Romeinen samenvatting PDF

Title Romeinen samenvatting
Course Geschiedenis
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 13
File Size 214.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 33
Total Views 125

Summary

Download Romeinen samenvatting PDF


Description

Romeinen De Vroege Romeinse geschiedenis. (753-265 v.Chr.) Pas tussen 800- 500 v. Chr. Ontstonden rondom het westelijke bekken van de Middellandse zee pas beschavingen die vergeleken konden worden met de beschavingen in het oosten. Met deze beschaving worden de Etrusken (MiddenItalië kaart 17 blz 148) , Carthagers (Noord-Afrika Tunesië) en de Griekse cultuur in de kolonies bedoeld. De stammen die rond deze volken woonden, waren minder ver ontwikkeld. De Etrusken Leefde in stadsstaten die verenigd waren in een los federatief verband. De kernen van deze stadstaten waren culturele en bestuurlijke centra; de Etruskische beschaving was een duidelijk stedelijke cultuur. De steden waren tot welvaart gekomen door het hoge niveau van hun ambachtelijke producten, met name de metaalbewerking en ceramiek. Deze handelswaar uit Etrurië vormden belangrijke handelswaar in het hele Middellandse-Zeegebied. De Etruskische beschaving was een mengcultuur met Oosterse, Italische en Griekse elementen. De bloeitijd van de Etrusken lag in de 7e en 6e eeuw v. Chr. Zij beheersten toen Midden-Italië, grote delen van de Povlakte en Campánië in Zuid-Italië (Kaart 18 blz 148). Na 500 v. Chr. Brokkelde hun macht geleidelijk af door de toenemende concurrentie van de Grieken en de invallen van de Kelten (= Galliërs). Na 400 v. Chr. Veroverde de Kelten de Povlakte en hielden strooptochten door Italië. Etrusken hadden de gewoonte hun dode te begraven in complete dodensteden, deze waren prachtig versierd en de dioden kregen allerlei voorwerpen mee. Carthágo Deze werd in de 9e of 8e eeuw v. Chr. Gesticht vanuit de Fenicische stad Tyrus, als een van de handelsposten en steunpunten die door hun gesticht werden langs hun scheepsvaartroutes (kaart blz 77). Cathágo nam het Fenicische netwerk over toen de macht van Tyrus achteruit ging. Cathago was een rijke stad, waarvan de welvaart beruste op zeehandel in het westelijke Middellandse-Zeebekken, de import van goud en tin uit West-Europa en hoge agrarische producten die in hun kolonies in Afrika kwamen. Hun belangrijkste oorlogen werden met huursoldaten bevochten, omdat hun eigen bevolking te klein was om aan én handel én een oorlogsvloot én een leger te bemannen. Deze huursoldaten kwamen uit Noord-Afrika en Spanje. De Charthaagse scheepsvaart had in het zuidwesten van de Middellandse Zee en op de Atlantische oceaan tussen West-Afrika en de Britse eilanden een monopoliepositie. Carthago was reeds bereid oorlog te voeren om deze steunpunten te behouden. (Steunpunten kwamen van West-Sicilië, Sardinië, Noord-Afrika en Spanje.) Cathago werd bestuurd door een regentenstand van grootgrondbezitters en rijke kooplieden, aangevuld met enkele generaalsfamilies, die van geslacht op geslacht de commandanten van de legers aan vloten leverden. Het ontstaan van Rome Ze maakten oorspronkelijk deel uit van de stam der Latijnen. Ze spraken Latijn, een Indo-Europese taal. De Latijnen zijn waarschijnlijk in de laatste eeuw van het 2e millennium v. Chr. Italië binnengedrongen. Van de 10e tot 6e eeuw was er in Latium, waarin ook Rome lag, een uniforme cultuur, die veel gemeen had met de Etruskische cultuur. Volgens Romeinse legenden werd Rome in 753 v. Chr. Gesticht door Rómulus, die de eerste koning van Rome werd. Uit archeologische gegevens blijkt dat er toen al dorpen waren op de Palatijn en andere heuvels in Tiber. Deze

werden bevolkt door boeren die aan een tamelijke eenvoudige manier van veeteelt, landbouw en tuinbouw deden. Zij waren georganiseerd in familiegroepen onder leiding van aristocratische leiders, de patres (‘vaders’) van die familiegroepen. Deze heuvels lagen in het grensgebied tussen Latium en Etrurië; ten noorden van de Tiber begon het gebied van de Etruskische stad Véji. Oudste Romeinse bevolking was waarschijnlijk een mengeling van Latijnen, Etrusken en Sabijnen (die woonde in de bergen ten noordoosten van Rome) Tegen 600 v.Chr. nam de Etruskische en Griekse invloed toe, en toen werd Rome pas een echte stad; -Marktpleinen -Continue bebouwing om de Marktpleinen heen -Tempels Rome groeide na 600 snel uit tot een van de grootste steden van Italië. Rome lag op een goed punt: -in een vruchtbare, relatief dichtbevolkte landstreek -Kruispunt belangrijke landweg tussen Etrurië en de Griekse en Etruskische nederzettingen in Campanië -Aan de vaarroute (Tiber) -Aan de weg naar belangrijke zoutpannen aan de kust (Zout was een zeer belangrijk handelsmiddel) Het oudste Rome werd geregeerd door 7 koningen (7e tot 6e eeuw v.Chr.) Eerste 4 zijn legendarische figuren. Laatste 3 koningen die geregeerd hadden kwamen waarschijnlijk uit Etrurië, en regeerde in de 6e eeuw v.Chr. : -Tarquínius Príscus -Sérvius Túllius -Tarquínius Supérbus Staat en maatschappij in het vroegste Rome Er was een bovenlaag van aristocratische geslachten die naar verhouding veel grond bezat, er was een gezeten boerenstand en er waren kleine boeren. Boerderijen -> gericht op zelfvoorziening voor het gezin wat er woonde. Stadium herders met beetje tuinbouw = verlaten. Boeren, ook rijkere, stonden onder de bescherming van de aristocraten, en waren afhankelijk van ze. Zij werden de cliëntes genoemd, en de Aristocratische beschermers heette patróni. In de stad Rome woonde en werkte ambachtslieden. De boeren en ambachtslieden die buiten de bescherming vielen heette plebéjers. De aristocraten zelf waren patríciërs -> aristocratische geslachten, stamboom leidt af van heroïsche figuren uit Romeinse sagen en legenden. Koningen: -Voerde het leger aan -Deden rechtspraken -Leiden plechtigheden voor de staatsgoden -Hadden impérium (Op alle terreinen van de staatsbemoeienis uittrekkend gedrag)

Werden bijgestaan door het Senaat (aanzienlijke familiehoofden)en konden een volksvergadering bijeen roepen (Comítia curiáta), dit was het orgaan dat de koningen het imperium verleende en dus hun positie wettigde. 3 soorten staatsorganen: -Uitvoerend gezag -Aristocratische raad -Volksvergadering (betekende in de praktijk niet veel, , was wel de instantie die het uitvoerende gezag een wettig karakter gaven)

Comitio curiata bestond uit 30 cúriae die zodanig stemde. Cúria – bundeling van een aantal géntes (enkelboud gens). Géntes = groepen familie die menen zelfde stamhoofd te hebben en er gemeenschappelijke tradities op nahielden. Gens was een bundeling met een aantal famíliae (vergelijkbaar met een Griekse huishouding uit de homerische tijd) Família – páter famílias (familievader die het absolute gezag had in de familie. Romeinse namen De indeling in gentes en familiae weerspiegelde zich in de wijze van naamgeving. Romeinen hadden ten minste 3 namen; -voornaam -gensnaam (bijv. Cornélius van de gens Cornélia) - 1 of meer bijnamen, om familie binnen de gens uit elkaar te houden Het leger en de comítia centuriáta Oorspronkelijk waren de gents niet alleen bundelingen van families met sterke religieuze en culturele tradities, maar ook militaire eenheden. In de 6de eeuw begonnen de Romeinen en de Etrusken te vechten op dezelfde manier als de Grieken van die tijd ; -Gesloten slagorde van zwaarbewapende infanteristen (falanx) met ruiters, en lichtbewapende er omheen. De laatste voorkoning Sérvius Túllius (578-535) de indeling van de burgers aangepast en ze verdeeld in vermogensklassen. Rijkste: Ruiterij -> Paard van de staat. Werden Équites genoemd (Eques : ruiter équus : paard) Gezeten boerenstand: zwaarbewapende infanterie Lagere klassen: licht bewapend Bezitloze burgers: bleven uit het leger -> werden proletáriërs genoemd Deze indeling werd ook gebruikt voor de vermogensbelasting -> tributum en voor een nieuwe volksvergadering. 5 vermogensklasse , die elk onderverdeeld waren in centuriae (centura = afdeling van 100 man) elke centuria kreeg 1 stem. , de centuriae, en dus de stemmen, werden zo over de 5 klassen verdeeld, dat de ruiters samen met de eerste klasse de meerderheid hadden (schema 6 blz 170) . De Vroege Republiek (509-265 v. Chr.) : staat en maatschappij Ca, 500 v. Chr. –Traditionele datum 509- eindigde de koningstijd. Weten niet precieze reden. Redenen kunnen zijn:

- Romeinen verjoegen Tarquínius Supérbus vanwege zijn wreedheid en arrogantie - Losmaking Rome uit de Etruskische invloedsfeer, en de rebellie van de aanzienlijken, met namen de patriciërs, tegen sterker koningsschap. Laatste koningen legde steeds meer nadruk op de staat en de gehele gemeenschap der burgers -> ondermijnde de macht van de familiegroepen en hun leiders. Ondermijnen gebeurde ook in de cultus: Supérbus liet op het Capitool een grote tempel bouwen voor de voornaamste godheid van het Romeinse collectief; Jupiter. Deze tempel werd ingewijd in 509, het jaar waar volgens legendes de monarchie beëindigd werd. De Romeinse aristocratie begon zich steeds minder te focussen op Etrurië en steeds meer op de Latijnen. -> Rome werd een belangrijk lid van de bond der Latijnse stadstaten. -> Gemeenschappelijke burgerrecht , het Latijnse recht -> liet toe dat mensen huwde in alle lidstaten en recht op onderlinge handel. Koningschap werd afgeschaft in Rome, regering ging over naar 2 jaarlijks wisselende magistraten, die later in 367 consuls werden genoemd. Magistraten: -Imperium van koning -Macht beperkt door veto (elkaars handelingen tegen houden) - 1 jaar functie -Konden aangeklaagd worden na dat jaar door ontevreden burgers -Bijgestaan door 2 schatmeesters (quaestoren) -Adviseren door het Senaat (die kreeg grote invloed op het beleid) -Konden in tijden van nood een dictator aanstellen , die 6 maanden de macht kreeg -Magistraten werden geleverd door de Patriciërs , zij kozen ook de 300 senatoren, deze senatoren waren bijna altijd oude magistraten. De magistraten kwamen uitsluitend uit het midden van de comitia centuriata. De Patriciërs leverde ook pontifices en de leden van andere aanzienlijke priestercolleges. Besluit volksvergadering had pas kracht als de wet als de senaat er zijn fiat aan gegeven had. Religie ging over op rex (koning) sacrórum (sacra = heilig) en de póntifex máximus, leider priestercollege der pontífices. Aparte priesterkasten bestonden niet; priesters waren patriciërs, die het priesterschap bekleedden naast andere functies. Patriciërs beheersten ook het maatschappelijke en economische leven. Ze kenden ook als enige het gewoonterecht en de rituele formules, die rechtszaken geldig moesten maken door religieuze sanctie te verlenen. Romeinse republiek werd tot in de 3e eeuw bepaald door 2 langdurige processen: 1. De standenstrijd tussen de patriciërs en de plebejers 2. De Romeinse expansie in de laars van Italië. Romeinse expansie in Italië (509-265 v. Chr.) Tussen 509-338 v.Chr. was er een voortdurende strijd in Midden-Italië tussen Rome, de Latijnen, bergstammen rondom Latium en de Zuid-Etruskische steden.

Strijd ging om: -Goede stukken landbouwgrond dalen en kustvlakten - Beheersing handelswegen tussen Etrurië en Campanië. Lange strijd – Stammen waren aan elkaar gewaagd. Begin 4e eeuw (399 BC) : Verovering Zuid-Etrurië door Rome -> Kreeg voordeel in gebied & mankracht t.o.v de andere Latijnse steden. In de halve eeuw daarna moest rome zich verweren tegen bergstammen, Latijnse steden (waren bang voor de hegemonie) en tegen keltische benden.-> Troffen vooral Etrurië, door die te verzwakken werd er een weg vrij gemaakt voor Romeinse expansie in Italië. Na 350V.Chr. : - Rome onderwierp Latijnse steden aan zich -verdragen met belangrijkste stadsstaten in Campanië (ten Zuiden van Latium) - kregen het meest dichtbevolkte deel (M-Italië) in hun invloedssfeer (economisch en militair voordeel) - niet langer lid van de Latijnse bond maar domineerde - Latijnse burgerrecht bleef bestaan (Latijnen in Romeins gebied gelijkgesteld aan Romeinse burgers inzake het huwelijk en zaken doen. - Latijnen die zich in Rome vestigden en afstand deden van het burgerschap van hun eigen stadsstaat konden het volledige Romeinse burgerrecht krijgen. Na 326V.Chr. langdurige coalitie-oorlogen waarbij alle Italische volkeren betrokken zijn GEVOLG: Rome verwerft de heerschappij over Zuid-Italie, uitgezonderd van de Griekse steden in het uiterste zuiden. stichten van kolonies (leken op Atheense klerouchiae van de 5 e eeuw) in Italië (Romeinse en Latijnse boeren met militaire ervaring & bezitloze: proleten). Deze grond werd Romeins staatsland. Latijnse kolonies (coloniae Latina): kolonie zoals hierboven vermeld, werden geen zelfstandige stadsstaten maar bleven bij Rome horen. (wel lokaal zelfbestuur) Romeinse kolonies: (coloniae Romanae) kolonie eveneens in Romeins gebied maar kleiner en meer bedoelt als militair steunpunt Ideaal voor ROMANISERING van een gebied of volk /: aanpassing van Italische volken bij de organisatie, taal, cultuur van de Romeinen. Municípia: Romeinse steden buiten Rome zelf, die al reeds bestonden en niet als coloniae gesticht waren. (enkelvoud ; municípium) Italië was na 265 v.Chr. een lappendeken geworden van staten en gebieden, die verschillende relaties met Rome hadden & eraan gebonden waren: -Het Romeinse kerngebied -Gebied van de oude Latijnse stadstaten -Coloniae Latinae met Latijns recht - municipia met burgerrecht-zonder stemrecht -bondgenoten

Het militaire karakter van de Romeinse samenleving Militaire roem – statussymbool. Beste entree naar een eervolle carrière in de staatsambten. Profiteerde heel goed van de oorlogsbuit. Oorlog rechtvaardigen; -Aanval op Romeins gebied -Agressie tegen een Romeinse bondgenoot -Geweld tegen Romeinse gezanten of andere Romeinen in het buitenland. -Weigering schadevergoeding te betalen -weigering schuldige personen uit te leveren. De standenstrijd De plebejers gaan zich verzetten tegen de aristocratie der patriciërs . Ze vormen echter geen duidelijke maatschappelijke groep. Er waren rijken, middengroepen en arme plebejers. De rijken waren grondgrondbezitters die pas in Rome waren gekomen toen het patriciaat zich al afgesloten had. Ze wilden opgenomen worden in de besturende elite der patriciërs. Bij de middengroep hoorde de eigenerfde gezeten boerenstand die een belangrijk aandeel leverde in de militaire inspanning, en een aantal kooplieden. de arme plebejers waren kleine boeren, ambachtslieden en dagloners, die geen duidelijk banden met de patriciërs hadden.(geen cliënteles) De arme plebejers wensen verzachting van harde praktijken tegenover schuldenaars. De rijke plebejers willen opgenomen worden in de besturende kring der patriciërs. Allebei willen ze optekening van de belangrijkste regels van het gewoonterecht (patriciërs alleen kenden dit), beknotting van de willekeur van patricische magistraten en erkenning van hun massavergadering der plebejers (Concilium Plebis) als officiële volksvergadering naast de Comitia Centuriata. Grootste probleem: het schuldprobleem van de plebejers. Zij zijn immers het grootste deel van de zwaarbewapende infanterie dus patriciërs doen snel toegevingen als plebejers zich massaal terugtrekken uit staatszaken. (=geen leger beschikbaar) Belangrijke concessies aan de plebejers waren: • 494vChr: erkenning van de officiële volkstribunen van de plebejers. Deze volkstribunen controleerden de consuls en konden optreden in geval van willekeurige arrestaties of beslissingen die tegen het belang van het volk ingingen. Ook voorzitter van het Concilium Plebis. • 451vChr: eerste optekening van een beperkt aantal wetten in de wet van 12 tafelen. Deze wetten bestonden uit een aantal geboden en verboden, met strafbepalingen. Deze wetten werden ondanks het primitieve karakter, de grondslag van het oudste Romeinse recht. • 367vChr: Licinisch-Sextische Wetten (leges licinae sextiae), genoemd naar de indieners van de wet, de volkstribune Licinius en Sextius, die als drukmiddel jarenlang de verkiezing van magistraten hadden geblokkeerd. Ze regelden de toelating van rijke plebejers tot het hoogste bestuursambt (=consul genoemd vanaf 367BC). Eén van de 2 consuls moest nu ook plebejer zijn. Er werd ook een nieuwe ambt aangesteld, praetor(s), die zich moest(en) bezighouden met de leiding van de rechtspraak, terwijl de consul zich nu meer bezighield met het aanvoeren van legers. • 287vChr: Lex Hortensia, genoemd naar Hortensius die eerst als dictator was aangesteld om een einde te maken aan een staking van de plebejers . Erkenning van de Concilium Plebis (opgericht in 5e eeuw BC)als volksvergadering met wetgevende kracht voor het hele volk (plebejers en patriciërs)naast de Comitia Centuriata, die almaar minder macht krijgt. De besluiten van de Consilium Plebis kregen kracht van wet zonder fiat van de senaat achteraf. De senaat mocht

voortaan vooraf een advies uitbrengen over wetsvoorstellen. Naast het Consilium Plebis bestond nog een gelijkaardige volksvergadering (wel van plebejers en patriciërs)  Comitia Tributa: geleid door een magistraat met een imperium (in functie) dus een consul, praetor of aediles (2 pleb en 2 patr). De Comitia Tributa en het Consilium Plebis waren niet naar vermogensklassen ingedeeld maar naar woondistrict. Samen met de Comitia Centuriata waren dit pure stemvergaderingen waar gestemd werd over een voorstel. Enkel in voorvergaderingen werd er gediscussieerd. BELANGRIJKSTE MAGISTRATEN IN DE 4e – 3e EEUW BC: CONSULS: (totaal imperium: uitvoerende en bevelhebbende magistraat op elk terrein) aantal : 2 functie : bevelvoering over het leger, handhaving van de openbare orde, algemeen bestuur verkozen door : Comitia Centuriata PRAETOREN: (totaal imperium: uitvoerende en bevelhebbende magistraat op elk terrein) aantal : 2, vanaf 241BC: 4, vanaf 80BC: 8 functie : vervanging van consuls, organistatie van rechtspraak in Rome verkozen door : Comitia Centuriata VOLKSTRIBUNEN aantal : 10 functie : vetorecht, recht van tussenkomst, voorzitterschap van Consilium Plebis (plebejers, konden dit ambt niet bekleden ) verkozen door: Comitia Tributa

patriciërs

AEDIELEN aantal : 4, bestaande uit 2 patriciërs en 2 plebejers functie : politietaken, brandweer, toezicht op orde op markten en organisatie van de spelen in Rome (bv. wagenrennen), kostte veel geld, vergelijkbaar met lithurgieën in Griekenland verkozen door: Comitia Tributa QUAESTOREN aantal : 2, vanaf 267vChr 8, vanaf 80vChr, 20 functie : beheer van de staatskas verkozen door: Comitia Tributa CENSOR: aantal: 2 slechts om de 5 jaar voor 1,5 jaar verkozen: moesten Senaat aanvullen of senatoren schrappen, volk tellen en in vermogensklassen indelen voor belasting, contracten sluiten voor legerbevoorrading verkozen door: Comitia Centuriata Kaart 21 blz 161 even bekijken.

In de loop van de 2e & 3e eeuw v. Chr. Kwamen er meer verschillen tussen Ridders en Senatoren. Senatoren mochten niet meer mee doen met handel (verboden met de wet Lex Claudia), bankzaken, fiscale ondernemingen (belastingspacht) , deze sectoren werden overgelaten aan de rijke equites. De volksvergaderingen 2 soorten: Comitia centuriata comitia tributa (of concillium plebis). Positie voorzitter zeer sterk. -> Legde de zaak voor en het senaatsadvies -> hield stemming tenzij een volkstribuun een veto uitsprak. De comitia centuria In de Vroege Republiek was de verdeling van de centuriën over de vermogensklassen en de volgorde van stemmen was volgt: klasse I 12 centuriën equites (ruiterij) 80 centuriën zware infanterie (40 c. senioren, 46 j. en ouder 40 c. junioren, 17-46 j.) Klasse II 20 centuriën infanterie (10 senioren en 10 junioren) Klasse III 20 centuriën infanterie (idem) Klasse IV 20 centuriën infanterie (idem) Klasse V 30 centuriën infanterie (15 senioren en 15 junioren) Onder de laagste vermogensgrens voor indeling in klasse ware er nog vijf centuriën voor non-combattanten, waaronder een voor bezitloze burgers (proletariërs) De voorzitter van de Comitia Centuriata was altijd een magistraat met Imperium, dus een consul of – als beide consuls te velde waren – een praetor. De Comitia Tributa werd voorgezeten door een consul, een praetor of een patricische aediel. de Concilium Plebis werd geleid door een volkstribuun. Na 287 kwamen burgers alleen bijeen in Comitia Centuriata voor verklaringen van oorlog, vredes verdragen te bekrachtige of om nieuwe censoren, consuls en praetoren te kiezen. de rest werd gedaan als Comitia Tributa (of Concilium Plebis) Centuria = afdeling van 100 soldaten orginele terminologie was een legervergadering maar in de 3 de en 2de eeuw v.Chrs. was het een groep stemmers uit een bepaalde vermogens klasse. Niet alle Centuriën waren even groot, die van d...


Similar Free PDFs