Samenvatting examen economie PDF

Title Samenvatting examen economie
Course Wiskundige analyse
Institution Universiteit Gent
Pages 13
File Size 323.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 70
Total Views 174

Summary

Samenvatting Examen...


Description

Samenvatting examen economie p.116 Internationale handel : Absolute kosten: De productie voor bier en kaas bij respectievelijk België & Nederland: Eenheid output 10 000 liter bier 1 ton kaas

België

Nederland 4 1

1 2

 België is productiever bij het produceren van bier dan Nederland, maar Nederland is productiever bij het produceren van kaas. De jaar loon van de arbeiders in respectievelijk België & Nederland: Product Bier Kaas

België ¼ Jaarloon 1 Jaarloon

Nederland 1 Jaarloon ½ Jaarloon

 ¼ < 1, dus laagste arbeidskosten voor het produceren van bier zijn in België.  1 > ½ , dus laagste arbeidskosten voor het produceren van kaas zijn in Nederland.

Def. Absoluut kostenvoordeel: Als een land in vergelijking met een ander land efficiënter is in het produceren van een goed of dienst. Adam Smith: Elk land moet zich specialiseren in het product waar ze het absoluut kosten voordeel heeft. Zo zal de internationale handel toenemen en de welvaart stijgen. Comparatieve kosten: Eenheid output 10 000 liter bier 1 ton kaas

België

Nederland 6 3

1 2

Stel onder autarkie Product Bier Kaas

België 6 x 4 = 24 3 x 4 = 12

Nederland 1x4=4 2x4=8

Totaal 28 20

Stel onder specialisatie

Product België Bier 6 x 4 = 24 Kaas 0 Def. Comparatieve kostenverschillen:

Nederland

Totaal 0

2x4=8

Ontstaan van comparatieve kostenverschillen: 1/ Relatieve beschikbaarheid & ongelijke verdeling: 1)natuurlijke rijkdommen 2)Klimaat 3)Bevolking 2/ Beslissingen door: 1) de overheid 2)Bedrijven 3)Burgers 3/ Schaalvoordelen (grotere productie = kleinere kosten)

Waarom heb je handelsrelaties met sommige landen en andere niet?    

De geografische ligging Historische banden De politieke situatie Smaak & tendensen van de bevolking

Voordelen van comparatieve kostenverschillen? Productie

productiekosten

assortiment

Voordelen internationale handel:    

Specialisatie = dalende kosten = lagere prijzen Uitbreiding assortiment Toenemende concurrentie met buitenlandse bedrijven Technologische vooruitgangen

24 mln. 8 mln.

 Meer arbeidsplaatsen = minder werkloosheid  Uitvoer = inkomsten = verhoging levensstandaard (bv: Aziatische tijgers)

Argumenten voor protectionisme 1) 2) 3) 4)

Werkgelegenheid Nationale veiligheid Vergeldingsargument Bescherming tegen lage loon landen Oorzaken? -arbeidsomstandigheden -sociale voorzieningen

5) Kinderarbeid 6) Milieunormen 7)Opvoedingsargument => bescherming jonge ondernemers/ondernemingen

p.133 Handelsbeleid Vele overheden willen de handelsstromen in en uit hun land controleren, daarbij gebruiken ze verschillende instrumenten. -Invoerrecht: Belastingen die gegeven worden op geïmporteerde goederen. -Douane rechten: Alle belastingen die worden gegeven op grensoverschrijdende handelsverkeer (invoer, doorvoer & uitvoer van G & D) -Quotum: Er mag slechts een bepaalde hoeveelheid van een goed worden ingevoerd. -Non-tarifaire belemmeringen: Regels die worden opgeworpen opdat de ingevoerde G & D aan bepaalde normen moeten voldoen. -Exportsubsidies: Wordt gegeven aan binnenlandse exporteurs, om een betere concurrentiepositie te hebben op de buitenlandse markten (daling van hun verkoopprijs bv.)

Er bestaan verschillende gevolgen bij het gebruiken van bovenstaande instrumenten: Protectie effect: Aandeel binnenlandse producenten Aandeel buitenlandse producenten

Consumptie effect: Na het heffen van een bepaald handels belemmerende maatregel neemt de consumptie van dat goed duidelijk af. Prohibitief tarief: Alle buitenlandse invoer van buitenlandse exporteurs voor een bepaald goed worden van de kaart geveegd. Fiscaal effect: ingevoerde hoeveelheid x prijsverandering (taks). Wat de overheid krijgt.

Grafische situatie:

14 12 10 AW V

8

Aw+ D 6

Ai AB

4

Ai+D

2 0 Catégorie 1

Catégorie 2

Catégorie 3

Catégorie 4

 Situatie: Als er een handels belemmerende maatregel wordt gebruikt kan dat veel gevolgen hebben. Ten eerste zal het wereldaanbod afnemen (zie Aw). De aanbod curve van het buitenland (Ai) verschuift ook naar links ( Ai+D).  De aangeboden hoeveelheid door buitenlandse invoerders is na de invoerrechten gedaald. Dit laat toe om voor de binnenlandse producenten de markt te heroveren. We stellen wel vast dat de prijs stijgt.

De afbouw van handels belemmerende maatregels Na de tweede wereldoorlog veranderde heel erg veel op politiek vlak, niet alleen in Europa, maar ook in heel de wereld. 1947: 23 landen ondertekenen een akkoord op het gebied van handel & tarieven. De G.A.T.T. (General Agreement on Tariffs and Trade) is de voorloper van het W.T.O.

Er werden in de G.A.T.T./W.T.O. 3 basisprincipes afgerond.

Nationale clausule

non-discriminatieprincipe

wederkerigheidsprincipe

Producten uit een andere

Voor elk land, dezelfde

Een land dat zijn invoer-

Partnersland moeten op

regels. M.a.w. als één

rechtenverlaagt, mag van

dezelfde manier worden

land een laag tarief wordt

zijn handelspartner het-

behandeld als binnen-

toegestaan, is die ook

zelfde verwachten.

landse producten.

toegekend aan de andere landen.

1 januari 1995: De G.A.T.T. wordt opgevolgd door de W.T.O. De W.T.O. heeft dezelfde doelstelling als de G.A.T.T. => het bevorderen van vrijhandel. Daarvoor hebben ze verschillende manieren: - Het organiseren van handelsconferenties om handelsbarrières weg te werken. - Tussenkomen in handelsconflicten. - onderhandelingsforums vormen. => De W.T.O. is georganiseerd in zogenaamde rondes. Bij deze rondes komen de lidstaten (153 landen) bijeen om tot gemeenschappelijke regels toe te komen. De laatste ronde vond plaats in Kenya (Nairobi). Daar was het doel de kloof tussen ontwikkelde landen en 3 de wereld landen te verkleinen door preventieve maatregelen te nemen op handelsvlak. G.A.T.T

W.T.O.

=> 23 lidstaten

=>153 lidstaten

=> Geschillen commissie niet krachtig en

=>Lidstaten kunnen andere lidstaten aanklagen.

mocht niet als jury dienen in handels-

=>Aantal onderhandelende sectoren veel groter

conflicten.

=> niet alleen goederen, maar ook diensten.

=> Beperkt aantal goederen & markten

4 begrippen die cruciaal zijn voor het bestaan vaan het W.T.O. Stabiliteit: Boek van 1000 pagina’s over regels; straf voor het niet naleven van de regels; iedereen gelijk “fair for import.” Participatie: Meer dan 85% van alle landen wereldwijd is lid bij de W.T.O.; ondersteuning van ontwikkelingslanden. Transparantie: Landen lichten elkaar in over het wijzigen van handel regels en -akkoorden; vragen stellen op conferenties; het maken van rapporten. Openheid: Alles is publiek; debatten ook open voor het publiek; opendeurendag.

W.T.O. Dispute Settlement Body (Geschillen orgaan) Fase 1: onderling overleg Fase 2: Panel: onafhankelijke jury van experten dat uit 3 leden bestaat(experten in internationale handel). => maximum 9 maanden overleg! Fase 3: Het benadeelde land mag in beroep gaan indien het andere betrokken land niet akkoord gaat met het verslag in fase 2. => Appelate Body= Permanent orgaan (7 leden). Land dat de handelsregels overtreedt moet alles rechtzetten, verslag Oplossing

ondertekenen uit fase 2: ‘Indien niet’

Het benadeelde land mag tegenmaatregelen nemen. ‘Oog om oog, tand om tand.’

Europese Samenwerking Na de Tweede Wereldoorlog willen de Europese leiders vrede stellen tussen alle Europese landen. Dat was ook één van de voorwaarde om geld te krijgen van Amerika (Marshall plan) voor de heropbouw van Europa. 1/ 1951: 6 landen ondertekenen het Europees Verdrag voor Kolen & Staal (E.G.K.S.)  Benelux, Italië, Frankrijk & Duitsland 2/ 1957: E.G.K.S. is een succes. De 6 landen breiden hun samenwerking uit tot economische sectoren. Zij tekenen het Verdrag van Rome, de Europese Economische Gemeenschap (E.E.G.) is geboren. 1 ste Europese vrijhandelszone.

3/ 1968: Bijna alle invoerrechten uit de 6 lidstaten worden onderling afgeschaft. => Het ontstaan van de Europese Gemeenschap (E.G.) die een “douane unie.” 4/ Vele landen zijn lid geworden van de E.G. zoals Griekenland, Spanje, Portugal, Oost-Duitsland, V.K., Denemarken… 5/ 1992: Verdrag van Maastricht. De E.G. wordt de Europese Unie (E.U.) 6/ 2002: De eurobiljetten en -munten komen in omloop.

Wat zijn de belangrijkste doelstellingen van de Europese samenwerking?     

Een monetaire eenheid Gezamenlijke beleidsmaatregelen Maatregelen voor interne veiligheid Vrede behouden Europese eenheid

Def. Vrijhandelszone: vrij verkeer van G & D en personen over de grenzen binnen de zone.

Wat zijn de voorwaarden voor een land om lid te zijn? 1) Inflatie: maximum 1.5% boven gemiddelde inflatie van de 3 landen met laagste inflatie. 2) Wisselkoers: 2 jaar lang een stabiele wisselkoers. 3) Rentevoet: maximum 2% boven het gemiddelde van 3 landen met laagste rente.

Schuldgraad =>

totale schuld x 100=¿ max. 60% van het Bbp bbp

4) Overheid: Begrotingstekort => 3 % van het Bbp

Europese instellingen:     

Europese Centrale Bank (E.C.B.) Europees Parlement Europese Commissie Europese Raad ( regeringsleiders) Raad van Europa (Vakministers)

p.159 De prijs van internationale transacties Wie heeft vreemde munten nodig? - exporteurs - beleggers - Toeristen - Investeerders Def. Wisselmarkt: Is een markt waar de verschillende munten in de wereld worden verhandeld. Def. Wisselkoers: Is de prijs van een bepaalde munt uitgedrukt in de nationale munt of omgekeerd.

Bij een appreciatie stijgt de waarde van een vreemde munt tegenover bijvoorbeeld de euro. De Vraag naar de vreemde munt zal dalen. Bij een depreciatie daalt de waarde van een vreemde munt tegenover bijvoorbeeld de euro. De Vraag naar de vreemde munt zal stijgen.  Bijvoorbeeld: Als de waarde van de dollar van 1 EUR = 0.7142 naar 1 EUR = 0.6250. Dan wordt een vakantie naar de V.S. automatisch duurder. Sommige reizigers zullen afhaken; de Vraag daalt, omgekeerd kan ook. “Stel je voor:” Inflatie V.S. 5%

Inflatie E.U. 2%; hoe zal de wisselkoers van USD fluctueren.

Europese producten worden goedkoper

Europese export stijgt

Europese import daalt

Kopers moeten in

V USD

Euro betalen. V Euro

Depreciatie voor USD

9 8 7 6 5

A2 A1 V2 V1

4 3 2 1 0 Catégorie 1

Catégorie 2

Catégorie 3

Catégorie 4

 Hogere rentevoeten buiten de Euro zullen de Vraag naar “de” vreemde valuta doen toenemen waarvan de rentevoeten zijn gestegen. Meer beleggers, want hogere opbrengst. De Vraag curve van de vreemde munt verschuift naar rechts.  Het Aanbod van de vreemde Valuta neemt af want er wordt veel minder belegd in de Euro. De aanbodcurve van de vreemde valuta verschuift naar links. Oorzaken fluctuatie van valuta’s: - economische factoren: 1) rentewijziging 2) handelstekort 3) werkloosheid 4) producenten en consumenten vertrouwen 5) groeiende economie - non-economische factoren: 1) verkiezingsuitslag 2) politieke situatie

Def. Spilkoers: De wisselkoers mag pas onder vooraf bepaalde marges fluctueren ( de plafond & bodemkoers).

Welke maatregelen kan de overheid of centrale bank nemen om de wisselkoers stabiel te houden? Maatregel 1: Steunverkoop Centrale bank verkoopt vreemde valuta (bv: Poolse Zloty) APLN stijgt => Prijs van Zloty daalt. Nadeel: Op lag termijn kan de voorraad vreemde munten op zijn en kan je deze maatregel niet meer toepassen. Steunaankoop: Centrale bank koopt (vreemde valuta (bv: Poolse Zloty) VPLN stijgt => Prijs van Zloty Stijgt. Maatregel 2: De rente doen stijgen Beleggen wordt interessanter

V PLN

A EUR

A PLN

V EUR

Depreciatie van EUR t.o.v. PLN Nadeel: rente verhogen maakt de krediet duurder => belemmert de economische groei. Maatregel 3: Afspraken aa-npassen aan de realiteit De vooraf bepaalde marges kunnen worden verschoven. Zodat de spilkoers binnen de marges blijft.  Revaluatie: omhoogschuiven van de bodem –en plafond koers. De binnenlandse producten zullen duurder zijn. Deze maatregel is niet zo populair.  Devaluatie: omlaagschuiven van de bodem –en plafond koers. . De eigen munt zal in waarde dalen en de vreemde munt zal in waarde stijgen. G &D in buitenland worden goedkoper. Vlottende wisselkoers Def. Vlottende wisselkoersen: Overheid of Centrale Bank komt niet tussen beide bij de wisselkoers vorming.  Een stabiele wisselkoers brengt zekerheid, de overheid kan de in en uitvoer reguleren door bijvoorbeeld een devaluatie door te voeren; ook speculaties worden tegengegaan en het dwingt de overheid discipline in haar economisch beleid.

 Bij vlottende wisselkoersen kan de monetaire overheid niets regelen, vraag en aanbod krijgen vrijspel. Maar: tekorten en overschotten op de betalingsbalans worden automatisch gecorrigeerd, en ander voordeel is dat de nationale economie wordt geïsoleerd tegen recessie en inflatie van buitenaf.

Def. Reële ruilvoet: De verhouding van de prijsevolutie in binnen- en buitenland. Def. Currency Board: Monetaire beleid waarbij een munt zich koppelt aan een andere munt en zich heft aan het monetaire beleid van deze munt. Inflatie & rente moeten “ongeveer” gelijk zijn. (Zie V.s. –Argentinië). IMF: Is het “International Monetary Fund.” Conferentie van Bretton Woods vond plaats in de plaats in de V.S. Doel: => internationale samenwerking op monetair vlak/uitbreiding van de wereldhandel & stabiele wisselkoersen. Is de centrale bank van alle centrale banken. Wordt door de lidstaten van het IMF gefundeerd.

Reële ruilvoet :

prijsindex gemiddelde uitvoerprijs prijsindex gemiddelde invoerprijs

Veranderingen in het prijsindexcijfer: - toe- of afname van de kostprijzen van de inputs. -

Besparingen Wijziging in de vraag naar een bepaald product Een wijziging van de wisselkoersen.

Economische fluctuaties: Def. Conjunctuur: Is de economische fluctuaties, periodes van sterke & zwakke (negatieve) groei wisselen elkaar af. Is het verloop van de Belgische conjunctuur een geïsoleerd fenomeen? Neen, de Belgische conjunctuur volgt bijna geleidelijk de Europese. Conjunctuur indicatoren: Worden gebruikt om een correct beeld te krijgen van het conjunctuur verloop. Bv: werkloosheidscijfers, omzet handel, industriële handel, export enz. De gegevens van al deze indicatoren worden verwekt tot een conjunctuur barometer oftewel een synthetische conjunctuurindicator. Is gebaseerd op gegevens afkomstig uit maandelijks

conjunctuur enquêtes die gehouden bij ongeveer 5000 bedrijven. De NDD vraagt hen hun oordeel over de huidige economische situatie, en hun verwachtingen. Waarom is de indicator zeer relevant?

Want bedrijfsleiders nemen beslissingen over de productie, investeringen, aanwerving, prijszetting enz. De indicator heeft ook een voorspellend karakter, want het loopt eventjes voor op de werkelijkheid, door de beslissingen die zijn genomen maar nog niet uitgevoerd. Def. Potentiële BBP: In normale omstadigheden gebruikt een economie 80 % van haar capaciteiten. Dit dankzij vele voorbeeelden zoals: arbeiders die soms ziek zijn, geen 24 uur draaiende machines, werkloosheid enz. Recessie: economische groei neemt af. Depressie: negatieve economischee groei, onder trendlijn. Herstel: licht stijgende groeivoet, maaar steeds onder trendlijn. Expansie: economische groei boven trendlijn.

Verloop van het reëel BBP 1950-2012 Jaren 50’: economische heropleving na WOII 1952-53: koude oorlog, kapitalistisch  communistisch 1957: heropleving , verdrag van rome: oprichting E.E.G. Golden sixties: revolutie: - politiek - zeden/ cultuur : hippies - technologie 1973: oliecrisis: boycot van arabische landen tegen het Westen, olieprijzen 1978: oliecrisis, onrust in Midden-Oosten Begin jaren 90’: Val Berlijnse muur; markt wordt veel groter; arbeidskrachten worden goedkoper (communistische landen) maar: moeilijke omschakeling Duitse economie. 2007: bankencrisis in V.S. 2008: Eurocrisis

IMF: Tijdens de onderhandelingen in Bretton Woods in 1944 werd het IMF (internationaal Monetair Fonds) opgericht. “DOEL:” -bevorderen van monetaire samenwerking -muntstabiliteit

IMF heeft een fonds die kan worden gebruikt door landen met economische problemen. Ieder land die lid is moet een bijdrage betalen aan het IMF (afhankelijk van het bbp)....


Similar Free PDFs