Samenvatting - artikel \"\" - Article: \"schindler’s list” en “valse lente”: bilinguale woordherkenning en tussen-taalgelijkenis - ton dijkstra, walter van heuven, mark timmermans PDF

Title Samenvatting - artikel \"\" - Article: \"schindler’s list” en “valse lente”: bilinguale woordherkenning en tussen-taalgelijkenis - ton dijkstra, walter van heuven, mark timmermans
Author Inneke De Wilde
Course Nederlandse taalkunde 2: interdisciplinaire benaderingen
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 8
File Size 488.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 51
Total Views 134

Summary

Article: "Schindler’s list” en “valse lente”: bilinguale woordherkenning en tussen-taalgelijkenis - Ton Dijkstra, Walter van Heuven, Mark Timmermans ...


Description

“Schindler’s list” en “valse lente”: bilinguale woordherkenning en tussen-taalgelijkenis Ton Dijkstra, Walter van Heuven, Mark Timmermans 1. Inleiding Recentelijk maakte Stephen Spielberg een film over het waargebeurde verhaal van een Duitse zakenman die tijdens de Tweede Wereldoorlog de levens redde van enige honderden Joden. De zakenman, Schindler genaamd, bediende zich van de volgende list: hij voegde hun namen toe aan een lijst van personen die een vrijgeleide kregen. De film werd in een aantal Nederlandse kranten aangeduid als “Schindler’s list”. Denkt u dat hier sprake is van een Nederlandse titel die verwijst naar de geslepenheid van Schindler? Of gaat het om een Engelse titel die verwijst naar de lijst van personen? Of zijn in dit geval beide mogelijkheden van toepassing? De komma achter “Schindler” is een aanwijzing dat het hier om de Engelstalige titel gaat. In een Nederlandse titel zou de komma hebben ontbroken en had de film “Schindlers list” geheten. Er is in de huidige titel dus sprake van een lijst, en niet een list. In dit artikel komt aan de orde hoe zo’n vorm-identiek woord als LIST wordt verwerkt door taalgebruikers die zowel het Nederlands als het Engels beheersen. Dit woord bestaat in de twee talen uit dezelfde letters, maar heeft erin een geheel andere betekenis. Dergelijke woorden worden in de literatuur wel aangeduid met de term “false friends”. We kunnen ook spreken over “vorm-identieke interlexicale homografen” als we de nadruk leggen op de gelijkenis van de woorden met betrekking tot de geschreven vorm. Daarnaast bestaan er ook woorden waarbij sprake is van zowel betekenis- als vormoverlap tussen de talen. Een voorbeeld is het woord FILM. Zulke woorden worden wel “cognaten” genoemd. Gelijkenissen tussen woorden uit verschillende talen kunnen zich op drie dimensies voordoen: schrijfwijze (orthografie), uitspraak (fonologie) en betekenis (semantiek). Een aardige weergave van dergelijke “tussen-taalgelijkenis” is in termen van een kubus met op de assen de orthografische, fonologische en semantische overeenkomsten. Deze weergave is geïnspireerd door de kubus voor “binnen-taalgelijkenis” die door Hugo Brandt Corstius is voorgesteld. In Figuur 1 is een vereenvoudigde versie van de “binnen-taalkubus” (1a) geplaatst naast de “tussen-taalkubus” (1b).

FIGUUR 1A

ZELFDE SPELLING (O)

FIGUUR 1B

ZELFDE SPELLING (O)

FIGUUR 1: Twee kubussen met (a) binnen- en (b) tussentaalgelijkenissen tussen woorden. Er is sprake van wel (+) of geen (-) gelijkenis op de dimensies orthografie (O), semantiek (S) en fonologie (F). Elke deelkubus representeert een enkele positie op de drie dimensies. Indien slechts één woord staat aangeven, is er sprake van twee verschillende betekenissen (rechts achter) of van twee uitspraken (rechtsonder voor). De woorden AUTO en PAPRIKA bijvoorbeeld kunnen in het Nederlands op twee verschillende manieren worden uitgesproken.

Volgens monolinguaal taalpsychologisch onderzoek spelen bij de woordherkenning alle drie typen een rol. Woordkennis ligt in het Mentale Lexicon opgeslagen in de vorm van orthografische, fonologische en semantische representaties. Men veronderstelt dat na de visuele aanbieding van een letterreeks in een vroeg verwerkingsstadium de abstracte orthografische representatie van de invoer wordt afgeleid en dat deze vervolgens de weg wijst naar de betekenis. Hier willen wij erop wijzen dat bij het onderzoek naar het woordherkenningsproces van een tweetalige taalgebruiker een interessante vraag rijst: hoe wordt een woord herkend dat in de twee talen uit dezelfde letters bestaat en mogelijk ook nog hetzelfde betekent of een vergelijkbare uitspraak heeft? Wordt het herkenningsproces van zo’n woord in de ene taal beïnvloed door de kennis van het vormidentieke woord uit de andere taal of niet? Figuur 1b geeft aan dat althans voor het Nederlands en Engels de tussen-taalgelijkenis tot op zekere hoogte gevarieerd kan worden. Tussen orthografisch gelijkende woorden kunnen natuurlijk kleinere en grotere verschillen in uitspraak en betekenis bestaan. Zo is de overeenkomst in de Nederlandse en Engelse uitspraak van het woord FILM aanzienlijk, maar van het woord PAGE veel minder groot. En terwijl het woord FILM in beide talen bijna dezelfde betekenis heeft, verschilt

1

de betekenis van het Nederlandse woord ROOM in hoge mate van zijn Engelse tegenhanger. Daarbij bestaat er in ons alfabetisch schriftsysteem wel een sterke correlatie tussen orthografie en fonologie die een perfect onafhankelijke manipulatie van orthografische en fonologische gelijkenis onmogelijk maakt. Opmerkelijk genoeg is de invloed van zo’n eigenschappen op woordherkenning eigenlijk nooit in tweetaligheidsonderzoek bestudeerd. Er is voornamelijk onderzocht hoe de woordherkenning van tweetaligen wordt beïnvloed door tussen-taalgelijkenis in termen van semantiek en orthografie, terwijl de invloed van fonologische gelijkenis is veronachtzaamd. In het onderzoek naar tussen-taalgelijkenis dat we zullen bespreken, worden verschillende onderzoekstechnieken gehanteerd, namelijk visuele lexicale decisie, progressieve demaskering, en Engelse en Nederlandse go/no-go-taken. De visuele lexicale-decisietaak is een van de meest gebruikte technieken in taalpsychologisch onderzoek. In deze taak moeten proefpersonen zo snel en nauwkeurig mogelijk beslissen of een aangeboden letterreeks een correct woord binnen de doeltaal vormt of niet. Indien een letterreeks een woord vormt in de doeltaal (bijvoorbeeld BOOK in een Engelse taak) drukken ze op de antwoordknop horend bij de “ja-respons”; indien dat niet het geval is (bijvoorbeeld FROP) drukken ze op de tweede beschikbare knop, die voor de “nee-respons”. De progressieve demaskeringstaak is minder bekend dan de visuele lexicale-decisietaak en is relatief recent ontwikkeld. In deze taak wordt de presentatie van een doelwoord afgewisseld met een masker (bijvoorbeeld een dambordpatroon). Gedurende de cycli waarin doelwoord en masker elkaar afwisselen, neemt de presentatieduur van het doelwoord toe, terwijl die van het masker korter wordt. De proefpersonen moeten op een knop drukken zodra zij het doelwoord hebben geïdentificeerd. Vergeleken met de lexicale-decisietaak reduceert deze taak het tempo waarin sensorische informatie aan de proefpersoon wordt aangeboden, waardoor het identificatieproces van het doelwoord effectief wordt vertraagd. Bij een go/no-go-taak moet de proefpersoon op een antwoordknop drukken zodra er op een scherm een woord verschijnt met vooraf gespecificeerde eigenschappen. In de Engelse go/no-go-taak bijvoorbeeld, moet de proefpersoon op een antwoordknop drukken indien er een Engels woord verschijnt, maar is geen reactie nodig bij een Nederlands woord. In deze taak speelt dus slechts één antwoordknop een rol, waarop niet bij alle stimuluspresentaties hoeft te worden gedrukt. In de Nederlandse go/no-go-taak wordt, analoog aan de Engelse variant, uitsluitend gereageerd op woorden die tot de Nederlandse taal behoren. 2. Effecten van orthografische, semantische en fonologische tussentaalgelijkenis Veel taalpsychologische onderzoekers veronderstellen dat er een abstracte, taalvrije mentale weergave bestaat van woordbetekenissen of, misschien juister gezegd, van “concepten”. Indien ook voor woorden uit verschillende talen de betekenis in een gelijksoortige niet-talige vorm ligt opgeslagen, is het aannemelijk dat talen een geïntegreerd kennisbestand hebben voor woordbetekenissen (het Spaanse woord pero en het Engelse woord dog zijn bijvoorbeeld verbonden met vrijwel dezelfde betekenisaspecten). In de laatste jaren is in toenemende mate experimentele evidentie beschikbaar gekomen dat al vroeg in het herkenningsproces orthografische lexicale representaties uit beide talen actief kunnen worden. De hypothese dat tijdens de vormherkenning alleen woorden van de doeltaal geactiveerd worden (de “taalspecifieke toegangshypothese”) wordt door dit bewijsmateriaal steeds minder aannemelijk. Een overzicht van recente studies naar de herkenning van interlexicale homografen (zoals TREE) kan deze opvatting motiveren. In een vervolg op een eerdere studie voerden Gerard en Scarborough een uit twee delen bestaand visueel lexicale-decisieexperiment uit met Engelse monolingualen en twee groepen Engels/Spaanse bilingualen om de taalspecifieke toegangshypothese te toetsen. In het eerste deel van het experiment kregen proefpersonen een lijst van items te zien die naast nonwoorden ook woorden bevatte van verschillende typen (cognaten, homografen die geen cognaten waren en niethomografische woorden). Er werd een statistisch significant hoofdeffect van woordtype gevonden, dat te wijten bleek te zijn aan trage reacties op homografen die laagfrequent waren in de doeltaal. Er werden echter geen significante verschillen gevonden in de reactietijden voor hoogfrequente leden van de drie groepen woorden. Omdat bovendien de Engels/Spaanse bilingualen hetzelfde reactietijdpatroon vertoonden als de Engelse monolingualen, trokken de auteurs de conclusie dat zowel bilingualen als monolingualen woorden herkenden via een taalspecifieke lexicale toegang. Verdere evidentie hiervoor was dat de reactietijden voornamelijk werden bepaald door de gebruiksfrequentie in de doeltaal. In het tweede deel van het experiment werden de niet-homografische woorden vervangen door hun vertaalequivalent in de andere taal, terwijl de rest van het stimulusmateriaal hetzelfde bleef. Aldus trad herhaling op van woorden met hetzelfde orthografische patroon over talen heen, zowel met behoud van betekenis (cognaten, zoals in actual - actual) als met betekenisverlies (homografische non-cognaten, zoals in red - red, waarbij het Spaanse woord red in het Nederlands net betekent). Bij deze herhaalde woorden bleken facilitatie-effecten op te treden in vergelijking tot de aangeboden vertaalequivalenten (pero - dog) en controlewoorden. Omdat het eerste deel van het experiment suggereerde dat de proefpersonen hun lexica monolinguaal doorzochten, werden de gevonden effecten toegeschreven aan een vroeg perceptueelencoderingsstadium.

2

Op deze conclusies valt echter nog wel wat af te dingen door erop te wijzen dat in het eerste deel van het experiment aanzienlijke reactietijdverschillen niet statistisch significant werden bevonden in conservatieve analyses, terwijl sommige condities werden gekenmerkt door hoge foutenpercentages. Verder heeft Grainger gesuggereerd dat de proefpersonen wellicht zekere niet-lexicale eigenschappen van het materiaal (zoals taalspecifieke lettercombinaties) hebben gebruikt om snel woorden van een andere taal te verwerpen. In ander onderzoek werd juist evidentie gevonden ten faveure van een taal onafhankelijke lexicale toegang. Beauvillain en Grainger lieten Frans-Engelse bilingualen een Engelse lexicale decisie uitvoeren op een letterreeks die werd voorafgegaan door een Frans woord (de “prime”). De proefpersonen kregen niet te horen dat het prime-woord soms ook een Engelse betekenis had (en dus een tussentaal homograaf was). Met betrekking tot hun Engelse lezing waren de homograafprimes ofwel semantisch gerelateerd aan het doelwoord (bijvoorbeeld coin - money, waarbij coin het Franse woord voor hoek is), ofwel ongerelateerd. De reactietijden voor de doelwoorden waren sneller voor gerelateerde condities dan voor ongerelateerde condities wanneer de primes gedurende 150 ms werden gepresenteerd. Hoewel de proefpersonen wisten dat het primewoord altijd Frans was en irrelevant voor de beslissing op het doelwoord, werden ze toch beïnvloed door de Engelse lezing van de homograaf. In een tweede lexicale-decisie-experiment konden de primes en de doelwoorden uit beide talen, Frans en Engels, afkomstig zijn. In dit experiment bleek niet de taalcontext maar de relatieve frequentie van de Engelse en Franse lezing van de homografen de sterkte van het primingeffect te bepalen. Bijvoorbeeld, four (dat in het Frans oven betekent) veroorzaakte een versnelde reactie op five ongeacht de taalcontext, maar niet op cuisine (keuken), zelfs al werd het item in een lijst van Franse contextwoorden gepresenteerd. Four is hoger frequent in het Engels dan in het Frans. Tezamen leveren deze experimenten evidentie voor een algemene, aanvankelijk taalonafhankelijke, lexicale toegang bij tweetalige woordherkenning. Tot zover het overzicht van experimentele studies naar de rol van orthografische en semantische gelijkenis tussen talen bij de bilinguale woordherkenning. In het monolinguale domein is een levendige discussie gaande over de vraag hoe en wanneer een fonologische representatie van de invoer beschikbaar komt en welke rol deze representatie speelt bij de herkenning. Volgens sommige onderzoekers kunnen letters en letterclusters zeer snel worden omgezet in klankrepresentaties, volgens andere komt een klankrepresentatie van het woord pas beschikbaar nadat de betekenisrepresentatie wordt opgehaald of gelijktijdig daarmee. Een interpretatie van monolinguale onderzoeksliteratuur is dat onder bepaalde omstandigheden fonologische representaties de woordherkenning daadwerkelijk beïnvloeden. Er zijn enkele experimentele studies voorhanden die suggereren dat de fonologie ook een rol speelt in het tweetalige domein. Nas (Experiment 2) voerde een lexicale-decisie-experiment uit waarin Nederlands-Engelse bilingualen bepaalden of een aangeboden letterreeks een Engels woord was of niet. De proefpersonen kregen hierbij niet alleen Engelse woorden en “standaard” non-woorden (zoals PRUSK) te zien, maar ook non-woorden die klonken als bestaande Nederlandse woorden. Een voorbeeld is het non-woord SNAY, dat er Engels uitziet, maar klinkt als het Nederlandse woord SNEE dat deels uit andere letters bestaat. Dergelijke Nederlandse pseudohomofonen werden trager verworpen als woord dan de andere non-woorden (zoals PRUSK). Dit resultaat wijst erop dat toegang tot de interne lexicons niet-selectief geschiedt en tenminste ten dele fonologisch gemedieerd kan zijn. Verdere ondersteuning voor de rol van de fonologie in bilinguale woordherkenning kwam van Doctor en Klein. Hun EngelsAfrikaanse proefpersonen namen deel aan een zogenaamde “gegeneraliseerde” lexicale-decisietaak. Hierin beoordeelden ze of visueel aangeboden letterreeksen in een van beide talen een woord vormden. In een aantal gevallen waren de woorden interlinguale homofonen, soms ook interlinguale homografen of monolinguale controlewoorden. Reactietijden en foutengegevens lieten een inhibitoir effect zien van interlinguale homofonie: tragere en minder accurate reacties werden verkregen voor woorden die hetzelfde klinken in het Engels en Afrikaans. Tegelijkertijd bleek op de interlinguale homografen niet-significant sneller te worden gereageerd dan op de Engelse en Afrikaanse controlewoorden. Al met al kan men op grond van bovenstaande studies concluderen dat overlap in orthografische of fonologische vorm tussen talen de herkenning van doelwoorden daadwerkelijk lijkt te beïnvloeden. Vooralsnog is echter onduidelijk of en wanneer zulke tussen-taaloverlap een relatief versnelde of vertraagde herkenning tot gevolg heeft. In contrast hiermee leidde de betekenisoverlap in het geval van cognaten bij de meerderheid van de gerapporteerde experimenten tot facilitatie ten opzichte van controlewoorden. In het algemeen zou men wellicht een snellere reactie op een interlexicale homograaf of cognaat verwachten. Tussentaalovereenkomst in vorm of betekenis zou in de loop der tijd kunnen leiden tot een bijzondere opslag van het woord in het Mentale Lexicon, gepaard gaand met een snellere beschikbaarheid van de lexicale code. In dat geval zou in een identificatietaak een versnelling in de reactie moeten optreden indien de tussen-taalgelijkenis voor een doelwoord toeneemt. Aldus zou men voor een woord met tussen-taaloverlap een kortere reactietijd verwachten dan voor een controlewoord, en het facilitatie-effect zou groter moeten zijn indien de overlap zowel orthografie als semantiek betreft dan wanneer er uitsluitend sprake is van orthografische overlap.

3

TABEL: Woorden waarvan betekenis, schrijfwijze of uitspraak gelijkenis vertoont - Nederlands & Engels (Experiment 1 & 2) Engels/Nederlandse woordvorm FILM, HOTEL, TENT TYPE, WILD, CHAOS WHEEL, ANKLE, CLOCK LIST, STEP, SPOT STAGE, ANGEL, BRAND COW, MAIL, PACE

Overeenkomst in: Semantiek, Orthografie, Fonologie (SOF) Semantiek, Orthografie (SO) Semantiek, Fonologie (SF) Orthografie, Fonologie (OF) Orthografie (O) Fonologie (F)

De hypothese dat meer gelijkenis tussen woorden zou leiden tot snellere herkenningstijden werd door ons getoetst in twee bilinguale experimenten waarin van verschillende taken gebruik werd gemaakt, namelijk “visuele lexicale decisie” (VLD) en “progressieve demaskering” (PDM). Hoewel de onderzoekstechnieken verschilden, was in de twee experimenten het stimulusmateriaal hetzelfde en ook moesten de Nederlandse proefpersonen in beide experimentele situaties Engelse woorden identificeren. Tabel 1 geeft enige voorbeelden van Engelse en Nederlandse woorden die verschillen in de mate van overeenkomst in orthografie, fonologie en semantiek. Voor elk van de zes testcondities werden in het CELEX-databestand 20 woorden gezocht, alsmede bijbehorende controlewoorden van een vergelijkbare gebruiksfrequentie en structuur. De belangrijkste resultaten van de twee experimenten staan grafisch weergegeven in Figuur 2. Significant snellere reacties dan op de bijhorende controle-items werden gegeven op homografen met semantische en/of orthografische overlap. Fonologische overlap lijkt in het algemeen een vertraging in de reactie te veroorzaken. Zo leverde de F-conditie significant tragere reacties op dan de bijhorende controleconditie. In overeenstemming hiermee is ook dat in de SF- en OF-condities de effecten van semantische respectievelijk orthografische facilitatie deels lijken te worden opgeheven door fonologische inhibitie. Zoals de figuur al aangeeft, stemmen de VLDresultaten goed overeen met die van de PDM-taak, ook al betreft het een geheel andere taak met andere proefpersonen. Bij benadering geldt dat de reactiesnelheid in de VLD-taak gevonden kan worden door een constante tijd van de reacties in de PDM-taak af te trekken. Dit maakt aannemelijk dat het patroon in de reactietijden voor de verschillende condities niet in hoge mate is beïnvloed door taakspecifieke factoren. De significante correlatie van .89 (p < .001) tussen de 12 gemiddelden voor test- en controlecondities uit beide taken is hiermee in overeenstemming. FIGUUR 2A

FIGUUR 2B

Visuele Lexicale Decisie 660

Progressieve Demaskering 800 780

640

740

(

) ms

760 620

Reactietijd

600

720 700

580 680 560

540

660 640

SOF SO SF OF O SOF SO SF OF O F FIGUUR 2: Gemiddelde reactietijden voor gelijkeniscondities (dichte balken) en controlecondities (open balken).

F

De experimentele resultaten duiden op een invloed van de Nederlandse woordkennis van de proefpersonen op het herkenningsproces van de Engelse woorden. Gezien ons eerder gepresenteerde literatuuroverzicht wekt deze conclusie wellicht niet zoveel verbazing. De resultaten leiden echter ook tot een veel opmerkelijker conclusie: in deze twee taaksituaties leiden overeenkomsten in orthografie en semantiek tot een versnelde reactietijd, maar fonologische gelijkenis leidt tot vertraging. Die laatste bevinding is nogal onverwacht; immers, de hypothese was dat meer vormovereenkomst tot een versnelling van de herkenning zou leiden. Een mogelijke verklaring van het gehele patroon is de volgende. Orthografische en semantische overlap leiden tot versnelling omdat de abstracte onderliggende representaties (bijvoorbeeld abstracte letterrepresentaties en concepten) in beide talen sterk op elkaar gelijken. De Engelse en Nederlandse orthografische representaties voor het woord FILM bijvoorbeeld zouden identiek zijn op letter- en op woordniveau. De vertraging in de fonologie zou in deze visie kunnen ontstaan door een minder perfecte overlap in de klankrepresentaties tussen de twee leden van de homograaf (FILM wordt in het Nederlands, maar niet in het Engels uitgesproken al...


Similar Free PDFs