Samenvatting voeding in de maatschappij - epidemiologie 1VD PDF

Title Samenvatting voeding in de maatschappij - epidemiologie 1VD
Author Mare Vanderheyden
Course Voeding in de maatschappij - epidemiologie
Institution Thomas More
Pages 20
File Size 564.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 10
Total Views 118

Summary

Hoofdstuk 1, 2 en 3 zijn volledig. Van hoofdstuk 4 zijn er enkele begrippen bij. ...


Description

1

Samenvatting hoofdstuk 1 voeding in de maatschappij – epidemiologie: België is een verzorgingsstaat (= gebaseerd op solidariteit, werkloosheidsuitkering, sociale zekerheid,…) met een goede gezondheidszorg met: Belangrijke begrippen:  

Preventieve gezondheidszorg (= prevalentie gegevens) = proberen te voorkomen dat een persoon ziek wordt. Curatieve gezondheidszorg = proberen op te lossen.

Verschillende echelons met het centrale criterium van 1 tot 4 (= curatief):     

Echelon 0 = mantelzorgers en zelfzorgers (= niet professionele zorg en ambulant) Eerste lijn = huisarts, algemene diëtiste,… (= drempel is laag en ambulant) Tweede lijn = psychiater, neus-keel-en oorarts, specialist, kiné… (= meestal op doorverwijzing, ambulant) Derde lijn = ziekenhuis,… (= tijdelijke opname) Vierde lijn = rusthuis, palliatief centrum, instelling voor gehandicapten,… (= voor altijd of een langdurige opname)

Belangrijke begrippen:   

Indicatiegegevens = aantal nieuwe zieken Primaire preventie = indicatiegegevens (= nieuwe zieken) doen dalen Secundaire preventie = aantal zieken doen dalen

Verschillende algemene preventies (= preventief):    

Primaire preventie (preventief) = vaccinaties, foto’s op sigaretten, fluohestjes promoten, aantal zout verminderen in voeding, bob campagne, gezonde voeding(driehoek) gaan promoten… Secundaire preventie (preventief) = mammografie, screening (voor diabetes), stoelgang onderzoek, jaarlijkse bloedname controle, uitstrijking,… Tertiaire preventie (preventief, om verdere evaluatie te vertragen van de zieken en de levenskwaliteit te verbeteren, ernst van de ziekte proberen uitstellen) = ondersteuning, aangepast dieet, iemand met reuma laten zwemmen,… Quaternaire preventie (preventief, om een zo’n aangenaam leven te behouden) = palliatieve zorg, chemo behandeling, vochttoediening, insuline, animatie in ziekenhuis/rusthuis/psychiatrisch centrum,…

Iedereen heeft een rol te spelen in het verbeteren van het voedingspatroon. Om tot goede resultaten te komen, zal er bovendien samengewerkt moeten worden. Je hebt:  Algemene preventie  Individuele preventie

2

Het preventiebeleid in België: 

Op nationaal niveau (in 2006): werd er een “Nationaal Voedings- en gezondheidsplan” gelanceerd. o Ze stelden haalbaar acties op voor verschillende domeinen. o Op Vlaams niveau (2009-2015): werd er “nieuwe gezondheidsdoelstelling rond voeding en beweging voor de periode 2009-2015” gelanceerd.

De hoofddoelstelling = “het realiseren van de gezondheidswinst en dat de bevolkingsniveau evenwichtig eet en een gezond gewicht nastreeft”. Deze hoofddoelstelling werd opgesplitst in 5 subdoelstellingen, namelijk dat tegen 2015:  Het percentage personen dat voldoende fysiek actief is gestegen met 10%.  Het percentage sedentaire personen (= persoon die op een dezelfde plek blijft wonen) daalt met 10%.  Het percentage moeders dat begint met borstvoeding te geven gaat stijgen.  Het percentage gaat stijgen met mensen die de evenwichtige aanbevelingen van de actieve voedingsdriehoek gaan volgen.  Het percentage personen met een gezond gewicht blijft behouden. “Health is in all policies” = “gezondheid in alle beleidsmaatregelen”

Voedingsgewoonten:   

Voedingsgedrag: hoe mensen omgaan met hun voeding. Dit wordt o.a. bepaald door persoonsgebonden factoren. o Niveau: persoonlijk gebonden Voedingsgewoonten: een steeds terugkerend gedrag. Bijvoorbeeld: vrijdag frietjesdag. o Niveau: gezin gebonden Voedingspatroon: de wijze waarop een individu, groep of volk. Bijvoorbeeld: hier hebben we een normaal ontbijt, in Amerika is dit warm en uitgebreider. o Niveau: groep gebonden

Verzamelen van voedselconsumptiegegevens: Het verzamelen van voedselconsumptiegegevens kan bij verschillende domeinen:  Hulpverlening (bijvoorbeeld: zelfstandige praktijk, klinische setting)  Epidemiologisch onderzoek (bijvoorbeeld: gezondheidsenquête)  Marktonderzoek (bijvoorbeeld: meest gegeten stuk fruit)  Huishoudbudgetonderzoek (bijvoorbeeld: waar wordt meeste geld aan gegeven)  Wetenschappelijk onderzoek Er zijn verschillende manieren om voedselconsumptie te achterhalen:  Werken met biomerkers  Dubbele portietechniek  Voedingsanamnese  Mondelinge technieken: o 24h recall o Dietary history o Mondelinge voedselfrequentielijst  Schriftelijke technieken: o Schriftelijke voedselfrequentielijst 3

o Eetdagboek (of via een app) Werken met biomerkers:  Het meten van bepaalde variabelen in het menselijk weefsel en de uitscheidingsproducten die verband houden met de opname van een bepaald voedingsstof. o Voorbeeld: een bloedanalyse, voor extra gegevens bij wetenschappelijke onderzoek.  Voordelen: o Betrouwbaarder dan cijfers in voedingsmiddelentabellen (dit omwille van de grote variaties Na in voeding) o Het rekent af met de biologische beschikbaarheid  Nadelen: o Kostbaar o Er zijn verschillende determinanten die de concentratie van weefsel bepalen o Het is voor sommige voedingsstoffen (zoals koolhydraten, vetten) niet beschikbaar Dubbele portietechniek:  Een methode waarbij eenzelfde portie en soort voedsel als wat gegeten werd chemisch geanalyseerd wordt. o Voorbeeld: 2 borden maken met juist hetzelfde, 1tje aan de kant houden, andere opeten en overschot samen met de andere opsturen voor een chemische analyse.  Voordelen: o Een valide methode o Wordt eerder gebruikt voor experimenten en studies  Nadelen: o Het is duur en tijdrovend, afhankelijk van de gebruikte analysemethode Voedingsanamnese (= schatting):  Het is een verzamelnaam voor verschillende technieken om de voedselconsumptie van een persoon te schatten. De keuze van welke methode er wordt gebruikt, is afhankelijk van het doel, de doelgroep en de beschikbare middelen.  Doel: o Individuele gegevens verzamelen over de voeding van de cliënt. Om een zo goed mogelijk voedings- of dieetadvies te laten aansluiten op de cliënt zijn voedingsgewoonten.  Doelgroep: o Afhankelijk van de doelgroep (kinderen, dementen, andersvaliden,…) ga je u dieet moeten aanpassen. o Bijvoorbeeld: dieet aanpassen voor een nierpatiënt, een allergenendieet,…  Beschikbare middelen Mondelinge technieken:  Bij deze methoden wordt de voedselconsumptie van een bepaald tijd uit het verleden bevraagd. De gegevens worden verzameld, door middel van een interview.  Voor- en nadelen: o Verduidelijking krijgen over de voedselconsumptie o Het kan een belasting zijn voor je cliënt o Het geheugen van je cliënt speelt een belangrijke rol o Niet meer herinneren van aantal consumpties, kan leiden tot een onvolledige voedselamnese. 4

24h recall:  Er wordt gevraagd naar wat en hoeveel de cliënt in de afgelopen 24 uur heeft gegeten en gedronken. In chronologische volgorde van het opstaan, tot de vorige dag, tot het opstaan voor het gesprek.  De afname duurt ongeveer 10-15 minuten.  De diëtiste krijgt snel een eerste indruk over het maaltijdenpatroon.  Er wordt sterk aangeraden om de 24h recall nog eens te herhalen om een juist beeld te krijgen over het maaltijdenpatroon van de cliënt. Dietary history:  Dit is een mondelinge bevraging over een week om een beeld de krijgen over de cliënt zijn voedingsgewoonten.  De gebruikelijke voeding wordt doorgenomen en geregistreerd op een al dan niet voorgestructureerd registratieformulier.  Een beknopte dietary history duurt ongeveer 20-30 minuten (meest gebruikt bij een diëtistenpraktijk).  Een uitgebreide dietary history duurt ongeveer 1-1,5 uur (meest gebruikt bij wetenschappelijk onderzoek).  Er wordt sterk aangeraden om het weekend apart te bekijken. Dit omdat hier vaak de voedingsgewoonten sterk verschillen.  Het is betrouwbaarder, omdat je een langere tijdspanne bevraagd. Mondelinge voedselfrequentielijst (= schatting):  Hiermee kan worden geschat hoe vaak bepaalde voedingsmiddelen geconsumeerd worden gedurende en specifieke periode.  Er wordt gewerkt met een vragenlijst.  De duur wordt bepaald door de soort van vragenlijst. De verwerking kan snel gaan, zeker als het elektronisch wordt ingevuld.  Op een eenvoudige en snelle manier een indruk te krijgen van de gebruikte voeding.  Wordt vooral gebruikt, om grote groepen te bevragen.  Kan ook gebruik gemaakt worden van een kwantitatieve voedselfrequentievragenlijst (= bevraging van aantallen). Schriftelijke technieken: Schriftelijke voedselfrequentielijst:  Lijkt sterk op de mondelinge voedselfrequentielijst.  Er wordt ook beroep gedaan op het geheugen.  Er is geen gespecialiseerd persoon meer nodig, het kan ook via de computer afgenomen worden.  Er is een goede instructie vooraf nodig, om te voorkomen dat cliënt later terugbelt. Eetdagboek (of via een app):  Er worden gegevens verzameld door middel van het wegen of schatten van het geconsumeerd voedsel of drank.  De cliënt noteert wat hij gegeten of gedronken heeft, dit gedurende één of meerdere dagen.  Afhankelijk van de gewenste nauwkeurigheid zijn er volgende mogelijkheden: o Estimated record methode: alles wat gegeten en gedronken wordt, wordt genoteerd en geschat in maten. o Weighed methode: alles wat gegeten en gedronken wordt, wordt eerst gewogen. 5

Observed methode: voedingsmiddelen worden gewogen door de diëtiste en deze blijft een aantal uren per dag in het gezin. Het is duur en belastend. Voordelen: o Er wordt beroep gedaan op het geheugen van de cliënt. o Alles wat gewogen of geschat is en op papier is gezet, geeft een vrij nauwkeurige gegevens. o Het zelf noteren van wat je eet zou het bewustzijn rond eten verhogen. o De afname is weinig tijdrovend. o





Nadelen: o Het vraagt veel tijd en motivatie. Hierdoor is niet iedereen bereid om aan deel te nemen. o Het kan een remmend effect zijn op de voedselinname. o Het is minder betrouwbaar, want de cliënt kan dingen wegdoen of bijvoegen.

Hulpmiddelen bij het afnemen van een voedingsanamnese:  Lege verpakkingen  Portiegroottes op afbeeldingen (= het portiegrotenboek)

Samenvatting hoofdstuk 2 voeding in de maatschappij – epidemiologie: Maatschappelijke factoren die invloed hebben op het ontstaan van voedingspatronen: Geografische en klimatologische factoren:  ls het warm weer is, drink je meer en eet je kouder  Teelt van rijst  Wisselende teelt, seizoensverandering Technologische ontwikkelingen:  Microgolf 6

 

Bereide maaltijden, druiven zonder pitten, diepvriesgroenten Tansport van uit buitenland

Economische en politieke factoren:  Leggen van gezondheidstaxen  Boycotten van bijvoorbeeld peerteelt uit een ander land  zodat ze minder inkomsten hebben Culturele factoren:  Halal (producten gekoppeld aan relegie)  Manier van klaarmaken  Grieken maken ze extra eten zodat als iemand langskomt, ze kunnen mee-eten  Alles opeten van wat op je bord ligt  In andere culturen laten ze vaak iets liggen om te laten merken dat ze genoeg hebben  Slurpen of boeren aan tafel  Gebruik van hondenvlees, kattenvlees, rundsvlees,… Sociale factoren:  Bij verjaardagsfeestjes  De voorbeeldfunctie van de ouders  Aanbieden van eten en drinken is een vorm van gastvrijheid  Sportwereld, mensen waar je naar opkijkt,… kunnen je eetgedrag beïnvloeden Sociale functies van eten:  Genot-of gastronomische functie: o Eten omdat je iets lekker vindt  Eigen identiteit: o Vegetarisch/veganist  Religieuze belvenis: o Halal  Communicatiemiddel: o Zakenpartners die samen gaan eten o Om te zeggen dat je iemand graag ziet zoals bijvoorbeeld: zijn/haar lievelingseten maken  Status: o Oesters, kreeft, kaviar  Invloed/macht: o Beloningsmiddel o Om te straffen o Voedselbedeling  afhankelijk worden van iemand o Hongerstaking Historische terugblik op het onstaan van voedingspatronen:  Omnivoor (= alleseter)  voorlopers van de mens  Verzamelaar – quasi vegatarisch  eerste mens  Jager/verzamelaar – ook dierlijk  meer ontwikkelde mens o Vuur bij de jacht: werktuigen aanpassen o Vuur bij de bereiding: voor vlees te bakken, verteerbaarheid, houdbaarheid

Domensticatie (= van wilde dieren, huisdieren maken) van planten en dieren:  Landbouw en veehouderij 7

  

Voedselvoorraden: conserveren, pekelen,… Arbeidsverdelingen Komst van voedingspatronen

Verspreiding van voedsel:  Handel, oorlog, migratie, kolonisatie  Nieuw voedsel: Voorbeeld aardappel: o Goedkoop = economisch voordeel o Lekker = subjectief voordel o Passen goed in ons voedingspatroon = inpasbaar o Je kan ze hier kweken = verbouwen

Pre-industriel voedingspatroon van de late middeleeuwen:  Granen (brood, pap), aardappel  Beperkt vlees  Bier  Weinig variatie (omdat je zelf moest kweken)  Weinig groenten en fruit  Zwaar verteerbaar  Grote hoeveelheden  Weinig geraffineerd (omdat ze de industrie er niet voor hadden)  Weinig vetten (omdat je geen vetten zoals nu had)  Seizoensinvloed

Recente evoluties in voedingsgewoonten: Cijfersgegevens:

8



Economische verbruiksgegevens: o Productie-, import en exportdate o Correcties (eetbaar gedeelte)



Gezondheidsenquête:

o o o o 

Ze doen dit om de 3 jaar, bij een grote groep mensen Gezondheidstoestand, preventie, medische compsumptie Gezondheid en samenleving Leefstijl (= lichamelijke activiteit, drugs, sexualiteit, voeding, gezondheid,…)

Nationale voedselcompsumtie: o Door sciensano o Rapporten, doelstellingen, methode

Recente evoluties:  Technologische ontwikkelingen: o Globaliseringen, internationaliseringen  Transport (koel), meer aanbod, ander voedsel



o

Hoogtechnologische producten  Gemaksvoedsel (bijvoorbeeld: gesneden groenten)  Gezelligheidsvoedsel

o

Lokaal voedsel  Bio trend  Ecologisch en duurzaam denken

o o

Kant- en klaarproducten Portieverpakkingen  Voor alleenstaande/ 2 personen  Nieuw-samengesteld gezin

o

Suiker, vet en vlees  Alternatieven voor suiker (komt in volume wel niet overeen met gewone suiker), vetten (verschillende soorten olies) en vlees (vlees-vervangers)

o

Novel food (= voedsel dat door hun samenstelling, oorsprong of productie nog niet eerder op de markt werd aangeboden).  Nieuw eten van 1997  Novel food-dossier (= kunnen aantonen dat het voedsel veilig is)

o

Functional foods (= voedingsmiddelen die een positief gezondheidseffect hebben op het lichaam).  Chiazaad  Vitaalbrood met prebioticum vezels = voor de darmflora te verbeteren  Lijnzaad  Probiotica = goede bacteriën (bijvoorbeeld actimel, yacoult,…)

Ontwikkelingen distributiesector: o Nieuwe aankoopkanalen- en momenten  Langere openingsuren o

9

Impulsaankopen  Door reclame  Snoep, kauwgom aan kassa

10

o

Continu beschikbaarheid  Ook online  Nachtwinkels

o

Convience stores  Automaten (voor soep, bereide maaltijden, pasta,…)  Tankstations



Maatschappelijke evoluties in het consumentengedrag: o Wisselwerking tussen consument en producent  Vraag en aanbod  Gemak van bijvoorbeeld drinkflessen met sportdop of houder voor fruit



Verschillende derminanten kunnen voedselkeuze bepalen: o Biologische determinanten: smaak o Economische determinanten: kostprijs, beschikbaarheid o Sociale determinanten: invloed van familie en leefstijdsgenoten o Attidus ten aanzien van voedselveiligheid en gezondheid: kiezen voor kwalitiet of in functie van het geweten (bijvoorbeeld; fait trade, biologisch, duurzaam, …)



De 5g’s: o Gemakkelijk o Gezond o Genot (= lekker) o Goedkoop o Geweten (= vegetarisch, duurzaam)



Beïnvloede variabelen niet iedereen stelt dezelfde eisen (bijvoorbeeld: voor een kind is enkel het genot belangrijk maar voor de ouder is de prijs belangrijker) o Leeftijd o Opleiding (bijvoorbeeld: hoe je geschoold bent, je ervaring in de keuken) o Geslacht (bijvoorbeeld: mannen minder geïnteresseerd in gezonde voeding) o Gezinssamenstelling (bijvoorbeeld: mensen die alleen zijn eten anders) o Woonplaats (stad of platteland) o Inkomen o Religie o Maatschappelijk engagement/waarde



Nieuwste trends in consumentengedrag o Interesse voor gezondheid o Kwaliteit van voedsel o Fast food o Lokale producten

o o o o o o

Take out – take home Van huishoudelijke naar professionele bereiding Vaker en later buitenshuis eten Slow food Minder traditioneel eten Verhoogde informatiebehoefte

Samenvatting hoofdstuk 3 voeding in de maatschappij – epidemiologie: Inleiding budget:  Verzorgingsstaat 11

   

Gemiddeld inkomen stijgt, maar kloof tussen arm en rijk wordt groter Miniumbudget voor gezonde voeding Consumptiemaatschappij  vaak bezuinigen op voeding Begeleiding voor budgetbeheer

Plaats van de voeding in het huishoudbudget:  Absoluut (= iets apart gezien)  Relatief (= t.o.v. iets anders) Variabelen voedingsbudget:  Inkomen  Gezinsgrootte  Behoefte Prijsbepalende factoren:  Herkomst: inport/export  Plaats van aankoop: markt/supermarkt (delhaize, aldi, slager,…)/speciaalzaak,…  Woonplaats, winkels, tijd en gelegenheid: dit hangt allemaal samen  Vraag en aanbod: mondmaskers, bepaalde dingen worden duurder tegen kerstmis,…  Seizoen, oogst, aanvoer: hangt samen  Kwaliteit: kleine/grote aardbeien, soort winkel,…  Bewerkingen: curryworsten, bloem  pasta  Gezinsgrootte en – samenstelling: alleenstaand,groot gezin,samengesteld gezin,…  Behoefte: enkel noodzakelijke dingen kopen, extra’s kopen,…  Kookkunsten: ervaring in de keuken, creatief omspringen met restjes, zelf confituur maken met voeding van eigen kweek (uit de tuin),…  Promoties: koppelverkopen, klantenkaart, kortingen,…  Bewaarmogelijkheden: met een diepvries kan je geld besparen,…  Merken: huismerken, nutella, boni, echte merken, merk van schoenen,…  Eigen tuin: zelf groenten/fruit kweken,…  Vrienden: invloed van vrienden, niet willen onderdoen,…  Feestdagen: meer (duurdere) voeding, uitgebreider eten als normaal,… Verantwoord bezuinigen op voeding:  Basisprincipes:  Subsitutie (= blijven gebruiken, maar vervangen door goedkoper alternatief)  Afwijzing (= niet meer gebruiken en geen alternatief gebruiken)  Voorwaarden:  Moet honger stillen  Moet dorst lessen  Moet aantrekkelijk blijven  Moet even gezond blijven (volgens de aanbevelingen) Algemene bezuinigingstips:  Goedkopere winkel zoeken  Goedkoper merk zoeken (bijvoorbeeld: een huismerk)  Koop voedingsmiddelen die in promotie zijn  Later op de dag gaan winkelen, dan zijn er dikwijls koopjes  Verrijkte producten zijn meestal duurder (bijvoorbeeld: yaghourt met extra eiwitten)  Ga niet met een lege maag winkelen  impulsaankopen  Maak het zelf maak gebruik van een weekmenu met een weekbudget Stellingen:  “Gezonde voeding is duur.”

12

o

o o o

Standpunt: wij vinden het deels waar en deels niet. Maar als je oplet waar je iets koopt zoals bijvoorbeeld bij de boer en alles zelf maakt dan kan gezond eten ook goedkoop zijn. Groenten en fruit zijn niet het duurste in de winkel dat er is want bijvoorbeeld vlees en zoetigheden zijn in verhouding duurder. Het begrip gezondheid is persoonlijk voor iedereen. Diepvriesproducten van bijvoorbeeld fruit en groenten zijn zowel gezond als goedkoop.



“Gezonde voeding is duur, maar op lange termijn goedkoper.” o Standpunt: wij vinden het deels waar en deels niet. Als je creatief je restjes kan opwerken, ook als je promoties op grote prodcuten koopt dan kan je hier langer mee. o Preventie  overgewicht, roken, ongezond eten, terugbetaling zonnencrème, terugbetaling sportlidmaatschap, eerste consult bij een diëtiste terugbetaald,... o Minder dokterskosten  door u gezonde levensstijl.



“Beperkt budget: men mag niet verwacht dat men geld uitgeeft aan voedsel dat men niet lekker vindt.” o Standpunt: wij vinden dat je di...


Similar Free PDFs