Samenvatting David Peek PDF

Title Samenvatting David Peek
Course Economie
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 14
File Size 222.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 60
Total Views 124

Summary

Download Samenvatting David Peek PDF


Description

SAMENVATTING ECONOMIE 1 – INKOMSTEN EN LASTEN A. G E LD

Drie functies van geld: - Waardemeter (vergelijken) - Ruilmiddel - beleggingsmiddel Vier soorten geld: - Chartaal geld (cash) - Giraal geld (zichtrekening) - Quasi geld (kortlopende termijndeposito’s) - Electronisch geld (geldwaarde – bitcoin, punten, etc) M1 = Giraal + chartaal = geldhoeveelheid in enge zin M2 = M1 + quasi geld = geldhoeveelheid in ruime zin M4 = M2 + langlopende deposito’s B. W A T I S O N S G EL D W A AR D ?

Instrinsieke waarde geld is de waarde van het materiaal van het geld (gouden munt= hoog, papieren briefje = laag) Koopkrachtpariteit: koopkracht van een munt is waarde van een munt tov een andere munteenheid (wisselkoers). Prijsindexcijfer: evolutie van prijs van producten in de tijd (bv prijsstijging van prijs van product X door de jaren gemeten) - Berekening: basisjaar = 100 (Bv brood kost in 2004 1,25 euro 2004=100) - (nieuwe prijs/oude prijs)x100 (bv (1,5/1,25)x100=120 2005=120) Budgetenquete: meest gekochte producten en diensten in België -wegingscoëfficiënt: belang van product voor gezin Inflatie: het stijgen van de prijzen van dezelfde producten (oftewel: met dezelfde hoeveelheid geld kan je minder kopen) - Gemiddeld zo’n 2% per jaar Deflatie: het dalen van de prijzen van dezelfde producten 1

-

Is ongewenst: consumenten zijn minder geneigd om geld uit te geven (want ze wachten tot het goedkoper wordt) en winkeliers kopen in voor een hoge prijs en moeten vervolgens goedkoper verkopen

Gezondheidsindex: prijsindexcijfer waarin producten die de gezondheid schaden niet worden meegerekend - Brandstof, sigaretten, drank (producten waar accijns op wordt geheven) - Rekentruc van de regering om de accijnzen te kunnen verhogen zonder dat dit invloed heeft op het prijsindexcijfer

C. HO E V ER D I EN J E GE LD D O O R T E W ER K E N ?

Loonschalen (barema’s) zijn vaste loonafspraken per baan en dienstjaar. Nominale loon: het absolute bedrag dat je van je werkgever krijgt (bv 40.000 euro) Reële loon: nominaal loon gecorrigeerd naar inflatie - Hierdoor behoudt werknemer dezelfde koopkracht Wanneer en hoe wordt het reële loon berekend? - Soms volgt het reële loon direct een prijsstijging - Meestal via vertragingsmechanisme: de spilindex - Wanneer de prijsindex een vaste waarde (meestal 2%) is overschreden, worden de reële lonen gecorrigeerd (deze vaste waarde noemt men de spilindex) - Nog een vertragingsmechanisme: afgevlakte index - Er wordt niet gekeken naar de laatste prijsindex, maar naar de gemiddelde prijsindex van de afgelopen 4 maanden. Pas wanneer dit afgevlakt gemiddelde de spilindex bereikt, worden de reële lonen gecorrigeerd - Sinds 1994 berekent men de afgevlakte index op basis van de gezondheidsindex Werken als zelfstandige: - Ondernemingsnummer aanvragen - Inschrijven als BTW plichtige - Toetreden tot sociale verzekeringskas - Boekhouding bijhouden  ondernemingsresultaat is verschil opbrengsten en kosten - Betaal belasting over ondernemingsresultaat Sociale zekerheid voor zieken/ouderen/werkelozen (rsz) wordt betaald door: - Werknemersbijdragen (13,07% van brutoloon/108% van het brutoloon van arbeiders) - Werkgeversbijdragen (hangt af van grootte van onderneming en functie werknemer) o Arbeider: +/- 40% brutoloon o Bediende: +/- 34% brutoloon - Overheid Brutobelastbaar loon = brutoloon – (brutoloon x 13,07%) Loonkost = Brutoloon + werkgeversbijdrage

2

Zelfstandigen hebben een onzekere inkomstenverwachting; daarom wordt het inkomen van 3 jaar eerder gebruikt en wordt dit achteraf eventueel gecorrigeerd. Premies voor zelfstandigen liggen over het algemeen lager dan die voor werknemers. Jobstudent: studeren met bijbaan (studentencontract) - Geen sociale bijdragen - Solidariteitsbijdrage van 2,71% - Werkgever betaalt 5,42% - Max 50 dagen per jaar werken Werkstudent: werken met studie erbij (geen studentencontract) - 13,07% werknemersbijdrage Belastingvrijstelling geldt voor iedereen over de eerste 7270 euro van je belastbaar inkomen.

Forfaitaire beroepskosten: 28,7% van brutoloon (geschatte beroepskosten zoals reiskosten etc) Brutobelastbaar loon – forfaitare beroepskosten = nettobelastbaar loon Belastingen worden berekend over nettobelastbaar loon! Bedrijfsvoorheffing : voorschot op belasting van volgend jaar afgehouden van brutobelastbaar loon - Hangt af van hoogte bbl en gezinssituatie - Wordt afgehouden door werkgever Kinderbijslag - Ook voor werkende kinderen - Enkel als je minder werkt dan 240 uur per kwartaal - Geen urenbeperking in zomervakantie - Hoogte hangt enkel af van aantal kinderen en hun leeftijd (gezinsinkomen is irrelevant) - Bijkomende belastingvrijstelling per kind ter laste - Kind ten laste wanneer nettobestaansmiddelen lager zijn dan bepaald bedrag

D. H O E V ER D I EN JE G E LD D O O R T E B E LE GG E N ?

Belangrijke factoren bij beleggen: - De return (bestaat uit:) o Rendement: opbrengst op regelmatige basis (interest, huur etc) o Meer/minderwaarde: verschil tussen aankoopprijs en waarde op moment van verkoop - Het risico (onzekerheid verwachte opbrengst) - Liquiditeit: gemak waarmee belegging in geld wordt omgezet o Lage liquiditeit = moeilijker om te (ver)kopen= mogelijk nadelig voor de prijs o Lage liquiditeit moet vaak gecompenseerd worden met hoger rendement Vastrentende beleggingen: vaste interest, geen risico, relatief laag rendement - Termijnrekening: 14 dagen – 10 jaar - Kasbons: meestal 1-5 jaar 3

-

Obligaties: > 5 jaar Spaarrekening: onbepaalde looptijd

Andere beleggingen: groter risico, rendement is onzeker, kan ook verlies worden (vb: aandelen, opties, onroerend goed) Valutering: looptijd van belegging - Valutadatum is de start van de belegging, kan gesteld worden op de: o Verrichtingsdatum: dag waarop klant transactie uitvoert o Uitvoeringsdatum: dag waarop de bank de transactie noteert  Dagvalutering: bank telt niet voor-of achteruit met bepalen van valutadatum - Valutadagen/waardedagen: aantal dagen waarover de bank interest toekent Enkelvoudige interest: uitkering van interest aan het einde van periode - Interest (per jaar) = (Kapitaal * rentepercentage)/100 - Interest (per maand) = (Kapitaal * rentepercentage * maanden)/12 - Interest (per dag) = (Kapitaal * rentepercentage * dagen)/360 o 360 dagen is meest gangbare aantal waarmee gerekend wordt Samengestelde interest: niet uitbetalen maar samenvoegen van interest bij geïnvesteerde kapitaal - Eindkapitaal = beginkapitaal * (1 + i)n o I = interest, decimaal getal (bv 3,5% = 0,035) o N= aantal perioden o Let op over welke periode de interest wordt berkend! Geldmarkt: markt voor beleggingen en leningen < 1 jaar Kapitaalmarkt: markt voor langlopende beleggingen en leningen Gereglementeerde spaarrekening: - Liquide want direct opneembaar - Basisrente: niet hoger dan herfinancieringsrente van de ECB, of 3% - Getrouwheidspremie: max 1,5% (alleen voor tegoeden die heel jaar op rekening staan) - Geen roerende voorheffing (RV) zolang interest onder bepaald bedrag valt) Niet-gereglementeerde spaarrekening: - Geen vooropgestelde voorwaarden - 25% RV over interest Termijnrekening: - Niet liquide: geld is niet opneembaar voor einde termijn - Vooraf bepaalde interest - 25% RV over interest Kasbon: Looptijden van 1-5 jaar - Jaarlijkse interestuitkering, of - Kapitalisatiebon: interest komt bij kapitaal, uitkering pas na verstrijken looptijd - 25% RV over interest - Liquiditeit: geld is niet opneembaar voor einde termijn, kasbon is wel te verkopen aan een ander 4

Volkslening: - Niet liquide: geld is niet opneembaar voor einde termijn - Voorafgesproken looptijd en rente, looptijd >5 jaar - RV 15% over interest Obligatie: - Waardepapier uitgegeven door staat of onderneming - Vier kenmerken: o Interest (vooraf vastgesteld) o Looptijd (3-30 jaar), drie mogelijkheden:  Vaste vervaldag (geen vervroegde terugbetaling mogelijk)  Vervroegde tergbetaling op vraag emittent mogelijk (call)  Vervroegde terugbetaling op vraag belegger mogelijk o Uitgifteprijs  A pari: uitgifteprijs = nominale waarde (bv 100 euro betalen voor obligatie van 100 euro)  Uitgifte onder pari (bv 90 euro betalen voor een obligatie van 100 euro)  Uitgifte boven pari (bv 110 euro betalen voor een obligatie van 100 euro)  Nulcouponlening/zero bonds: uitgifteprijs ver onder nominale waarde, maar geen interest. Winst zit hem dus enkel in verschil uitgifte-en terugbetalingsprijs (soort kapitalisatiebon) o Terugbetalingsprijs (aan einde termijn)  Meestal 100%  Soms met een premie, bv bij een call van emittent (ligt aan voorwaarden) - Meer liquide dan kasbon, want veel meer obligaties hebben dezelfde voorwaarden, dus beter te organiseren op de markt - Kopen bij emissie (eerste uitgave) of op secundaire markt - Return bestaat uit twee elementen: o Coupon: nominale interest per jaar o Waardeverandering: verschil uitgifte-en terugbetalingsprijs - Berekenen van return obligatie (belangrijk!): -

(

)

-

Eigenlijk is deze berekening niet helemaal volledig, omdat het geen rekening houdt met de tijdswaarde van geld (100 euro vandaag krijgen is interessanter dan 100 euro over 10 jaar krijgen). We rekenen wel gewoon met deze berekening. Wanneer wel rekening wordt gehouden met de tijdswaarde van geld spreken we over actuarieel rendement.

-

De rente op bv staatsobligaties kan negatief zijn. Je krijgt dus minder terug dan je investeert. In economisch barre tijden kan dit gewenst zijn vanwege de zekerheid die staatsobligaties bieden (want als een onderneming of bank failliet gaat, heb je grote kans dat je je geld nooit meer terug ziet).

5

Staatsbons: - Soort kasbon uitgegeven door de staat voor particuliere beleggers - Grotere liquiditeit dan kasbons, want zelfde voorwaarden dus eenvoudiger te verhandelen - Beperkte volumes OLO’s - Maandelijks uitgegeven door de staat voor professionele beeggers - Zeer grote volumes  hoge liquiditeit  lagere rentes - Bij opbod verkocht

E. B E L EG G IN G EN M E T E E N G RO T ER RI S IC O

Aandeel: bewijs van inbreng kapitaal in onderneming - Geeft recht op deel van de winst en stemrecht op aandeelhoudersvergadering - Coupons geven recht op dividend (winstuitkering) o RV van 25% o Coupon kan ook voorrang geven bij uitgifte nieuwe aandelen o Coupon en aandeel kunnen gescheiden worden en andere eigenaren hebben - Aandeelhouders kunnen besluiten de winst in de onderneming te laten ipv uitkeren - Koerswinst (meerwaarde van het aandeel) o Niet belastbaar, maar ook niet aftrekbaar (indien verlies) o Enkel van belang bij aan-en verkoop van het aandeel - Handel aandelen op de beurs via beursvennootschap of financiële instelling - Fundamentele analyse: onderzoek naar ondernemening voor koersverwachting - Technische analyse: kijken naar koers in verleden voor koersverwachting - ICB (Instelling Collectieve Beleggingen) o Fonds van meerdere beleggers, beheerd door specialisten o Beleggers krijgen deelbewijzen - Open fondsen hebben veranderlijk kapitaal o Dit betekent dat deelbewijzen op elk moment kunnen worden gekocht/verkocht o Meestal Bevek (Beleggingsvennootschap met Veranderlijk Kapitaal) o Kapitalisatietype: herbelegt dividend in fonds  Waarde onderneming stijgt waarde aandeel stijgt  Geen dividenduitkering dus geen RV o Distributietype: keert dividend wel uit aan beleggers  RV is 25% - Gesloten fondsen hebben vast kapitaal o Bevak (Beleggingsvennootschap met Vast Kapitaal) o Belegger die een Bevak wil verkopen moet eerst een koper vinden o Verplichte uitkering dividend (25% RV) Levensverzekering (3 soorten): - Overlijdensverzekering (keert uit bij overlijden, meestal binnen afgesproken tijdsbestek) - Verzekering bij leven (keert uit wanneer je een bepaalde leeftijd bereikt) - Gemengde levensverzekering (keert uit bij overlijden en bij halen van bepaalde leeftijd) - Kan dienen als waarborg voor een lening - Belastingaftrekbaar - Lage liquiditeit: verzekering is op naam en uitkering is onbekend/ kan lang duren 6

-

-

Je kan het contract: o Afkopen: je krijgt een deel van je premies terug o Omzetten: je betaalt geen premies meer, bij uitkering krijg je gereduceerd bedrag o Reduceren: bij gemengde verzekering, dekking bij leven vervalt Verzekeringsbon o Looptijd 1-10 jaar o Soms vrij van RV (bv bij >8 jaar) o Geen liquiditeit

Opties: geeft recht om (in de toekomst) een koop/verkoop te doen - De toekomstige (ver)koopprijs wordt van tevoren vastgelegd o Calloptie: geeft recht op kopen o Putoptie: geeft recht op verkopen - Vervaldatum: optie is voor bepaalde tijd geldig - Premie: prijs van de optie zelf - Je kan een optie: o Uitoefenen oftewel gebruik maken van de optie o Laten verlopen, je doet niets (betaalt dus alleen de premie) o De optie zelf verkopen aan een ander - Calloptie schrijven (=uitgeven): o Gedekt: je schrijft de optie op aandelen die je bezit o Ongedekt: je schrijft de optie op aandelen die je niet bezit (groter risico) - Putoptie schrijven (recht geven aan een ander om voor X bedrag aandelen aan jou te verkopen) o Geen sprake van gedekt of ongedekt, je moet enkel voldoende kapitaal hebben om aandelen te kopen wanneer eigenaar putoptie gebruik maakt van zijn optie - Rendement van opties kan zeer groot zijn, maar risico is ook groot

2. BELASTINGEN EN LENEN A. D E P ER SO N E N B EL AS T I N G (P B )

Soorten inkomsten: - Beroepsinkomsten o Werknemer: bezoldigingen o Zelfstandige: winsten - Onroerende inkomsten o Huuropbrengsten (bij bedrijfsmatig verhuren) o Kadastraal inkomen (vastgesteld door belastingdienst) - Roerende inkomsten o Ontvangen interesten en dividenden  Hoef je niet aan te geven als RV is betaald (bevrijdende roerende voorheffing) - Diverse inkomsten

7

Belastingkrediet: wanneer gehuwden een grotere belastingvrije som hebben dan hun gezamelijk belastbaar inkomen, krijgen zij dit verschil uitbetaalt door de belastingdienst als tegemoetkoming aan de armen. Om te slane belasting:verschil tussen basisbelasting en de belasting op belastingvrije sommen Belasting Staat: verschil tussen om te slane belasting en aftrekbare bedragen (zoals belastingkrediet) - Hierboven komt nog: o Aanvullende gemeentebelasting o Bijzondere bijdrage sociale zekerheid Soorten voorheffingen: - Roerende voorheffing (RV) bij uitbetaling van winst of dividend (25%) - Bedrijfsvoorheffing (BV) geheven door werkgever - Voorafbetaling door zelfstandigen o 4x per jaar (verplicht) o Zelf inschatten; is de som na een jaar te laag, dan betaal je 2,25% extra over tekort Belasting Toegevoegde Waarde (BTW): - 0% dagbladen en tijdschriften - 6% levensnoodzakelijke goederen - 12% enkele uitzonderingen - 21% alle overige goederen - Alleen betaalt door eindgebruiker (dus niet tussenhandelaren) o Tussenhandelaren vorderen BTW terug o Btw-nummer  belastingplichtige aftrekbare/terugvorderbare BTW (factuur) Overige belastingen: - Accijnzen (olie, tabak, alcohol etc) - Registratierechten (bij bepaalde aktes, bv huwelijk) - Successierechten (erfenis) - Belastingen door decentrale overheid (gemeente, provincie etc)

B. G E LD L EN EN

Afbetalingskredieten - 1 jaar o Stijging = oplevende economie o Invers = vertraging economische activiteit - Tabel 1 geldt ook voor monetaire politiek! Prijs/inkomenspolitiek: - Rechtsreekse prijsbeheersing: o Minimum/maximum prijzen - Onrechtsreekse prijsbeheersing: o Subsidies producenten o Accijnzen, BTW%

13

TABEL 2. EFFECT INKOMENS-EN LOONPOLITIEK

Effect op BBP Tewerkstelling Inflatie Wisselkoers

Loonmatiging: Misschien grotere groei Misschien stijging Daling Versteviging

Prijzencontrole: Stabilisering of daling Versteviging

Handelspolitiek: - Sterke munt  export is duur, import goedkoop  kleiner overschot handelsbalans en kleinere inflatie - Zwakke munt  export goedkoop, import duur  groter overschot handelsbalans en grotere inflatie TABEL 3. BELEID HANDELSPOLITIEK

Defensief (invoerbeperkend) Invoerrechten en tarieven Invoerquota Economische of politieke druk Subsidies binnenlandse producenten Administratieve protectie

Offensief (uitvoerbevorderend) Uitvoersubsidies Subsidies binnenlandse producenten Voorlichting en promotie Economische en politieke druk exportkreduetverzekering

TABEL 4. EFFECT WISSELKOERSBELEID

Effect op: BBP Tewerkstelling Inflatie Wisselkoers

Sterke munt: Kleinere groei Kleinere groei Daling -

Zwakke munt: Grotere groei Grotere groei Stijging -

14...


Similar Free PDFs