Samenvatting Methodologie deel 3 - Volledig kwalitatief + kwantitatief PDF

Title Samenvatting Methodologie deel 3 - Volledig kwalitatief + kwantitatief
Course Methodologie deel 3 met werkcollege: data-analyse en rapportage
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 30
File Size 755.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 49
Total Views 144

Summary

Volledige samenvatting kwali+kwanti...


Description

METHODOLOGIE DEEL 3: SAMENVATTING KWALITATIEF DEEL Kwalitatieve data-analyse De onderzoekscyclus:

Beschrijvende onderzoeksvragen zijn niet hetzelfde als verklarende onderzoeksvragen: Beschrijvende onderzoeksvraag: Met welke ethische dilemma’s worden inspecteurs geconfronteerd in de uitoefening van hun job? Welke keuze maken ze daarbij? Verklarende onderzoeksvraag: Waarom maken ze die bepaalde keuze? Wat zijn de bepalende factoren? Data-analyse is proberen begrijpen wat er in uw data gebeurt. Eén manier om dat te doen is via een conceptueel kader. Voor je de data gaat verzamelen maak je een conceptueel kader. Daarna begin je interviews af te nemen en begint het conceptueel kader subtieler te worden. Het is misschien allemaal ingewikkelder dan je eerst dacht. De aanpak van data-analyse hangt af van het gekozen paradigma (postpositivistisch, constructivistisch of kritisch). Er is wel een elementair proces dat altijd terugkomt en dat bestaat uit twee componenten: Afbreken – coderen - labelen Je gaat de data in stukken knippen en je trekt die uit elkaar. Daarna plak je er labeltjes op en ga je coderen. Opbouwen – verbinden Je gaat de data terug met elkaar verbinden om tot een theorie te komen. Concepten en variabelen worden uiteindelijk theorieën en verhalen.

De gekozen benadering in deze cursus: Grounded theory Analysemethode van Miles & Huberman Uitganspunten van Grounded Theory: Tot theorie komen Theorie zijn concepten die met elkaar in verband worden gebracht tot een coherent raamwerk Theorie kan ook een hypothese zijn De onderzoeksvraag stuurt daarbij Via een sterk uitgewerkte procedure Nadruk ligt op cyclisch werken. Dit komt op twee manieren terug, namelijk bij het verzamelen van de data en bij het analyseren. Cyclisch data verzamelen wil zeggen dat er eerst een beetje data verzameld wordt, die ga je analyseren, vergelijken. Dan ga je opnieuw data verzamelen, etc. Cyclisch analyseren wil zeggen dat de data telkens wordt vergeleken met eerdere data en voortdurend wordt aangepast op basis van eerdere coderingen en analyses. Je gaat niet één keer door de interviews gaan, maar verschillende keren, op verschillende manieren. Met de nadruk op de inductieve weg Vertrekken van specifieke observaties en op basis daarvan komen tot een theorie over concepten en hun onderlinge verbanden. Gebaseerd op analytische inductie Maar ook met deductieve aspecten Gebruik van sensitizing concepts uit de literatuur Onderzoeker moet een theoretische gevoeligheid hebben  Deels persoonlijk talent  Deels aan te leren door goede theoretische opleiding Fasering van de analyse. Hoe ziet zo’n analyse eruit? Hoe slagen wetenschappers erin om van 20 interviews een rapport te maken? Dit is meestal een cyclisch proces op twee plaatsen in het onderzoek, namelijk bij de dataverzameling en bij de analyse. Bij de dataverzameling: Afnemen van enkele interviews Analyse van interviews Aanpassing van topiclijst Bijkomende interviews Analyse van interviews Aanpassing van topiclijst Etc. Bij de analyse: Tussentijdse conclusies in vraag stellen door nieuwe data te verzamelen Op zoek gaan naar falsificatie  Ofwel bevestiging van de theorie  Ofwel geen bevestiging van de theorie Echte falsificatie Nuance: de hypothese klopt, maar in bepaalde omstandigheden Proces van afbreken en opbouwen

Drie stappen bij de fasering van de analyse: Open coderen is het opdelen van gegevens in kleinere delen die relevant zijn voor de onderzoeksvraag en codes toekennen aan die delen. Hoe moet je die gegevens indelen? Aan de hand van de onderzoeksvraag en het conceptueel kader. Je knipt de gegevens in stukjes en plakt er labeltjes op. Axiaal coderen is het verbinden van losse codes tot een geheel rond centrale assen of axissen. Er wordt gefocust op de centrale concepten. Je gaat nog eens door de data, maar nu niet om de data in stukken te knippen maar om de data met elkaar te verbinden. Je gaat door de uitgeknipte fragmenten en bekijkt hoe die dingen met elkaar in verband staan. Je begint dingen te organiseren en rond centrale concepten te werken. Selectief coderen is de concepten met elkaar in verband brengen tot een theorie. Welke processen leiden tot welke uitkomst? Welke variatie op de onafhankelijke variabele leidt tot een variatie op de afhankelijke variabele? Vaak wordt één concept tot centrale categorie gekozen. Je begint na te denken over hypotheses. Je focust op de codes zelf en probeert die met elkaar in verband te brengen. Het verschil tussen open en axiaal coderen is moeilijk te maken omdat wij grounded theory toepassen op een relatief deductieve manier. Normaal gezien heb je geen theoretisch kader, maar omdat wij dat wel doen valt open en axiaal coderen een beetje samen. Theoretisch model is hoe het in de handboeken aangeleerd wordt: Onderzoek opzetten Open data verzamelen Open coderen Axiaal coderen Meer gerichte data verzamelen Open coderen Axiaal coderen Selectief coderen Eventueel zeer gerichte data verzamelen Rapporteren Praktijkmodel wordt het vaakst gebruikt in de praktijk: Onderzoek opzetten Data verzamelen Coderen Analyseren Rapporteren Wat doet men op tot een compromis te komen tussen het theoretisch model en het praktijkmodel? Alle data eerst verzamelen, maar eerst analyse doen op een stuk van de data. Dan tot een eerste conclusie komen en daarna pas de andere data analyseren. Dan is het een beetje zoals in de cyclus alleen kan je niet inspelen op de data verzameling want de data is al verzameld.

Kwalitatief databeheer Bij kwalitatief onderzoek moet je goed nadenken over het beheer van je data. Je moet van bij het begin goed nadenken over hoe je de data gaat beheren. Je moet dat gaan organiseren. Over welke data gaat het dan? Ruwe data (veldnotities, documenten, opname van je interview) Gedeeltelijk verwerkte data (interviewtranscriptie) Gecodeerde data (gecodeerde transcripties) Memo’s Zoekacties Analyseerschema’s Logboek Proefversies van het eindrapport Index van al het voorgaande Beheer kan met behulp van tekstverwerking of softwarepakketten voor kwalitatieve data-analyse zoals NVivo. Het eerste wat je moet doen is kennis maken met het materiaal. Als je het materiaal zelf hebt verzameld heb je een voorsprong. Je moet dus een eerste keer door de data gaan en die grondig doorlezen. Er zijn drie manieren om dat te doen: Letterlijk lezen Heel precies focussen op de woorden, op de voortgang in het gesprek, op de sequentie van gebeurtenissen Interpretatief lezen Niet alleen kijken naar de woorden, maar ook al een beetje beginnen te interpreteren, dieper kijken naar de betekenis tegen de achtergrond van het conceptueel kader. Altijd goed de onderzoeksvraag voor ogen houden, anders verlies je u in het coderen. Terwijl je de eerste keer leest, doe je dat meteen met de onderzoeksvraag in het achterhoofd. In welke mate is die zin een bijdrage tot de onderzoeksvraag? Je kan daarbij gebruik maken van theoretische memo’s. Reflexief lezen Aandacht voor de eigen rol bij het tot stand komen van het materiaal. Reflecteren over uzelf. Je denkt na over wat de data zegt over de onderzoeker. Zeer nuttig om door de data te gaan en u af te vragen wat uw rol als onderzoeker is geweest. je kan daar dan kleine reflexieve memo’s over maken. Meestal is dit proces overweldigend. Als je die interviews leest, vraag je jezelf af hoe je daarvan een wetenschappelijk rapport van gaat maken. Er zijn een aantal typische dingen die u overvallen: Alles is belangrijk – hoe ga ik de informatie reduceren? Er is geen één juiste manier om de data te analyseren. Afhankelijk van een aantal factoren zal die analyse anders verlopen. Belangrijk is dat men transparant is en de keuze goed beargumenteerd. De uiteindelijke analyse moet ondersteund zijn door de data. Niets is zoals ik het bedoeld had Respondenten antwoorden doorgaans niet in termen van het theoretisch kader. Ze komen vaak met totaal andere issues. Dat is normaal want de respondenten zijn niet bezig met die onderzoeksvraag. Het is uw job als onderzoeker om wat te respondenten vertellen te vertalen naar een theoretisch kader. Naarmate de analyse vordert zal je doorgaans wel patronen herkennen. Als dit niet zou lukken, moet je dit dan ook eerlijk vermelden. Je kan dan zeggen dat je de onderzoeksvraag niet kan beantwoorden. Probeer dan wat beschrijvender te werk te gaan.

Memo’s zijn nota’s of persoonlijke instrumenten. Het zijn zaken die je voor zelf noteert tijdens de analyse. Je moet ideeën noteren op het moment dat ze ontstaan. Zo niet verlies je het idee. Schrijf ideeën dus zo snel mogelijk op. Ideeën kunnen op alle momenten komen, niet altijd als je aan de pc zit. Dit kan tijdens de dataverzameling, tijdens de transcriptie van de interviews, tijdens de eerste kennismaking met de data en uiteraard tijdens het coderen. Je kan die nota’s registreren via een logboek, fiches, post-it’s, of in een sofwarepakket als NVivo. Er zijn verschillende soorten memo’s: Theoretische memo’s zijn memo’s die je bedenkt bij het interpretatief lezen. Je gaat de data linken aan de theorie. Reflectieve of methodologische memo’s zijn memo’s die je maakt tijdens het reflexief lezen. Als je voor de eerste keer door je interviews gaat en je merkt dat je ergens heel sturend bent geweest, kan je daar een memo van maken. Commentaarmemo’s zijn eigenlijk zoals reflectieve memo’s maar dan over andere leden van je team Grafische voorstellingen in kwantitatief onderzoek is de output van SPSS. In kwalitatief onderzoek kan je ook grafische voorstellingen hebben. Dit kunnen tabellen zijn, maar ook mindmaps, pijlenschema’s, etc. Er is bij kwalitatief onderzoek veel minder consensus over hoe je dat doet. De output is nuttig voor zowel de eigenlijke dataanalyse, maar ook voor de rapportering. Er zijn twee groepen van grafische voorstellingen: Netwerken (pijlenschema’s) Matrices (tabellen) Open coderen De 1ste fase na de algemene kennismaking is het open coderen. Dit is een traag en intens proces. Je gaat heel traag door de data, je doorloopt systematisch de tekst, je splitst de fragmenten op en aan elk fragment geef je één of meerdere codes. In de zuivere vorm heb je geen conceptueel kader vooraf en ga je puur inductief te werk. Voor dit vak werken we echter ook met deductie. Hoe doe je dat nu concreet? De centrale leidraad is de onderzoeksvraag. Dat is wat je hebt. Maar zeker bij open coderen is het belangrijk dat je een open blik houdt en dat je de data inductief laat spreken. Stel dat er zaken uit de data komen die niet meteen in de onderzoeksvraag passen, sta daar dan ook voor open. Geef er ook een code aan. De focus blijft immers de onderzoeksvraag en die kan in de loop van het onderzoek worden bijgestuurd. Drie mentale stappen bij elk fragment: Waarover gaat dit fragment? Is dit fragment relevant voor mijn onderzoek? Welke code ga ik hieraan geven? Geleidelijk aan krijg je dan een lijst met codes?. Maar eigenlijk is dit niet genoeg. Dit leidt immers tot een beschrijvende en oppervlakkige analyse. Je moet wat verder gaan en creatiever zijn. Je moet dus bijkomende vragen gaan stellen. Met andere woorden diepgang is heel belangrijk. Een aantal suggesties om diepgang te bereiken: Vragen van Charmaz Vragen van Glaser Op welke onderzoeksvraag geeft dit fragment een antwoord? Naar welk concept uit het conceptueel kader verwijst dit fragment? Wat gebeurt er? Wat is het onderliggende proces? Wees voldoende kritisch voor je eigen codering. Codeer voldoende nauwkeurig en gedetailleerd. Maar detaillering is niet altijd diepgang. Diepgang veronderstelt ook een zekere abstrahering. Je moet het conceptueel kader en de theorie in het oog houden. Je moet het grote plaatje in de gaten houden. Maak eventueel ook gebruik van werkwoorden om het dynamisch karakter te benadrukken en door de ogen van de respondent te kijken.

Twee soorten codes: Theoretische codes Geleidelijk aan opgebouwd uit de empirische data (inductief) Afgeleid uit conceptueel kader en sensitizing concepts (deductief) In-vivo codes Woorden van de respondent zelf Nauwe band tussen theoretisch kader en data Er bestaan geen duidelijke regels over hoe je open moet coderen. Dit heeft immers veel te maken met intuïtie en ervaring. Er zijn echter drie methoden te onderscheiden: Woord voor woord coderen Heel intensief Vooral bij officiële documenten of internetpagina’s Focus op woorden, hun betekenis in een bepaalde context Lijn per lijn of zin per zin coderen Meest voorkomend Dwingt tot voldoende detail Soms moeilijk om achteraf de context te zien Voorval per voorval coderen Vooral bij observatie Valstrikken bij het coderen: Projectie Bevestiging zoeken voor eigen assumpties of hypothesen. U heeft een bepaald idee over de resultaten en je gaat de data op basis van dat idee verzamelen en analyseren. Kans op bias en vertekenende resultaten. Oplossing:  Consistent coderen (heel systematisch door de data gaan en heel goed nadenken of je telkens op dezelfde manier uw logica toepast)  Coderen door verschillende personen  Dicht bij originele data blijven (mogelijk te weinig diepgang dan) Scheve steekproeven Te weinig rijkdom en diepgang door te weinig variatie in de steekproef Oplossing:  Iteratie tussen dataverzameling en data-analyse Stemming en stijl Data-analyse hangt af van je stemming. Als je een slechte dag hebt, heeft dit een invloed op de analyse. Oplossing:  Voldoende rustperiodes  Voldoende zelfreflectie Gelijkenissen niet zien Zien van gelijkenissen over fragmenten heen Zien van gelijkenissen binnen één interview Zien van gelijkenissen over de interviews heen

Een ander instrument dat je kan gebruiken bij het open coderen is een beschrijvende matrix. Dit is een tabel met rijen en kolommen. Het is goed om deze matrix tijdens het coderen naast u te leggen, zodat je de context niet verliest. Je moet weten van wie dit fragment is. Hou dit dus voor ogen terwijl je analyseert. Dit is vooral belangrijk bij interviews en focusgroepen. Wat staat er in de kolommen en de rijen? Rijen geslacht leeftijd beroep opleiding kolommen respondenten

Axiaal coderen Tijdens de volgende stap, het axiaal coderen, probeer je al wat meer organisatie aan te brengen in de data. Je probeert stilaan naar de theorie toe te werken, je komt wat losser van de data. Dat is immers de bedoeling van de analyse, namelijk tot theorie komen. Je hebt al een lijst met codes. Nu moet je daar iets mee doen, namelijk naar de theorie evolueren. Hoe doe je dat? Naar een theorie evolueren door: codes te reduceren en op te kuisen codes te clusteren in concepten Stijgen op de ladder van abstractie Je begint bij de data, de zinnetjes die de respondenten hebben uitgesproken. In het proces van coderen ga je steeds abstracter worden. Op het einde komt daar dan een conceptueel kader uit. Dit is een inductieve beweging. Concepten Een beschrijving van elementen die samen horen De werkelijkheid is echter fluïde, de grenzen tussen concepten zijn niet altijd duidelijk. Hoe scherper de randen van een concept, hoe beter. Concepten kunnen eigenschappen hebben We willen in de analyse komen tot concepten. Het concept is bijvoorbeeld de werking van de politie. Dit concept heeft verschillende eigenschappen, subconcepten of onderdelen. Je kan die concept in verschillende dimensies opdelen. Eigenschappen kunnen soms op een dimensie geplaatst worden en dan zijn die eigenschappen als waarden van een variabele bij kwantitatief onderzoek. Verschillen met kwantitatief onderzoek: Hoe zorg je ervoor dat je de diepgang behoudt bij kwalitatief onderzoek tijdens het coderen? Je moet rekening houden met de context. Dat is het voordeel van kwalitatief onderzoek en je moet zorgen dat je dit behoudt. Je moet op zoek gaan naar de condities waaronder een hypothese werkt en waaronder ze niet werkt. Hypotheses testen en op zoek gaan naar falsificaties. Het is echter zelden het geval dat een hypothese waar of niet waar is. Er is meer nuance nodig. Meestal is de hypothese maar waar onder bepaalde condities. Je zal een aantal gevallen vinden waarin de hypothese bevestigd wordt, maar ook een aantal gevallen waarin ze gefalsifieerd wordt. Je moet dan op zoek gaan naar de condities waaronder een hypothese waar is of niet. Rekening houden met de subjectiviteit van de respondent. Respondenten kunnen verschillen in hun eerlijkheid. In kwalitatief onderzoek moet je kijken wie de respondenten zijn en hoe die eerder geantwoord hebben. Sommige respondenten zijn betrouwbaarder dan anderen. Als onderzoeker moet je dit zien. Dezelfde antwoorden van andere respondenten kunnen een andere betekenis hebben voor de respondent. Om foute conclusies te vermijden moet je hiervoor oppassen.

Subjectiviteit van de onderzoeker, subjectiviteit als interviewer, sturende vragen maar ook eigen subjectiviteit in de data-analyse. Je kan heel enthousiast zijn over een bepaalde hypothese zodat je blind blijft voor de falsificatie van die hypothese. Zo krijg je een meer genuanceerde theorie. Onderzoek gaat minstens evenveel over het op zoek gaan naar condities waarin de hypothese niet waar is, dan de hypothese bevestigen. Een werkwijze voor axiaal coderen: Puzzelen met codes Intensieve denkfase Codes opkuisen en clusteren Codeerwerk verifiëren en verfijnen Horen al deze fragmenten bij deze code? Is deze code voldoende of moet ze opgesplitst worden? Codebomen maken Hiërarchische samenhang tussen codes De eeuwige vraag tijdens kwalitatieve analyse. Begin je met een uitgewerkt codeerschema of niet? Er zijn drie benaderingen: De a-priori benadering – deductief- etic Vertrekken van een voorlopig codeerschema op basis van onderzoeksvraag, literatuur, conceptueel kader, lekenhypothesen, etc. Dat schema wordt geleidelijk aan verfijnd door de analuse De inductieve benadering - emic Vertrekken van de data en de theorie borrelt daaruit op (emergence) Maar wel theoretische sensitiviteit en sensitizing concepts Geen sturend schema, maar wel een inspiratiebron Tussenpositie Een richtinggevend codeerschema Geen voorspelling van codes maar een potentiële classificatie voor codes Je hebt wel een codeerschema maar dat is niet uitgebreid. Je gebruikt concepten als inspiratie om tot codes te komen. Coding paradigm: je hebt een fenomeen, je hebt de condities en de context. Een coding paradigm is een zeer abstract schema dat je kan toepassen op alle soort onderzoek en dat je inspireert om tot codes te komen. Er worden ook memo’s geschreven tijdens het axiaal coderen. Deze worden omschreven als voorlopige analyseresultaten. Ze kunnen verschillende vormen aannemen van redelijk formele memo’s tot meer flexibele memo’s. Bij het axiaal coderen moet men zich andere vragen stellen bij een fragment. De focus ligt meer op het afbakenen van de grenzen van concepten. Waar hoort die code is het conceptueel kader? Verschillende soorten vragen: Contrastvragen Waarin verschillen twee codes Dyadische contrastvragen Triadische contrastvragen Zo extreem mogelijk  Close-in (op zoek naar verschillen tussen codes die sterk op elkaar gelijken)  Far-out (op zoek naar gelijkenissen bij codes die sterk van elkaar verschillen) Flip-flop techniek Het concept onderuit halen Wat als dit niet zo was? Heel goed met het oog op falsificatie

De conditionele relatiematrix toont de relaties tussen concepten en helpt om de concepten beter toe te lichten en met elkaar te contrasteren. Men moet streven naar een totaalbeeld van een concept. In de rijen staan de concepten en in de kolommen staat wie, wanneer, waar, waarom, hoe gevolgen, etc. De conditionele relatiematrix lijkt een beetje op een formele memo, maar is meer gestructureerd en er wordt meer nagedacht over de relaties met andere concepten. Selectief coderen De essentie van selectief coderen is het verbinden van verschillende categorieën. Het opnieuw vertellen van het verhaal van de respondenten, maar dan in de taal van het conceptueel kader. Men kan het selectief coderen starten door het zoeken naar de kerncategorie. Die categorie komt terug in alle interviews en valt te verbinden met een groot deel van de andere concepten. Deze categorie moet grounded blijven, met andere woorden ze moet aansluiten bij de originele gegevens. Zoeken naar de kerncategorie is typisch voor grounded theory en doen we niet voor de vakken methodologie. Wij werken eerder met de onafhankelijke en afhankelijke variabelen. Er zijn verschillende methoden om selectief te coderen. Het zijn allemaal methoden o...


Similar Free PDFs