schoolrijpheid te bepalen Kern:

Niet geleerd waarnemen = geledingsbekwaamheid bezitten  niet instaat om naar school te gaan. Leren lezen en schrijven => uit gehele woorden details en letters haalt Zindelijkheidstraining  Rijping v/d sluitspieren  Jonger dan 15 mnd dit nog niet kunnen  Beginnen met zindelijkheidstraining na 15 mnd niet ervoor Als dit de vroeg wordt gedaan kan dit tot: Traumatische ervaringen leiden  Tot uitdrukking  latere leeftijd: bedplasser 3.4. Spraak- en taalontwikkeling (OG 6) p. 164-176. 3.3. Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling (OG 8) p 134-149; 3.3.6. Spel en spelgedrag (OG 9) p. 151-160 3.3.7. Kindertekeningen. (OG 10) p. 160-164. Hoofdstuk 4: Kleuter en schoolkind: 4.1. Lichamelijke en psychomotorische ontwikkeling (OG 4) p. 190192.  Gestaltwandel ± 6 jaar ( de groei gaat langzamer)  het bovenlichaam langzamer groeit dan het onderlichaam,  ledematen zijn tot die tijd relatief kort, het hoofd is relatief groot  Heeft nog een buikje,  melkgebit.  Schoolvorming bereikt  Toename lichaamsgewicht  gevolg v toename spierweefsel  Gesteldheid van het lichaam van het kind stabieler en robuuster  gevolg v/e toenemende differentiatie en myelinisatie v/h zenuwstelsel  motorische vaardigheden nemen toe. Myelinisatie  Een vetachtige stof in de mergschede v/d zenuwen

De groei  Vanaf 12 jaar  per jaar 5 – 6 cm langer.  Tot 10j  jongens iets groter dan meisjes  daarna meisjes groter in lengte tot 15j  jongens haalt dan in  gewicht neemt meer toe dan de lengte Lichaamskracht en de handkracht  neemt toe tussen 6 en 12 jaar:  veranderingen  grove en fijne motoriek  motorische bekwaamheden steeds beter aangepast aan de ruimte die de omgeving biedt bewegingsdrang en -overvloed  neemt af in deze periode Kretchemer Körperbau und charakter 3 verschillende type lichaamsbouw: 1. Endomorf: kort en dik  het pycnische 2. Ectomorf: lang en dun  het leptosome 3. Mesomorf: gespierd en goed geproportioneerd tyoe  opvatting wordt nauwelijks serieus genomen



het atletische

Persoonlijkheidstype:  Veerkracht  Over gecontroleerd  Onder gecontroleerd  typologie longitudinale betekenis Typologiestudies: 1. Persoonsgeoriënteerde benadering  individuele verschillen te bestuderen  personen onderscheiden met behulp van patronen van eigenschappen  Alternatief voor de volgende benadering  Variabel-georiënteerde benadering 2. Variabele-georiënteerde benadering (Persoonlijkheidsdimensies) Verschillen tusseneigenschappen worden bestudeerd

4.3. sociale en persoonlijkheidsontwikkeling (OG 8) p 194-214; 4.4. Cognitieve ontwikkeling (OG 2) 4.5. Intelligentie en schoolsucces (Gauss- curve  HC 1.2.4) (OG 2) p 214-238. Hoofdstuk 6: Adolescentie II: Psychosociale ontwikkeling (OG 8) 6.1. Ontwikkeling van identiteit p 287-295 (overlap blok 1.1) 6.3. Relatie met ouders 6.4. Relatie met leefdtijdgenoten. p 302-314 (overlap blok 1.1)...


Similar Free PDFs