HVAC & Sanitair samenvatting PDF

Title HVAC & Sanitair samenvatting
Course Elektriciteit, verlichting, domotica en sanitair
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 40
File Size 2 MB
File Type PDF
Total Downloads 105
Total Views 128

Summary

Download HVAC & Sanitair samenvatting PDF


Description

HVAC & Sanitair

HVAC & Sanitair 1. INLEIDING 1.1. Comfort 1.1.1. Wat is comfort? 3 soorten comfort:  SANITAIR comfort (voeden & drinken, hygiëne, ontlasting, blussen, irrigatie, …)  THERMISCH comfort (comforttemp., vermijden tocht, luchtvochtigheid, …)  VENTILATIE comfort (voldoende O 2 , afvoer van CO, CO2 , chemische stoffen en vochtige lucht) Comfort = Behaaglijkheid van de mens in een omgeving, waarin alle gewenste activiteiten van overleving tot luxe kunnen worden uitgevoerd.

1.1.2. Comforttemperatuur Comforttemperatuur ( θc ) =

luchttemperatuur ( θi )−gemiddelde stralingstemperatuur(θ rs) 2

HVAC & Sanitair

1.1.3. Comfortcriteria

EXAMENVRAAG

De comfortcriteria:  COMFORTTEMPERATUUR per type lokaal  Gemiddelde LUCHTSNELHEID  Tracht deze steeds te beperken tot 0,15 m/s  VLOERTEMPERATUUR  Voor een onverwarmde vloer: 17-18°C  Voor een verwarmde vloer (vloerverwarming): 26-29°C  TEMPERATUURSGRADIËNT  Temperatuur varieert in een ruimte, is een dynamisch gegeven.  De ideale verwarming: 23°C aan de voeten en 19°C aan het hoofd, vloerverwarming komt hier het dichtste bij.

1.2. Energieprestatie 1.2.1. EPB-regelgeving EPB = EnergiePrestatie en Binnenklimaat Waarom legt de overheid nu een EPB-regelgeving op? Omdat er wereldwijd een te grote CO2 -uitstoot is. Het doel is dan ook deze te verminderen door het verbruik per huishouden te drukken. 40% van de CO2 uitstoot was afkomstig van gebouwen (meestal wegens slechte isolatie) In 2002 creëert Europa het EPBD, die zijn ingang in 2006 kent.  Energy Performance of Buildings Directive (EPBD) = Zij stellen minimale eisen aan de energieprestatie voor nieuwbouw en renovaties. Ook zorgen zij voor dat er bij elke bouw, verhuur en verkoop een energieprestatiecertificaat (EPC) aanwezig moet zijn. EPB-doelstellingen:

HVAC & Sanitair  Verstrengingen isolatienormen ieder jaar of om de 2 jaar  Energieprestatie (E-peil): theoretisch energieverbruik  Eisen binnenklimaat: ventilatie en oververhitting

1.2.2. EPB toegepast Wanneer moet men deze eisen toepassen?  Bij een AANVRAAG van een STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING of MELDING  Bij NIEUWBOUW, RENOVATIES en IER (Ingrijpende Energetische Renovaties)  NIET voor gebouwen < 50 m², specifieke gevallen of ongeklimatiseerde gebouwen/ruimtes.

1.2.3. Energiebalans & warmtetransmissie Van een gebouw wordt er een karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik berekend.  Karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik = Dit is een berekening gebaseerd op veronderstellingen/aannames, waar men zich baseert op een vaste binnentemperatuur van 19°C en dit door rekening te houden met de forfaitaire interne warmteproductie. Deze berekeningen geven de mogelijkheid om de energieverbruiken van verschillende gebouwen met elkaar te vergelijken. Wat wordt er allemaal meegerekend in de berekening van het energieverbruik?  Ruimteverwarming  Bereiding van sanitair warm water (SWW)  Hulpfuncties installaties en ventilatoren  Koeling Wat wordt er NIET meegerekend in de berekening van het energieverbruik?  Energieproductie uit hernieuwbare bronnen

E-peileis ≥

karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik referentiewaarde van het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik 100 Op welke manieren verlies je warmte in een woning?  TRANSMISSIEVERLIEZEN: het thermodynamische evenwicht dat van nature optreedt door een temperatuurverschil tussen 2 plaatsen.  IN/EXFILTRATIE: door kieren en spleten  BEWUSTE VENTILATIE Op welke (non-technische) manieren win je warmte in een woning?  INTERNE WARMTEWINST: warmte die afgegeven wordt door de bewoners, apparatuur en verlichting in het interieur  ZONNEWINSTEN: warmte die binnenkomt door het zonlicht door raamopeningen

x

HVAC & Sanitair Inertie van een gebouw = de thermische massa van een gebouw, de capaciteit van een gebouw om warmte op te vangen en opnieuw vrij te geven.

E-peil = een maat voor de energieprestatie van een woning en de vaste installaties ervan. K-peil = geeft het maximale peil van de globale warmte-isolatie van het gebouw weer.

1.2.4. Systeemrendement Systeemrendement = afgifterendement + verdeelrendement + opslagrendement

Opwekking van warmte gebeurt IN DE WONING zelf a.d.h.v. de aangevoerde primaire energie (elektriciteit, gas,…) en/of massieve grondstoffen (hout,…)

1.2.5. Primaire energie Primaire energie = Dit is de energie die opgewekt wordt buiten de woning, meestal door de overheid a.d.h.v. fossiele brandstoffen, biomassa of elektriciteit.

2. SANITAIR 2.1. Leidingnet 2.1.1. Soorten leidingen 5 soorten leidingen:  PVC  PE  Grès buizen

buitendiameter (D, Du of OD): meeste gebruikte maat voor het aanduiden van buizen (in mm). binnendiameter (d, Di of ID): geen gestandaardiseerde waarde. nominale diameter (DN, NW of ND): onbenoemd getal dat op elkaar passende leidingonderdelen kenmerkt. wanddikte (s of e): gestandaardiseerde waarde

HVAC & Sanitair  Beton  Gietijzer

2.1.1.1.

PVC (polyvinylchloride) Eigenschappen van PVC-buizen:  Licht gewicht, lange buizen (snelle plaatsing)  Niet te gebruiken bij zwaar verkeer (in de buis)  Gevoelig aan uitzetting → Lineaire thermische uitzettingscoëfficiënt = 0,06 mm/m°C → OPLOSSINGEN: expansiestukken of expansiebochten toepassen  Stijfheid wordt beïnvloed door wanddikte → SN2 (of SDR 51), SN4 (of SDR 41), SN8 (of SDR 34) SN = nominale ringstijfheid (kN/m²) SDR = buitenmaat-wanddikte verhouding  Kleuren → wit = binnenshuis boven de grond → grijs = regenwater/ onder de grond → bruin = rioleringsleidingen  Dimensionering: → ondergronds en standleidingen, D = min. 110 mm → RWA (regenwaterafvoer), D = 80 – 160 mm  Verbindingen → ≥ 110 mm: droge montage (synthetische rubbermoffen) → ≤ 110 mm glij- of lijmmof-verbindingen

2.1.1.2.

PE (polyethyleen) Eigenschappen van PE-buizen:  Bestand tegen chemicaliën  Slagvast: wel te gebruiken bij zwaar verkeer (in de buis)  Gevoelig aan uitzetting → Lineaire thermische uitzettingscoëfficiënt = 0,2 mm/m°C → Opletten bij afvoer van warm water!  Kleur = zwart  Verbindingen → Spiegellassen = A.d.h.v. een spiegellasmachine die de uiteindes van de buizen opwarmt tot 210°C en dan op elkaar drukt. → Elektrolasmoffen = Buizen worden in de elektrolasmof geschoven, lasapparaat wordt aangesloten op de mof en achteraf komen op de lasmof stiften/lasindicatoren die aangeven of de las is gelukt of niet. → Droge montage a.d.h.v. synthetische rubbermoffen

HVAC & Sanitair

2.1.1.3.

Grès buizen (geglazuurde terracotta buizen) Eigenschappen van grès buizen:  Lengte is max. 1 – 2,5 m  Geschikt voor industrieel afvalwater  Slagvast, wel te gebruiken bij zwaar verkeer (in de buis)  Zeer sluitvast  Verbindingen → K-dichtingsprofiel met supplementaire ring

→ Krimpmof

2.1.1.4.

Overige materialen Overige materialen:  Beton (voor openbare rioleringen)  Gietijzer (geluidswerende toepassingen)

2.1.2. Riolering Wanneer wordt er een keuring gedaan naar de privéwaterafvoer naar riolering?  Bij eerste ingebruiksname  Bij belangrijke wijzigingen  Na vaststelling van een inbreuk  Bij het aanleggen van gescheiden riolering op openbaar domein  Gescheiden riolering = afvalwater en regenwater worden gescheiden. Wat wordt er gekeurd bij een keuring naar de privéwaterafvoer naar riolering?  Correcte scheiding van privé-afvalwater en regenwater  Correcte aftakking toestellen (bad, wc,…) op de circuits  Afvoer hemelwater van verharde oppervlaktes  Infiltratie- en/of drainagevoorzieningen

HVAC & Sanitair

3 manieren om de privéwaterafvoer aan te sluiten op de riolering:  Ongezuiverd in een gemengd rioleringsstelsel (aangesloten op RWZI)  RWZI = RioolWaterZuiveringsInstallatie

 Ongezuiverd in een gescheiden rioleringsstelsel (aangesloten op RWZI)

 Ongezuiverd in een rioleringsstelsel (aangesloten op RWZI), terwijl het regenwater op eigen terrein infiltreert

 DWA = DroogWaterAfvoer, afvalwater afvoer  RWA = RegenWaterAfvoer Buizen liggen horizontaal in een helling van 2 cm/m.

2.1.3. Putten Soorten putten:  Toezichtsputten  Inspectieput  Bezinkput  Sifonput  Dubbele schepput  Duiker  Pompput  Septische put

HVAC & Sanitair  Vetvang/vetafscheider  Regenwaterput

2.1.3.1.

Toezichtsputten Materialen gebruikt voor toezichtsputten:  PVC  Prefab beton  Metselwerk op beton Indien binnenshuis, steeds met dubbel hermetisch deksel. Soorten toezichtsputten  INSPECTIEPUT → Wordt gebruikt voor controle en onderhoud. → Wordt geplaats bij loodrechte richtingsveranderingen, samenkomsten van leidingen en bij een verandering van diepteligging of helling. (waar zich soms opstoppingen voordoen)  BEZINKPUT → Is voorzien van een verlaagde bodem (soort zuiveringssysteem) 

SIFONPUT → Is voorzien van een waterslot (geurafsluiter) om vieze rioolgeuren te vermijden.



DUBBELE SCHEPPUT → Is een combinatie van een sifonput met een inspectieput.



DUIKER → Variant op sifonput, heeft alleszins zelfde doel: geurhinder.



POMPPUT → Een inspectieput met pomp om het niveauverschil op te vangen indien straatriolering hoger ligt.

Dimensionering PVC-buizen die worden aangesloten bij toezichtsputten:

HVAC & Sanitair

2.1.3.2.

Septische put Doel van septische put: uitwerpselen verzamelen, verdunnen en zo veel mogelijk laten verteren door anaërobe gisting.

EXAMENVRAAG Dimensionering: (aantal bewoners x 225 liter) + 750 liter → Min. 1500 liter Principe van een septische put:  Deel 1: bezinken en afbraak uitwerpselen  Deel 2: vloeibaar afvalwater

Aandachtspunten septische put:  Vermijden van niet-afbreekbare & chemische producten  Regenwater hoort hier niet door te gaan  Moet jaarlijks gecontroleerd worden, want mag max. 50% bezinksel en max. 15 cm korst hebben  Hou rekening bij plaatsing: → Mogelijkheid tot ruimen → Grondwaterstand (in de zomer plaatsen, want dan staat grondwater laag) → Bovenbelastingen (bv. gewapende betonplaat op oprit)  Verluchting: min. 50 mm, uitmondend op een hoog punt  Toestellen in de kelder: pomp

HVAC & Sanitair

2.1.3.3.

Vetvang/vetafscheider Doel van een vetvang/vetafscheider: voorkomen van verstoppingen op de afvoer van keukenafvalwater Aandachtspunten vetvang:  Bereikbaar voor onderhoud  Aan te raden: → Bij grootkeukens, resto’s en vleesindustrie → Wanneer septische put > 10 m van de woning ligt  Regelmatig controleren, want er ontstaat vetophoping

2.1.3.4.

Regenwaterput Dimensionering regenwaterput:  Moet steeds meer zijn dan de verplichte minimale inhoud  Afhankelijk van: → Opbrengst regenwater → Gebruiksdebiet → Gewenste aantal dagen dat er regenwater beschikbaar is 

Gecorrigeerd dakopp. ( A dc hor. dakopp. ( A d filtercoëff. ( C3 )

)= )x hellingscoëff. ( C 1 )x dakbedekk.-coëff. ( C 2 )x

HVAC & Sanitair Werking regenwaterput:





→ De overloop naar de riolering is de vorm van een BOCHT (het principe van de sifonput) om vieze geurtjes te vermijden. Deze is ook voorzien van een KLEPJE om te vermijden dat er ongedierte in de regenwaterput terecht kan komen. 3 soorten VOORFILTERING: → NIET-ZELFREINIGENDE FILTER: a.d.h.v. grind of grofkorrelig materiaal, maar is moeilijk te onderhouden. → ZELFREINIGENDE FILTER: valpijpfilter, cycloonfilter, filter op de toevoerbuis of zelfreinigende putfilter. → INVOERBUIS MET VERTRAAGDE INLOOP: vermijdt het omwoelen van bezonken slib op de bodem. 4 kwaliteiten NAFILTERING: → KWALITEIT 1: tuingebruik, geen filtering noodzakelijk. → KWALITEIT 2: technisch watergebruik: wc-spoeling, auto wassen en wasmachine(57% autonomie). A.d.h.v. drijvende aanzuigfilter en filter in de pers met tegenstroomspoeling. → KWALITEIT 3: sanitair gebruik: bad, douche, wasmachine en vaatwasmachine (97% autonomie). A.d.h.v. drievoudige filter. → KWALITEIT 4: drinkbaar water (100% autonomie). A.d.h.v. keramische filter.

Aandachtspunten bij plaatsing regenwaterput:  Grondwaterstand (in de zomer plaatsen dan staat grondwater laag)  Koppelingen tussen putten in dubbele waterdichte verbinding  Ter plaatse met geprefabriceerde ringen  Kunststoffen regenwaterput: verzwaren met grind  Best op 10 cm gestabiliseerd zand  Opletten met bovenbelastingen (bv. oprit)

2.1.4. Nutsleidingen Gehanteerde volgorde in energiebocht:

HVAC & Sanitair

2.1.5. Verluchting van leidingen Waarom leidingen verluchten? Om geurhinde te vermijden. Door luchtdrukschommelingen kunnen er stanken vrijkomen die we niet in ons huis willen hebben. 3 manieren om leidingen te verluchten:  PRIMAIRE VERLUCHTINGSLEIDING: verlengde van de afvoer-standleiding, heeft dezelfde diameter, recht zonder verspringingen.

 SECUNDAIRE VERLUCHTINGSLEIDING: verbinding op elke verdieping met de afvoer-standleiding  EINDVERLUCHTINGSLEIDING: aansluiting leiding op de verzamelleiding en tpv het meest stroomopwaarts gelegen toestel

HVAC & Sanitair

2.1.6. Alternatieven voor riolering op RWZI Alternatieven voor riolering op RWZI:  IBA (Individuele behandeling van afvalwater)  Autonome afvalzuivering  Het composttoilet  Autonome drinkwaterproductie

2.1.6.1.

IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater) Dit is een systeem dat ENKEL VOOR WONINGEN gebruikt wordt, niet voor publieke gebouwen. De putten worden DOOR DE NETBEHEERDER GEPLAATST EN ONDERHOUDEN.

EXAMENVRAAG

Waar past men IBA toe?  In een zone waar de gemeente geen openbare riolering uitbouwt.  ‘rode cluster’-zone Werking van een IBA:  Voorbezinktank – beluchtingstank - nabezinktank Nooit

geurloos!

2.1.6.2.

Autonome afvalzuivering 3 soorten van autonome afvalzuivering:

HVAC & Sanitair 



VLOEIRIETVELD/NEOLYTENFILTER = beplante sloot met riet, mattebies en lissedodde die door het ondergronds netwerk van wortels bacteriën aantrekken, die dan het water gaan zuiveren. → Voordelen: autonoom en zuivering zonder slibvorming → Nadelen: grote grondbehoefte, slecht rendement in winter, geurhinder, aantrek ongedierte en moet permanent 50 cm water in de sloot staan. ONDERGRONDSE ZUIVERING MET ZANDFILTERS → Voordelen: hoog rendement (ook in de winter), weinig ruimte nodig, laag energieverbruik → Nadelen: complex systeem dat toezicht nodig heeft



P E R C O L ATIERIETVELDEN = Deze zuivering gebeurt in 3 stappen: de primaire zuivering door een septische put, de secundaire zuivering door een vloeiveld en de tertiaire zuivering door een zandfilter. → Voordelen: lage investering, geen slib, hoog rendement in de zomer → Nadelen: laag rendement in de winter, min. 6 cm water ten alle tijden.

2.1.6.3.

Het composttoilet Werking van het composttoilet: Via een verticale container geraken de uitwerpselen in een container. Aan de hand van luchtkanalen en een ventilator geraakt het teveel aan O 2 weg. Door bacteriën wordt al het organisch materiaal afgebroken tot 1/10 van de input. Het eindproduct is hoogwaardig rijke en hygiënische compost. → Nadelen: moet goed verlucht kunnen worden en plaats nodig om compost te recupereren (veel plaats nodig).

2.1.6.4.

Autonome drinkwaterproductie Werking van autonoom drinkwaterproductie-systeem: Er wordt regenwater opgevangen. Dit gaat eerst door een ZANDFILTER om dan in een BETONNEN

HVAC & Sanitair REGENWATERTANK terecht te komen. Deze is voorzien van een AQUARIUMPOMP om algenvorming tegen te gaan. Dan gaat het water eerst nog door een WATERFILTER voor het in de opslagtank terecht komt. Wanneer de kraan dan wordt opengedraaid dan gaat de drinkwaterfilter/ OMGEKEERDE OSMOSEFILTER zijn werk doen om het water drinkbaar uit de kraan te doen komen. Osmose = door een bepaalde druk door een membraan geperst. Aandachtspunten autonoom drinkwaterproductie-systeem:  120 liter/dag/gezin nodig  Grote investering door de vele soorten filters en groot voorraadvat  Veel plek nodig door groot voorraadvat: 120 liter/ m² dakopp.

2.2. Sanitair warm tapwater (SWW) 2.2.1. Productie warm water Aandachtspunten bij het kiezen van een warmwaterbereiding-systeem:  Beschikbaar vermogen, energieprijs  Hoeveel warm water er nodig is  Aard van het gebouw  Energiebron  Gasverbranding (propaan of aardgas)  Mazout (=stookolie)  Elektriciteit (boiler met elektrische weerstand of warmtepomp) wordt afgeraden, want input is 2,5 tegenover output 1. Terwijl bij gas en mazout dit gelijk blijft 1 > 1.  Met of zonder voorraad  Direct of indirect 

2.2.1.1.

Autonoom voorraadapparaat op gas Eigenschappen autonoom voorraadapparaat op gas:  DIRECTE & CENTRALE productie van warm water  VOORRAAD warm water, moet geïsoleerd worden  Energiebron: GASvlam die ELEKTRONISCH wordt aangestoken  Voordelen: mogelijkheid om meerdere punten tegelijk te voorzien  Nadelen: kans op CO-vergiftiging en legionella

HVAC & Sanitair

2.2.1.2.

Elektrische boiler Eigenschappen elektrische boiler:  DIRECTE & DECENTRALE productie van warm water  VOORRAAD warm water, moet geïsoleerd worden  Energiebron: ELEKTRICITEIT  Mini-boiler/close in boiler voorziet max. 1 punt en wordt gebruikt als de 

2.2.1.3.

afstand naar grote boiler te groot is. Nadelen: kans op legionella, verbruikt veel

Doorstroomtoestel op gas Eigenschappen doorstroomtoestel op gas: 

  



DIRECTE & CENTRALE/DECENTRALE productie warm water GEEN VOORRAAD, warmt op bij warmtevraag Energiebron: GAS Voordelen: direct warm water, minder energieverbruik, geen kans op legionella (geen stilstaand warm water), mogelijkheid om te combineren met

verwarming. Nadelen: kan maar 1 tappunt voorzien van warm water tegelijkertijd en niet aansluitbaar op circulatieleiding.

Circulatieleiding = een leiding van het tappunt naar het productiepunt en terug, waar het water constant in beweging blijft a.d.h.v. een pomp. Dit water wordt ook permanent opgewarmd, zodat je zodra je de kraan open doet warm water hebt.

2.2.1.4.

Combinatie SWW en verwarming/Tank-In-Tank systeem Eigenschappen combinatie SWW & verwarming:  INDIRECTE productie van warm water  VOORRAAD warm water  Energiebron: ELEKTRICITEIT (warmtepomp)

HVAC & Sanitair

3. VERWARMING 3.1. Verwarmingsinstallaties 3.1.1. Warmteafgifte in de woning Bij de berekening van de warmtebehoefte houden we rekening mee:  Warmteverliezen  Buitenklimaat  Externe warmtewinsten (zon): oppervlakte en type beglazing  Interne warmtewinsten (mens, apparaten)

Systeemrendement = de energie die verloren gaat bij het ‘vervoeren’ of ‘distribueren’ van de energie naar waar het nodig is binnen het huis. Productierendement = de energie die verloren gaat bij het produceren van de warmte. Conversiefactor = Deze heeft te maken met de efficiëntie van de gebruikte energiebron. Zo is elektriciteit minder efficiënt dan gas om warmte op te wekken. Soorten warmteafgiftesystemen:

HVAC & Sanitair      

Radiatoren Convectoren Ventilo-convectoren Vloerverwarming Wandverwarming Luchtverwarming

3.1.1.1.

Radiatoren Werking radiatoren:  DIRECTE warmteoverdracht door straling van de platen (bron wordt verwarmd): warm water stroomt door de radiatorleidingen en gaat dan terug naar leidingnetwerk.  INDIRECTE warmteoverdracht door convectie (lucht wordt opgewarmd): de lamellen in de radiator zorgen voor extra convectie, doordat de koude lucht langs onder als het ware wordt ‘opgezogen’ en langs boven weer wordt vrijgegeven.  TEMPERATUUR CORRECTIEFACTOR toepassen indien andere stooktemperatuur of bi...


Similar Free PDFs