Title | Hoofdstuk 11 pathologie - neoplasie |
---|---|
Author | Helena Bontenakel |
Course | Pathologie |
Institution | Universiteit Antwerpen |
Pages | 12 |
File Size | 412 KB |
File Type | |
Total Downloads | 13 |
Total Views | 122 |
hoofstuk 11 samenvatting pathologie - neoplasie...
11. Neoplasie Tumor:
gezwel – zwelling: wordt ook gebruikt in de plaats van neoplasma;
Neoplasma: abnormale en autonome groei cellen, waarbij beginstimulus niet meer aanwezig is; Kanker:
kwaadaardig/maligne neoplasma.
11.1 Incidentie van tumoren - Maligne neoplasma: 25 % van de mensen; - Incidentie neemt toe met de leeftijd; - Mortaliteit variabel, globaal hoog.
Mannen
>
vrouwen
de
+
1/4de
59j
1/3
de
3/4
2/3
1
11.2 Structuur van tumoren Naam van de kanker wordt gegeven aan de oorspronkelijke cel die aangedaan is. Solide tumoren bestaan uit:
Neoplastische cellen
Stroma
De cellen die zijn aangedaan, ze reproduceren tot
De neoplastische cellen zitten in een steunweefsel
voorbij de normaal.
verworven, het stroma Fibroblasten: desmoplatische reactie
vb.
epitheelcel,
bloedcel,
astrocyt
hersenen), …
(steuncel
Bloedvaten: angiogenese Lymdocytair infiltraat
11.2.1 Stroma = steunweefsel waar de neoplastische cellen zijn ingebed, het biedt:
mechanische ondersteuning
intercellulaire signalering
voeding
Stroma-vorming, een desmoplastische reactie genoemd. = te wijten aan inductie van bindweefselfibroblastproliferatie door groeifactoren die zijn uitgewerkt door de tumorcellen.
Het stroma bevat:
Altijd bloedvaten die de tumor perfuseren (= vochttoediening)
11.2.1.1 Agiogenese = vorming van nieuwe bloedvaten uit bestaande bloedvaten. Angiogenese in tumoren wordt geïnduceerd door factoren die worden uitgescheiden door tumorcellen zoals vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF). Deze actie wordt tegengewerkt door factoren zoals angiostatine en endostatine die potentieel hebben bij kankertherapie.
2
11.2.2 Groeiwijze van een tumor Meestal goedaardig benigne Sessiele tumoren
Polypoïde tumoren
papillaire tumoren
Vaker slechtaardig maligne Exofytische tumoren
Fungerende tumoren
Ulceratieve tumoren
Ringvormige tumoren
Ringtumoren die een buisvormige structuur (bijv. Darm) omcirkelen komen veel voor in de dikke darm, waar ze vaak darmobstructie veroorzaken Darmpoliep waarschijnlijk benigne
11.3 Classificaties van tumoren Tumoren kunnen we op 2 manieren indelen: Volgens gedrag
Weefselsoort
Is een tumor benigne of maligne?
Uit welk soort weefsel is de tumor ontstaan?
Het criteria om hierover te beslissen is om te kijken of de tumor invasief (binnendringend) is of niet.
Hiervoor is histopathologisch onderzoek nodig om het tumortype te bepalen, wat ook de naam bepaalt.
11.3.1 Benigne tumoren
Blijven lokaal en zijn dus niet-invasief
Groeien traag
Ingekapseld geen metastasering (uitzaaiing)
Lijken sterk op oorspronkelijke weefsel
Drukt weefsel weg
11.3.1.1 Klinische problemen
Druk op lokale structuren: o
Meningeoom
=
goedaardige
tumor
van
hersenvliezen:
overdruk:
inklemming/epilepsie goedaardige cellen¸ maar niet goedaardig op zichzelf
Obstructie van vochtafvloei: benigne epitheliale tumor die afvoergang blokkeert: speekselklier, borstklier
Hormoonproductie: schildklier met hyperthyroidie
Maligne ontaarding: darmpoliep → darmcarcinoom
Angst
11.3.2 Maligne tumoren 3
In tegenstelling tot de benigne tumoren:
Snelle groei
Invasief: ingroei in andere aangrenzende weefsels: darmtumor die buiten het slijmvlies
uitbreidt in onderliggende weefsel Niet ingekapseld, dus:
Metastaserend: uitzaaiing lymfeklieren: via lymfevaten: borst
LYMFOGEEN
lever, hersenen, etc: via bloedbaan
HEMATOGEEN
INGROEI
Lijken in wisselende mate op oorspronkelijke weefsel.
11.3.2.1 Klinische problemen
Druk of vernietiging aangrenzende structuren (ingroei)
Vorming tumoren op afstand (metastasen)
Bloedverlies aan geülcereerde oppervlak
Belemmering van afvloei: obstructie van de darm door dikkedarmkanker
Hormoonproductie: vb ACTH, ADH
Algemeen effect: gewichtsverlies
Angst en pijn
11.3.3 Histogenetische classificatie tumoren De histogenetische classificatie of classificatie volgens weefselsoort zegt ons iets over uit welke cel de kanker is ontstaan. Naargelang het soort weefsel krijgt de tumor een andere benaming Volgens weefsel/celsoort:
- Carcinoma:
afkomstig van epitheliale cel; ernistige dysfasie (afwijking weefsel)
- Sarcoma:
uitgaande van bindweefselige cel zoals bot, kraakbeen of bindweefsel;
- Bloedcellen:
lymfoma, leukemie.
Het bepalen van het type kanker is belangrijk om de verdere behandeling en prognose te bepalen!
4
11.3.4 Histologische graad In welke mate lijkt de tumor nog op het oorspronkelijke weefsel?
- Graad 1: Goed gedifferentieerd; - Graad 2: matig gedifferentieerd; - Graad 3: slecht gedifferentieerd. Hoe slechter gedifferentieerd, hoe slechter de prognose.
11.4 Voorbeelden goedaardige epithaliale tumor: Human papilloma virus (vele types) Plaveiselcelpapilloma (wrat) (huid)
Condyloma (wrat) (genitaal)
Condyloma (wrat) (anaal)
Oropharyngeale kanker
Goedaardige epitheliale tumor klierweefsel : adenona (vb colon adenoma)
Normaal dysplasie carcinoma in situ invasie metastase
5
11.5 Cervicale squameuze neoplasie = abnormale groei van cellen op het oppervlak van de baarmoederhals die mogelijk kan leiden tot baarmoederhalskanker. Incidentie neemt toe met sexuele activiteit
Niet sexueel actieve nonnen krijgen dit niet
Sexuele betrekkingen op jonge leeftijd: eerdere evolutie naar cervixkanker
Meerdere partners: groter risico: (prostitutie)
Sexueel gedrag van de man niet vergeten
Human Papilloma virus (HPV)
Roken is bijkomende risicofactor: co-carcinogeen
Condyloma, maar ook minder zichtbare letsels Koilocyten: cellen met vacuolen rond kern: hierin virale partikels
Cervical intraepitheliale neoplasie cervixkanker Proberen op te sporen op niveau A dmv PAP-test Cervix-uitstrijkje - PAP-test
Opsporen van voorlopers van cervicale kanker
Nu nog via cytologisch onderzoek: o
o
o
Belgische richtlijn:
Alle vrouwen tussen 25 en 65 jaar
om de 3 jaar
Nederlandse richtlijn (wordt veranderd: eerst virus))
Alle vrouwen tussen 30 en 60 jaar
Om de 5 jaar
Als te vroeg screening: ca. alle sexueel actieve jonge vrouwen hebben infecties die nog goed genezen: als je die oppikt overbodige behandeling= schadelijk
6
Opsporen van HPV-virussen wordt de regel: alleen de Hoog-risico- varianten (16, 18, 31 en andere) leiden tot kanker. In BelgiN wordt de opsporing van hoog risico- virussen vergoed als bij cytologische onderzoek een verdachte uitslag wordt afgegeven.
11.6 Cyste = met vocht gevulde ruimte bekleed met epitheel
Soms neoplastisch (gepaard gaand met nieuwvorming, de vorming van goed- of kwaadaardige tumoren)
Meestal niet-neoplastisch o
Congenitaal:
thyroglossus cyste
o
Parasitair:
echinococcus cyste
o
Retentie:
epidermale cyste
o Implantatie:
epidermale cyste
11.7 Carcinogenese = ontstaan en groei van kanker = Van normale cel tumorcel = Monoclonaal: ontstaan uit 1 cel
Bij veroudering meer tumoren: veel normale mutaties tijdens leven worden hersteld door repair mechanismen, naarmate ouder: minder fouten hersteld Carcinogenen: omgevingsfactoren die tumoren mee veroorzaken zodat herstel minder goed gebeurt zoals tabak, chemische stoffen, UV licht, virale infecties, röntgen… Multistep carcinogenese hypothese: meerdere hits Meerdere carcinogenen dikwijls noodzakelijk vooraleer tumor ontstaat. (multihit) Vb. roken + HPV-virus Hit and run: carcinogeen blijft dikwijls niet lokaal aanwezig (is wel zo bij HPV-tumoren) Soms aangeboren genetische afwijking waarbij slechts 1 bijkomende hit noodzakelijk is: Erfelijke darmtumoren
7
11.8 Gedragsgebonden tumoren Roken
longcarcinoma
Roken + drinken
keelcarcinoma
Sexueel gedrag
cervix carcinoma
Sexuele activiteit op jonge leeftijd
Sexuele activiteit met vele partners
Veel charcuterie (bereid vlees) eten
darmkanker
Veel rood vlees eten
darmkanker
11.9 Oncogene virussen HPV
Cervix carcinoma
11.10 Premaligne lesies Identificeerbare lokale afwijking die gepaard gaat met verhoogd risico op het ontstaan van een maligne tumor Sommige darmpoliepen (adenomen) Dysplasie van de cervix (CIN)
11.10 Het gedrag van de tumor Invasie: bepaalt de maligniteit van een tumor Metastase: tumor op afstand
11.11 Invasie Verminderde cellulaire adhesie
E-cadherine:
cel-cel adhesie
Integrine:
cel-matrix adhesie
Secretie van proteolytische enzymes Abnormaal of toegenomen cellulaire motiliteit
8
11.12 Invasie: ingroei in het omringende weefsel met beschadiging van barriPre Epitheliale tumoren: groei door de basale membraan Mesenchymale tumoren
Ingroei in vaten
Invasie in epitheel: pagetoide groei vb. borsttumor in de tepel
11.13 Metastasering Maligne tumoren verspreiden zich van oorsprongsplaats (primaire tumor) naar andere plaats op afstand (secundaire tumor) Secundaire tumor kan eerste symptoom zijn: vb. botpijn of -fractuur door metastase van tumor. Soms worden lymfeklieren eerder gevoeld dan de primaire tumor
11.13.1 Metastase sequentie: dia 51 11.13.2 Metastase routes Lymfogene metastase - Hematogene metastase - Transcoelomische metastase - Pleura Peritoneum - Pericard - Via liquor - Implantatie: via insteekkanalen of verstrooiing
11.14 Klinische effecten van tumoren Lokale gevolgen Compressie Invasie: bloeding
Ulceratie: o
o
bloedverlies anemie
Darmtumoren: “occult” bloedverlies
Endometrium tumoren: postmenopauzaal bloedverlies
Surinfectie: stank Metabole effecten
9
Metabole effecten Tumorspecifiek:
o
Cushing syndroom
o
Thyrotoxicose
o
Hyperparathyroidisme (calcificaties etc.)
Niet-tumorspecifiek
o
Vermagering cachexie
o
Neuropathie
o
Myopathie
o
Veneuze thrombose
11.15 Prognose Bepaald door tumortype Bepaald door tumorgraad Bepaald door tumorstadium TNM
Tumour size: klein – middelklein – middelgroot – groot (1-4)
Degree of lymph Node involvement (0-2)
Extent of distant Metastases (0-2)
11.16 Borstkanker 11.16.1 Proliferatieve lesies van de borst Fibrocystische veranderingen
Bij minstens 10 % van de vrouwen voorkomend
Goedaardig
Dikwijls cyclisch
Diffuus nodulair of apart knobbeltje, niet goed afgelijnd
Soms wat gevoelig premenstrueel
Dikwijls kleine verkalkingen, als die gezien worden op mammogram: biopsie
11.16.2 Fibrocystische veranderingen 1: adenosis 2: papilloma 3: epitheliale hyperplasie 4: cyste 10
11.16.3 Risicofactoren en borstcarcinoma Hoe ouder je wordt, tussen 60-65 jaar grotere kans op kwaadaardige tumor Ook mannen kunnen dit hebben
11.17 Prostaatcarcinoma = Meest frequente tumor bij de man Adenocarcinoma meestal > 50 jaar Asymptomatische man: moeilijk opspoorbaar Metastaseert naar lymfeklieren en bot Vele zijn hormoondependent (androgeen) Screening? PSA: niet betrouwbaar genoeg, digitaal rectaal onderzoek, …
11.18 Darmkanker Adenoma-carcinoma sequentie Familiale adenomatosis coli Mutaties APC gen (supressor gen)
11.19 Screening voor vroege detectie van kanker Vrouwen: cervixcarcinoma: uitstrijkjes /virusbepaling Vrouwen: preventief mammografie (> 50 jaar) Mannen en vrouwen (>55 jaar): occult bloed in faeces darmkanker
11.20 Gerichte screening Risicopopulatie: families met borstkanker
Families
met
bewezen BRCA1 en BRCA2 mutaties
•
Dochters
van
diethylstilboestrol behandelde moeders Familieleden met bewezen familiale darmkanker (poliposis), ook andere kankers hierbij frequenter Colitis ulcerosa patiNnten
11
11.21 Mogelijke nadelen van bevolkingsscreening Lead time bias:
pseudoverlenging overleving bij niet behandelbare tumoren
Length bias:
traaggroeiende tumoren met betere prognose worden meer ontdekt
Overdiagnose:
kwaadaardige lesies met relatief goede prognose worden behandeld
Selectie bias:
personen die meest at risk zijn dagen niet op
11.22 Colon- en rectumkanker Mannen en vrouwen 55-70 jaar: Opsporen occult bloedverlies in de stoelgang Indien positief: colonoscopie
11.23 Histologie van tumoren Vroegtijdige opsporing van kanker kan via volgende manieren:
- Baarmoederhalskanker via uitstrijkje - Darmkanker via fecesonderzoek - Borstkanker, alle vrouwen van boven de 50 worden systematisch onderzocht Principe: proberen voorstadia of vroege stadia van de kanker (vb. dysplasie, bloed in stoelgang) op te sporen voor deze maligne wordt Wat zijn de risico’s? Teveel vals positieven waardoor men ook te veel operaties zal uitvoeren die op hun beurt risico’s inhouden. Als men de prostaat wegneemt bij een vals positieve kan dat lijden tot impotentieproblemen.
12...