Agressie TJC Samenvatting PDF

Title Agressie TJC Samenvatting
Course Agressie TJC
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 26
File Size 738.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 2
Total Views 131

Summary

Download Agressie TJC Samenvatting PDF


Description

Agressie: begripsomschrijving -

Definitie agressief gedrag: “Agressief gedrag houdt in dat je grenzen, regels of waarden overschrijdt, of daarmee dreigt. Hiermee berokken je anderen of jezelf materiële, lichamelijke of psychische schade. En daarbij ben je je niet per se bewust van de gevolgen en de effecten van je gedrag.” (Icoba)

-

Definitie geweld: “Geweld houdt in dat je agressie intentioneel en doordacht gebruikt om een doel te bereiken” o Geweld: vaak verschillende betekenis  dus focus op de term agressie o Onder geweld ook extreme agressie verstaan

-

Agressie: ook positief (= levensenergie) o Kan kracht en energie geven, doelgerichtheid o Bepaalde doelen bereiken of in basisbehoeften voorzien  = opkomen voor jezelf, zorgen dat andere je respecteren

Agressief gedrag en normoverschrijding -

-

Norm wordt overschreden: o Door het gedrag wordt schade (materieel), letsel (fysisch) of leed (psychisch) berokkend Slachtoffer: o Ervaart gestelde gedrag als bedreigend (  reactie beïnvloeden)

-

Normen situeren op niveau v/d gemeenschap, samenleving en cultuur Norm Westerse samenleving: men mag iemand anders geen schade, letsel of leed toebrengen, zelfs niet op onvrijwillige basis o Norm overtreden = sancties, als bedreigend ervaren

-

Normen op groepsniveau: o Onderlinge verschillen in hun opvattingen over wat wel en wat niet als norm wordt gehanteerd en bijgevolg welk gedrag als agressief gedrag wordt aangezien Normen op individueel niveau: o Doorheen opvoeding, ontwikkeling en samenleving maken bepaalde waarden

-

en normen eigen o Beïnvloeding door omgeving

Agressief gedrag en intentionaliteit -

Bij agressie allicht doel voor ogen maar toch niet altijd bewust van het effect (de gevolgen) van zijn agressieve handelen op de ander of omgeving Bij geweld: agressie doelbewust gehanteerd

Agressief gedrag en assertiviteit -

Agressie zowel positief als negatieve lading Positieve agressie (assertiviteit, assertieve weerbaarheid) o Als mens kunnen ontplooien en kunnen streven naar ‘evenwicht’, de vaardigheid en globale houding om het leven aan te kunnen

Agressief gedrag en veeleisend gedrag -

Veeleisend gedrag die als bemoeizuchtig en te opdringerig wordt ervaren krijgt label agressief Dit heeft consequenties naar hoe mensen met elkaar in interactie gaan  leidt tot wrevel en conflictsituaties Veranderd worden indien veeleisend gedrag als bekommernisvol wordt gezien

Uitingsvormen van agressie -

-

1. Seksuele intimidatie 2. Verbale agressie o Zowel mondeling als schriftelijk o Verbaal als non-verbaal 3. Fysieke agressie o Fysieke agressie wordt vrijwel altijd vooraf gegaan door verbale agressie 4. Agressie gericht op objecten 5. Agressie gericht op zichzelf (= zelfbeschadiging) 6. (onzichtbaar), onderhuids agressief gedrag

Soorten agressie -

1. Frustratieagressie 2. Instrumentele agressie 3. Agressie vanuit een organisch of psychisch ziektebeeld 4. Agressie vanuit machtsverhoudingen

Frustratieagressie -

= Gevoel van onmacht, frustratie en gevoel geen controle meer te hebben over de situatie Vanuit gevoelen van mislukking, gevoel benadeeld te worden, vanuit het gevoel te kort te schieten

Kenmerken van frustratieagressie - Frustratieagressie = reactief - Uitingsvormen: verbale- , fysieke agressie en zelfdestructief gedrag -

-

-

-

-

1. Frustraties stapelen zich op 2. Onvoorspelbaarheid: o Oorzaken waarom frustratieagressie onvoorspelbaar is:  Tolerantiedrempel verschilt van persoon tot persoon  Niet altijd duidelijk voor buitenstaander wanneer de bom zal barsten 3. Boosheid en emoties o Veel emoties vrij  Boosheid, ontgoocheling, onmacht, gekwetst o verschil in intensiteit  Hoe intenser de emotie, hoe groter de kans op agressieve reactie 4. Mindercontrole over eigen gedrag o Minder controle over het eigen gedrag: de agressie is niet in verhouding tot de situatie die zich voordoet o Verliest zelfbeheersing 5. Het kan iedereen overkomen 6. Het object of subject waarop de agressie gericht is heeft ook een aandeel o Boosheid heeft een reden o Reden of oorzaak vaak buiten persoon zelf gelegd  Object of subject aangeduid als oorzaak Agressor had een verwachting waaraan niet voldaan

Aanpak van frustratieagressie - Op signalen letten, cliënt heeft het gevoel dat hij regelmatig onrechtvaardig wordt behandelend, en hem/haar onrecht is aangedaan - 1. Emoties verbruiken energie o Erkenning geven aan gevoel cliënt - 2. Luister actief o Openhouding o Parafraseren - 3. Geef erkenning

-

4. Laat cliënt eerst kalmeren alvorens te gaan reageren 5. Pas op voor het maken van beloftes

Instrumentele agressie -

= Instrumentele agressie is een vorm van agressie die bewust als een instrument of een hulpmiddel wordt ingezet om een doel te bereiken Ontstaat meestal in de kindertijd , reageren is belangrijk Proactief Uitingsvormen: verbale en psychische agressie, fysieke agressie en seksuele intimidatie

Kenmerken van instrumentele agressie - 1. Doelgericht, weloverwogen en gecontroleerd o Bewust ingezet om een bepaald doel of resultaat te bereiken o Door woede wordt angst bij de andere persoon opgeroepen   -

-

-

-

-

Agressor gaat dit gebruiken om doel te bereiken Bewust inwerken op de emoties van anderen

2. Bewust o Agressor doel bereikt, agressie verdwijnen o Iemand emotioneel onder druk zetten 3. Controle o Agressor controleert de ander door spanning aan te brengen in vorm van angst (angst is noodzakelijk) o Directe en indirecte dreiging o Inwerken op gevoelige snaar 4. Dreigementen o Belang van de suggestie en manipulatie o Niet elk dreigement uitgevoerd o Dreigementen vaak versterkt door fysieke dreiging of door dingen kapot te maken 5. Het proces, een herkenbaar patroon o Geleerd zin te krijgen door agressie  Agressie niet helpt: veronderstellen niet agressief genoeg  agressie opvoeren o Omgeving belangrijk aandeel 6. Reputatie o Reputatie ingezet als onderhandelingsinstrument

Aanpak instrumentele agressie - Angst: denken aan eigen veiligheid, maar ook aan het patroon

-

o Meegaand opstellen , grenzen stellen en op een rustige manier met agressor praten Wapen: indien wapen niet negeren ( hulpmiddel om spanning op te drijven) o Praten met persoon, aangeven gevoel van ongemak

-

Communicatie duidelijk maken Reputatie erkennen o Ontken de reputatie niet

-

Strategie doorbreken, inzicht bieden Samen kijken hoe doel wel kan bereikt worden: voet bij stuk houden + rustig blijven

Agressie ten gevolge van een psychisch of organisch ziektebeeld -

= Agressie die kan voorkomen als een symptoom van een bepaald ziektebeeld o bijvoorbeeld persoonlijkheidsstoornissen of psychosen Ook agressie als gevolg van middelengebruik Voor buitenstaander is het niet altijd even duidelijk Los van het ziektebeeld kunnen deze personen ook frustratieagressie of instrumentele agressie stellen

Kenmerken - Vaak sprake van voorgeschiedenis - Geen logische reden voor de agressie - Bewustzijnsverandering persoon is ‘anders dan anders’

Agressie vanuit machtsverhoudingen -

= Heeft tot doel om bestaande machtsverschillen in stand te houden, al dan niet bewust Dader: enge kijk, weinig empathie Ernstige schade toebrengen aan het slachtoffer Vaak grensoverschrijdend gedrag Vaak ongelijke machtsverhouding tussen mannen en vrouwen

Kenmerken - Geen of nauwelijks schuldbesef bij de pleger o Verantwoordelijkheid en schuld worden bij het - Onderliggende vooroordelen naar de slachtoffers - Machtsverschil tussen pleger en slachtoffer - Agressie kent vaak een opbouw - Het probleem wordt vaak niet ernstig genomen

Preventie

slachtoffer gelegd.

-

Elementen die de stress kunnen verhogen en agressie kunnen uitlokken: Te veel of te weinig regels Een te rigide omgang met de regels De accommodatie: de inrichting van de ruimtes Het klimaat/de sfeer, de cultuur die er heerst Preventief werken gebeurd via begeleidershouding o Belangrijk dat je waarmaakt wat je zegt

-

Aantal basisaspecten: o Rogeriaanse basishouding  Empathie, echtheid en onvoorwaardelijke acceptatie o Discipline 

Consequent zijn, ongewenst gedrag benoemen, duidelijkheid scheppen o Betrokkenheid 

Positieve benoemen, persoonlijk aanspreken gasten, als begeleider meedoen o Monitoring (toezicht)  Toezicht houden, meeste incidenten tijdens overgangsmomenten o Problem solving  Samen problemen oplossen, inzicht van gastengroep gebruiken o Positieve bekrachtiging  Gasten helpen omgaan met complimenten, gevoeligheden o Stress en spanning reduceren vooral bij jezelf, uit het negatieve proces blijven of eruit stappen -

Belangrijke rol van de context (de organisatie): o De samenstelling van de groep o o o o

De samenstelling van het team Regels en afspraken De accommodatie en het materiaal Ondersteuning en opvangprocedures voor begeleiding die met incidenten geconfronteerd worden

Crisisontwikkeling Begeleidingsstijlen en beïnvloedingsstrategieën -

= Strategieën om de situatie te beïnvloeden. De keuze wordt bepaald door de bereidheid tot samenwerking. Meerdere strategieën na mekaar

-

Overleg en onderhandelen = coachende vaardigheden Overtuigen en afdwingen = structurerende vaardigheden

-

Overleg: o Hoe  Suggesties aanbieden  Adviezen aanbieden  keuzes voorleggen o Wanneer:  gelijkwaardige posities  rekening houden met wensen/behoeften zorgvrager  geen verborgen agenda’s  samen iets willen ondernemen o vooral in fase 1 v/h crisisontwikkelingsmodel

-

Onderhandelen: o Hoe:  gesloten keuze voorleggen  ik-boodschap geven  toegeven of uitstellen  bediscussiëren/uitwisselen standpunten  koppelverkoop (voor iets, hoort iets)  een verzoek afwijzen, maar alternatief aanbieden o Wanneer:  zoeken naar acceptabel compromis  begrip tonen voor standpunt zorgvrager  argumenten au sérieux nemen o vooral in fase 1 en 2 van het crisisontwikkelingsmodel4

-

Overtuigen o Hoe  Gekleurde info geven: enkel de voordelen  Afleiden met een keuze die er minder toe doet. o Wanneer  Als de zorgvrager iets gedaan wil krijgen waarover niet te onderhandelen valt.  Men probeert eigen standpunt op te dringen.  Er is geen bereidheid meer tot samenwerking.  Aanvoelen dat de zorgvrager uiteindelijk nog bereid is zich inschikkelijk op te stellen. o vooral in fase 2 en 3 van het crisisontwikkelingsmodel

-

Afdwingen: o Hoe  Opleggen van een sanctie bij niet opvolgen.  Waarschuwen voor iets dat de zorgvrager niet graag wil.  Niet toegeven. o Wanneer  Bij escalatie van de situatie  Als andere beïnvloedingsstrategieën niet helpen. o Vooral in fase 3 en 4 v/h crisisontwikkelingsmodel

Crisisontwikkelingsmodel -

De ontwikkeling v/e conflict of crisis verloopt volgens een aantal fasen Per fase: specifieke interventie Preventief werken Belang van ruimte, aandacht, vertrouwensband, een gunstige leefomgeving creëren

Agressiecurve Breakwell - Agressie = multifactorieel bepaald - De interventies uit het model komen zelden geïsoleerd voor o in de praktijk vooral ‘gemengde’ interventies. - In schema wordt de zorgvrager in crisis gesitueerd. Dit gebeurt in 5 fasen. - Daarnaast volgen interventies van de zorgverlener (= hulpverlener) om conflict snel en deskundig te beheersen. - Ook de zorgverlener kan onder spanning staan -

Fase 1 t.e.m. 5: vooral verbale interventiemethodieken o Doel = cliënt leren omgaan met eigen spanning + deze leren verminderen. o Belang van communicatie: verbaal en non-verbaal

-

Fase 3 en 4: fysieke interventies mogelijk o veiligheid is in gedrang en men moet optreden. o Veiligheid primeert

-

-

-

FASE 0 = Geen angst en spanning Voor de aanvang =primaire preventiefase. geen sprake van spanning of agressie Deze preventieve basisinstelling geen garantie dat agressie uitblijft of conflicten niet escaleren Signalen o De cliënt voelt zich niet angstig of gespannen en heeft zichzelf onder controle. o Er is geen sprake van motorische onrust. o De cliënt heeft een normaal stemvolume en kan luisteren. Interventies: o Belang van ruimte, aandacht, vertrouwensband, een gunstige leefomgeving creëren e.d. Creëren van een positief klimaat. o Bij voorbaat reeds een aantal mogelijke oorzaken van agressie (zoals ontbering, onvervulde behoeftes, frustraties, …) vermijden FASE 1 = opstartfase De cliënt is gespannen maar nog controle. Angst zien door gedrag: stemwijziging, verhoogde motorische onrust… De cliënt: door eigen zaken in beslag genomen + moeilijk luisteren. Spanning herkenbaar: passief verzet, boycot van de setting, zelfvernedering, suïcidegedachten … Adrenaline wordt in de startblokken gezet: lichaam klaar voor de strijd

-

Interventies: o Ruimte bieden om iets met spanning te doen. o Achterhalen wat de cliënt dwars zit. o Ondersteunend gesprek: achterliggende oorzaak van de spanningen?  signaleren + feedback geven indien de cliënt hier iets mee kan doen. o OF spanningen laten ventileren + begrip tonen wanneer de cliënt niets met de feedback zal doen. o Indien uiten van spanning moeilijk is  fysieke inspanning of andere act. o Actief luisteren: tijd nemen en gevoelens cliënt aanvaarden. o De cliënt informeren om misverstanden te voorkomen of op te helderen.  Luister hierbij ook naar het verhaal van de cliënt o Rust suggereren (adviseren, beargumenteren). o Aandacht afleiden. o Aanpassing van de regel, mits goede argumentatie (uitzondering). o Praktische steun bieden. o Een oplossing aanbieden

-

FASE 2 = escalatiefase De situatie loopt uit de hand + reëel gevaar voor controleverlies.  elk volgend woord/handeling kan teveel zijn en crisis zal dan echt doorslaan. De stemverheffing en motorische onrust vermeerderen. De angst neemt toe. Verbale agressie is aan de orde Luisteren lukt quasi niet meer; zelfs horen is moeilijk. Het adrenalinegehalte stijgt. Interventies: o Begrenzen en ongewenst gedrag halt toeroepen. o Met luide stem spreken, zodat de cliënt dit hoort (wel rustig blijven). o Goed (alternatief) gedrag positief bekrachtigen. o Bijsturen.

-

De hulpverlener moet zichzelf wel onder controle hebben

-

FASE 3 EN 4 = crisisfase Effectief controleverlies. De signalen uit de vorige fasen nemen in sterkte toe. De cliënt hoort bijna niets meer van wat er rondom hem gebeurt en wat gezegd wordt. In fase 3 is vooral materiaal het doelwit van agressie. In fase 4 is er reëel gevaar voor zichzelf en anderen.

-

-

Hevige angst en dreigende paniek beletten de cliënt om adequate handelingen te stellen Interventies: o In sommige gevallen zijn fysieke interventietechnieken aangewezen (time-out, fixatie, pvt, noodmedicatie). Verhoogd toezicht van de hulpverlener + cliënt beperken in aantal vrijheden. Cliënt uit de prikkelrijke en niet te controleren situatie verwijderen. Time-out: kan verschillende vormen aannemen. Bij voorkeur vorm waar toezicht mogelijk blijft

-

-

-

-

o o o o o Bij reëel gevaar voor zichzelf en andere cliënten  in fase 4 de maatregelen verscherpen + vrijheidsberovende maatregelen en middelen (zoals afzondering of separatie), al dan niet met fixatie, in een daartoe specifiek ingerichte ruimte o  Dit is niet in elke voorziening voor handen, is ook niet overal even hard nodig. Het is belangrijk om heel bewust te handelen.

FASE 5 = afbouwfase De cliënt heeft terug controle over zijn gedrag De cliënt zit met vragen over het gebeurde, de interventies en de gevolgen naar de toekomst. Interventies: o De hulpverlener: taak om het contact te herstellen. o Gesprek: een en ander door praten, gevoelens verduidelijken en afspraken maken naar de toekomst. o Afspraken = steun/houvast Een agressie-incident met fysieke interventie is een ingrijpende gebeurtenis. Door ‘er te zijn’, beschikbaar te zijn als hulpverlener  belangrijke aanzet tot het herstellen van het contact. gemiddeld 0,5 tot 1,5 uur: adrenaline terug op normale peil o Hiermee rekening houden bij het geven van een time-out of het voeren van een gesprek. o Zie ook adrenaline als de motor achter agressie Fase 6 = Terugslagfase (‘dip’) Het lichaam scheidt een hormoon af om de effecten van adrenaline op te heffen: noradrenaline Dit heeft verschillende bijwerkingen: o Gevoel van leegheid, Depressieve gevoelens o Geen energie meer hebben, Gevoel van anticlimax o Lichte verwarring, Desoriëntatie, Hoofdpijn

o Deze fase kan 1 of 2 dagen blijven duren. Ook het slachtoffer maakt deze fase door. Interventies:  Het is essentieel dat de begeleider het initiatief neemt tot herstel.  Het is niet gericht op het zoeken naar een oplossing om probleemgedrag ten allen koste te vermijden. o Probeer om het samenleven terug mogelijk te maken. De vraag is vooral hoe de verbinding tussen begeleider en cliënt opnieuw kan gerealiseerd worden en de situatie zodoende ‘ontsmet’. o Heel bewust aandacht besteden aan echt contact te hebben met cliënt. o Nabijheid bieden.

o o

o Vaak wordt de cliënt alleen gelaten  willen bieden van rust: voor jezelf, je cliënt, de anderen.  Van groot belang voor de cliënt dat hij kan ervaren dat een begeleider hem niet loslaat.=emotioneel herstel o Belang van basisplaats voor de cliënt, waar hij zich goed voelt en van waaruit hij terug activiteiten kan aanvatten. o Geef uitleg en neem de tijd om terug in de plooi te komen o Zorg dat je met je verhaal bij iemand terecht kan o Aandacht voor medebewoners: signalen zien!!

Gender en emoties Emoties -

de gevoelsuiting, de lichamelijke reactie op het gevoel o Vb. iemand die kwaad is roept en vloekt luid. Hoe emoties eruit zien kan heel verschillend zijn Er vindt een fysieke reactie plaats, zoals een verandering in de gelaatsuitdrukking, autonome reacties zoals de hartslag die stijgt

Basisemoties - = Verdriet, vreugde, woede, angst, verbazing en walging - Er is geen enkele cultuur waar deze emoties niet voorkomen - Baby’s die blind geboren zijn vertonen wereldwijd dezelfde gelaatsuitdrukking

Over polariteiten - We zijn geneigd om bepaalde gevoelens eerder af te keuren en andere goed te keuren o Afkeuren : angst, twijfel, onzekerheid, verdriet,… o Goedkeuren : blijdschap, openheid, kracht, samenhorigheid,… - De eerste reeks noemen we vaak minder prettige gevoelens, de tweede reeks die we graag verwelkomen noemen we prettige gevoelens o Er is niets negatief aan de eerste reeks en niets positief aan de tweede reeks. o Het grootste verschil is dat we met de eerste reeks minder goed raad weten, dat we er ons minder comfortabel bij voelen -

Het lijkt interessanter om de samenhang te zien tussen gevoelens, eerder dan ze tegenover elkaar te stellen o Het ene gevoel verwijst naar het andere, als twee polen van één geheel o Het ene ‘vraagt’ naar zijn ‘tegen’pool: het wijst er de weg naar  Zo verwijst:  Kwaadheid naar kracht  Onverschilligheid naar betrokkenheid  Angst naar veiligheid en durf  Verdriet naar zachtheid  Twijfel naar zekerheid

Gevoelens toelaten - Gevoelens afwijzen werkt niet echt o Angst die wordt afgewezen verkrampt  Opgehouden kwaadheid leidt tot woede  Ingehouden verdriet leidt tot depressie… - Gevoelens lijken niet te verdwijnen als ze worden afgewezen. o Integendeel, ze neigen ertoe sterker te worden en te verankeren en worden -

-

stoorzenders. Daardoor krijgen ze nog een grotere plek Gevoelens vragen aa...


Similar Free PDFs