Samenvatting Muziek als idee en praktijk I Francis Maes - begrippenlijst - hoofdstukken 2 tot 7 PDF

Title Samenvatting Muziek als idee en praktijk I Francis Maes - begrippenlijst - hoofdstukken 2 tot 7
Course Muziekgeschiedenis I
Institution Universiteit Gent
Pages 22
File Size 450.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 14
Total Views 35

Summary

TERMENLIJST MUZIEKGESCHIEDENIS IHOOFDSTUK 2: MUZIEK IN DE OUDHEID2 Het geschenk van de Muzen Mousike (Grieks) Verwijst naar 'het rijk van de muzen', dus een verzamelnaam voor alle kunsten van de muzen. Geassocieerd met filosofie: mousikè is een manier om te communiceren met het goddelijke. In techni...


Description

TERMENLIJST MUZIEKGESCHIEDENIS I HOOFDSTUK 2: MUZIEK IN DE OUDHEID 2.1 Het geschenk van de Muzen Mousike (Grieks) Verwijst naar 'het rijk van de muzen', dus een verzamelnaam voor alle kunsten van de muzen. Geassocieerd met filosofie: mousikè is een manier om te communiceren met het goddelijke. In technische traktaten: onderzoek van toonsystemen; methode om instrumenten te stemmen. Melos (Grieks) Muziek in strikte zin. Betekent gezongen poëzie: ligt aan basis van het muzikale begrip 'melodie'.

2.2 Het Griekse denken over muziek Monodie: gezongen door een individuele zanger Koorzang: gezongen door een groep Epinikion: mengvorm monodie en koorzang Tetraktys (Grieks) Pythagoras: idee dat muziek ontstaat uit getallenverhoudingen, waarbij de verhouding tussen toonhoogten wordt uitgedrukt via een wiskundige ratio. Mathematische verhoudingen liggen aan de basis van muzikale intervallen, muziek en kosmos beantwoorden aan dezelfde getallenverhoudingen. Dus: muziek wetenschappelijk studiedomein (deel van wiskunde en kosmologie). Muzikale intervallen worden voorgesteld via de verhouding die je verkrijgt op basis van vier getallen (1,2,3,4)  samen 10 = tetraktys = oerbeginsel van de harmonische orde van de wereld. Tetrachord Letterlijk: vier snaren. Afgeleid van tetraktys: vier opeenvolgende noten in een reine kwart.  Basis voor muziektheorie sinds de ME. Muziek der sferen (Grieks) Opvatting dat de menselijke hoorbare muziek een afstraling is van de onhoorbare muziek van het heelal. Vanaf Plato, 4de eeuw. Doorwerking in ME. Vanaf 16e eeuw: oiv neoplatonisme thema verder bediscussieerd. Mimesis Aristoteles: nabootsing, ethische kracht van muziek door haar ritmen en melodieën. Muziek dient zowel voor opvoeding als beschaafde ontspanning. 3 genera Aristoxenes van Tarente: (muziektheoreticus) gaat uit van de klank ipv van het getal (tonoi ipv harmonia) Enharmonische genus Chromatische genus Diatonische genus (later gehanteerd voor het gregoriaans: theoretici ontwierpen aan de hand hiervan een methode om melodieën te classificeren naar structurele kenmerken: kerkmodi)

2.3 Muziek in de vroege chriselijke kerken Psalmodie Eenvoudige voordracht van oudtestamentische psalmen. Ononderbroken psalmodie Gebruik om psalmen te reciteren als spirituele oefening (“Bidt zonder ophouden” – David) Officiegezang Gezangen die monniken op geregelde tijdstippen op de dag uitvoeren  structurering van de dag. Primitieve en

strenge stijl. Gezangen op teksten uit Oude Testament. Officie of getijdengebed Ontwikkeling door woestijnmonniken. Christelijke dagindeling door gebedsdiensten op vaste tijdstippen. Het cyclische tijdsbewustzijn moest christenen helpen om het lineaire tijdsbegrip van het normale leven te overstijgen en zich voor te bereiden op het tijdloze bewustzijn van het eeuwige leven. Seculiere officie Gebedsdiensten in kathedralen en kerken Monastieke officie Gebedsdiensten in kloosters (benedictijnen) Latere kerkdiensten: combinatie van vroeg-monastieke en vroeg-stedelijke officie. Nachtwake of vigilie Middernachtsgebed Mis of eucharistie Herdenking van het laatste avondmaal van Christus, centrale rite van het christendom.

2.4 Muziek in de intellectuele erfenis van de oudheid Artes Liberales Boëthius: theorie van het quadrivium: basis van de diepgaande rationalistische richting die muziek in ME inslaat. Muziek ingedeeld in drie gebieden (oiv Plato): Musica mundana Harmonie wereld en universum Musica humana Harmonie menselijk lichaam en ziel Musica instrumentalis Muziek op instrumenten.

HOOFDSTUK 3: KLINKEND GETAL EN GODS ORDE: MUZIEK IN DE ME 3.1 De gezangen van het Latijnse Christendom Gregoriaans of cantus planus Kerkelijke gezangen uit Middeleeuwen. Oudste overgeleverde muzikale repertoire. Foute toeschrijving aan paus Gregorius de Grote. Een betere term: cantus planus (= vlakke zang). Eenstemmige muziek, geen vastgelegde tijdwaarden. 8ste eeuw: Karolingische monarchie wou religieuze eenheid bereiken (politieke doelstellingen)  met hulp van Paus Hadrianus I ontstond de eenheidsritus. Cantus mensurabilis Gemeten zang: zang met vastgelegde tijdwaarden. Verschil met cantus planus: in toepassing van de schriftelijke notatie van het ritme. Pas door de tijdwaarden vast te leggen kon meerstemmige zang ontstaan. Graduale Boek dat de gezangen van het proprium voor de misviering doorheen het jaar bezit. Proprium Gezangen die wisselen naar gelang het kerkelijke feest. Ordinarium Gezangen die elke misviering terugkeren. Neumenschrift 9de eeuw: eerste vorm van muzieknotatie dmv neumen. Neumen Eenvoudige tekens die boven een tekst zijn aangebracht. Ze geven weer of een melodie stijgt of daalt. Ook gebruik van gekleurde lijnen die de toonhoogte aangeven.  Onprecies: geen toonhoogten vastgelegd. Bedoeld als geheugensteuntje voor zangers, helpt de zangers ook om nieuwe teksten te verbinden met reeds bekende melodische patronen. Neuma ‘Gebaar'. Oorspronkekjk klinkende melodie of muzikale zin. Pneuma Adem, aanduiding van de heilige geest. Nota De geschreven aanduiding van een toonhoogte. Solmisatie 11e eeuw: Guido van Arezzo: alle toonhoogten worden aangeduid met een lettergreep. Ligt aan basis van moderne systeem van solfège. Verschil met moderne systeem: slechts zes nottennamen: hexachord (opeenvolging van zes noten) + duidde geen vaste toonhoogten aan (wel intervallen). Sleutel (clave) Aanduiding op een lijn van de notenbalk, die overeenkomt met een opgegeven toonhoogte. Solfège Zangoefening (zonder tekst): training van het muzikale gehoor door middel van een muzikale zangoefening, waarbij de melodie gezongen wordt zonder de tekst en met gebruikmaking van alleen de namen van de noten, of breder: horen van afstanden tussen noten. Hexachord Opeenvolging van zes noten. Voorloper van de majeurtoonladder. Guido van Arezzo: Het patroon van de hexachord kan op meerdere toonhoogten beginnen, zoals: Hexacord naturale (C) Hexacord molle (F) Hexacord durum (G)

Diastematische notatie Notenschrift dat vaste toonhoogten aanduidt (ritme indertijd nog niet eenduidig aangeduid, veelal dmv vorm van noten) Kerkmodi (acht) Overname de diatonische genus (zie boven) uit de Griekse theorie. Die diatonische genus komt overeen met het moderne systeem van de toonladder van 7 tonen. Theoretici ontwierpen methode om melodiën te classificeren naar structurele kenmerken. Nut van dit systeem: theoretisch: liet geleerden toe om gregoriaans repertoire in verband te brengen met muziektheorie van KO. Praktisch: stelde zangers in staat de reciteertoon in de psalmodie af te stemmen op de modus van de omkaderende gezangen. Het verschil tussen de acht modi schuilt in de finalis en de reciteertoon. Finalis Eindtoon Reciteertoon De toon die in de melodie domineert, waarop de psalmodie is gebaseerd. Modus of tonus of tropus (Kerkmodi) Bepaalt begin- en eindnoten, toonomvang en belangrijke noten (zoals reciteertoon). Authentieke modi Plagale modi Afgeleide modi Tonarius Didactisch werk dat melodieën ordent via hun beginfrasen en schikt volgens de 8 modi. Melisme (melismatische zang) Meerdere tonen worden gezongen op één lettergreep. Ter decoratie van de eredienst, onderlijnen van hoogtepunten ervan, legt nadruk op de inhoud. (rijk uitgewerkt gezang) Syllabische zang Melismatische zang: één lettergreep van tekst komt overeen met één noot. Antifoon Gezang dat de psalm kadert in de liturgische context van de dag of feest. Functie: de mis verankeren in de structuur van het kerkelijke jaar. Muzikale inhoud van antifoon omkadert een psalm of magnificat (lofzang op Maria) of benedictus. (Elke heilige heeft eigen antifoon) Hymne Religieuze poëzie, gedicht in versvoeten en geordend in strofen. Zelden gebruik van reciteertoon. Niet gebonden aan feesten. (vb. Para Lingua = lofzang op het kruis van Christus) Psalmtoon Uitgewerkte melodische frase waarmee meerdere psalmverzen (vaak twee halve verzen) kunnen worden gezongen. (eindeloze reeks kan gevormd worden)Psalmtonen die moeten dienen voor de psalmverzen van het openingsgezang (introïtus) of communiegezang zijn rijker uitgewerkt dan die van de officie. Doxologie (mbt gezangen): vaste eindformules van een psalm. Introïtus of intredegezang Een feestelijk type van antifoon met psalmverzen. Het weerklinkt bij de intrede van priesters en geestelijken bij het begin van een dienst = openingsgezang van misviering. Feestelijk begin van de misviering, om dan over te gaan naar eenvoud. Communio Structureel verwant met de introïtus (feestelijk uitgewerkt). Psalmtonen die dienen voor het communiegezang van de misviering.

Offertorium Typische gezangen voor de misviering: tijdends de voorbereiding van de gaven. Responsorium Een gezang dat wordt uitgevoerd in wisselzang door een solist en koor. Werd rijkelijk versierd met melismen. Twee onderdelen van responsoria: responsorium en vers. Benadrukken van hoogtepunten van de eredienst. Grote responsoria Rijk uitgewerkte gezangen voor het nachtofficie. Graduale (zie ook terug) Moment van bezinning in de misviering, tussen de lezingen door. Tractus In vastenperiode wordt graduale vervangen door de tractus: vergelijkbaar met grote responsorium, maar gezongen door een solist, géén herhalingen. Alleluia Overwegend melismatisch. Uitroep ter ere van God. Het markeert de momenten waarin het woord wijkt voor de lofzang. Responsoriaal gezongen: solist – koor. Sequens Behoort niet tot het kernrepertoire van de dienst. Gezongen na het alleliua van de mis op feestdagen. Meeste sequensen bestaan uit verzenparen, herhaling van de bijpassende muzikale zin. Syllabisch gezongen. Ze bestaan uit: Een openingszin Een reeks van zinnenparen Een slotzin Troop Behoort niet tot kernrepertoire van de dienst. Middel om de belangrijke feestdagen extra op te smukken. Ze moeten de dienst afstemmen op lokale situaties (zoals verering van bepaalde heiligen). Een toevoeging aan het gregoriaans repertoire: toegevoegde melodische zin of een melisme zonder tekst toevoeging van woorden aan bestaande muziek bij een uitgebreid melisme (prosula) combinatie van types, zoals nieuwe tekst met nieuwe muziek

3.2 Harmonia als samenklank: de techniek van de meerstemmigheid Harmonia Verhouding tussen toonhoogten: Eenstemmige muziek De toonhoogten volgen elkaar op in tijd. Meerstemmige muziek De toonhoogten worden simultaan met elkaar gecombineerd. Polyfonie ME definitie: meerstemmige muziek Moderne definitie: bepaald type van meerstemmige muziek : meerdere melodische lijnen met elkaar gecombineerd. Homofonie Polyfonie: meerstemmige muziek waarin de stemmen ritmisch gelijk lopen. Ars combinatoria 'De kunst van het combineren': slaat op de simultane combinatie van toonhoogten. Organum Letterlijk: 'middel', het innerlijke instrument van de menselijke stem. Gregoriaans: geestelijke lofzangen als synoniem voor canticum en laus. Vox organalis Toegevoegde stem: stem die is toegevoegd aan een gregoriaanse melodie. Vox principalis

Hoofdstem: zingt de oorspronkelijk melodie. Muziek in parallelle stemvoering De toegevoegde stem blijft op (constant) dezelfde afstand van basismelodie. Diaphona (Grieks) 'apart klinken' Discantus (Latijns) 'apart zingen' Consonanten Samenklanken die welluidend klinken. Franco van Keulen: indeling van consonanten: Perfect (samenklanken lijken te versmelten) Medium Imperfect Dissonanten Samenklanken die met elkaar in wrijving komen, klinken niet-welluidend. Franco van Keulen: indeling van dissonanten: Perfect (samenklanken die meest met elkaar in wrijving komen) Imperfect (twee gecombineerde tonen die met elkaar overeen komen) Contrapunctus ME betekenis: de techniek van simultane combinatie van toonhoogten: 'punctum contra punctum' (‘noot tegen noot’) Moderne betekenis: de techniek van de combinatie van melodische lijnen (contrapunt) Bourdon Parallel zingen en aangehouden noten. Ontwikkeling meerstemmige techniek gericht op de opstelling van regels om consonanten en dissonanten met elkaar af te wisselen. Occursus e Vanaf 10 eeuw: vox orginalis en vox principalis ontmoeten elkaar op het einde (samenkomst). Res facta of cantus compositus Schriftelijk vastgelegde meerstemmige muziek. Discantus Franco van Keulen (1280): strikte noot-tegen-noot-polyfonie (contrapunctus). Stemmen lopen ritmisch parallel: alle stemmen gemeten in tijd. Organum: verschillende ritmes, niet alle stemmen gemeten in de tijd. Tenor Vanaf 12de eeuw: functie van vox principalis en vox originalis draait om: gregoriaanse melodie (vox principalis) komt in onderstem te liggen = tenor. Letterlijk ‘houden’: aangehouden notenwaarde van de onderstem, bevat gregoriaanse basismelodie. Modale ritmiek Ritmische organisatie die gebruik maakt van vaste patronen: opeenvolging van lange (longae) en korte (breves) noten. Mogelijk door de overmeestering van het ritme door de mensurale notatie (precieze aanduiding van tijdwaarden, zie onder). Clausula Voorbeeld van discantus, contrasteert met het melismatische organum. Een passage die het principe van de tenor in aangehouden noten tijdelijk verlaat: de stemmen bewegen samen in de patronen van het modale ritme. Rondellus Techniek waarin de meerstemmige textuur wordt uitgewerkt: de deelnemende stemmen wisselen 'melodisch materiaal' uit. Drie- of vierstemmige organa: enkel de tenor blijft in lange notenwaarden zingen, de bovenstemmen in modaal ritme vormen een discantus op zichzelf boven de tenor.

Franconische of mensurale notatie Franco van Keulen: toepassing van tijdmeting. Cruciaal voor de overmeestering van het ritme: invoering van notentekens met een precieze tijdsduur. Conductus Stemmen die ritmisch gelijk lopen, syllabische toonzetting. Geen 'cantus firmus' (= geen structurele stem die ontleend is aan het gregoriaans). Motet Vergelijkbaar met organum, toch een verschil: de bovenstem krijgt naast eigen muziek ook haar eigen tekst.  Uitbreiding van principe van de prosula (zie troop). 'Motetus' = stem van tekst voorzien. Triplum Bij motet: eventuele derde stem, ook van eigen tekst voorzien. Prosula Tekst die wordt toegevoegd aan een gezang. (zie troop en motet)

3.3 Een nieuwe kunst: Ars Nova Ars Nova Vernieuwing in het systeem om ritme te noteren. Nieuw: tweeledige ritmische structuren, drieledige maat (tempus perfectum) en tweeledige maat (tempus inperfectum), notenwaarden korter dan de semi breves. Komt voort uit de vorstelijke cultuur. Expressieve mogelijkheden. Jacobus van Luik: tegenstander. Voorkeur voor de Ars Antiqua (van Franco van Keulen), want deze kunstvorm laat veel imperfectie toe: ritmische indelingen in twee tijdsonderdelen.  Kadert in ME theologisch denken: 3 = perectie. Prolatio Onderverdeling van de tijd (prolatio major of prolatio minor) Isoritmische motetten Bijzondere vorm van motet. Onderscheidt zich door haar strenge mathematische constructie. Isoritmie = gelijk ritme. Mathematische constructie op basis van talea en color. Rationale constructie zit verborgen onder de hoorbare oppervlakte  ultieme realisatie van de ars musica. (zeer geleerd!) vb. bij Philippe de Vitry, Guillaume Du Fay, … Talea Gregoriaanse melodie door rusten onververdeeld in ordines. In het isoritmische motet hebben alle ordines hetzelfde ritmische patroon = talea. Color Herhaling van de melodie: melodisch patroon. Panisoritmie Toepassing van isoritmie op alle stemmen. (Isoritmie = gelijk ritme enkel toegepast op tenor) Mensurale variatie Talea wordt herhaald in een andere tempus/prolatione  verandering van maatsoort. Dits de Guillaume de Machaut (14 eeuw): schrijft 15 dits = lange gedichten die de lotgevallen van de hoge aristocraten reflecteren. De traditie van de hoofse liefde beheerst zijn lyriek. Ballade (De Machaut) Frankrijk. Wereldlijk, één van de drie formes fixes (vaste poëtische structuren). Verhalend lied in de vorm van een gedicht. Eerste genre dat polyfoon werd uitgewerkt. Rondeau

(De Machaut) Frankrijk. Wereldlijk, één van de drie formes fixes (vaste poëtische structuren). Danslied met refrein. Virelai of chanson balladé (De Machaut) Frankrijk. Wereldlijk, één van de drie formes fixes (vaste poëtische structuren). Dansmuziek (virer = draaien). Hoquetus Bijzondere polyfone techniek (combinatie van stemmen). Het ontstaat door een melodische lijn te verdelen tussen 2 of meer stemmen: ene stem zingt 1 of enkele noten en stopt; andere stem neemt het dan over. Dit geeft totaalindruk van een doorlopende melodie. vb. Hoquetus David van De Mauchaut: hoquetus in isoritmische motetten. Votiefmis Misvieringen tegen betaling opgedragen voor specifieke opdrachtgevers (meestal gericht aan Maria). Cantilena Meerstemmige zetting die uitgaat van het overwicht van de bovenstem. (zie verder: cantilena motet bij Du Fay)

HOOFDSTUK 4: WEDIJVER OM DE PERFECTIE: POLYFONIE IN DE 15 de EEUW 4.1 Centrale en laterale tradities: 1378-1420 Ars Subtilitor Centrale traditie, Frankrijk (1378-1420). Voortzetting van de Ars Nova. De technieken blijven ongewijzigd, maar meer verfijning en kunstvaardigheid (subtiele kunst). Geleerde en verfijnde kunst, op vraag van rijke opdrachtgevers: geeft uiting aan feodale luxe. Nadruk op exclusiviteit. Extreme toepassingen van technische complexiteiten van het isoritmisch motet (panisoritmie en mensurale variatie van de tenor). Canon Ongeschreven stemmen of melodische onderdelen worden afgeleid van een opgegeven of genoteerde melodie. Eenvoudigste canon: herhaling van de melodie op andere momenten. Canon is de basis van de Franse chace en Italiaanse caccia = ‘jacht’: stemmen die elkaar achtervolgen. English discant Laterale traditie, Engeland. Eigen inheemse traditie van Engeland. Methode om een bestaande gregoriaanse melodie van een bijgevoegde stem te voorzien. De stemmen zijn ritmisch gelijk  meestal een driestemmige compositie met gregoriaanse melodie in de middenstem. Cantilena motet Genre binnen de Engelse discant. Engelse tegenhanger van de Franse conductus. De teksten behoren niet tot standaard cultus en zijn vooral devotioneel (gericht aan Maria of aan de heiligen). Motet heeft in Engeland andere functie: gezongen tijdens kerkdiensten en processies. Faburden Ontstaan begin 15 de eeuw: techniek om een gregoriaanse melodie meerstemmig te zingen volgens de regels van de English discant. Trecento Italiaanse tegenhanger voor de Franse Ars Nova. Drie genres werden uitgewerkt: Madrigaal 'Gedicht in de moedertaal' (carmen matricalis). Teksten gaan vaak over liefde in een pastorale omgeving. Standaardvorm: twee of drie strofen van drie regels met dezelfde muziek, gevolgd door een ritornello (een terugkerend vormonderdeel) van één of twee regels (meestal gezongen met verandering van maatsoort). Gebruik van melismen. Ballata Tegenhanger van Franse virelai. Wereldlijk genre, 'danslied'. Vaak eenstemmig. Geestelijke variant van de ballata: de lauda (gezongen bij processies en bedevaarten). Caccia Genre dat jacht imiteert dmv canon-techniek. Verheerlijking van aristocratie.

4.2 De vijftiende eeuw: 1420 tot 1500 Concilie van Konstanz 1420: heft de tweedeling van de kerk op. Betekende voor de muziek een stimulans voor muzikale uitwisseling (stijlen en ervaringen). De complexiteiten van de Ars Subtilior verdwenen. Cantilena motet (Zie terug) Motet waarbij de bovenstem domineert. Vrijer dan het strenge isometrische motet. Context: evolutie van e het motet in 15 eeuw: vereenvoudiging naar een meer directe en expressieve kunst. Isoritmische motetten nog wel gebruikt, maar eerder voor statige en officiële gebeurtenissen. Cantilena: 'bovenstem overheerst'. vb. Bij Guillaume Du Fay Fauxbourdon Techniek die gegroeid is uit de Engelse faburden. De techniek diende om gregoriaanse gezangen meerstemmig te zingen, de melodie in de middenstem. Parallelle sextakkoorden. Eenheidsmis Context: gebruik van ME motet in de miscompositie. Zoeken naar structurele samenhang en autonomie, tijdens het esthetisch denken van de Verlicting.

Meerdelige compositie die de vijf onderdelen van het ordinarium samenbrengt in een cyclus van één componist, muzikale samenhang daardoor. Gebruik van verborgen symboliek en intellectuele verwijzingen. De ontwikkeling ervan is de eerste stap in de uitbouw van de grote meerdelige composities van latere Europese genres. Samenhang kan ontstaan door: Het gebruik van een kort motief dan in de vijf delen terugkeert Toepassing van canontechnieken Gemeenschappelijke tenor  tenormis Tenormis of cantus firmus mis Same...


Similar Free PDFs