Neurologie jan de bleecker (deel1) PDF

Title Neurologie jan de bleecker (deel1)
Author Eline Evens
Course Neuropathologie (incl KNO)
Institution Universiteit Gent
Pages 24
File Size 426.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 101
Total Views 142

Summary

Download Neurologie jan de bleecker (deel1) PDF


Description

Neurologie (jan de Bleecker) Dia’s niet op minerva! Wat tussen rechthoekjes staat moet je niet kennen in cursus examen: meerkeuze en/of 1 of 2 openvragen. Ten minste 7 op een onderdeel halen Hoofdstuk 1: sensorieel systeem pijn is altijd psychisch beïnvloedbaar Trigeminusneuralgie: n trigeminus bezenuwt het aangezicht (4 delen). Neuralgie aak in de twee onderste. Deel van de hersenvliezen is ook bezenuwt door trigeminus. pijn vaak schietend van karakter die zeer hevig kan zijn in één gezichtshelft vooral bij bewegen, vaak uitgelokt door over u gelaat te wrijven 80% is idiopathisch behandeling: anti-epileptica, als het niet verbeterd doet men soms een fenolisatie of operatie (waar trigeminus uit de pons komt ligt hij dicht bij een bloedvat, kloppen van bloedvat op uittredende zenuw = kan oorzaak zijn van trigeminusneuralgie  steken er zacht plastiek plaatje tussen en dan 90% klachtenvrij) Uitval kan optreden door: -

-

receptoren: sensoren in huid kunnen pijn opprikken perifere zenuwen: vaak gemengd (sensiebel, motorisch, autonoom) radiculair: wortel is gestoord, volgt bepaald dermatoom vb hernia, zona sensiebel ganglion: alle gevoelsprikkels nemen in sensiebel ganglion een synaps  ganglionpathie: schietende pijnen, verlies diepgevoel/positiezin (ze vallen m ogen dicht dus EVprobleem) komt voor bij ontstekingsziekten (reuma) of bij tumoren (soorten longkankers) medullair medullair: binnen het RM, gevoelsstoornissen  totale sectie: je voelt niks meer onder het niveau van het letsel  hemisectie: verlies pijn en t contralat en andere modaliteiten kruisen hoger dus zijn ipsilat gestoord = gekruiste uitval vb bij metastasen  tabessyndroom : tast selectief de achterstrengen aan. = derde stadium van syfilis, verlies van diepgevoeligheid (vallen omver) maar ook nog eens pijn of combinatie pijnlijke scheuten m ongevoel hebben vaak Charcot gewrichten: voelt geen pijn en gewrichten kapot lopen doordat je krachten niet goed verdeeld dus gewricht gezwollen en vervormd  syringomyelie (hydromyelie): het canalis centralis m cerebrospinaal vocht vergroot (banen voor pijn en t kruisen daar)  ongevoel of overgevoel van pijn of combo (brandwonden), kan uitbreiden en soms de pyramidale banen aantasten je kan er niet veel aan doen.. nl zitten kleinde hersenen boven achterhoofdsgat en bij sommigen niet = harnoldhiarie misvorming = iets aangeboren, cerebrospinaal vocht w door bepaalde houdingen soms afgekneld (duizelig) en deel van die mensen heeft seriogmyelie. Met gaat het opereren soms traumatisch: ook opereren langs achter en cyste leegtrekken maar helpt vaak maar 2 jaar

-

-

 art spinalis anteriorsyndroom: door infarct, wel nog diepe gevoel bewaard  achterstrengsyndroom: bij vitB12 tekort vb na zware operaties, vooral verwardheid, psychose, dimensie en vaak cognitieve problemen, krachtverlies en diepgevoeligheidsstoornissen hersenstam : syndroom van Wallenberg = pijn en t° valt ipsilat uit en tractus spinothalamicus contralat thalamus: sensiebele reletkern van alle gevoel komt daar toe  syndroom van déjérineroussy: infarct in thalamus, gevoel uitval contralat en dat verbetert en na tijdje krijgen ze overgevoel ipv ongevoel, kan continu zijn of bij aanraking pariëtaal: gnostische stoornissen, kennis van het gevoel, oriëntatie in ruimte, neglect niet-organisch: niet gemakkelijk

hoofdstuk 2: motorisch systeem -

pyramidaal systeem voor willekeurige bewegingen en reflexboog extrapyramidaal systeem voor automatische bewegingen cerebellair systeem voor coördinatie, alternatie en EVregeling

conversieve parese (niet organische reden van motorische stoornissen): - hoover’s sign: P op bed leggen en been vastnemen dat (licht) verlamd is, gaat automatisch zijn goede kant diep in het bed duwen  P wat in de val te lokken  organisch verlamd niet organisch verlamd: gaan het niet doen + hoover sign is als ze niet drukken - testen lichte verlamming armen: ogen toedoen en arm omhoog houden  wat uitzakken en licht proneren  zijn de organische niet confronteren!! Heeft ook psychische contactfactor dus kan alleen maar nadeel geven maligngering doen het om iets te verkrijgen van de verzekering vb verlamming aangezichtszenuw: fascialis centraal vanuit hersenen: alleen afhangende mond contralat  pyramide baan gekruist dus krijgt van beiden kanten (superior) maar inferior deel krijgt alleen van contralat kant of perifeer vanuit de zenuw: ooglid sluit niet = teken van Bell + mond hangt scheef Lower Motor Neuron Syndroom begint te tellen vanaf voorhoorn of motorische radices symptomen: hypotonie, vermindering tonus en reflexen, krachtsdaling, atrofie (spier die door perifeer motor letsel afziet gaat meestal atroof zijn en bij centraal letsel gaat die atrofie minder uitgesproken zijn omdat die meestal in hypertrofie staan dus training zichzelf al wat), peesreflex vermindert, soms spontane activiteit spiervezels = fasciculaties  zie je, soms heb je een facilitatie en dat is één spiervezel die samentrekt maar dat kan je alleen zien via EMG Vb Polio we zijn er allemaal verplicht voor geïnjecteerd dus bestaat niet meer bij ons infecteerd de voorhoorn op verschillende niveau’s, vaak restletsel hebben ooit als kind polio gehad en op zekere leeftijd gaan ze weer achteruit en verliezen ze kracht + pijn = post-poliosyndroom (gebrek aan reserve ook soms in ledematen die goed waren)

Upper motor neuron syndroom letsel in corticale motorische zones of tractus corticospinalis symptomen: hypertonie, spasticiteit, hyperreflexie, huidreflexen vb teken van babinski of asymmetrische buikhuidreflex (bij jonge mensen), onwillekeurige bewegingen = dyskinesie knipmesfenomeen: P op tafel en als je trekt aan kniekuil gaat die plooien maar bij spastische persoon gaat lost  vast  weer los Vb ALS combo centraal en perifeer motor neuron syndroom degeneratie voorhoorncellen, klontering eiwitten die niet opgekuist worden en de cel gaat zich op den duur zelf vergiftigen oorzaak is onbekend bulbair niveau: in hersenstam voor slikspieren, slecht articuleren deel begint perifeer: dropvoet zonder gevoelsstoornissen , verlamming hand  aspecifiek begin, asymm! gemiddeld overleven is 3 jaar. Blijven vrij goed tot als slik en AH stoornissen komen fasciculaties, spasticiteit, tetraparese, spieratrofie, slik en AHstoornissen medicatie: glutamaat antagonist EXTRAPYRAMIDAAL SYSTEEM Neurotransmitters zijn ander doen automatische bewegingen vb m ogen knippen parkinson: zwaaien armen niet mee met stappen, knipperen minder Hyperkinesie - chorea: zeer snelle bewegingen aan vingers en tenen - athetose: vaak iets tragere bewegingen aan pols en enkels - ballisme: mono (1 lidmaat) of hemi (1 lichaamshelft), trage beweging waarbij ze continu bewegen  zeer uitputtend - dystonie: houdingsafwijking vb scheefhals, rompsytonie  is normaal corrigeerbaar maar gaat uiteindelijk houding weer aannemen Hypokinesie rigiditeit: tandradfenomeen, loden buis: overal dezelfde weerstand rusttremor vaak in hand of voet, verbetert als ze iets doen -Essensitiële/ positie tremor: ongelijk en minimaal beven (3/4 is familiaal)  behandelen door propanol (bètablokker), gaat vaak weg met een glas alcohol -rustremor: ziekte v parkinson  weinig last als ze iets gericht doen maar in rust wel -cerebellaire tremor/intentie  bij KH ziekten, dysmetrie bij vinger-neusproef evenwichts en houdingsstoornissen CEREBELLAIR SYSTEEM zijn ipsilateraal!!

Asynergie = niet goed afmeten van bewegingen, schokgewijs bewegen dysmetrie = VNP en KHP (knie hak proef) zonder visuele controle adiadochokinese = onmogelijk snel alternerende bewegingen vb n normaal kunnen afwisselen pro en sup intentietremor = neemt toe als je dichter bij doel komt gangataxie = niet goed op elkaar afgestemd van bewegingen (rombergsproef: vallen kant letsel), dronkenmansgang hypotonie = niet echte verlamming maar tonus dysarthrie = niet goed articuleren woorden, gescandeerde spraak = ritme spraak (woorden gebroken) nystagmus = oogvolbeweging met schokjes, slaande beweging  niet altijd pathologisch tenzij rotatoire Hoofdstuk 3: hogere corticale functies Frontale kwab -executieve functies: komen tot daden theoretisch als praktische: redeneren, plannen, initiëren handeling -gedrag: waarom we tot gedrag komen en reden wrm we onze impulsen inhiberen - letsels: infarct, contusio cerebri, tumor vaak bilaterale letsel dorsolateraal: abulie = niet meer tot gedrag komen( apatisch) akinetisch mutisme = liggen in bed, kunnen wel bewegen maar willen niet orbitofrontaal: desinhibitie, afleidbaar, decorum (goede manieren) verlies mediaal: akinesie en apathie basaal: geheugenstoornissen (vaak na traumata) - frontale reflexen: primitieve reflexen die weg gaan vb zuigreflex, grijpreflex, incontinentie w - gegenhalten/ paratonie = aan A trekken en P trekt altijd in gelijke mate tegen, evolutie is hetzelfde spasticiteit = knipmesfenomeen = aan A trekken en plots stopt P, (1 schok want alleen aan begin beweging w) rigiditeit = tandrad bij parkinson zie je aan de pols, allemaal kleine schokjes zoals tandrad en anderen is loden buis  is alle drie iets anders (ex) - contralaterale parese been - motorische afasie Spraak en taal - zone van Broca: schrijven en woorden kan spreken -zone van wernicke: wel taal produceren maar begrijpen niet wat ze zeggen, lezen  bijna alle mensen zit dominant de taalzone links verbinding tussen deze twee zones = fasciculus arcuatus Broca afasie= geen spontane spraak, niet schrijven, nl taalbegrip, benoemingsstoornissen, herhalen verstoord, bewust van het probleem, depressieve stemming

Wernicke afasie = vloeiende taal, betekenisloos (woordsalade: allemaal woorden die niet samenhangen), gestoord taalbegrip, benoemingsstoornissen, neologisme= nieuwe woorden, verbale of literale versprekingen, herhalen en interne spraak gestoord, niet bewust van probleem, goedlachs, verwardheid Globale afasie = broca + wernicke Conductie- afasie = vloeiende spraak met parafasieën, herh nog verstoord maar interne spraak is bewaard Dysarthrie = geen taalstoornis maar spraakstoornis, als tong of spieren verlamd zijn vb Pariëtale kwab bewust worden van gevoel: warmte, tast, ruimtelijke oriëntatie, lichaamsschema  niet dominante hemisfeer (dieren hebben het niet) - astereognosie = niet meer weten met ogen dicht hoe iets voelt - prosopagnosie = onmogelijkheid om bekende gezichten te herkennen - asomatognosie = meestal samen met neglect = ontkenning van bestaan lichaamskant - anosognosie = ontkennen van de ziekte, niet voldoende bewust verlamming apraxie = niet kunnen uitvoeren ondanks dat je het begrijpt en de kracht hebt - ideo-motorische= kan het wel maar op bevel niet ookal kunnen ze het spontaan wel - ideatorische = handeling erachter is niet goed, ze kunnen elk deelding wel doen maar niet achter elkaar doen (moeilijker te revalideren, hulpmiddelen helpen niet)  linker PTO letsel - gerstmann syndroom: vinger agnosie, rekenen en schrijven niet goed - contralat cerebrale dominantie taal > links (zijn ook wel wat ipsilat componenten) ruimtelijke oriëntatie, rekenen > rechts handigheid: - re handig  Li dominant - li handig  70% li dominant - klinisch: wada test, functionele MRI neuroplasticiteit is heel groot: hoe jonger hoe meer Temporale kwab - bovenste kwadranopsie - wernicke afasie - corticale doofheid (weten niet wat ze horen) bij bilat temporale kwabletsel vb bij hersenontsteking - auditieve agnosie (horen nl maar weten toch niet wat ze horen) bij unilat letsel - auditieve illusies = je neemt iets waar wat er niet is maar geen waarheidskarakter (moet niet behandeld worden), hallucinaties = wel waarheidskarakter  wanneer primaire prikkel weg valt zie/hoor je iets wat er niet is - benoemingsstoornissen (dominante hemisfeer) - leer en geheugenmoeilijkheden

Geheugen 1) onmiddellijke geheugen: auditieve associatiecortex 2) kortetermijns-geheugen: tot een uur lang: diep temporale kwab anterograde amnesie = stukje voor event dat je kwijt bent (retrograad = na event) 3) langetermijns-gehuegen: langer dan uur: in hippocampus temporale kwab bij alzheimerdimenties korsakov syndroom: erg wegvallen geheugen (kortetermijn) in plaats daarvan komen verhaaltjes om geheugen dat weg is op te vullen = confabulaties, bloedingen in corpora mammilaria vaak door vit B1 tekort (alcohollist) Occipitale kwab - contralat hemianopsie: - corticale blindheid (bilat letsel): niet zien door oogprobleem dan (in)directe pupilreflex weg(schijnt in 1 oog en pupil gaat dicht, even later andere pupil ook)  reflexen gaan over hersenstam, convergentiereflex = scheel kijken en ogen gaan naar binnen en pupillen gaan weg  gaat over stam en schors: kapot? Gaat er niet meer zijn maar (in)directe pupilreflex wel nog - visuele agnosie = zijn niet bewust van hun blindheid - visuele anosognosie: ontkennen blindheid - visuele illusies en hallucinaties Hoofdstuk 4: CVA Frequente reden voor hospitalisatie, iets minder frequent met de jaren grote impact op mens en omgeving: je bent niet dezelfde meer 1) ischemische: O2 tekort (infarct) 2) intracerbraal hematoom: bloeding 3) subarachnoidale bloeding Bloedvoorziening: -arterieel via circulus van Willis: hierdoor beschermd tegen O2 tekort, bloed kan nog langs alle kanten rond, als je verkalking hebt ben je niet altijd beschermd collateralen tussen verschillende territoria anastomosen tss extra-intracraniële circulatie -veneus: bloed stroomt af nr jugularis interna en sinus clavernosus  hier kunnen ook letsel zich voordoen Pathogenese - embool = wegschieten klonter dat hogerop een bloedvat kapot maakt als cholesterolgehalte te hoog is, kan in endotheel een klontertje worden dat loskomt = artery t artery of via het hart, als het onregelmatig klopt (vooral in voorkamer) of na infarct (bocht het wat uit), kan klonter vormen en schiet naar hersenen - lokale stenose met thrombose: plaque wordt steeds groter en opeens een occlusie. Kan intracerebraal of in halsbloedvat zijn - hemodynamisch: als er niet genoeg druk op het bloedvat zit vb wanneer iemand een BDval doet en al een vernauwd BV heeft - zeldzame oorzaken: spasmen, dissectie = wand BV scheurt waardoor het occludeert (kan zomaar, na traumata, erfelijk, na gevechtsporten, soms na manipulaties aan nek)  vaak hevige nekpijn en jonge

mensen tumoren en vetembolen(na grote ongevallen m grote lange beenderen fraktuur), luchtembolen (bij bevalling als moederkoek losrukt van baarmoeder) dik bloed (hoog hematocrietwaarde) verhoogde stollingsneigingen: vb bij kanker Risicofactoren (verkalking) lft, roken, hoge BD, LDL = hypercholesterolemie, diabetes Oorzaken cardiale embolen septumdefecten: bloed kan van R nr L atrium en rechtstreeks naar hersenen  sluiten Klinische syndromen TIA: uitvalsduur van 2 tot 20min (max 24u) RIND: uitval hoogstens 3 weken completed stroke: uitval blijft SIE: progressieve uitval  moeilijke behandeling silent stroke: op beeldvorming vastgesteld maar geen klinische uitval Carotis interna - amaurosis fugax = tijdelijk niet zien met 1 oog - contralat hemiparese, hemi-hypo-esthesie, hemianopsie - corticale uitval: afasie (li), neglect (re) Vertebrobasilair - vertigo, ataxie, nystagmus - drop attack = vallen als beide pyramidebanen (tractus pyramidalis) zonder bloed zitten  geen duizeligheid, niet dubbel zien, niet voelen aankomen, niet braken - diplopie = dubbelzicht - hemianopsie - confusie, amnesie : verwardheid Syndroom van ACM (meest fr) 1) contralat parese: scheefstand mond, mond devieert naar li, A>B, slap  spastisch 2) contralat sensiebele uitval 3) contralat homonieme hemianopsie 4) deviation conjugée naar kant van cerebraal letsel: je duwt u ogen naar andere kant voor grote hersenen (stam): kijkt naar kant verlamming (deviatie duurt meestal niet zo lang) 5) corticale uitval: afasie (li), neglect (re), Gerstmann syndroom Syndroom van ACA 1) contralat parese, B>>A 2) frontaal syndroom: intitiatieverlies tot abulie Syndroom van ACP 1) controlat homonieme hemianopsie 2) verwardheid, amnestische syndroom 3) visuele corticale uitvalsverschijnselen: kleuragnosie, prospagnosie (bilat: controlat blindheid)

4) contralat sensibele stoornissen omdat deel thalamus posterior gebied is 5) milde contralat hemiparese omdat posterior deel tractus corticospinalis (capsula interna) ook in posterior deel ligt Syndroom van aa vertebrales en basilaris 1) wallenberg syndroom= kruising gevoeligheid uitval lichaam(gekruiste kant) tov gelaat (zelfde kant): vertigo, hikken, ataxie m valneiging naar ipsilat kant, slikstoornissen, heesheid, horner syndroom = bij letsel in stam of OS keten die in carotis loopt. Heeft 4 symptomen: verminderd (zelfde kant), myose (te kleine pupil), ptose (dichthangen bovenste ooglid), entoftalmie (indruk dat oog wat te diep in oogkas ligt) pupillen gelijk, dan zijn ze isokoor en anders anisokoor: oftewel myose(één te klein) of mydriase (één te groot) 2) cerebellair syndroom : / als je volledige basilaire occlusie hebt: ben je dood 3) locked-in syndroom = mensen zijn alles kwijt en alleen verticale bewegingen met oog maar zijn perfect bewust Grenszone infarcten vaak BDval als oorzaak Lacunaire syndromen kleine diepe vaatje v 4 soorten, prognose is beter, meestal alles gelijk verlamd (niet A beter dan B), kleinere infarcten risicofactoren: lft, chronisch hypertensie, chronisch diabetes  veel kleine infarcten zonder symptomen, kan lacunaire dementie geven Veneuze infarcten er kan veen occluderen risicofactoren: erfelijk, vrouwelijke hormonen (de pil), zwangerschap en post-partaal kliniek: bloederig corticaal infarct, hoofdpijn, bewustzijnsdaling, epilepsie in acute fase Morfologische onderzoeken -

-

-

-

CT scan of MR scan: om te weten of het bloeding (bloed stelpen) of infarct (bloed vloeibaar maken) is. Je kan het niet zien. Infarct zie je niet in eerste uren, bloeding wel want das een witte vlek op CT, MR toont sneller waar infarct zit maar omlooptijd langer! CT wordt vaker op spoed gedaan Penumbra: redbare weefsel, belangrijk om te vinden want daar bloed naartoe sturen omdat het nog niet kapot is letsel geen perfusie(doorbloeding) = groot, letsel geen diffusie(neuronale dood) = klein  geen zin om nog meer bloed te brengen want schade is al even groot als het niet bevloeide deel (oftewel omgekeerd) CT-scan: acuut, verzwarting (week, waterig) zie je weinig, later: infarct zuigt water op en krijgt massaeffect: middellijn is verplaats  soort overdruk en drukt hersenen weg: lager bewustzijn obv overdruk en zwelling (trekt ook wel weer weg) EEG: voor epelepsie MEP: motorische prikkel (magneet) op hersenschors, prognostische significantie

Opsporende onderliggende oorzaak en mechanisme CVA - EKG: hartafwijkingen vinden die vaak tot multiple embolen lijden  voorkamerfibrillatie opsporen (kan ook 24u monotoring als het intermittent is) - TTED: door borst naar hart kijken - TOED: via slokdarm (echo doppler)  gevoeliger, - bloedonderzoeken: dikte bloed – te dik heb je stolrisico - kijken naar bloedvaten: echo-duplex, CT, of via lies en contrast inspuiten = klassieke angiografie  hierop heb je beste beelden, wel klein risico dat je cholesterolplaque aantikt en dat het loskomt en verder gaat naar hersenen >70% bij asymm en >50% bij symm is reden tot opereren Behandeling Acute fase: -binnen 4,5 knn behandeld worden, geen bloeding of recente operaties: INTRA VENEUSE THROMBOLYSE om klonter op te lossen later dan 4,5u kan je patiënt nog extra bloeding doen doen omdat hersenen al zo week zijn - MECHANISCHE THROMBECTOMIE: oplossen klonter lukt niet als het heel groot is, je krijgt ze niet open - LMWH: spuitjes in de buik, werkt tegen veneuze thrombose, niet voor behandeling CVA zelf - aspirini: te laat voor thrombolyse of geen klonter  plaatjesaggregatie remmende middelen Niet-acute fase: preventie - primair: je hebt nog niks gehad, wat ga je doen om niet te krijgen, risicofactoren cholesterol, niet roken, actief bewegen, geen medicatie nemen als meer dan 70% dicht: ja - secundair: TIA en CVA gehad, risico op nieuw CVA zo klein mogelijk houden medicamenteus: bloedontstolling geven bij voorkamerfibrillatie (barfarine en doac: werken direct) aspirine voor de rest: eerste keuze - chirurgisch: vanaf 50% stenose als voorwaarde niet te veel risico op operatie - stenting: via lies en ballonnetje opblazen, iets meer bijwerkingen dan operati...


Similar Free PDFs