Samenvatting PDF

Title Samenvatting
Author Lisa Mettepenningen
Course Basisbegrippen logopedie 1
Institution Universiteit Gent
Pages 31
File Size 911.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 82
Total Views 149

Summary

Samenvatting logopedie 1 met afbeeldingen....


Description

Basisbegrippen logopedie 1. Logopedie: een toegepaste wetenschap 1.1. Inleiding: wat is logopedie? 1.1.1. Definiëring  Paramedische discipline  “Onderricht in zuiver spreken en stemgebruik” ~ Van Dale woordenboek o Logopedist = spraakleraar  IALP = International Association of Logopaedics and Phoniatrics o Preventie, beoordeling, interventie, management en wetenschappelijke studie van stoornissen in de menselijke communicatie o Communicatie = processen en functies gerelateerd met de productie van spraak, het begrijpen en productie van gesproken en geschreven taal en nonverbale communicatie

1.1.2. Communicatie  Communicatie als zender boodschap overbrengt naar ontvanger

 Medium nodig om boodschap over te brengen o Verbale communicatie  Spraak: lucht (in beweging brengen, doen trillen)  Schrift: inkt, potlood, lichtpuntjes (zichtbare tekens op ander medium) o Non-verbale communicatie:  Lichaam, vlaggetjes (vb. aan zee)  Visueel-manuele communicatie: bewegingen en/of posities met handen

1.1.3. Communicatiestoornissen 1

 Geen algemeen aanvaarde indeling  Etiologie = oorzaak o 2 categorieën  Organische stoornissen: lichamelijke afwijking  Functionele stoornissen: geen lichamelijke afwijking als oorzaak gevonden

o Voordelen  Vergemakkelijken overleg met medische collega’s o Nadelen  Geen verwijzing naar communicatiegedrag van patiënt  Gaat voorbij aan feit dat communicatiestoornis gevolg kan zijn van meerdere factoren

 Negatie dat aanpak stoornissen van verschillende oorzaken soms gelijkaardig kan zijn

 Tijdstip o 2 categorieën  Ontwikkelingsstoornissen: aanwezig van bij geboorte, duidelijk in loop



  

van ontwikkeling  Verworven stoornissen: na periode van normale ontwikkeling, o Veel te algemeen Spraakstoornis o Stoornis van articulatie klanken = articulatiestoornis o Stoornis van vloeiendheid = vloeiendheidsstoornis o Stoornis van stem = stemstoornis Taalstoornis o Gestoord begrip/ gebruik gesproken, geschreven of andere symbolen o Taalvorm, taalinhoud, taalgebruik Gehoorstoornis o Aantasting auditief systeem Logopedie = gericht op stoornis + gevolgen van stoornis o Impairment = stoornis  Structurele afwijking, functionele verstoring lichaam o Disability = beperking  Verlies of vermindering functioneren o Handicap  Ondervonden nadeel als gevolg van stoornis of beperking o Vb. Stotteren  niet goed communiceren  sociaal isolement o Spraak na laryngectomie, stemstoornissen, articulatiestoornissen, taalontwikkelingsstoornissen, dyslexie, dysorthografie, dysgrafie, dyscalculie, stotteren, broddelen, afasie, dysartrie, apraxie,…

2

1.1.4. Communicatiestoornissen en meer 

Logopedie ook communicatie zonder sprake stoornis o Bepalen stoornis of niet: Wat is normale communicatiegedrag? o Hoe spraakapparaat optimaal gebruiken?

1.1.5. Wetenschap  Logopedie = toegepaste wetenschap o Door wetenschappelijke studie (IALP)

1.2. Opleiding en beroep 





Voorwaarden uitvoerend logopedist in Koninklijk Besluit o Minstens 3 jaar hoger onderwijs met volledig leerplan o Beroepskennis en -vaardigheden via bijscholing onderhouden + bijwerken Universitaire opleidingen (= autofabriek: maken auto en leren ermee te rijden) o KU Leuven o UGent Hogeschoolopleidingen (= uitvoering: leren met auto rijden) o Artevelde Hogeschool o Hogeschool Gent o Vesalius (Departement Gezondheidszorg) o Lessius Hogeschool Antwerpen o Katholieke hogeschool Brugge-Oostende

1.3. Vakliteratuur   

Wetenschappelijke logopedische tijdschriften Tijdschriften uit verwante gebieden Vb. “Signaal”, “Tijdschrift voor Orthopedagogiek”, “Annals of Dyslexia”, “Aphasiology”

1.4. Historiek 1.4.1. Oudste verwijzingen 3



Schriftelijke verwijzing naar communicatiestoornissen o Egyptische papyrusrol (2000 v.C.)  ‘aarzelend spreken’, ‘aarzelend wandelen met de tong als iemand droevig is’  stotteren o Exodus  “Neem mij niet kwalijk, Heer, maar ik ben geen redenaar. Ik ven dat nooit geweest, en ik ben het nu ook nog niet ook al hebt U tot uw dienaar gesproken. Ik spreek moeilijk en traag” ~ Mozes

1.4.2. De klassieke oudheid 



Verwijzingen naar communicatiestoornissen o Hippocrates  Bedeelde hersenen rol toe bij spreken o Aristoteles  Zelf lispelaar  Tong = oorzaak stoornissen o Demosthenes  Zwakke stem, bepaalde klanken niet (correct) uitspreken, stotteren  Spraak verbeteren: steentjes onder tong, stem verheffen aan zee Weinig aandacht aan stoornissen tenzij betrekking tot spreken in openbaar

1.4.3. De middeleeuwen en de 16de, 17de en 18de eeuw  



    

Weinig/geen vooruitgang  overnemen ideeën oudheid Hieronimus Mercurialis o Ingaan op stotteren  Neuromusculaire factoren  Psychologische factoren Johannes Conrad Amman o Vader van de logopedie! o “Surdus loquens” (de sprekende dove)  Aanleren spraak aan doven o “Dissertatio De Loquela” (een dissertatie over spraak)  Spraakstoornissen John Wallis o Spraakonderricht aan doven Charles Michel de l’Epée o Eerste dovenschool ooit Samuel Heinicke o Eerste publieke dovenschool Pas 19de – 20ste eeuw vorm in “logopedie” 1.4.4. De 19de en 20ste eeuw Jean Marc Itard o Publicatie over stotteren 4



    





 



o Boek over opvoeding Victor  Jongen die aanvankelijk niet kon spreken Colombat d’Isère o Insitut orthophonique de Paris  Behandeling alle spraakgebreken Paul Broca o Afasie Jean Baptiste Bouillaud o Afasie Pierre Marie o Afasie John Hughlings Jackson o Afasie Albert + Hermann Gutzmann o Albert: hoofd Berlijnse dovenschool o Albert + Hermann: ruime interesse spraakstoornissen o Hermann: verhandeling over stotteren o School voor spraak- en stemtherapie  Behandelingskliniek  Trainingscentrum  Voor leerkrachten die zich willen specialiseren in stoornissen  Fysische, anatomische, fysiologische aspecten Emil Froeschels o Combinatie psychotherapie + spraak- en stemtherapie o Behandelingscentrum in Wenen o Weense school met logopedie  Samen met Karl Rohe (hoofd spraakscholen + remediëringscursussen)  Psychologische, psychoanalytische aspecten  Opleidingscentrum bekende logopedisten o Stichter IALP Maria Mussafia o Spraak-, taal- en stemstoornissen o Logopedie in België o Lessen in spraaktherapie Annie Molenaar Bijl o Spraak na laryngectomie Branco Van Dantzig o Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie

1ste helft 20ste eeuw o Logopedie vorm in VS o American Academy of Speech Correction 5



Pioniers ontwikkeling in VS o Lee Edward Travis o Wendell Johnson o Charles Van Riper

2. Spraak 2.1. De mens als sprekend wezen  





Communicatie onderscheidt levende wezens van niet-levende wezens Dieren: beperkt aantal boodschappen o Vitaal belang: voedsel, gevaar, aangeven vruchtbaarheid,… o Reactie op stimulus: kreet signalisatie gevaar  aanwezigheid vijand (=stimulus) o Hier en nu: niet over verleden/toekomst Mens: onbeperkt aantal boodschappen o Communiceren via spraakklanken  Ontwikkeld uit geluidsproducties Spraak ook in donker, communicatiepartner niet volledig zichtbaar

2.2. Het spraakorgaan en de productie van spraak   

Geen specifiek spraakorgaan Samenwerkende delen Productie spraak = secundaire functie (vb. lippen: innemen voedsel = primair) 2.2.1. Het ademhalingssysteem

  

Rol energiebron Levering nodige luchtstroom Inademing o Contractie diafragma en tussenribspieren  Diafragma = scheiding borst- en buikholte  Bij contractie: vervlakking en naar beneden o Onderste ribben naar buiten, buikwanden samengedrukt (uitzetten)  Tussenribspieren = muscili intercostales  Vullen ruimte tussen ribben o Buitentussenribspieren bij inademing (wervelkolom tot overgangsplaats ribbeenderen in kraakbeen)  Bij contractie: opgeven ribbenkast o Borstholte vergroot  inflatie longen o 2 vliezen rond longen ( pariëtale en viscerale pleura) 6





Interpleurale ruimte zet uit  Negatieve druk o Onderdruk opheffen: lucht langs neus/mond via luchtpijp naar longen Uitademen o Eigenlijke spraakproductie o Ontspannen diafragma en tussenribspieren o Verdere uitademing door relaxatiedruk  = resultaat passieve krachten  Zuigkracht longen, druk buikingewanden, veerkracht ribkraakbeenderen, zwaartekracht  Niet voldoende voor spraakproductie o Actieve uitademingskrachten  Excessieve relaxatiedruk  Tegenwerken: diafragma en tussenribspieren geleidelijk aan ontspannen o Voorkomen passieve druk te groot o Begin uitademing  Contractie binnentussenribspieren, dwarse borstspier o Borstkas naar beneden gedrukt o Einde uitademing (relaxatiedruk te laag voor spraak) o Verschil ademhaling spreken en overleven  Druk  Volume aan lucht  Vitale capaciteit = 50%  Spreken = 60 – 65%  Duur in en uitademing  Frequentie

2.2.2. Het fonatiesysteem 

Luchtstroom  hoorbare spraak o Door vernauwingen 7

2.2.2.1.

De larynx en de stembanden

 

Boven op trachea Ringkraakbeen = cricoïd o Vorm zegelring o Bovenste kraakbeen trachea



Schildkraakbeen = thyroïd o Grootste laryngale kraakbeen o Prominentia laryngea = adamsappel o Incisura thyroidea superior o Cornu inferior/superior = uitsteeksel op hoeken



Bekerkraakbeentjes = artenoïden o Pyramidevormig o Op brede achterzijde ringkraakbeen o Apex = uitsteeksel naar boven 8

o Processus muscularis = lateraal uitsteeksel o Processus vocalis = anterieur uitsteeksel



Stembanden o Plica vocalis = 2 horizontale, beiderzijdse plooien  Ligament en spieren o Voorste en achterste commissuur ( = waar vastgehecht) o Langer bij mannen o Glottis = opening tussen stembanden  Ligamentum vocale = boorden glottis  Musculi vocale parallel met ligamentum vocale  Mediale deel thyro-arytenoïdale spieren



Plicae ventricularis = valse stembanden o Weinig belang bij spraakproductie o Slikken

9



Epiglottis o Bladvormig kraakbeen o Larynx afsluiten

2.2.2.2. 

Adductie, abductie, lengte en spanning

Adductie = naar elkaar = sluiten o Laterale crico-arytenoïdale spieren = musculus cricoarytenoideus lateralis  Zijwand cricoïd naar arytenoïden (processus muscularis) o Volledige sluiting: ary-arytenoïdale spieren = musculus arytenoideus obliquus  Apex bekerkraakbeen 1 naar processus muscularis bekerkraakbeen 2 (schuin) 10





 



 Bovenste toppen bekerkraakbeentjes naar elkaar  Musculus arytenoideus transversus (horizontaal)  Middelste randen bekerkraakbeentjes naar elkaar Abductie = uit elkaar = openen o Posterieure crico-arytenoïdale spieren = musculus cricoarytenoideus posterior  Achterste gedeelte cricoïd naar processus muscularis  Bij activiteiten die druk vereisen  Slikken, snuiten, iets opheffen Lengte = verlengen of verkorten o Cricothroïdale spieren = musculus cricothyroideus  Cricoïd naar thyroïd (adductie) o Stembanden vooraan vast op binnenvlak throïd  Verlengen stembanden Intrinsieke larynxspieren o Spieren adductie, adductie, verlenging, verkorting + stembanden Extrinsieke larynxspieren o Larynx verbinden met hogere/lagere structuren o Suprahyoïdale spieren = verbinding onderkaak met schedelbasis en tong  M. digastricus  M. geniohyoideus  M. mylohyoideus  M. stylohyoideus  M. hypoglossus o Infrahyoïdale spieren = tongbeen met borstbeen, schouderblad en schildkraakbeen, borstbeen met schildkraakbeen  M. sternohyoideus  M. omohyoideus  M. thyrohyoideus  M. sternothyroideus Tongbeen o Boven schildkraakbeen (los) o Suprahyoïdale/infrahyoïdale spieren: verticale beweging  Slikken

2.2.2.3. 



Stembandtrillingen

Neuro-musculaire theorie o Trilling stembanden = resultaat zeer vlugge alternatie van contractie en relaxatie van spieren van stembanden Aërodynamische-myoëlastische theorie o Trillen stembanden = passieve beweging o Uitstromende lucht zorgt voor openduwen en dichttrekken stembanden 11







Uitademen: stembanden geadduceerd  Geen passage uitstromende lucht  toenemende druk onder glottis  Druk neemt toe tot deze stembanden doet uiteen klappen o Bernouilli-effect  Gas/vloeistof passeert vernauwing  snelheid neemt toe, druk op wanden vernauwing wordt negatief.  Stembanden elastisch  tegen elkaar gezogen tot luchtweg afgesloten is  Subglottale druk neemt toe en cyclus begint opnieuw Recente theorieën o Horizontale, maar ook verticale beweging  Soort golfbeweging: mucosale golf of slijmvliesgolf o Mucosale golf door gelaagde structuur  Epitheel: meest aan oppervlakte  Laag gevormd door M. vocalis: diepste laag  Lamina propria: tussen 2 lagen in  Ruimte van Reinke: losmazig weefsel Snelheid open- en dichtklappen o Subglottale ademdruk o Massa (dikte) o Lengte o Spanning

2.2.2.4.    

Stemtrillingen

Herhaaldelijk open- en dichtklappen  luchtkolom in luchtpuffen verdeeld Luchtpuffen brengen aanwezige lucht aan trillen = stemtrillingen Fonatie = productie stemtrillingen Grondfrequentie = # stemtrillingen/seconde (Hz) o ~ # keer stembanden open- en dichtklappen/seconde

12



Trilling bij stemhebbende klanken 2.2.3. Het articulatorisch systeem

 

Bovenste deel functionele spraakorgaan Functie: lucht tot spraakklanken moduleren 2.2.3.1.

      

Keelholte = farynx Larynx – neusholte Omgekeerde kegel Middelste deel zichtbaar (kijken in mond) o Orofarynx of mesiofarynx Bovenste gedeelte = nasofarynx of epifarynx Onderste gedeelte = laryngofarynx of hypofarynx Spierlaag: achterste + zijwand o M. constrictor pharyngis superior o M. constrictor pharyngis medius o M. constrictor pharyngis inferior  Vastgehecht aan voorzijde schildkraakbeen  Binnenin ruimte = sinus piriformis (belang bij slikken) o Contractie: vernauwen keelholte 2.2.3.2.

     

De neusholte

Geen wijziging vorm L- en R-neusholte: gescheiden door septum o Gedeeltelijk benig, gedeeltelijk kraakbenig Bodem: harde verhemelte Dak: schedelbasis Achteraan: choanen Zijwand : conchae (3)

2.2.3.3.     

De keelholte

De mondholte

Meest veranderbaar van vorm Vooraan: lippen Achteraan: orofarynx Zijwanden: wangen + tanden Dak: palatum o Alveolen = boord waarin tanden zitten 13









o Harde verhemelte = benig gedeelte o Zachte verhemelte = velum = musculair gedeelte Bodem: tong o Tongblad = deel tov alveolen o Voortong = deel tov harde verhemelte o Achtertong = deel tov zachte verhemelte o Voortong + achtertong = tongrug o Tongtip = apex = tipje tongblad o Tongriempje = frenum linguae = membraan voor vasthechting aan mondbodem o Tongwortel = onderste gedeelte, achteraan (basis tong) Tong meest beweeglijke deel o Extrinsieke spieren  M. genioglossus  onderkaak  Contractie voorste deel: tong naar achter, beneden  Contractie achterste deel: tong naar voor, boven  M. styloglossus  schedel  Contractie: tong naar achter, boven  M. palatoglossus  palatum  Contractie: achterste deel tong naar boven  M. hyoglossus  tongbeen  Contractie: tong naar beneden o Intrinsieke spieren (verkorten/verlengen, krullen/vervlakken)  M. longitundinalis linguae superior/inferior  M. transversus  M. verticalis linguae Lippen vorm ook wijzigen o Contractie M. orbicularis oris  Stulpen lippen o Contractie buccinatoren (grootse deel wanden)  Terugtrekken lippen

Beweging mandibula (op- en neerwaartse beweging) o Spieren die mandibula met tongbeen verbinden (neerwaartse beweging)  M. mylohyoideus  M. geniohyoideus  M. digastricus  M. genioglossus o Spier die mandibula met jukbeen verbindt  M. masseter (kauwspier) 14



o Spier die mandibula met schedelbasis verbindt  M. pterygoideus (kauwspier) o Spier die mandibula met slaapbeel verbindt  M. temporalis (kauwspier) Velum o Naar beneden  M. palatopharyngeus (= achterste verhemelteboog)  M. palatoglossus (= voorste verhemelteboog)  Mondholte aan neusholte gekoppeld  Uitademingslucht weg langs neusholte o Opgetrokken + uitrekken  M. levator veli palatini (zachte verhemelte – schedelbasis)  M. tensor veli palatini (zachte verhemelte – schedelbasis)  Openen buis v. Eustachius (slikken)  Neusholte afgesloten  geen luchtpassage langs neus o Wal van Passavant = lichte uitpuiling achterwand  Door contractie palatopharyngale sfincter 2.2.4. Spraakklanken





Vocalen of consonanten naar gelang mate van opening van mondholte o Vocalen: lucht kan vrij uit een relatief open mondholte stromen o Consonanten: vernauwing ergens in mondholte die (trillende) uitademingslucht belemmert Semivocalen: mondopening geringer, maar niet zo erg vernauwd als bij consonanten

2.2.4.1. Voor

Vocalen midden

achter Gesloten

Halfgesloten

15 Halfopen open







Productie o Positie tong in mondholte o Vorm lippen  Gestulpt: geronde klinkers  Niet gestulpt: ongeronde klinkers  Frans: orale klinkers  Velum opgetrokken + luchtontsnapping langs mond  Frans: nasale klinkers  Velum naar beneden + uitademingslucht langs neus en mond Klinkerruimte = ruimte waar tong in horizontale en verticale richting kan bewegen o Horizontaal  Voorklinkers  Middenklinkers  Achterklinkers o Verticaal  Gesloten klinkers  Halfgesloten klinkers  Halfopen klinkers  Open klinkers Indeling volgens duur o Lange klinkers  Laat, beek, boom, deuk o Korte klinkers 16

 Mat, met, zit, kop o Halflange klinkers  Biet, fuut, boek



Diftongen = tweeklanken o Tijdens productie van vocaal wijziging van tongpunt (laag naar hoog) o 3 echte: ei, ou en ui o 6 onechte: aai, ooi, oei, eeu, ieu, uw  Geen verglijding tongpositie  Monoftongen/ eenklanken 2.2.4.2.



Consonanten

Indeling volgens 3 parameters o Stemgeving = al dan niet trillen van stembanden  Stemhebbende  stemloze o Articulatiewijze = wijze waarop vernauwing tot stand komt in mondholte  Occlusieven = (ex)plosieven = plofklanken  Mondholte volledig afgesloten (velum omhoog)  druk wordt opgebouwd  geluid na afsluiting opgeheven  Fricatieven = wrijfklanken = spiranten  Smalle opening  door opening gedrukte lucht wordt turbulent  schuringsgeluid  Trilklanken  Geluid doordat orgaan tegen ander trilt oiv. uitstromende lucht  op elkaar volgende afsluitingen en openingen  Meestal tongtip tegen alveolen (tongpunt -r), uvula tegen tong (huig-r)  Bilabiale trilklank: beide lippen tegen elkaar  Velum opgetrokken  Laterale klanken  Velum opgetrokken  Mediaal volledige afsluiting (contact tongtip en alveolen)  Lateraal onvolledige afsluiting  lucht kan ontsnappen  Samen met trilklanken liquidae = vloeiklanken  Nasalen  Volledige afsluiting, maar velum naar beneden  lucht langs neusholte naar buiten (geen opbouw intraorale druk  Obstruenten = stemloze + stemhebbende klanken  Occlusieven + fricatieven  Sonoranten = stemhebbende klanken

17



Trilklanken + laterale klanken + nasalen (+ halfvocalen)

o Articulatieplaats = plaats waar in mondholte vernauwing gemaakt wordt  Bilabiale klanken  Afsluiting thv. beide lippen  Labiodentale klanken  Afsluiting tussen onderlip en boventanden  Alveolaire klanken  Vernauwing tussen tongtip en bovenste alveolen  Prepalatale = postalveolaire klanken  Vernauwing tussen tongblad en harde verhemelte  Palatale klanken  Vernauwing tussen voortong en har...


Similar Free PDFs