Title | Theorie examen - Samenvatting Financiële planning alle begrippen... |
---|---|
Course | Financiële planning voor events |
Institution | Karel de Grote Hogeschool |
Pages | 4 |
File Size | 102.8 KB |
File Type | |
Total Downloads | 73 |
Total Views | 175 |
Samenvatting Financiële planning alle begrippen......
Financiële planning Omzet = Al het geld dat binnenkomt Resultaat = Omzet – alle kosten Break-Even = net uit uw kosten geraken ( noch winst, noch verlies) Budgetteren = berekeningen maken op basis van kosten en opbrengsten Kostprijs = de som van de kosten nodig voor de realisatie van een bepaalde prestatie
Resultaat = opbrengst- kosten Winst = opbrengst > kosten Verlies = kosten > opbrengst Break even = kosten = obrengst
Liquide middelen = geld Inkomst en uitgave is pas wanneer het geld van je rekening gaat wanneer je het niet meer hebt.
Opbrengst is niet noodzakelijk een inkomst Kost per definitie wel een uitgave Kosten en opbrengsten resultatenrekening (boekhouden) Inkomsten en uitgave kasboek of post liquide op de balans
Een evenement mag verlies maken. Evenementenbureaus willen wel winst maken Richtbudget = helemaal in het begin al een ruwe schatting maken en laat zien of het haalbaar is met het budget Budgetcontrole: budgettaire overwegingen bij het nemen van beslissingen tijdens de voorbereiding van het evenement Bekijken van het eindresultaat: staan de opbrengsten in verhouding met de geleverde prestaties? een geslaagd evenement betekent ook budgettair geslaagd! Smart principe: Specifiek Meetbaar Aanvaardbaar Realistisch Tijd
Budgetsoorten en budgettechnieken Masterbudgetten Budgetten voor een hele onderneming of een volledig evenement Bestaan uit verschillende deelbudgetten Deelbudgetten Budgetten voor een afdeling van een onderneming of onderdeel van een evenement Top-down approach Beginnen met een overall-plan en op basis hiervan de diverse deelplannen afleiden Bottom-up approach Beginnen met de gedetailleerde plannen om deze vervolgens in elkaar te schuiven tot een masterbudget Verschillen in aanpak bij budgetopmaak Traditioneel of statisch budgetteren: één masterbudget voor één welbepaald omzetniveau Het flexibel budget: meerdere masterbudgetten afhankelijk van verschillen in omzetniveau Continue of roterende budgettering: op regelmatige basis het budget aanpassen in functie van de gerealiseerde activiteiten Verschillen in startpunt bij budgetopmaak Zero base budgeting: er wordt geen rekening gehouden met aanwezige middelen, men vertrekt van nul Voordeel: kostenbeheersing Nadeel: tijdrovend Incrementele of aanwasbudgettering: aanwezige middelen worden gezien als gerechtvaardigd, alleen budgetwijzigingen moeten worden verantwoord Verschillen in startpunt bij budgetopmaak Activity based budgeting: kosten budgetteren in functie van activiteiten die noodzakelijk zijn om ondernemingsdoelstellingen te bereiken
Les 2 ORGANISATOR = PARTICULIER (kan ook evenementenbureau zijn) Eenmalig evenement = geen btw Meerdermalig evenement = 6% tickets, 21% drank Bedrijf betaalt altijd 21% btw
B2C = Business to consumer dus iedereen is welkom B2B = Business to business dus een bepaald doelpubliek B2C werkt in opdracht van eindklant B2B werkt in opdracht van ander evenementenkantoor
Vast bedrag = flat fee Budget = totaal bedrag inclusief vergoeding evenementenkantoor - Op voorhand vastgelegd met de klant
Gepresteerde uren Factureren aan klant op basis van gewerkte uren Prijs/uur hangt af van functie
Vast percentage Je rekent klant % van totaalbudget aan - % wordt op voorhand vastgelegd
Commissie •
Leveranciers geven vaak professionele kortingen
•
Verkregen kortingen = inkomst voor het evenementenkantoor
•
Je factureert de prijs voor particulieren door aan de klant
Opslag •
Je rekent de klant meer aan dan het bedrag dat je zelf betaalt, exclusief verkregen kortingen
•
Weinig toegepast in de praktijk
•
Risico: klant kan de ‘echte’ prijs te weten komen
Gemengde vormen •
Twee of meer vergoedingsvormen worden gecombineerd
•
Veelvoorkomend in de praktijk
•
Vb. Vast bedrag aanvullen met commissies...