Samenvatting Methodisch Werken in de Gezondheidszorg PDF

Title Samenvatting Methodisch Werken in de Gezondheidszorg
Course Werkveld en hulpverlening
Institution Arteveldehogeschool
Pages 15
File Size 421.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 45
Total Views 129

Summary

Download Samenvatting Methodisch Werken in de Gezondheidszorg PDF


Description

1. METHODISCH WERKEN 1.1 Situering Methodisch werken omvat het gesystematiseerd en overwogen te werk gaan om een bepaald doel te bereiken. Het is een voorwaarde om kwaliteitsvol zorg te verlenen en concretiseert zich in een strategie die ervaren zorgverleners hanteren. Methodisch werken impliceert het integreren van theorie en praktijk, het toepassen van methoden en naderhand kritisch reflecteren. Vanuit deze invulling wordt het een beroepsattitude. 1.2 Kenmerken  Doelgericht handelen: de zorgverlener weet welk doel(en) hij wil bereiken alvorens de interventies worden gepland  Bewust handelen: de zorgverlener is zich bewust van zowel het effect van zijn handelen op de zorgvrager als van het effect van de zorgvrager op zijn zorgverlenend handelen en zijn persoon  de zorgverlener doet aan zelfreflectie en zelfevaluatie  

Systematisch handelen: er wordt gewerkt op een weloverwogen, vooraf vastgelegde wijze, het duidt op een stap-voor-stap voortgaan Procesmatig handelen: een onomkeerbare serie veranderingen in de ‘tijd’ met een bepaalde continuïteit en in een bepaalde ‘richting’, er wordt rekening gehouden met het effect van de ene stap op de andere

2. PROCES VAN HET METHODISCH WERKEN Elke zorgverstrekker moet beschikken over beroepsgerichte competenties als: observeren, rapporteren, communiceren en klinisch redeneren. Het proces model van methodisch werken heeft een cyclisch en dynamisch karakter. Bij eenvoudige zorgvragen kan het een lineair karakter hebben. Elk moment van de zorgverlening is diagnostisch en evaluatief. FASE 1: VERHELDEREN VAN DE ZORGVRAAG 1. Aanmelding 

Vermoeden van een zorgvraag: de zorgvrager of cliëntsysteem kan zich aanmelden na verwijzing van een zorgverstrekker of een zorgverlenende instantie omwille van een vermoeden van een behoefte aan zorgverlening, dit kan uitgaan van zorgvrager, cliëntsysteem of zorgverstrekker  situeert zich in de preventieve gezondheidszorg = gericht op het voorkomen of beperken van schade aan de gezondheid van individuele mensen -Primaire preventie = voorkomen van situaties die een predispositie vormen tot een bepaalde stoornis -Secundaire preventie = er is reeds een predisponerende conditie aanwezig waarbij voorkomen word dat op grond van die conditie een stoornis ontstaat -Tertiaire preventie = aanwezigheid van een ziekte, aandoening, stoornis,… Het doel is voorkomen dat de ziekte verergert



Zekerheid van nood aan zorgverlening : afhankelijk van leeftijd, inhoud van de zorgvraag en/of eerder geconsulteerde instanties kan de zorgvrager zekerheid hebben over de nood aan zorgverlening



Prognostische vragen = vragen over de evolutie en de gevolgen en de te verwachten effecten van het probleem (gevolgen) Diagnostische vragen = vragen en verduidelijking over de diagnose (wat?) Zorggerelateerde vragen = vragen over de inhoud, omvang en duur van de aangeboden zorgverlening (ook familieleden vragen vaak wat ze kunnen doen) (Hoe?) Informatievragen = zorgvrager en cliëntsysteem kunnen info wensen over zorgverstrekkers, administratie, hulpmiddelen,… (Info)

  

2. Intakegesprek en anamnese Inhoud: - Intakegesprek: zorgvraag wordt verhelderd, relevante informatie wordt verzameld in functie van het uitstippelen van de onderzoeksfase en de verdere zorgverlening - Na het beluisteren van de zorgvraag volgt het gericht verzamelen van de gegevens: Anamnese = de zorgverlener probeert in kaart te brengen wie de zorgvrager is, wanneer het probleem ontstaan is, hoe het geëvolueerd is, contextuele factoren,… Aandachtspunten bij het intakegesprek: 1) Begrijpen wat de zorgvrager zegt en de verkregen info interpreteren  klinisch redeneren 2) Juiste manier van vragen stellen en juiste houding  opbouwen van een goede vertrouwensrelatie start tijden intakegesprek 3) Onderwerp en diepgang van gespreksvoering zijn afhankelijk van de complexiteit van de zorgvraag en van de versterkte gegevens door de zorgvrager  Zorgvrager moet het gevoel hebben in alle vrijheid en openheid te kunnen spreken

Ordenen van verzamelde gegevens:  Administratieve gegevens: indentificatiegegevens, familiale gegevens, exploreren van zorgvraag  Relevante algemene anamnesegegevens: gericht op de huidige algemene gezondheidstoestand  Speciale of klachtgerichte anamnese: voorgeschiedenis van de klacht, relevante medische gegevens (zwangerschap, geboorte…), functionele gevolgen Het verzamelen en ordenen van gegevens beperkt zich niet tot de eerste fase maar gebeurt continu in functie van het blijvend optimaliseren van de interventie aangepast aan de op dat moment aanwezige noden 3. Bevorderende en belemmerende factoren  karakteristieken van de zorgvrager, bv. Inkomen, opleiding, werk, sociale relaties, huisvesting...

FASE 2: ONDERZOEK, ANALYSE VAN GEGEVENS EN DIAGNOSE 1. Probleeminventarisatie en voorlopige probleemsamenhang Probleeminventarisatie = alle mogelijke problemen die zijn vastgesteld ordenen en beschrijven Voorlopige probleemsamenhang = plattegrond met verzamelde gegevens, analyse van de geïnventariseerde problemen en structurering  door de informatie te herordenen in termen van symptomen, oorzaken, gevolgen, verklaringen,.. worden er verbanden gelegd De probleeminventarisatie en de voorlopige probleemsamenhang zorgen ervoor dat het probleem onderkend is en geven richting aan het verder onderzoek. 2. Onderzoeksvragen en hypothesen Hypothese = een stelling die (nog) niet bewezen is en dient als uitgangspunt voor o.a. een verklaring 3. Onderzoek - Mono-, multi-, inter- of transdisciplinair - Verschillende onderzoeksmethoden:      

Gesprek Observatie Specifieke tests Vragenlijsten Dossierstudie Informatie verkregen van andere disciplines

4. Ordening en analyse van onderzoeksgegevens en diagnose - De resultaten worden grondig bestudeerd en geanalyseerd - De gegevens worden disciplineoverstijgend in relatie gebracht met elkaar tot een inzichtelijk geheel - Vaak worden algemene en/of beroepsspecifieke ordeningsmodellen gebruikt zoals: ICF, DSM, ICD - Er worden nadien conclusies geformuleerd die een antwoord geven op de hypothesen en de onderzoeksvragen - Als er informatie ontbreekt  bijkomend onderzoek 5. Afronding fase 2      

Onderzoeksfase wordt afgerond met een gesprek De zorgvrager wordt op de hoogte gebracht van de onderzoeksresultaten en de diagnose Er wordt advies gegeven m.b.t. aangepaste zorg De zorgverlener gaat een middelenverbintenis aan en geen resultaatverbintenis Er moet een dynamische, actieve dialoog zijn tussen de gesprekspartners De zorgvrager moet besluiten of er een behandeling wordt gestart en er worden concrete afspraken gemaakt

FASE 3: OPSTELLEN VAN ZORGPLAN 1. Opstellen van interventiedoelen Waarom werken met interventiedoelen?  



Doelstellingen maken zorgverlenend handelen efficiënter  zorgen ervoor dat de kenmerken van het MW worden gerealiseerd Doelen zijn richtinggevend voor het zorgverlenend handelen  door ze hiërarchisch en chronologisch te rangschikken word nagegaan of het actieplan correct is opgebouwd en of de realisatie haalbaar is Doelstellingen vormen een leidraad voor het zorgverlenend handelen en maken de zorg inzichtelijker en transparant  door te werken met doelen kunnen tekorten, tegenstrijdigheden en overlappingen in het zorgplan tijdig zichtbaar zijn én voorkomen worden

Er zijn 2 soorten doelstellingen:  

Disciplinespecifieke doelstellingen: betrekking op de disciplinespecifieke zorg vb. ‘Waar wil ik als logopediste met deze cliënt naar toe?’, ‘Wat wil ik bereiken?’ Disciplineoverstijgende doelstellingen: gemeenschappelijk, worden via interdisciplinair overleg opgesteld, zorgen ervoor dat de zorg op elkaar wordt afgestemd

Interventiedoelen formuleren volgens het SMART-principe: Brede toepasbaarheid en herkenbaarheid in een organisatie, hierdoor wordt het mogelijk interdisciplinair te communiceren Specifiek: doelstellingen zijn gericht op verandering, de inhoud moet concreet en specifiek zijn zodat het door iedereen begrepen kan worden Meetbaar: doelstellingen moeten een norm aangeven zodat de vorderingen nauwkeurig kunnen gemeten worden Aanvaardbaar, acceptabel, actiegericht, aanwijsbaar: Iedereen moet achter de doelstellingen staan zodat er engagement is om ze te bereiken Realiseerbaar, realistisch en resultaatgericht: de las mag niet te hoog, maar ook niet te laag gelegd worden. De cliënt en de zorgverlener moeten er vat op hebben Tijdgebonden of tijdgerelateerd: doelstellingen moeten de termijn vermelden waarop het gewenste resultaat moet worden bereikt   

De einddoelstelling word opgesplitst in meerdere hoofddoelstellingen Hoofddoelstellingen worden verder opgesplitst in subdoelstellingen Opgesplitst in lange en korte termijndoelstellingen

2. Opstellen van evaluatiecriteria 

Criterium = een vooropgestelde norm waaraan het bereikte resultaat van de zorg zal worden getoetst tijdens de evaluatiefase  het is in feite een verdere concretisering van de doelstelling en geeft aan of een doel al dan niet bereikt is





Valkuil! : er wordt teveel gewerkt in functie van het behalen van deze criteria  gevolg: de zorgverlener wordt blind voor andere doelen en gegevens die in de loop van het zorgproces pas duidelijk naar boven komen Nut: evaluatie gemakkelijker en vooral subjectiever

3. Plannen van interventies - De zorg wordt gepland op basis van volgende vragen:     

Wat moet er gebeuren om de doelstellingen te bereiken? Wie moet de zorg verlenen? Wanneer moet dit gebeuren? Waar moet dit gebeuren? Hoe moet de zorg verleend worden?

- Interventies = een geheel van activiteiten waarmee hulpverleners voor en met cliënten(groepen) problemen voorkomen of oplossen om zo een bijdrage te leveren aan het bevorderen en in stand houden van gezondheid en welzijn - In deze fase worden niet alleen de interventies gekozen maar er wordt ook een chronologische volgorde aangegeven - Concrete afspraken, rekeninghoudend met de volgende factoren:   

De + en – neveneffecten voor de zorgvrager, zijn omgeving of zorgverleners De verhouding tussen inspanning en resultaat De kans op slagen of mislukken

- In de vorige twee fasen nam de zorgverlener vooral de rol van diagnosticus op zich, nu neemt hij vooral de rol van hulpverlener, begeleider coach, adviseur, manager en coördinator op zich. - De interventies moeten concreet en zorgvuldig omschreven worden  zo is het voor iedereen duidelijk, vb. ‘geregeld’, ‘veel’ wordt beter vervangen door 30 minuten, 2 uur…

FASE 4: UITVOEREN VAN INTERVENTIES  

 

Het is belangrijk dat de zorgverlener voortdurend toetst of alles verloopt zoals in het zorgplan vooropgesteld werd Het uitvoeren van het zorgplan vraagt een voortdurende evaluatie van de gebruikte methoden, technieken en strategieën met daaraan gekoppeld een continu optimaliseren van het zorgplan. Bij het uitvoeren en het bijsturen van het plan moet de zorgvrager en zijn directe omgeving maximaal betrokken worden Als er interdisciplinair wordt samengewerkt, moet de coördinatie van de zorg met betrekking tot de andere zorgverleners aandacht krijgen  rol van coördinator

FASE 5: EVALUATIE 1. Cyclisch proces van de evaluatie   

Aan de hand van de evaluatiecriteria (opgesteld tijdens fase 3) wordt nagegaan of de doelen gerealiseerd zijn De evaluatie is in feite een continue activiteit die tijdens het hele cyclische proces plaatsvindt Nieuwe relevante gegevens worden steeds geanalyseerd in functie van het bijsturen van het zorgplan

2. Terugblik op de behandeling Er worden gegevens verzameld zoals dat gebeurde in fase 2 bij de probleemidentificatie: de zorgverlener maakt in beide situaties zoveel mogelijk gebruik van gestandaardiseerde procedures zodat een nauwkeurige vergelijking met de beginsituatie mogelijk is 1) Product- en procesevaluatie  Productevaluatie = er wordt nagegaan of en in welke mate het doel bereikt is  Procesevaluatie = de kwaliteit van de zorgverlening wordt geëvalueerd 2) Tijdstip en regelmaat van evalueren  Evaluatie kan plaatsvinden na een interventie, tijdens een overdracht, na een afgeronde tijdseenheid bv. aan het einde van een sessie, een verzorgingsmoment, een werkdag,..  Regelmaat hangt af van de zorgvrager en de complexiteit van de zorgvraag 3) Bepalen van evaluatiecriteria 4) Mogelijke redenen van het niet bereken van de doelen  Factoren in het individu  Factoren in de omgeving  Factoren in de behandeling zelf of in de relatie zorgverlener-zorgvrager

3. Evaluatie en rapportering Rapporteren over de resultaten van de behandeling is de tweede belangrijke reden om regelmatig te evalueren. In functie van rapporteren aan de zorgvrager, zijn netwerk, de verwijzers, teamleden, officiële instanties, is steeds een voorafgaande reflectie en evaluatie nodig.

4. Evaluatie in het kader van afsluiting en follow-up Op een bepaald moment kan de zorgverlening worden afgesloten om diverse redenen:   

De doelen zijn bereikt en het resultaat is voldoende geconsolideerd Omstandigheden laten niet toe de behandeling verder te zetten Er is gebrek aan evolutie

- Indien de zorgverlening wordt afgesloten, moet een eindverslag gemaakt worden - Als de zorgvrager verandert van zorgverlener moet hij dat evaluatierapport meenemen - Indien terugval mogelijk is of als er twijfel is over de duurzaamheid van het resultaat  follow-up

5. Evaluatie in het kader van kwaliteitzorg - De kwaliteit van de zorgverlening wordt sterk bepaald door een vlot verloop van het zorgproces, een juiste diagnostiek, een aangepaste, effectvolle en cliëntgerichte behandeling - Evaluatieverslagen bevatten waardevolle info die kan worden gebruikt in functie van kwaliteitszorg  belangrijk om verslagen te anonimiseren! - Andere factoren die de kwaliteitzorg bepalen zijn:     

Geëngageerde en competente zorgverleners Door zorgverleners die op de hoogte blijven van vernieuwingen Door het management van de organisatie waarbinnen de zorgverlening gebeurt Door beschikbare middelen Door de overheid

6. Evaluatie in het kader van wetenschappelijk onderzoek en evidence-based practice - Via wetenschappelijk onderzoek wordt het werk geëvalueerd met behulp van normen waarover overeenstemming bestaat - Door evidence-based te handelen wordt vakkennis ontwikkeld en worden methodieken verfijnd en beter afgestemd op de zorgvraag

3. VISIE OP ZORG 3.1 Diverse invalshoeken 1) Holistische benadering      

De holistische zorgvisie gaat ervan uit dat lichamelijke, sociale, psychische en spirituele aspecten elkaar wederzijds beïnvloeden De mens wordt gezien als een totaliteit waarbij het geheel meer is dan de som van de delen Het multidisciplinair benaderen maakt deel uit van de holistische zorgvisie De holistische werkende zorgverlener zal het probleem niet enkel uit eigen invalshoek benaderen maar zal ook de info uit andere disciplines gebruiken De mens wordt in relatie met zijn omgeving gezien  Hoe functioneert de zorgvrager in de verschillende contexten van zijn dagelijkse leven? Een holistische zorgverlening resulteert dus in het verlenen van integrale zorg waarbij de zorgverlener ‘een brede bril’ opzet.

2) Cliëntgerichte zorg - Uitganspunten (Carl Rogers)    

Vertrouwen en geloof in groeimogelijkheden en zelfzorg Stimuleren tot zelfinzicht via zelfexplicitering Focus op heden en toekomst Gelijkwaardige zorgrelatie

- Voorwaarden voor een groeibevorderende zorgrelatie 

Echtheid en congruentie  Echtheid: de zorgverlener moet zichzelf zijn en eerlijk overkomen (authenticiteit)  Binnenzijde: het innerlijke proces van de zorgverlener waarbij deze openstaat voor zijn eigen innerlijke ervaringen (congruente interne dialoog)  Buitenzijde: datgene wat de zorgverlener van deze interne dialoog doorheen zijn (non-)verbaal gedrag aan de zorgvrager laat zien  transparantie  Congruentie: een voorwaardelijke attitude voor een goede zorgverlening ( transparantie)



Onvoorwaardelijke positieve aanvaarding  De zorgverlener moet de zorgvrager op elk moment in de zorgrelatie aanvaarden zonder voorwaarden te stellen of hem te beoordelen



Empathie  De zorgverlener probeert zich in te leven in de gevoelswereld, de ervaringen en de gedachten van de zorgvrager  Empathie is een actief proces en de zorgverlener moet goed kunnen luisteren

- Vroeger: Aanbodgestuurde zorg = deskundige ondeskundige Nu: Vraaggestuurde zorg = Inhoudsdeskundige Ervaringsdeskundige

3) Empowerment To empower = macht geven, versterken Van Regenmortel: ‘Empowerment is een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving, en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie.’     

De zorgverlener helpt de zorgvrager controle te krijgen door hem bewust te maken van en inzicht bij te brengen in zijn situatie De focus ligt op het activeren De zorgverlener moedigt de zorgvrager aan om gebruik te maken van en te vertrouwen op zijn eigen krachtbronnen en de natuurlijke hulpmiddelen uit zijn omgeving De zorgverlener deelt zijn macht met de zorgvrager en stimuleert hem tot gebruiken van deze macht  enabling (mogelijk maken, in staat stellen tot) De zorgverlener moet over voldoende communicatievaardigheden beschikken

Vrees: Sommige zorgverleners zijn bang dat hun taak als deskundige in het gedrang komt als de zorgvrager ook macht krijgt vrees is ongegrond

4) Inclusie       

Waarderen van diversiteit Bijdrage door alle burgers Positieve kanten en talenten Permanent proces Fundamenteel recht Belonging en connectedness Relationeel concept

INTEGRATIE Mensen met een beperking Maatschappij is bereid tot aanpassing Geïndividualiseerd einddoel PMB: aanpassen Etiket: geïntegreerde Normgericht

INCLUSIE Mensen met een beperking Maatschappij is bereid tot aanpassing Geïndividualiseerd einddoel PMB: niet aanpassen Gelijkwaardig Erbij horen, volwaardig lid van de gemeenschap

5) Contextueelgerichte zorg Elk individu maakt deel uit van een aantal contexten, die bewust of onbewust het denken, voelen en handelen van een persoon beïnvloeden De verschillende dimensies van het begrip ‘context’ 

De dimensie van het micro-, meso-, macroniveau  Microniveau = niveau van persoonljike relaties en kleinere groepen vb. gezin, familie, de buurt, de klas,…  op dit niveau vindt rechtstreekse zorg plaats en worden sociale netwerken gevormd  Mesoniveau = niveau van grotere groepen en organisaties vb. school, bedrijf,…  sociale structuren waarin mensen participeren  Macroniveau = niveau van de maatschappij (de smlv als geheel met zijn beleid, wetten en regelgeving, cultuur,…)



Dimensie van de aard van de context: de persoonlijke context, de praktijkcontext en de maatschappelijke context  Persoonlijke context: wordt opgesplitst in verschillende deelcontexten waarin een persoon leeft vb. gezin, hobbyclub, het werk,…  Praktijkcontext: zorgvrager en zorgverlener hebben elk hun persoonlijke context, maar hebben een gedeelde praktijkcontext  Professionele context: ligt samen met de persoonlijke context ingebed in een breder geheel nl. de maatschappelijke context



Dimensie van de interacties en de relaties  Als zorgverlener moet je beseffen dat personen in interactie treden met elkaar maar ook met hun omgeving, en dat deze relaties worden beïnvloed door de persoonlijke factoren van alle betrokkenen

Contextueelgerichte zorgverlening binnen het methodisch werken  

Zorgvraag moet contextueel gekaderd worden Door de persoonlijke context van de zorgvrager op micro-en mesoniveau in kaart te brengen, wordt concreet aangegeven:  Impact van het probleem op het gezin (verleden, nu, toekomst)  Hoe he...


Similar Free PDFs