Samenvatting referentiekaders en methodisch handelen PDF

Title Samenvatting referentiekaders en methodisch handelen
Course Sociologie
Institution Arteveldehogeschool
Pages 23
File Size 401.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 101
Total Views 134

Summary

referentiekaders en methodisch handelen...


Description

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

1. Referentiekaders/methodisch handelen 1.1 Cliëntgericht Vertrekkende uit de hulpvraag van de cliënt.

1.2 Holistisch -

-

De mens bio-psycho-sociaal benaderen  biomedisch benaderen De mens is een geheel en is meer dan de som der delen Anatomie (bouw van het lichaam), fysiologie (functies van het levende lichaam) worden vaak gezien als één vakgebied namelijk functionele anatomie Functionele anatomie behandelt bouw menselijk lichaam in directe relatie met de lichaamsfuncties

1.3 Eclectisch werken Op zoek gaan naar de meest passende: - Benaderingswijze, methodiek - Behandeling, benadering - Concept, doelstelling, activiteit/interventie - …

1.4 Evidence based -

Richtlijnen en adviezen Levenslang leren Spontaan herstel Herstelmechanisme/Niveaus van herstel  Neurale reorganisatie en reactivatie  Functionele reorganisatie  Herstel door omgevingsaanpassing

-

Plasticiteit: vermogen van het zenuwstelsel en van ieder neuron om te veranderen

2. LeRgo-tool Ontstaan: - Evidence based - Wetenschappelijk onderbouwd - Grondslagen ergotherapie 1

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

-

Expertise

2.1 Cliënt -

Persoonlijke factoren (leeftijd, geslacht…) Rollen, professionaliteit Context , gezinssamenstelling, professionaliteit, financieel vermogen Sociale context, mantelzorg Emotionele toestand, woonplaats (soort woning) Oorzaak van aandoening (ziekte, ongeval…) Zijn hulpvraag (al dan niet bewust in zijn ziekte proces)

2.2 Setting -

Missie en visie setting Werkwijze setting: welke taken neemt de setting op? welke disciplines zijn er werkzaam Doelgroepen die er terecht kunnen Tijdstip intrede therapeut Rol therapeut (behandelaar, diagnosticus, adviesverlener, coach)  Rugschool: advies geven 

Patiënt dat posoperatief wordt doorverwezen bij de ergo met een discus hernia, heeft verlamming van zijn been gehad: behandelaar

-

Eerste lijnszorg = huisarts, zelfstandige ergo Revalidatiecentrum = plaats in een ziekenhuis na een operatie, waar ze revalidatie kunnen volgen, hierop ga je multidisciplinair moeten werken hierna Sp-dient = specifieke revalidatie waar mensen tijdelijk naartoe kunnen om te revalideren Ziekenhuis = neurologie, orthopedie, geriatrie, pediatrie, … = verschillende afdelingen binnen de revalidatie waar de patiënt kan verblijven Zelfstandige ergotherapeut

-

Patiënt met CVA ligt op neurologie: diagnosticus

-

-

2.3 Aandoening -

Type : somatisch, psychosomatisch, psychogeen Locatie aandoening Betrokken stelsels: primair / secundair. CZS of PZS  cortex of ruggenmerg Perifeer: somatisch/ vegetatief  Ziekte ruggenmerg/hersenen: CVA, MS, Parkinson,… = centraal

2

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

Heupprothese = perifeer (alle letsels buiten het rode stuk van de afbeelding)  Verlamde hand = perifeer Verloop ziekte: acuut, chronisch/voorbijgaand, blijvend/progressief, degeneratief/… Impact toekomst Kenmerk aandoening/prognose : voorbijgaand,… Ziekte/trauma/congenitale aandoening  Trauma: arm gebroken  Ziekte: COVID  Congenitale aandoening: syndroom van Down 

-

-

Alle stelsels (zie HC1, dia 15/16)  Coma: ademhalingsstelsel, bewegingsstelsel  Vitale parameters  CRP-waarde = ontstekingswaarde

2.4 Assessment -

Doel: inventariserend, prognostisch en evalueren Soorten: meetinstrumenten, vragenlijsten, zelfevaluatielijsten observatie-instrumenten Wanneer: elk moment van methodisch handelen Wat: op elk trainingsniveau

en

Participatieniveau: - Canadian Occupational Performance Measure (COPM): instrument om door de cliënt zelf ervaren veranderingen van problemen in het dagelijks handelen in tijd vast te stellen. inventariseren

-

Activity Card Sort Nederlandse versie (ACS-NL): activiteitenpatroon.

-

Occupational Performance History Interview (OPHI-II NL): gebaseerd op MOHO, waarbij verhaal cliënt in kaart wordt gebracht. Dit verhaal gaat over verleden, heden en verwachtingen over de toekomst wat betreft activiteiten, taken of rollen die betekenis geven aan het leven van de cliënt.

Activiteiten en taken: - Assessment of Motor and Process Skills (AMPS): functioneren cliënt in huishoudelijke en zelfzorgtaken beoordelen. -

Het Perceive, Recall, Plan and Perform System of task analyses (PRPP): handelen cliënt observeren, analyseren en behandelen. Het is ontwikkeld voor het vastleggen van dagelijks functioneren van mensen met problemen in infoverwerking.

-

ADL-focussed Occupation-based Neurobehavioral Evaluation (AONE): observatie-instrument waarmee zelfstandigheid in uitvoeren van 3

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

activiteiten van primaire zelfverzorging en gedragsneurologische stoornissen vastgelegd worden.

onderliggende

Functieniveau/mentale processen: - Sensibele functies  EmNSA: meten sensorische beperkingen gezicht, romp, bovenste en onderste extremiteit. Beoordeelde functies zijn lichte aanraking, druk, scherpe aanraking, tactiele lokalisatie en bilaterale gelijkmatige aanraking, temperatuur, proprioceptie en stereognosis -

-

Motorische functies & basisvaardigheden  Utrecht Arm Test (UAT): handfunctie snel en eenvoudig in kaart brengen. 

Stroke Upper Limb Capacity Scale (SULCS): arm- en handfunctie in kaart brengen na CVA. De test bestaat uit 10 taken: 3 items voor basale armvaardigheid waarbij geen actieve pols- of vingerbeweging nodig is, 4 items voor armvaardigheid waarbij basale handvaardigheid nodig is en 3 items voor armvaardigheid waarbij complexe handvaardigheid nodig is.



Arm Research Action Test (ARAT): handvaardigheid test met als doel unilaterale arm- en handvaardigheid bij cliënten na CVA vast te leggen en om vooruitgang in handvaardigheid te kunnen meten.



Nine Hole Peg Test (NHPT): indruk krijgen van fijn motorische vaardigheden van de bovenste extremiteiten. Beknopt en makkelijk te begrijpen voor cliënten na CVA.



Abilhand: meten problemen tijdens uitvoeren van activiteiten met handen, vanuit het perspectief van de cliënt. De cliënt scoort de activiteiten zelf.



Motor Activity Log: ontwikkeld om het effect van Constraint Induced Movement Therapy te evalueren bij cliënten na CVA. Het gaat om een semi-gestructureerd interview waarbij cliënten worden gevraagd hoe vaak ze de aangedane arm gebruiken bij het uitvoeren van activiteiten met de bovenste extremiteit.

Cognitieve functies & basisvaardigheden:  Allen Cognitive Level Screen (ACLS): eerste indruk krijgen niveau functioneren cliënt.

Persoonlijke factoren: - Activiteitenweger: methode waarmee de belasting over een hele dag overzichtelijk meetbaar wordt gemaakt met de volgende revalidatiedoelen: vinden van balans tussen belasting, belastbaarheid, opbouwen van algemene belastbaarheid en overzicht in de activiteiten creëren die de cliënt wil gaan doen. Context/omgevingsfactoren:

4

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

-

Caregiver Strain Index (CSI): beeld krijgen van mogelijke problemen bij de zorg voor de naaste. De tool wordt gebruikt bij het bepalen van belasting, mantelzorgers; cliënten na een CVA.

-

Caregiver Reaction Assessment (CRA): vragenlijst waarmee in kaart wordt gebracht hoe de mantelzorger het geven van zorg aan de partner ervaart en hoe dit zijn dagelijks leven beïnvloedt.

Fysieke omgeving: - Home and Community Environment (HACE): in kaart brengen welke bevorderende en belemmerende factoren ervaren worden in meerdere omgevingsdomeinen.

2.5 Functionele gevolgen -

Sociaal emotioneel  Verdriet , onzekerheid  Passiviteit, impulsiviteit  Depressie, vertraagd  Ongeremdheid, eenzaamheid  Gebrek aan zelfvertrouwen, …

-

Cognitief (aandacht, geheugen, EF)

-

Neuropsychologische gevolgen:  Persevereren = herhalen  Afasie = fatische stoornissen  Apraxie = verstoord handelen  Agnosie = verstoord herkennen  Neglect, hemi-inattentie  Perceptiestoornissen  Links- rechts verwisseling, problemen met cijfers  Stoornis in lichaamsschema

-

Sensoriek = zintuiglijk  Proprioceptie (houding- en bewegingszin)  Exteroceptie (oppervlakkige gevoeligheid)  Gestoorde reciproke innervatie, placing (lidmaat niet isometrisch in de ruimte kunnen vasthouden)  Auditief, visueel, reuk, smaak  Verschil tussen sensoriek en sensibiliteit: het gevoel is sensibiliteit, sensoriek zijn de zintuigen Motoriek (zie HC 1, dia 28) Paraplegie, tetraplegie, paralyse, parese

-

2.6 Behandeling 5

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

Orthopedische visie: - Zeer fatalistisch: uitgaan van volledig verlies van functie - Hulpmiddelen gebruiken en leren compenseren met de niet aangedane zijde Ontwikkelingsneurologische visie: - Functieherstel verlamde zijde moet mogeijk zijn vb: Affolter, Bobath, Brunnström, Perfetti,…

-

Universele behandelmethodes bestaan niet (holistische gedachte) Sensorimotorische cirkel is basis van motorisch leerproces Motoriek is verbonden met cognitie Motorische leren = aanleren van motorische handelingen

Ontwikkelingsneurologische benadering /neuroplasticiteit (centraal neurologische letsels) - Uitgangspunt:  Normaal bewegen  Vertrekkende van normale ontwikkeling  Neurologie  Leertheorie  Neuroplasticiteit -

Normale tonus:  Moet aanpasbaar zijn  Lage tonus – vloeiende en fijne gecoördineerde bewegingen  Hogere tonus – krachtige bewegingen  Posturale tonus: zich handhaven tegen de zwaartekracht

-

Reciproke innervatie:  Samenwerking tussen de antagonistische spiergroepen  Proximaal inhiberen om distaal te faciliteren

-

Automatische reacties (NPRM) :  Opricht-, evenwichts-, steun- en beschermreacties  Gebeuren automatisch, dus zonder erover na te denken

Biomechanische benadering (biomechanische letsels, chronische problematieken ) Uitgangspunt:  Biomechanic, fysica  Normaal bewegen  Behoud  Herstel  Compensatie Biomechanische benaderingswijze (letsel in perifeer stelsel) - Behoud en preventie  Positionering  Passieve bewegingen 6

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

 Onderhouden mobiliteit gewricht  Onderhouden gliding van zenuwen en pezen  Oedeem (=vochtophoping) vermijden 

Actieve bewegingen  Behouden mobiliteit, kracht  behouden uithouding  Soorten actief  Actief-geassisteerd  Zuiver actief  Geresisteerd (tegen weerstand)

-

Herstel  Uithouding, kracht, coördinatie  Gewrichtsbeweegelijkheid  Sensorische functies  Horen, zien, ruiken, smaken  Tast/sensibele  Bescherming  Feedback  Verkenning ruimte + proprioceptie  Herkennen voorwerpen en materiaal

-

Compensatie: aanpassingen, hulpmiddelen en methodeveranderingen aanleren Actieve structuren: pezen en spieren of musculotendingeen Passieve structuren: ossaal botten, articulair, discogeen, ligamentair Neurogene aansturing: zenuwen perifeer en centraal, controle systeem, zenuwstelsel

-

Cognitieve benadering (centraal neurologische letsels, ..): - Leertheorie, zenuwstelsel - Cognitie - Neurologie, neuropsychologie of fysiologie - Compensatiestrategieën: persoon strategieën aanleren - Cognitieve stimulatie

2.7 Methodieken/concepten 2.7.1 Ontwikkelingsneurologische benadering -

Bobath- NDT Johnstone concept- PANat Affolter- Guiding/Führen Motorische leerprincipes: forced use Spiegeltherapie Motor imagery

7

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

2.7.2 Biomechanische benadering David Back, yoga, pilates, mensendieck

2.7.3 Cognitieve benadering -

Psycho- educatie Belasting-belastbaarheid

2.8 Trainingsniveau -

Preventie (campagnes ter preventie van cholesterol)

-

Functie (stoornis): faciliteren van evenwichtsreacties

-

Functioneel (activiteit) vb stappen, transfers

-

Functionaliteit (participatie)

-

Neurale reorganisatie  functie en functionele training

-

Neurale reactivatie  stimulatie of reactivatie

-

Herstel door compensatie: inzet van andere functies  compensatietraining

-

Herstel door omgevingsaanpassing  omgevingsaanpassing

2.9 Begeleidingsvorm -

Inoefenen, herhalen functie of functioneel Methode verandering of compensatie Technische aanpassingen compensatie of omgevingsaanpassing Specifieke hulpmiddelen of compensatie of omgevingsaanpassing

2.10 Begeleidingsstijl -

Coachend Steunend Structurerend Motiverend Inzicht gevend en present zijn

2.11 Interventies -

Handelingsgericht werken om juiste plastische veranderingen in hersenen te bevorderen Juiste hersengebieden activeren Herhalend Graderen Betekenisvol werken om plastische reorganisatie te bewerkstelligen Cliëntgericht Rekening houden met vermoeidheid Taakspecifiek 8

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

-

Contextspecifiek Creativitieit Probleemoplossendvermogen Spontaan herstel

2.12 Revalidatieprincipes -

Benaderen aangedane zijde , lichamelijk contact

-

Van centraal naar perifeer + van proximaal naar distaal

-

Bekken centraal , ergonomische werkhouding

-

Nooit trekken, tellen

-

Van groot naar klein + grof naar fijn

-

Prikkel arm , onnodig praten (knowledge of performance)

-

Aangeven van pijn , doelgerichte activiteiten, feedback (visueel)

-

Goede kennis van activiteiten/handelingsanalyse

-

Training van de betreffende taak moet regelmatig herhaald worden met voldoende variatie

-

Prestatie en kwaliteit van de geleverde trainingstaak moet regelmatig aan de patiënt worden teruggekoppeld, gestimuleerd en gecorrigeerd

-

De geleerde taak voor de patiënt moet relevant zijn in zijn/haar dagelijks functioneren

-

De intensiteit van revalidatie moet gedoseerd worden aangeboden

-

Het niveau van de te leren taak voor de patiënt moet haalbaar zijn

-

De behandeling moet een logische opbouw kennen, waarbij makkelijke taken eerst worden geleerd, voordat men met moeilijkere taken start

Wat maakt revalidatie effectief? - De mate van samenhang waarmee revalidatiezorg wordt aangeboden -

Het moment waarop de revalidatie wordt gestart

-

De intensiteit waarmee revalidatie dagelijks wordt gegeven

-

De doelgerichtheid en taakspecificiteit waarmee revalidatie wordt gegeven

-

De manier waarop vaardigheden worden aangeleerd

-

De rol van voorlichting aan patiënt, partner en hulpverlener hierin

Organisatie revalidatieproces: - Sommige patiënten hebben op lange termijn, tot meer dan zes maanden na ontstaan van de beroerte, nog baat bij intensieve revalidatie.

9

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

-

Een goede organisatie van de revalidatie binnen een stroke service bevordert waarschijnlijk de doelmatigheid van de revalidatiebehandeling

-

Revalidatie is het meest effectief wanneer zo vroeg mogelijk na ontstaan beroerte wordt gestart

-

Het intensief trainen van patiënten met een beroerte bevordert de snelheid en verbetert de mate van herstel voor hemiplegie en het uitvoeren van activiteiten voor de persoonlijke verzorging (ADLzelfstandigheid).

-

Training moet zoveel mogelijk gericht zijn op het (her)leren van vaardigheden die relevant zijn voor het dagelijkse leven.

-

Vaardigheden moeten in de eigen woon- en werkomgeving aangeleerd worden.

3. Methodieken binnen neurorevalidatie 3.1 Inleiding 3.1.1 Herstelmechanismen -

Hersenbeschadiging  reorganisatietaak hersenen Corticale projecties: homunculus (= representatie van lichaamsdelen) Plasticiteit = het vermogen van het zenuwstelsel en van ieder neuron om te veranderen  biologische basis van ontwikkeling, leren en spontaan herstel

Niveaus van herstel: 1. Neurale reorganisatie = herordering van functies, omleiding van wegen  Substitutie: ander gebied neemt functie over  Rerouting: andere baan neemt functie over 2. Neurale reactivatie = door laesie verliezen andere hersengebieden input en raken in shock 3. Functionele reorganisatie = compensatie, zelfde taak maar ander lichaamsdeel of zintuig 4. Herstel door omgevingsaanpassing = andere handeling

3.1.2 Interventies Interventies gekoppeld aan niveaus van herstel: 1. Neurale reorganisatie  functie en functionele training 2. Neurale reactivatie  stimulatie of reactivatie 3. Herstel door compensatie: inzet van andere compensatietraining 10

functies



5.2 Referentiekaders/methodisch handelen

4. Herstel door omgevingsaanpassing Om juiste plastische veranderingen in de hersenen te bevorderen  juiste hersengebieden activeren  handelingsgericht werken. Meest effectief: - Shared decision - Holistisch + multidisciplinair - Evidence based – best practice - Starten op juiste moment + relevant voor dagelijks functioneren - Dosering in intensiteit en moeilijkheid + herhaling en variatie - Psycho-educatie - Context (specificiteit)

3.2 Revalidatieconcepten in de neurorevalidatie De universele behandelmethode bestaat niet  steeds eclectische benadering Traditionele concepten: NDT-concept (Bobath), Johnstone (PanAT) en Affolter (guiding) Recente visies mbt revalidatieconcepten: - Motorische leerprincipes  Motor imagery  Forced use  Virtual Reality (VR)  Augmented Reality (AR) -

Spiegeltherapie Imitatiemethode

Wat bepaalt de visie of benadering: - Het moment (acute fase – revalidatiefase – chronische fase) - De hulpvraag en leeftijd van de cliënt - Ernst aandoening - Wetenschappelijke evidentie of best practice

3.2.1 Neurodevelopmental treatment (NDT) -

Ontwikkeld door Karel en Bertha Bobath Doel: installeren van een normaal bewegingspatroon in aangedane zijde door  Facilitatie: normale tonus, selectieve bewegingen en houdingen mogelijk maken en verhinderen van ongewenste activiteiten. 

Inhibitie: remmen en verlagen overactiviteit en spasticiteit tot normale tonus door reflexinhiberende patronen. Deze zijn tegengesteld aan de typische en abnormale patronen van de hemiplegiepatiënt. 11

5.2 Referentiekaders/methodisch handelen



Keypoints: sleutelpunten waaruit we kunnen faciliteren en/of inhiberen om de activiteit in normale patronen te leiden.  proximaal: schouder en bekken goed positioneren  distaal: handen en voeten goed positioneren



Stimulatie: verhogen hypotonie tot normale tonus door gebruik te maken van stimulatietechnieken zoals steunname, placing, holding en tapping.

Normale motoriek is leidraad: - Normale houdingsreflexmechanisme: aanpassingen lichaam om evenwicht te bewaren  Afhankelijk van:  normale tonus  reciproke innervatie = reflexmatige schakeling van zenuwcell...


Similar Free PDFs