Van interview naar verslag - studentenversie PDF

Title Van interview naar verslag - studentenversie
Course Corporate Finance
Institution Arteveldehogeschool
Pages 17
File Size 552.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 19
Total Views 140

Summary

Samenvatting heel het vak...


Description

Van interview naar verslag

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

1

Interview - de juiste vragen stellen

3

Welke vragen stel je best?

4

Gesloten vragen

4

Open vragen

4

Van interview naar verslag

5

Lezen - samenvatten - schrijven

5

Intro

5

Waar moet je op letten als je samenvat?

5

Hoe ga je dan aan de slag om een interview samen te vatten?

6

Fase 1 - verken je tekst: oriëntatie

6

Fase 2 - ontdek diagonaal

7

Fase 3 – lees globaal

7

Fase 4 - lees intensief

9

Fase 5 - vat samen

10

Schrijfstijl in zakelijke samenvatting en zakelijk verslag

11

Perspectief

11

Register

11

Stijlfouten

11

Aantrekkelijke lay-out

13

Checklist samenvatten

14

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

2

Interview - de juiste vragen stellen Tijdens de kijkstage interview je jouw manager (vraag op voorhand of dit oké is en hij/zij hier tijd voor kan maken). Je stelt hem of haar gerichte vragen over verschillende onderwerpen die in T&MD1 aan bod komen (zie opdrachtomschrijving kijkstage 1 T&MD) en dus niet over zaken die je zelf op internet kan terugvinden. De bedoeling is na te gaan hoe de theorie in de praktijk aangepakt wordt en dus te weten hoe managementtaken in de praktijk gebeuren.

Belangrijke tips en voorwaarden voor het interview: Zoek op voorhand info over jouw gesprekspartners en over de thema’s waarover je vragen zal stellen. Vermijd vragen te stellen over info die gemakkelijk te vinden is (op de website, enz.). Je moet professioneel overkomen. Bereid de vragen die je zal stellen op voorhand voor. Je moet minstens 10 vragen stellen die verband houden met managementthema’s (zie verder). Daarnaast stel je ook enkele vragen die een link hebben met jouw persoonlijke professionele ontwikkeling. Hou bij de opstelling van je vragenlijst zeker rekening met de output voor het rapport (cfr. Onderdeel 6 en 7 van het kijkstageverslag). Denk op voorhand na hoe je de antwoorden zal vastleggen. Je moet er immers later een diepgaand verslag over schrijven en de link kunnen maken tussen de gekregen antwoorden en de theorie van T&MD1 (zie verder). In semester 1 moet je vragen stellen over de volgende thema’s (zie hieronder). Elk thema moet aan bod komen tijdens het interview (voor meer info zie opdrachtomschrijving kijkstage 1 T&MD). Management (CB01) Planning (CB02) Besluitvorming (CB04) Strategisch management (CB05) Eigen professionele ontwikkeling (cfr. Persoonlijke gesprekken leercoach en Tapastest).

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

3

Welke vragen stel je best? Er zijn twee soorten vragen:

Gesloten vragen Ja-neevragen Ja-neevragen laten maar twee antwoordmogelijkheden toe. Ze leveren een duidelijk antwoord. Ze zijn geschikt om snel een aantal feiten te achterhalen of informatie te verifiëren Suggestieve vragen Suggestieve vagen zijn de meest gesloten vragen die er zijn. Ze drukken een mening uit, verpakt in een vraag. De ander krijgt nauwelijks ruimte om iets anders te beweren, tenzij hij in de verdediging gaat. ‘Mooie film, hé’ ‘Vind je ook niet dat het al laat is?’

Open vragen Open vragen lokken langere antwoorden uit, behalve als ze gericht naar bepaalde feiten peilen en er maar één antwoord mogelijk is: wie, hoeveel, waar, wanneer en samenstellingen die beginnen met ‘hoe’. In tegenstelling tot gesloten vragen beginnen ze nooit met een werkwoord. Een open vraag geeft de ander meer vrijheid, nodigt meer uit om te vertellen of om bijkomende uitleg te geven. Ze zijn geschikt om te peilen naar intenties, ervaringen, gevoelens en meningen. Degene die antwoordt, kan eigen accenten leggen en bepaalt zelf hoe uitgekiend het antwoord is. Typische vraagwoorden bij open vragen zijn wat, hoe, waarom, welk(e), waarover … De waaromvraag is een effectieve vraag om achterliggende intenties en redenen te achterhalen. Maar het is ook een vraag die mensen het gevoel kan geven dat ze zich moeten verantwoorden, met defensieve reacties tot gevolg. Vooral in combinatie met de woorden ‘niet’ of ‘maar’. ‘Waarom heb je niet gewacht?’ Beter is: ‘Hoe komt het dat je niet hebt gewacht?’ ‘Maar waarom durf je het hem niet te zeggen?’ Beter is: ‘Wat houdt je tegen om het hem te zeggen?’ ‘Waarom heb je dat gedaan?’ Beter is: ‘Wat is de reden dat je dat hebt gedaan?’ ‘Waarom heb je die beslissing genomen?’ Beter is: ‘Welke overwegingen hebben je die beslissing doen nemen?’ Conclusie: voor jullie interview zijn open vragen de beste optie. Tip: Wees niet bang om vervolgvragen (= verdiepende vragen) te stellen. Let wel op dat je geen ja-neevragen en suggestieve vragen stelt.

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

4

Van interview naar verslag Lezen - samenvatten - schrijven

Intro Iemand interviewen is doelgericht vragen stellen. Je luistert naar en spreekt met iemand en daarna moet je in staat zijn om nadien de meest relevante info in een notendop te kunnen samenvatten. Dit betekent dat je de grote lijnen van het interview heel goed moet onderscheiden. Soms zal je ook gevraagd worden om wat meer details te kennen: een anekdote, een voorbeeld … Je moet met andere woorden hoofd- van bijzaken kunnen onderscheiden, maar een goed voorbeeld of een rake anekdote kunnen in je tekst ook de hoofdlijnen verduidelijken. Zorg dus dat je interview voldoende inhoud heeft!

Waar moet je op letten als je samenvat? De samenvatting van je tekst is Objectief

Je vermijdt kritische beschouwingen of vragen in dit onderdeel. In een samenvatting geef je enkel de inhoud van je bron(nen) weer.

Representatief

Je neemt alle belangrijke inhoud van het interview op.

In je eigen woorden Je herschrijft, parafraseert dus wat je hebt gelezen.

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

5

Hoe ga je dan aan de slag om een interview samen te vatten? De essentie van de tekst achterhaal je door het centrale thema te detecteren. Om dat te kunnen, doorloop je best de volgende fasen (De Wachter en Van Soom, 2010).

Fase 1 - verken je tekst: oriëntatie TEKST Auteur (kaderen in andere teksten, lessen, opvattingen, referentie momenteel (autoriteit) …) Titel / ondertitel / lead van de tekst Datum van verschijnen (actueel of niet)

Bron

Oefening 1 – LEZEN: interview Wouter Torfs Bekijk per twee het interview met Wouter Torfs. Oriënteer jezelf als lezer. Bespreek de aspecten: - Geef de kernwoorden uit de titel/ondertitel/lead van de tekst. - Wat weet je over de auteur van de tekst/”opiniemaker” in de tekst? - Wat vertelt de datum van verschijnen jou over de tekst? - Wat weet je over de bron van de tekst?

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

6

Fase 2 - ontdek diagonaal In een tweede fase lees je diagonaal / ontdek je diagonaal info, je ontdekt dan wat nuttig is om door te nemen in functie van je doel. Bekijk daartoe de volgende parameters:

TEKST Inhoudsopgave (bij een boek) Eventueel figuren, grafieken, afbeeldingen, tekstkaders, foto’s met onderschrift Tussenkopjes

Opbouw hoofdstukken / onderdelen (hoofdstukken kunnen gelijkaardig zijn opgebouwd, bijvoorbeeld beginnen met doelstellingen, eindigen met samenvatten …)

Fase 3 – lees globaal In een derde fase lees je globaal. Je weet dan immers wat er in de tekst zinvol voor je is om te onthouden. Lees nog geen details, maar concentreer je op de hoofdlijnen. Belangrijk zijn dan de volgende aspecten:

TEKST Over welke tekstsoort gaat het (doel)? Informatief, persuasief, opiniërend, activerend, diverterend? Hoe weet je dat het om die tekstsoort gaat? Beschrijf het centrale thema van de tekst. Haal daartoe de (terugkerende) kernwoorden uit: - titel / ondertitel van een tekst - tussenkopjes - eerste en laatste alinea van de tekst - …

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

7

Oefening 2 - LEZEN: interview Wouter Torfs 1. Lees de tekst globaal. Los op: - Over welke tekstsoort gaat het (doel)? Informatief, persuasief, opiniërend, activerend, diverterend? - Hoe weet je dat het om die tekstsoort gaat? 2. Beschrijf het centrale thema van de tekst. Haal daartoe de (terugkerende) kernwoorden uit: - Titel/ondertitel van een tekst - Tussenkopjes - Eerste en laatste alinea van de tekst - …

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

8

Fase 4 - lees intensief In een volgende fase lees je intensief. Daar hoort een (gedetailleerd) schema maken bij. LEZEN Vraag je bij elke alinea af wat de belangrijkste zin is in functie van het thema van de tekst of het thema van een onderdeel van de tekst. (vaak is dat de eerste of laatste zin). Vooraleer je samenvat, maak je eerst een schema. Dat doe je op basis van een vragenschema. Zo verplicht je jezelf om de tekst niet alinea na alinea letterlijk over te nemen, maar er enkel de hoofdlijnen uit te halen. De techniek zorgt er ook voor dat je een duidelijke lijn vindt in de tekst. Wordt een probleem uitgelegd? Wordt een advies geformuleerd? Wordt een onderzoek beschreven? Geeft de spreker een betoog om een bepaald advies in te voeren? Bespreekt hij de voordelen van een bepaald fenomeen? 1. Maak een schema op basis van vaste vragenstructuren. 2. Herformuleer de tekst door je schema om te zetten in tekst. Wie? Wie heeft de tekst geschreven? Wie poneert hier een stelling? Of: Over wie gaat het in de tekst? Wie wordt er geïnterviewd? Wat? Het antwoord op die vraag is de onderzoeksvraag of de probleemstelling Waar? Hiermee ga je geografisch situeren. Wanneer? Hiermee situeer je in de tijd; belangrijk is vooral hoe oud het onderzoek, fenomeen of probleem is waar in de tekst sprake van is. Hoe? Geeft de methodologie aan. Waarom? De motivatie van het onderzoek of waarom er over de probleemstelling of het fenomeen wordt gesproken. Je mag niet meer dan vijf hoofddelen hebben in je schema.

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

9

OEFENING 3 – LEZEN: Lees het interview met Wouter Torfs intensief. Gebruik een vast vragenschema als invalshoek en wees bedacht op de kernzinnen uit elke alinea: Maak een schema.

Fase 5 - vat samen In een laatste fase bouw je jouw schema om tot doorlopende tekst. BELANGRIJK! Om je samenvatting te schrijven, kijk je niet meer naar de oorspronkelijke tekst, enkel naar je schema! Neem de checklist voor samenvatten door. Waar heb je vragen over? Stel ze aan je medestudent en probeer samen op te lossen. Wat jullie niet begrijpen, vraag je daarna ev. in de groep.

OEFENING 4 : SAMENVATTEN & SCHRIJVEN Schrijf een samenvatting van je schema. Respecteer de criteria uit de checklist voor samenvatten.

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

10

Schrijfstijl in zakelijke samenvatting en zakelijk verslag Perspectief Het perspectief in een zakelijke samenvatting en in een zakelijk verslag is altijd onpersoonlijk. Dus geen ‘ik’, ‘mijn’, ‘je', ‘jij’, ‘jou(w)’, ‘we’, ‘wij’, ‘ons’, ‘onze’, ‘jullie’, ‘men’

Register Gebruik hier deftige en vlotte schrijftaal. Geen ambtenarees, tussentaal of spreektaal. • Maak gebruik van 1-2-3’tjes. • Opsommingen (‘bullet lists’) met oneven aantal bullets (3 – 5 – 7). • Grammaticaal correct. (zie boek ‘Schrijven: van verslag tot eindwerk’ - Hoofdstuk 5 - 4 opsommingen) Doe de Elsschotproef. • Is je tekst helemaal klaar? Herlees hem eens. En vraag je af wat je allemaal kunt schrappen zonder betekenis te verliezen. Misschien staan er loze woorden in? ‘Een aantal’? ‘Dan ook’? ‘Dus’? ‘Eigenlijk’? ‘Het is een feit dat’? ‘In de toekomst’? ‘In het verleden’? ‘In feite’? ‘Met name’? Staan die woorden daar iets te doen? • Schrap ook woorden als hebben, zijn, worden, zullen, kunnen en willen (zie LP hoofdstuk 4 – 3.3.2). Hun zeggingskracht is meestal nul komma nul. Het zijn werkwoorden die niet ‘werken’. Kies liever voor dynamische, specifieke werkwoorden. (zie boek ‘Schrijven: van verslag tot eindwerk’ - Hoofdstuk 4 – 2.1 actief en passief + 2.2 dynamische constructies)

Stijlfouten Om dynamisch te schrijven moet je wel enkele stijlfiguren in acht nemen: Schrijf zo actief mogelijk: (zie boek L. Pollefliet – Hoofdstuk 4) • Geen passief: worden en/of zijn • Geen naamwoordstijl • Geen ‘men’ Gebruik dynamische woorden en werkwoorden (zie vorig punt) Vermijd nietszeggende voorzetseluitdrukkingen (zie LP - hoofdstuk 4 – 3.3.1) Verzorg je zinsbouw en zorg voor variatie (zie LP - hoofdstuk 4 – 3.5)

verwijzingen

Gebruik positieve formuleringen (zie LP - hoofdstuk 4 – 3.8) Formuleer taalkundig juist (zie LP - hoofdstuk 4 – 4) Gebruik verwijs- en signaalwoorden (zie LP - hoofdstuk 4 & 5) Geen ‘gaan’-constructies

checklist met de lijst bij Zie >>> boek het naar



VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

11

Oefeningen Relevante oefeningen bij dit onderdeel uit ‘oefeningen bij het handboek’ (zie Canvas: module ‘schrijfatelier’): Ideeën formuleren 4 Ideeën structureren 5 Bijlage

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

12

Aantrekkelijke lay-out Marges: 2,5 cm Uitlijnen: links Lettertype: Dien je het document op papier in? Kies dan voor een geschreefd lettertype. bv. Times New Roman (12pt), Garamond (13pt) of Bookman Old Style (11pt) Dien je het document digitaal in? Kies dan voor een ongeschreefd lettertype. bv. Arial, Calibri, Verdana Schrijf NIET niet in kapitalen (hoofdletters) Nergens in het document. Zet enkel citaten en gelegenheidsontleningen cursief Belangrijke woorden of zinsdelen kan je benadrukken door ze in het vet te plaatsen, nooit onderstreept (dan is het een hyperlink, zoals in dit document) en nooit in kapitalen. Titels: Geen leestekens, geen onderstrepingen en geen splitsingen in titels Indeling gebeurt altijd met Arabische cijfers … 3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 … Hoe hoger het niveau, hoe groter het lettertype Interlinie: 1,2 of 1,3 of regelafstand exact 16 punt Figuren en tabellen: centreren (midden) Bijschrift + titel + bron De titel van een hoofdstuk begint altijd op een nieuwe pagina. Paginanummering: rechts bovenaan, midden bovenaan in de koptekst of onderaan in de voettekst

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

13

Checklist samenvatten Criteria voor samenvatten Inhoud Schrijf enkel informatie in je samenvatting die in je schema staat (De oorspronkelijke tekst leg je weg). Blijf objectief in je samenvatting. GEEN eigen mening toevoegen! De tekst moet inhoudelijk duidelijk zijn zonder de oorspronkelijke tekst.

Structuur Methodiek Duid de hoofdzin per alinea aan in de brontekst; zo onderscheid je hoofd- en bijzaken. Bij een lezing probeer je te achterhalen wanneer de spreker omschakelt naar een volgend onderdeel. Bij een interview kijk je of hij/zij direct op de vraag antwoordt of eerst een omweg maakt vooraleer te antwoorden of ev. de vraag ontwijkt. Gebruik een gepaste vaste vragenstructuur en een transparante tekststructuur als basis voor je schema. Product Je samenvatting draagt een sprekende titel. Zorg voor een structuur: • inleiding • midden • slot Structureer je tekst in alinea’s. Laat een witregel tussen elke alinea. Uiteraard bouw je een alinea op: kernzin + uitbreiding. Werk met verwijswoorden en signaalwoorden om je tekst aan elkaar te binden. Zowel binnen de alinea als tussen de alinea’s.

Formulering Schrijf volledige en correcte zinnen. Varieer je woordenschat. Controleer op taal (spelling, taalzuivering, werkwoorden,…), op stijl en op regelmatig voorkomende taalfouten (dt-fouten, verwijswoorden (die, dat),…)

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

14

Checklist met verwijzingen naar handboek van Verslag tot eindwerk 1

Inhoud

1.1

Is de samenvatting of het verslag volledig en correct?

1.2

Is de redenering in de tekst duidelijk, geloofwaardig en logisch?

1.3

Is de tekst correct onderbouwd?

2

Onderdelen

2.3

Is de inhoudsopgave duidelijk en verzorgd?

Hfdst 3 - 5

2.4

Bevat de inleiding alle nodige informatie?

Hfdst 3 - 8

2.5

Is het middenstuk goed opgebouwd?

Hfdst 3 - 9

2.6

Is de conclusie goed verwoord?

Hfdst 3 -10

2.7

Is er een referentielijst aanwezig?

Hfdst 3 - 11.7 Bronnenwegwijzer

3

Structuur

3.1

Is de tekst logisch opgebouwd uit hoofdstuk, paragrafen en

Hfdst 5 - 2

alinea’s? 3.2

Zijn de titels en tussenkoppen kort, krachtig en betekenisvol?

Hfdst 5 - 1

3.3

De alinea’s zijn juist opgesteld, met voldoende verwijs- en signaalwoorden?

Hfdst 5 - 3

3.5

Bevat elke alinea één kernzin en één thema?

Hfdst 5 - 2.1

3.6

Zijn de opsommingen juist geformuleerd?

Hfdst 5 - 4

4

Schrijfstijl

4.1

Is de schrijfstijl objectief en zakelijk?

Hfdst 4 - 2

4.2

Is de schrijfstijl dynamisch?

Hfdst 4 - 2 - 2.2

4.3

Blijven de auteur en de lezer op de achtergrond?

Hfdst 4 - 2 - 2.1, 2.3

4.4

Past de taal bij de doelgroep?

Hfdst 4 - 3 - 3.1

4.5

Is de taal professioneel en zakelijk?

Hfdst 4 - 3 - 3.1

4.6

Is de taal concreet en objectief, exact en duidelijk?

Hfdst 4 - 3 - 3.2, 3.4

4.7

Is de taal zinvol?

Hfdst 4 - 3 - 3.3, 3.4, 3.6, 3.7 en 3.8

4.8

Is de zinsbouw verzorgd?

Hfdst 4 - 3 - 3.5

4.9

Zijn de zinnen juist geformuleerd?

Hfdst 4 - 3 - 3.5.1

4.10

Zijn de zinnen volwaardig?

Hfdst 4 - 3 - 3.5.2

4.11

Is de tekst in de juiste tijd opgesteld?

Hfdst 4 - 5

5

Taal

5.1 5.2

Zijn de werkwoordsvormen juist geschreven? Zijn er dt-fouten?

VAN INTERVIEW NAAR VERSLAG

Bijlage 1 - Thema 1

15

5.3 5.3

Zijn er andere spelfouten? Zijn er taalfouten?

Bijlage 1 - thema’s

5.9 5.10

Is er steeds overeenstemming in getal? Is er steeds overeenstemming in geslacht?

thema’s Hfdst 4 - 4.2 Hfdst 4 - 4.3 Bijlage 1 - Thema 9 -1

5.4

Wordt de komma juist gebruikt?

Bijlage 1 - Thema 8

5.7

Zijn de verwijswoorden juist gebruikt?

Hfdst 4 - 4.1 -

Bijlage 1 - meerdere

Hfdst 5 - 3.1 Bijlage 1 - Thema 9

5.8

Zijn de signaalwoorden juist gebruikt?

Hfdst 4 - 4.1 Hfdst 5 - 3.2

6

Referenties

6.1

Is de bronvermelding in de tekst correct en consequent?

Hfdst 3 - 11.7 Bronnenwegwijzer

6.2

Is de referentielijst correct en consequent?

Hfdst 3 - 11.8 Bronnenwegwijzer

7

Opmaak / lay-out

7.2

Is de algemene opmaak verzorgd?

Hfdst 6

7.3

Is het paginabeeld algemeen rustig?

Hfdst 6

7.4

Is het gebruikte lettertype goed leesbaar?

Hfdst 6 - 2.3.1

7.5

Is de lettergrootte aangenaam leesbaar?

Hfdst 6 - 2.3.1

7.6

Zijn de tite...


Similar Free PDFs