Ethologie ethogram van de hond (p116-123) PDF

Title Ethologie ethogram van de hond (p116-123)
Course Ethologie
Institution Hogeschool Vives
Pages 15
File Size 272.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 22
Total Views 138

Summary

Download Ethologie ethogram van de hond (p116-123) PDF


Description

Hoofdstuk 11: ethogram v/d hond

Domesticatie  1 v/d eerste dieren die is gedomesticeerd  1 of meerdere plaatsen: europa, azie…. Beide  Heel vroeg afgesplitst v/d wolf (135.000j geleden)  Schedel gevonden in grot (goyet in belgie) was 36.000j oud  Schedel verschilt sterk v/d wolf: kortere snuit, hogere schedel, kleinere tanden  Domesticatie: o Commensalisme: hond had voordeel om in de buurt v/d mens te leven (mens niet) o Mutualisme: mens had er ook voordeel bij  Actieve domesticatie→ hulp jacht, opruiming ongedierte, samenleven  Domesticatie heeft gedragsmatige veranderingen veroorzaakt t.o.v wolf o Veranderingen in drempels o Blaffen o Veranderingen in uiterlijk o Moderne rassen →laatste 150-200j ontstaan Ontwikkeld op basis van ‘werkcapaciteiten’  Hoeden, bewaken  Verzamelen  Opsporen  Lastdier  Gezelschapsdier  LATER→ uiterlijk

 Normale gedragssysteem jacht: Zoeken (snuffelen) → oriënteren→ prooi in het vizier nemen (eye stalking)→ najagen (of bespringen) →vastgrijpen →doden (schudden →in stukken trekken →verorberen  Tegenwoordig niet vaak meer aanwezig  Voorbeelden sterk benadrukte gedragingen v/h jachtgedrag o Spoor volgen (tracking) →bloedhond o Oriënteren →pointer o Stalking (eye-stalking): border collie o Najagen: barzoi o Vastgrijpen: retriever rassen zoals Labrador retreiver o Doden: sommige terriërs

1

Rasstandaard  Arbitraire vastleggen van voorwaarden o Uiterlijk (vacht, grootte, kleur, verhoudingen…) o Gedragskenmerke, o Trends  ‘gesloten’ stamboeken o Verarming genenpool o Gezondheidsrisico’s

Moderne rassen  Artificiele evolutie  Ver van oorspronkelijke doel  ‘liefde’ voor de hond? o Ziekte verwekkende genen o Uiterlijk →medische problemen o VP → medische problemen o Gedragsmatige problemen

Sociale organisatie  Wolven & honden →groepsdieren  Honden knn samenleven met mens  Gelijkaardige sociale structuren (gezinsstructuur) o Ouderzorg o Opvoeding nakomelingen door ‘groep’

Sociale organisatie bij wolf  Onderzoek in jaren ’40, zoo van Basel  Wolven in gevangenschap  Strijd om macht→ sterkste wolven winnen, zij nemen leiderschap  Wolven willekeurig bij elkaar geplaatst (geen familie)  Beperkte plaats (gevangenschap) →lineair verband →alfa

2

Roedelmodel – dominantiemodel Gebaseerd op alfa-theorie  Alfa wolf: dominante positie

Model overnemen voor hond want hond stamt af v/d wolf (werd gedacht) Werd grootschalig toegepast, was eenduidig/eenvoudig

David mech stelt dit in vraag → hij heeft eigen observaties op wilde wolven      

Wolven vormen families, geen vreemde wolven Geen gevechten Leven als een sociale groep →familie Hij stelt de term alfa in vraag Elke wolf heeft een taak Zeer veel en goede communicatie

       

Roedelmodel: dominante en onderdanige Rangorde bepalen Rangorde vastleggen Rangorde bewaren Dominant →signalen uitsturen dat ze “dominant” zijn Onderdanige →signalen van onderdanigheid Honden/mensen tonen deze signalen aan elkaar Bepaalde regels: o Eerst door de deur o Eerst eten o Hond lager in plaats o Negeren o Loopt achter je o …

Voordelen roedelmodel: Hond    

Duidelijk Steeds zelfde Iedereen doet zelfde Voorspelbaarheid

Eigenaar/gezin  Duidelijk  Eenvoudig  Machtsmodel →herkenbaar  Geven soms goed gevoel  werkt

3

Dominantie →relatie tussen 2 individuen op een bepaald moment over een bepaalde bron    

geen eigenschap v/e individu geen persoonlijkheidskenmerk/karakter eigenschap wisselend geen verklaring voor agressie of ander probleem gedrag

Zintuigen  roofdier →ogen vooraan  zicht aangepast voor jacht

   

Visuele perceptie →afh. v/d grootte v/d hond Dieptezicht →afh. v/d lengte v/d snuit (korte snuit, groter dieptezicht) Kleuren →dichromatisch= 2 soorten kegeltje (blauw, geel, grijstinten) Lichtintensiteit →door tapetum ludicum (terugkaatsen v/h licht) hebben ze beter zicht met minder licht  Details →ze zien minder details dan mensen  Tastharen →niet zo gevoelig als bij poezen, helpen bij orientatie/exploreren,  Op de kop: wangen, boven de ogen, zijkant v. kop  Niet trimmen!  Smaak → onmiddellijk functioneel vanaf geboorte  Sterk beinvloed door geur  Minder ontwikkeld dan de mens  Smaken: zoet, zout(niet lekker), bitter(niet lekker), zuur

 Gehoor →belangrijk zintuig 

Bereik: 40-60.000Hz



Beweeglijke oorschelpen

 Geur →informatie individu 

Warmte detectie (infrarood sensoren in het rhinarium)



Zeer belangrijk zintuig



Groter hersengedeelte voor geur



Meer receptoren



Neus beter uitgerust (lucht stroomt vooraan in, en zijkant uit) zo wordt wnn ze snuffelen ook het niet weggeblazen 4



Ademen ≠ snuffelen

 Feromonen →hond gaat flemen om dit te ‘ruiken’ 

Feromonen hebben signaalfunctie, ze gaan gedrag van anderen beïnvloeden Afh. v/d plaats van uitscheiding hebben ze een ander effect Bv. klieren in gelaat Klieren bij oren Klieren aan voetkussentjes Klieren tussen tepels Peri-anaal klieren Klieren bij de genitaliën



Feromonen worden uitgescheiden met: urine, faeces, vaginale secreties

 Feromonen afgescheiden via vaginale secretie →afgegeven met urine 

Creëert reactie reu, seksueel gedrag, interesse in de teef

 Feromonen afgescheiden regio tepels     

Tijdens zogen, enkele dagen na partus tot spenen Afgescheiden door teef door talgklieren tussen de tepels Kalmerend, geruststellend effect op de pups DAP (dog appeasing pheromone): apasine Synthetisch nagemaakt →merknaam adaptil

 Feromonen afgescheiden via urine   

Tijdens urineren en markeren Zowel vrouwelijk als mannelijk Informatie over identiteit en emotionele toestand v/h individu, seksuele status  Reactie is afh. Van ‘boodschap’  Aanzetten tot ‘over plassen’  Pups →niet plassen  Speekselen, piloerectie  Geen informatie voor mens →soort specifiek  Feromonen afgescheiden via stoelgang  Bij defaeceren  Steeds anaalvocht  Uit anaalklieren  Info over identiteit en emotionele toestant v/h individu, seksuele status..

5



Reactie is afh. Van ‘boodschap’  Angst, opwinding..  Speekselen, piloerectie  Weinig/geen info voor mens →soort specifiek  Wel detecteerbaar (stank)  Feromonen afgescheiden tijdens ledigen anaalklieren  Overvloedig ledigen anaalklieren, verschillende oorzaken:  Medisch: te sterk gevuld →infectie  Gedragsmatig: stress, paniek  Spontaan acuut ledigen van anaalklieren als autonome reactie bij felle stress →alarmsignaal  Drempel detectie mens sterk overschreden, mens kan moeilijk ‘betekenis’ aan hangen

Communicatie Soorten signalen:  Auditieve signalen (grommen, blaffen…)  Visuele signalen (gaan liggen, wegstappen, gaan zitten…)  Tactiele signalen (aanleunen, wegduwen, poot op schoft)

   

Olfactorische signalen →met geuren Akoestische signalen →met geluiden Visuele signalen →lichaamstaal die visueel waarneembaar is Tactiele signalen →lichaamstaal die tactiel waarneembaar is (dikwijls ook visueel)

Olfactorische signalen: Informatie die honden kunnen halen uit geuren:    

De omgeving Hier, nu maar ook over verleden Hoe lang geleden Wie, geslacht, leeftijd, gezondheidstoestand, cyclus

Halen deze info uit:  Geuren uit de omgeving, uit de lucht (kan ook water)  Geuren van voorwerpen, levende wezens  Feromonen Wij: kunnen omgeving maar veel beperkter, weinig info over verleden omdat onze drempel van detectie veel hoger ligt, info over identiteit enz moeilijk tot niet

6

Feromonen afgescheiden via urine  Zowel mannelijk als vrouwelijk  Mannelijk →dan vrouwelijk, communicatie vaak kleine hoeveelheden  Plaatsen waar al geplast werd Ik voel me hier niet veilig Ik heb stress Ik heb hier een conflict Ik ben loops

Akoestische signalen      

Vooral als andere signalen niet werken of als ontvanger niet zichtbaar is Normaal gedrag v/e hond Extremere vorm van communicatie Soms oorzaken conflicten mens/overlast Blaffen →bijproduct van domesticatie Rasafhankelijk Drempels, ras en individu afhankelijk  Blaffen, verschillende betekenissen: doel →gedrag v/d andere beinvloeden o Alarmeren o Aandacht trekken o Uitnodiging tot spel  Blaffen kan verschillen in: o Toonhoogte o Duurtijd o Frequentie  Betekenis blaffen: o blaffen staat in relatie met onderliggende emotie / motivatie van hond o Doel: aanpassen gedrag andere o Algemene richtlijn (maar ook context en individu afhankelijk)  Geluiden met hoge toonhoogte en langere duurtijd hebben doel om de afstand tussen beide partijen te verkleinen. Ze zijn dus oa gericht op hereniging, contact maken,….  Geluiden met lage toonhoogte en korter, met herhaling hebben doel om afstand tussen beide partijen te vergroten. Ze zijn vooral gericht op afschrikken, afstand nemen. o De CONTEXT is altijd belangrijk bij de interpretatie

Visuele signalen  Staart, oren, ogen, mond →totaal plaatje en context 7

Staart    

Kijken naar staartbasis Verschillende soorten staarten v. honden dus dit is beste Staart is ras afhankelijk & individu afhankelijk Kwispelen →veel betekenissen o Speuren o Bereidheid tot copulatie o Agressie o Angst o Evenwicht houden

Oren     

Ras afhankelijk “Doorsnee” stand v/d oren Sommige honden moeilijk te interpreteren Ook afh. v/d leeftijd (als ze jong zijn moeten ze nog juiste vorm krijgen) Interpretatie: context afh.

Ogen     

Knipperen, dichtknijpen Staren Wegkijken Oogwit kijken Staren →…

Wegkijken: o spanning verbreken o Enkel knipperen o Kop draait mee

Staren: o aankijken zonder te knipperen o Deel v/h jachtpatroon o Voorbode agressie

8

Mond  Open/dicht  Smekken, likken, tongelen  (welke) tanden zichtbaar Geeuwen:  Situatie is onaangenaam

Houding v/h lichaam      

Ontspannen spieren – gespannen spieren Gedrukt lopen, lichaam verlagen Gaan liggen Zich groot maken Haren recht zetten Ligging zwaartepunt

   

Interpretatie →context afh. Honden zijn niet bezig met status Reflectie van hun innerlijke emotionele toestand Doel →communicerenµ

Vacht  Rechtop zetten v/d haren o Staart, rug, nek  Emotie: o Spanning o Agressie/angst o Opwinding

Tactiele signalen       

Duwen, leunen Aanleunen Opspringen Graaien / wegduwen poot Knabbelen Rijden Poot op schoft 9

 Omklemmen Beoordeling lichaamstaal:     

Volledige plaatje Geen moment opname →evolutie in de tijd Context 1 beeld →geen interpretatie Een signaal →vele betekenissen

Conflict:  Conflict met ander individu  Innerlijk conflict bij het individu, kan veroorzaakt worden door: o Gevoel van onzekerheid o Interactie of het waarnemen van een sociaal contact (sociaal contact voert geen bedreigende acties uit maar individu ervaart situatie toch bedreigend) o Gevoel van twijfel

Ontogenie    

Prenatale fase Neonatale fase Transitieperiode Socialisatiefase o Socialisatie soortgenoten o Socialisatie mens (‘eerste’ socialisatiefase) o Juveniele fase o Volwassenheid

Prenatale fase  Foetus beïnvloed door: o ZS moeder 10

o Hormonen o Geneesmiddelen die moeder neemt  HPA-as is nog Prematuur  Stress →negatieve invloed  Levensomstandigheden en conditie teef→ zeer belangrijk Neonatale fase  Geboorte →2weken oud  Pup wordt beïnvloed door: o Gezondheid v/d teef o Gedrag teef (zogen, verzorgen) o Omgeving  HPA-as v/d pup is nog immatuur  Stress →negatieve invloed  Teef heeft beschermende rol Contact met de teef heeft een rustgevend effect op de puo  Levensomstandigheden en conditie teef →zeer belangrijk Zintuigen     

Blind geboren (oogleden dicht) Doof geboren (gehoorgang dicht) Vanaf 15min na geboorte kunnen ze ruiken Smaak aanwezig bij geboorte Tast onmiddellijk functioneel (noodzakelijk voor: ) o Opzoeken v/d moeder o Voedingsopname o Temp. op peil houden →verschillende reflexen helpen hierbij  Voelen pijn en verschil in temp (koud →onrustig worden, warm →rustig)  Thermoregulatie niet ok

Eliminatie  Knn niet spontaan elimineren  Eliminatie wordt gestimuleerd door anogenitaal likken v/d teef →anogenitale reflex HPA-as nog prematuur

Zogen / zuigen  Geboren met zuigreflex 11

 Tijdens zuigen →trappelende bewegingen met voorpoten  Doel: o Nutritioneel o Comfort geven  Voldoende zuigtijd is belangrijk →latere leven geen abnormaal zuigen te vertonen Zuigreflex  Testen v/d zuigreflex bij pasgeboren pups  Maatstaf voor vitaliteit

Slaap    

Slapen veel (16-18u/dag) Vooral op en tegen elkaar →thermoregulatie Noodzakelijk voor emotionele evenwicht Slapende pups niet wakker waken! Reflexen

 Galant reflex →draaien v/d kop en nek naar de flank waar de pup aangeraakt wordt  Rootingreflex →met snoet duwen tegen warm voorwerp  Righting reflex →richt reflex

Rol v/d teef     

Voeding Bescherming: fysisch + emotioneel Vachtverzorging Warmte Tactiele stimulatie voor goede ontwikkeling

→pups volledig afh. v/d teef, moederloze pups→alle taken moeten overgenomen worden

Transitieperiode    

Leeftijd 2-3 weken Oogleden gaan open Gehoorgang gaat open(pas vanaf 3 weken echt gehoor) Zitten, staan, stappen 12

 Na 2 weken verdwijnt eliminatie reflex  Vanaf 3 weken meer naast elkaar slapen  Plassen enz buiten nest

Sociale ontwikkeling    

Socialisatie soortgenoten Socialisatie mens →eerste socialisatiefase Juveniele fase Volwassenheid

Sociaal gedrag →deels genetisch bepaald

 Prenatale fase: o Stress bij teef tijdens dracht →negatieve invloed op emotionele ontwikkeling v/d pups o Noodzaak van stabiele hechting v/d teef aan eigenaars/fokker o Noodzaak van stressreductie bij teef tijdens dracht o Teef moet zich comfortabel voelen in fokomgeving o Chronische stress tijdens dracht →verminderde moederzorg  Postnatale fase: o Moederzorg cruciale Verminderde moederzorg →nadelige invloed op hechting pups/teef en hechting pups/mens o Epigenetica →slechte moederzorg kan voor veranderingen in genetisch materiaal zorgen die ook naar latere generaties wordt doorgegeven.  Tactiele stimulatie pups: o Door teef o Door tegen/op elkaar te liggen o Rustige contacten / oppakken door mens (geur, tactiele gewaarwording →aangenaam) Vroege ontwikkeling v. sociaal gedrag  Lorenz →kritische periode o On- en offset o Dieren moeten in deze periode leren hoe te reageren op bepaalde stimuli o Periode voorbij →geen mogelijkheid tot leren meer  Bateson (aanpassing) →gevoelige periode o Periode waarbij specifieke gebeurtenissen een grote kans hebben om langetermijn effecten te hebben op het gedrag v/h individu o Belangrijk voor ontwikkeling v. ZS  Gevoelige periode vaak geassocieerd met socialisatie periode 13

o Eerder een periode gevoelig voor risico’s o Bij geboorte →knn niet op alle stimuli reageren o Binnen bepaalde periode kunnen beginnen reageren  Kritische periode o Dieren in contact laten komen met relevante sociale stimuli op een niettraumatische manier! o Belangrijke rol van:  Teef  Fokker  Fokomgeving  Nieuwe eigenaar  Omgeving o Kennis!

 Socialisatieperiode: 4-6weken oud o Sociale interactie met nest- en soortgenoten:  Spelen  Bijten  Vocaliseren o Belangrijk voor later normaal seksueel en moederlijk gedrag + ontwikkeling sociale vaardigheden  Socialisatieperiode: 6-12weken oud o Interactie mens o Belangrijke rol fokker/eigenaar/hondenschool o Start ‘eerste angst periode’ o Socialisatie zeer belangrijk:  Leerproces habituatie  KC, OC Pup afhankelijk  Onder de drempel blijven en taal van de hond knn! o Angstfase (tussen 8e – 10e week), rasafh. Ene ras is vroeger dan andere Pups gaan angstig reageren op nieuwe prikkels waar ze in vorige fase eerder nieuwsgierig waren Belangrijk om rustige, stabiele omgeving te maken Meestal net overgang naar nieuw gezin  Juveniele fase (3-8m oud) o Socialisatie gaat verder o Angst neemt af o Hormonaal actief  Loopsheid  Pootje heffen 14

 Impulsiever  Volwassen stadium o Socialisatie →geen eindig proces, tijdens verdere leven is socialisatie noodzakelijk o Tijdens socialisatie →veel habituatie (=zwak leerproces) herhaling is noodzakelijk o Ras afh + individu afh.

15...


Similar Free PDFs