Systemisch denken en handelen PDF

Title Systemisch denken en handelen
Author Ferah Taşkın
Course Major HV 2: Systeemtheoretische hulpverlening
Institution Arteveldehogeschool
Pages 17
File Size 442.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 69
Total Views 124

Summary

Download Systemisch denken en handelen PDF


Description

Systhemisch denken en handelen Communicatietheorie: Axioma’s van Watzlawick  Het model van Watzlawick wordt vaak gebruikt in opleidingen voor mensen die op een professionele manier met mensen moeten kunnen opgaan  Nadruk op de wederzijdse beïnvloeding van de communicatiepartners (zender en ontvanger)

5 Axioma’s 1. 2. 3. 4.

Je kan niet niet-communiceren Verbale en non-verbale taal “Ieder zijn waarheid” In alles wat ik zeg, zeg ik ook iets over hoe ik wil dat de ander met mij omgaat (= de gelaagdheid in de communicatie) 5. Wie heeft het voor het zeggen? Wie laat het voor het zeggen? (symmetrische en complementaire relaties)

Axioma 1: Je kan niet niet-communiceren o o o o o o

Alle gedrag is communicatie Van zodra 2 mensen elkaar ontmoeten beïnvloeden ze elkaar Ook zonder te praten Kledij, lichaamshouding, manier van kijken, zitten of staan of lopen, hebben een invloed op de ander Bewust of onbewust, met de beste bedoelingen of niet, de ander kent een betekenis toe aan je gedrag, en dus aan je communicatie Zelf er niet-zijn kan communicatie, invloed en betekenis hebben

Axioma 2: Verbale en non-verbale taal o o o o o o o

o

Communicatie is zowel verbaal als non-verbaal Minstens 70% van de communicatie bestaat uit non-verbale communicatie Woordtaal en lichaamstaal kunnen elkaar tegenspreken De non-verbale taal wordt meestal opgevat als het meest geloofwaardige Liegen gaat gemakkelijker met woorden dan met lichaamstaal Digitale taal heeft vooral te maken met het uitdrukken van inhoud =WAT Analoge taal is communiceren met de ogen, gelaatsuitdrukkingen, gebaren, kledij, lichaamshouding, gebruik van onze stem, van de ruimte om ons heen, afstand en nabijheid,… Lichaamstaal: geen logisch opgebouwde grammatica en is veel minder abstract, is sterk gebonden aan de situatie, de context waarin ze wordt gebruikt (zonder kennis van deze context kan geen enkele non-verbale informatie met zekerheid worden geïnterpreteerd)

o o

Analoge taal heeft te maken met het uitdrukken van de relatie, gevoelens =HOE Discongruentie: verschillende boodschap tussen verbaal en non-verbaal

o

Nog enkele kenmerken van analoge taal: - Ze kan nooit uitgeschakeld worden, er is geen zwijgen in de lichaamstaal - Analoge taal is meerduidig, soms zelfs dubbelzinnig - Er zijn momenten, bvb van zeer hevige emoties, waarop de digitale taal praktisch geen betekenis heeft - Soms is spreken met woorden niet aangewezen (onvoldoende vertrouwen, niet rechtstreeks kunnen communiceren,…). In zulke situaties breidt het analoge gebied uit, ‘het lichaam spreekt’ (bvb. mijn hoofd barst, mijn knieën knikken, een steen op de maag, zich van alles op de nek halen, stikken,…).

o

Belang van meertaligheid: niet voldoende om enkel verbaal de taal de leren, ook de non-verbale codes, gebruiken en gewoonten dienen bestudeerd te worden

Axioma 3: “Ieder zijn waarheid” o o o o

o o

Een mens ontvangt per seconde zo’n 10.000 prikkels, waarvan je een massaal deel overboord van moet gooien We moeten selecteren in onze waarneming Selectie verschilt van persoon tot persoon referentiekader Problemen: - Mensen denken vaak dat anderen hetzelfde als hen geselecteerd/onthouden hebben - Denken dat hun waarneming de enige juiste is - Vergeten dat de ander een ander referentiekader heeft Iedereen is er van overtuigd dat er maar 1 waarheid is, en dat is zijn waarheid! Als begeleider: - Eigen referentiekader loslaten - Openstaan voor waarheden van anderen - Door verschillende waarheden te bespreken, ontstaat er vaak een 3de (andere) waarheid

Axioma 4: In alles wat ik zeg, zeg ik ook iets over hoe ik wil dat de ander met mij omgaat (= de gelaagdheid in de communicatie) 1. Inhouds- en betrekkingsniveau en ook de context → → → →

Elke boodschap in de communicatie heeft 3 aspecten: het inhoudelijke, het betrekkingsaspect en een contextaspect Als we iets zeggen doen we dat dubbel (inhoudsniveau en betrekkingsniveau =hoe we de relatie met de ander zien) Inhoudelijk niveau = de letterlijke inhoud van de woorden of gebaren die we gebruiken Betrekkingsniveau (relatieniveau) = alles wat aangeeft hoe de inhoud moet worden opgevat, hoe de één de relatie ziet met de ander, welke reactie er verwacht wordt = tussen de lijnen lezen, wordt afgeleid uit de non-verbale signalen



De 2 niveaus zijn onafscheidelijk verbonden

2. Contextniveau → →

Betekenis van een situatie op een bepaalde plaats op een bepaald moment Behalve inhouds- en betrekkingsniveau is ook de context meebepalend voor de communicatie

3. Congruentie of discongruentie → →

Als inhouds- en relatieniveau samenvallen spreken we van congruentie Als deze niveaus niet samenvallen spreken we van discongruentie en dit geeft vaak aanleiding tot conflicten en misverstanden

Axioma 5: Wie heeft het voor het zeggen? Wie laat het voor het zeggen? (symmetrische en complementaire relaties) o o o o o o o

Van zodra 2 mensen bij elkaar zijn is hun relatie en interactie symmetrisch of complementair Wie heeft het voor het zeggen? = leiden ↑ Wie laat het voor het zeggen? = volgen ↓ Een symmetrische relatie bestaat op basis van gelijkheid (↑↑of↓↓) Een complementaire relatie bestaat op basis van verschillen, aanvulling van elkaar (↓↑) De kunst is om te kunnen afwisselen tussen een symmetrische en een complementaire relatie. Bij herhaling of patroon geworden kan er symmetrische escalatie of starre complementariteit ontstaan (beiden blijven leiden of beiden blijven volgen)

De algemene systeemtheorie AST  Grondlegger: Ludwig Von Bertalanffy  Het woord ‘systeem’ komt uit het Grieks: samenstellen, bijeenplaatsen  Synoniem voor systeem = stelsel → Heeft in ≠ wetenschappen of contexten een andere betekenis → Er is wel 1 gemeenschappelijkheid: een # elementen die met elkaar in interactie staan → Het geheel is meer dan de som der delen (samenhang, verhouding tov elkaar) → Het gaat niet enkel om de delen, of om de som ervan, maar om de doelgerichte betrekkingen tussen dit alles  Een systeem is een abstracte constructie vanuit de positie van de waarnemer → De theorie is niet eigen aan 1 inhoud → Beschrijft wetmatigheden in relaties en dynamiek binnen systemen → AST is multidisciplinair  AST geeft de mogelijkheid om complexe gehelen te ordenen en overzichtelijk te maken in de menswetenschappen → Belangrijk gezichtspunt om samenhangen in een groep te bekijken

Ontstaan -

Kiemen in de biologie (theorievorming rond organismen als open systemen) Ludwig V.B. herkende hierin wetmatigheden om door te trekken naar andere wetenschappen Holistische kijk (wisselwerking met omgeving werpt ander licht op functioneren) Gregory Bateson: voor bepaalde vormen van disfunctioneren wordt de oorzaak binnen omgeving, systeem gezocht Dankzij Watzlawick: opgang systeemdenken binnen communicatiewetenschappen, psychologie en hulpverlening De pioniers van de AST waren allen verbonden aan het Mental Research Institute in Palo Alto (“De Palo Alto School”)

Situering Psychoanalyse

Behaviorisme Uiterlijk



Sigmund Freud



Innerlijke

waarneembaar

processen

gedrag



Fasen in de











Reden

ontplooien

disfunctioneren

Piramide van

wordt gezocht in

Maslow

omgeving, systeem

Cliënt gerichte



Heeft een belangrijke plaats

model



Experiment van

Rogers

in de hulpverlening

Pavlov (hond)

Het onbewuste, →

Disfunctie=tekort →

Kinderrecht,

Skinner (rat)

niveau

begeleiden van

Perspectief van

groepen

Conditioneren -

-



de persoon zelf

-

fasen



R+→C+→R+↑

OORZAAK 



Meetbare

Studie van de



gezinsbegeleiding,

R →C →R ↓

resultaten →

Overgangsfasen naar een hoger



Intra-psychische



Experiment van

één van deze





Gelijkenis met

Mens in relatie tot

Behaviorisme:

anderen

enkel wat zichtbaar is, is van belang

Effecten van directe factoren



mens op zich →

Mens=lerend



therapie van

benadering →



Mogelijkheden tot

Tabula Rasa

GEVOLG →

systeemtheorie



of verstoring in



psychologie

Persoonlijkheids-

droomanalyse →

Algemene



wezen

ontwikkeling

Humanistische

Mens in relatie tot anderen

Mens in relatie tot anderen

Belang van wisselwerking 

Klachten of moeilijkheden  meestal een individueel probleem (in verband met 1 iemand)

  

MAAR, studie van de wederzijdse beïnvloeding!  mensen staan in relatie tot elkaar Paradigma verschuiving: van systeemtheorie enkel voor theoretici  naar gezinsgericht werken Een aantal ontwikkelingen: → Herverdeling tussen arbeid en gezin ontwikkeling van het gezin als samenlevingsvorm



Normalisatie- en integratieprincipe beperken of voorkomen van residentiële opnames, hulpverlening dichter bij het gezin



Wet van 1965, POS verwijst naar omgeving van het kind, opvoedingsfiguren, opvoedingsomstandigheden, aard van het kind, bredere maatschappelijke context



Secularisatie van de zorg



Ouderverenigingen

steeds meer hulpverleners hebben zelf een gezin  invloed op de beeldvorming vraag naar meer betrokkenheid van gezin bij de zorg

  



Systeemdenken leek lang het exclusieve terrein van de maatschappelijk werker Jongste jaren  steeds meer belang voor de vertrouwdheid van basishulpverleners met een systemische en contextuele kijk Heden: agogisch werker wordt verondersteld inzicht te hebben in de ≠ systeemdimensies, onderlinge interactiepatronen, verbondenheid tussen individu en familie Belangrijk!: zicht hebben op eigen roots, interactiepatronen, relaties in eigen gezin, gezin van herkomst,…

Intrapsychisch denken, persoonsgerichte

Interpsychisch denken, relatiegerichte

benadering → Gesloten denken

benadering → Open denken Focus: persoon in relatie tot zijn



Persoon staat in de focus



Je bent zelfbepalend



Er wordt gekeken naar gedrag van



Systeem en context bepalen mee

een persoon



Er wordt gekeken naar samenhang,





omgeving

verbindingen, betekenisverlening

De aandacht is naar de binnenkant gericht



De aandacht is naar buiten gericht



Iets is (absoluut, statisch)



Iets wordt (beweging, verandering,



Er is 1 waarheid



Causaal denken



Er zijn heel veel waarheden



Oplossingsgericht denken



Circulair denken



Niet oplossingsgericht denken

dynamiek)

Circulariteit → →

Vroeger: 1 persoon of groep was verantwoordelijk voor een situatie Nu: zoeken naar oorzaken en redenen waarom die persoon/groep zo handelt

→ → → → → → →

→ →

Lineair-causaal denken (AB): oorzaak  gevolg Circulair-causaal denken A B Circulair wordt gedrag anders benoemd dan lineair Bij circulair denken wordt niet gesproken over oorzaak, schuld maar over aandeel Er wordt gekeken naar hoe mensen handelen en hoe ze elkaar beïnvloeden om deze effecten te verkrijgen In communicatie: gedrag is altijd actie en reactie tegelijkertijd Circulair: - Het is niet mogelijk om gedrag te laden met een bepaalde intentie zonder dat de ander daar enige info over heeft gegeven - Gedrag wordt losgekoppeld van de bedoeling of de persoon - De negatieve en de positieve uitleg van bedoelingen zijn even hypothetisch Belangrijk: afvragen waaruit bepaald gedrag gesteld wordt, ook eigen gedrag Circulaire beschrijving: gaat alleen over wat men letterlijk met elkaar doet en vermijdt ongekende, negatieve bedoelingen te formuleren

Kenmerken van een systeem 



Een systeem is een samenstel van elementen dat als geheel functioneert door onderlinge afhankelijkheid van de elementen en die voor de betrokken elementen bepaalde functies vervult. Levende wezens behoren tot open systemen  systeem staat in voortdurende wisselwerking met zijn omgeving ( stippellijn)

X X

X X X

 

Elk systeem maakt deel uit van een ander systeem  overkoepeld door suprasysteem Componenten van een systeem: subsystemen

X X

X X

X

X X

X X

X

X XX







Totaliteit, niet-optelbaarheid → Een systeem is holistisch → Is geen samenvoeging van elementen die niets met elkaar te maken hebben → Samenhangend en ondeelbaar geheel Interafhankelijkheid → Delen van een systeem zijn afhankelijk van elkaar, alles hangt samen met alles → Bij verandering komt het hele systeem in beweging → Systeem bepaald in grote mate het gedrag van elk individu → Systeem heeft de eigenschap zich te handhaven en te blijven voortbestaan → Systeem probeert zich aan te passen aan omgeving om te overleven Gezamenlijk doel → Een groep mensen met een gezamenlijk doel, die dit doel nastreven, beschouwen we als een systeem → Ieder heeft zijn functie om zo zijn bijdrage te leveren om het doel te bewerkstellen → Systeem wordt georganiseerd om doel te bereiken (eigen communicatiepatronen, eigen ordening, eigen samenwerkingsmodel,…) → Systeem heeft een eigen reden/vraag naar samenhang tussen de leden waarbij de samenhang een belangrijk gegeven is → Er zijn verschuivingen mogelijk in doelen, op een bepaald moment kan een doelstelling niet meer haalbaar zijn Bvb.: echtscheiding in gezin





Emotionele betrokkenheid → Leden van systeem zijn sterk betrokken op elkaar → Verwijst naar de moeite die geleverd wordt in ≠ relaties → Omwille van deze betrokkenheid kan men het systeem niet zomaar verlaten Het tijdselement → Systeem heeft een wordingsgeschiedenis, die een bepaalde tijdsduur heeft → Er is tijd nodig om alle zaken te ontwikkelen die nodig zijn om van een systeem te bespreken

Bouwstenen van de AST Informatie → → →

Centraal begrip in de systeemtheorie Voortdurende stroom van verbale en non-verbale signalen ≠ tussen informatie en energie: Man schopt bal: bal heeft geen aandeel in de actie Man schopt hond: hond heeft veel info te verwerken, de actie stopt niet, de actie zal de verdere relatie tussen man en hond bepalen



Systeem functioneert door informatie die uitgewisseld worden tussen de delen

→ →

Relaties zijn voortdurend aan veranderingen onderhevig door permanente info uitwisseling Gedrag als voertuig voor de info, met het digitale kanaal als ondersteuning

Feedback → → → → → →

Terugkoppeling Voortdurend info krijgen over ons eigen functioneren Informatiestroom bevat voorschriften over hoe leden zich moeten gedragen tov elkaar en tov andere systemen Circulair proces Houd omgangsvormen en opvattingen in stand of doorbreekt ze Effect ligt niet vast, menselijke systemen kunnen op ≠ manieren reageren op ontvangen info

Positieve feedback → → → →

Heeft het effect dat het systeem verandert en dat een bepaalde systeemnorm (die tot dan toe gold) wordt losgelaten Leidt tot tijdelijk verlies van stabiliteit en evenwicht Gevolg van info van buiten het systeem dat door de leden verwerkt wordt Elk systeem heeft zijn eigen blinde vlekken en werkt bestendigend/ondersteunend naar de eigen ontworpen omgangsvormen en spelregels  interactie met buitengroepen kan deze blindheid opheffen  indien geaccepteerd, kans op verandering

Negatieve feedback → → → →

Vraagt naar behoud/herstel van wat is/was Kenmerkt een bestendige toestand en speelt een belangrijke rol bij verkrijgen/handhaven van stabiele betrekkingen Systeem creëert regels ‒ feedback schept mechanisme van sanctie als je regels overtreedt Bij‒ feedback wordt onmiddellijk geprobeerd de inbreuk op de gewoonte te herstellen

Homeostase - kalibrering 

 

De drang/neiging van een systeem om naar een evenwicht te gaan Watzlawick spreekt van een meegroeiend (mee veranderen met de tijd, situatie) evenwicht van het systeem Er zijn veel wijzigingen maar het systeem op zich valt niet uit elkaar Gedragspatronen, gewoontes en opvattingen maken een systeem voorspelbaar, maar een systeem moet ook flexibel zijn om zich aan te passen aan veranderende situaties

Omgangsvormen/interactiepatronen



 

Rits van gedragingen die kenmerkend zijn voor bepaalde systemen en die ook betekenis krijgen binnen het systeem en zijn context Om de betekenis te weten hebben we info nodig over het systeem, onderlinge verhoudingen, gewoontes en de taal Berusten een heel stuk op afspraken eigen aan het systeem Buitenkant, wat we zien, waarneembaar

Systeemregels       

Omgangsvormen worden gestuurd door de spelregels, systeemregels Geven aan wat kan en niet kan Regelen het intermenselijke verkeer Motor van ons gedrag Binnenkant, niet waarneembaar Blijven vaak onuitgesproken 3 groepen: Ä Opvattingen: eigen aan 1 systeem niet zo dwingend verwoorde regels Bvb.: Op zondag middag is iedereen gelijk aan tafel

Ä

Moetens regels verbonden aan systeem dwingend karakter Bvb.: je moet studeren, studies gaan voor onuitgesproken verwachten worden vaak een bron van druk, overbelasting, misverstanden en conflicten het niet invullen van deze taken zorgt voor heel wat schuldgevoelens

Ä

Mythen regels niet typisch voor 1 systeem, maar gedeeld met meerdere systemen sterk bepaald door sociale perspectieven absoluut karakter niet altijd zichtbaar Bvb.: moeilijkheden hou je binnenshuis

  

Zonder respect voor de regels van het systeem, faalt de hulpverlening Relatienetten waarin men opgroeit lijken de zwaarste invloed te hebben Mensen blijven vaak hun leven lang vechten om trouw te blijven aan de opvattingen uit hun systemen van herkomst Ä Deze loyaliteit kan heel wat moeilijkheden opleveren in het huidige relatienet

Identiteit → →

→ →

In de systeemtheorie: veel meer dan de individuele betekenis 2 elementen: - Het gevoel ergens bij te horen - Een gevoel van apart te zijn Identiteitsgevoel wordt beïnvloed door het gevoel van tot een specifiek gezin te behoren Gevoel van eigenheid/apartheid ontstaat door participatie aan ≠ subsystemen in het gezin op ≠ momenten en systemen buiten het gezin



3 stappen: 1) Ik ben iemand want ik ben deel van een systeem “Je ziet dat het een Vermeeren is”

2) Ik ben iemand want ik kan mij aanpassen aan andere systemen “Ik ben meer dan een Vermeeren”

3) Ik be...


Similar Free PDFs