Samenvatting Diversiteit - Lien PDF

Title Samenvatting Diversiteit - Lien
Course Diversiteit in een (ortho)(ped)agogische context
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 24
File Size 612.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 35
Total Views 145

Summary

Download Samenvatting Diversiteit - Lien PDF


Description

TEKST 1. INTERSECTIONEEL DENKEN (Ella)

DIVERSITEIT Gaat over (omgaan met) verschillen tussen mensen (sociale groep waartoe men behoort; enkel culturele niveau). Het gaat over zoeken naar overlap. Het verschil tussen ons krijgt pas betekenis als we het andere zien. BV.: iemand voelt zich jong, als de rest ouder is. “Klassieke diversiteitsdenken’.

INTERSECTIONALITEIT Het is een benadering die de samenloop van discriminatiegronden en de dynamiek die daaruit vloeit zichtbaar maakt. Het is een andere manier van kijken naar de realiteit. Onzichtbare aspecten (gender, etniciteit, klasse, seksuele oriëntatie, leeftijd) hebben gelijktijdig en in wisselwerking een invloed op ieders positie in de samenleving (historie: rechtszaak met zwarte vrouw  rassendiscriminatie of geslachtsdiscriminatie?) SOCIALE DEELIDENTITEIT Dit heeft betrekking op de vraag hoe iemand in relatie tot de sociale omgeving wordt gedefinieerd. BV.: je bent jong, niet oud. Je bent man, geen vrouw. Je bent zus, geen enig kind. Ieder individu heeft een meervoudige identiteit, die bestaan uit verschillende sociale deelidentiteiten, omdat men tot verschillende collectieven behoort. Onze meervoudige ID wordt dus gevormd door verschilleden collectieven, die men mee krijgt van anderen en gekenmerkt worden door een zekere cultuur. We kunnen dus spreken van multicollectiviteit/multiculturaliteit. We onderscheiden verschillende sociale deelidentiteiten (zie assen, hieronder). Familie is een belangrijke deelID (BV.: zus zijn van …). Alles waartoe iemand behoort bepaald mee de deelID. Wie dat iemand is, gaat over de kruising op verschillende assen/dimensies/collectieven waartoe iemand behoort. Onderscheid tussen: 1. Primaire deelID: waarmee iemand geboren wordt, kan niet meer veranderen. Minderheid omdat niet iedereen altijd een man, vrouw, hetero, blank, zwart, … wil zijn. 2. Secundaire deelID: niet waarmee iemand geboren wordt, zelf invulling geven BV.: opleiding. Verwerven. De sociale identiteit kan weergegeven worden als een veelkleurig, veelvormig en bewegend mozaïek van sociale deelidentiteiten. Dat brengt ons bij het dynamisch karakter van de sociale identiteit: Er doen zich voortdurend veranderingen voor in en tussen de sociale deelidentiteiten (‘tussen’ omdat afhankelijk van de context bepaalde deelidentiteiten meer op de voorgrond kunnen staan dan andere. De hiërarchie van sociale deelidentiteiten staat niet vast. Ze varieert afhankelijk van de persoon, de context, het moment… De hiërarchie van sociale deelidentiteiten wordt door een persoon niet in zijn eentje bepaald. Er wordt voortdurend onderhandeld over sociale deelidentiteiten. De verschillende sociale deelidentiteiten beïnvloeden elkaar onderling. Om situaties, mogelijkheden/kansen, moeilijkheden/uitdagingen goed te kunnen begrijpen moet je naar de kruispunten van sociale deelidentiteiten/dimensies kijken

INTERSECTIONEEL DENKEN/KRUISPUNTDENKEN/CALEIDOSCOPISCH DENKEN Actuele denken rond diversiteit. Bij dat denken hoort een bepaalde kijk op sociale identiteit. Het focust op overeenkomsten & verschillen tussen mensen. Het benadert diversiteit op 3 niveaus: 1. Individueel/persoonlijk niveau (“ik ben zoals geen ander”). 2. Culturele niveau (“ik ben als sommige mensen”). 3. Universele niveau (“ik ben als alle mensen”). Basisprincipes A. Sociale ordeningsprincipe/dimensies/assen van maatschappelijke betekenisgeving/Assen van identiteitsvorming.

BV.: gender, etniciteit, klasse, seksuele oriëntatie, leeftijd zijn hier voorbeelden van. Ze bepalen mee je positie, kansen en sturen het gedrag en het denken (BV.: man anders behandelen dan een vrouw).

 14 assen/dimensies van identiteitsvorming/differentiatie die het sociale leven in hoge mate bepalen, en waarmee afhankelijk van de context rekening mee moet worden gehouden. Deze assen/dimensies/sociale ID beïnvloeden elkaar onderling. Elke as/collectief wordt gekenmerkt door: 1. Homogeniteit. Dat is wat de leden met elkaar delen en waarin ze zich onderscheiden van andere collectieven. Homogene bovenbouw van culturen. ‘Dakcollectief. Belangrijke culturele gedeeldheid, die hetzelfde is. Datgene dat BV.: alle moslims verbind/gemeenschappelijk hebben. Ze geven dit enkel op een eigen/unieke manier uiting; kan op verschillende manieren worden ingevuld. BV.: barmhartigheid. 2. Heterogeniteit. Er is interne verscheidenheid binnen een collectief, bv. biologische psychische, interpersoonlijke, politieke, socio-economische, juridische ... verschillen. Heterogene onderbouw van culturen.  Elk individu is (ook) uniek. Dit schema geeft een groot deel van onze identiteit weer. 1. Basis van deze driehoek is iets universeel, waaraan iemand niet voorbij kan komen. BV.: basisbehoeftes. 2. Hoe deze ingevuld worden gebeurt door cultuur. Deze cultuur wordt meegedeeld via elk collectief. 3. In het bovenste gedeelte zit het unieke van iemand zijn persoonlijkheid. Al de combinaties van deze drie lagen, maakt dat iedereen anders is. Toch heeft iedereen ook een overlap/gemeenschappelijk. Het zoeken naar overlap met iemand is belangrijk in een orthopedagogische context. Het is een soort puzzel die in elkaar valt. B. Reële impact Bepaalde kenmerken (zie hierboven) zorgen ervoor dat men hieruit nadelen/voordelen van ondervinden, afhankelijk van de context. BV.: leeftijdsdiscriminatie, discriminatie o.b.v. afkomst. Machtsgeladenheid van dimensies Het al dan niet beschikken over een bepaald kenmerk heeft impact op onze positie en kansen, omdat bepaalde kenmerken hoger ingeschat of meer als de norm beschouwd worden dan andere. Sociale deelidentiteiten/dimensies zijn machtsgeladen. Sommige kruispunten bieden méér of minder kansen, zijn al dan niet gevoeliger voor sociale uitsluiting of discriminatie (‘kwetsbare kruispunten’). **PRAKTIJKTOOLS Kruispunt denken nodigt uit om niet alleen op zoek te gaan naar verschillen, maar ook oog te hebben voor aansluiting te vinden bij de gemeenschappelijkheden. BV.: gedeelde cultuur, persoonlijkheden. of universeel. Iets zoeken waarmee er kan gewerkt worden en niet kijken naar het verschil. Focus bij je cliënt op meerdere sociale deelidentiteiten, bv. naast moslim ook papa en Antwerpenaar. Heb oog voor ‘kwetsbare kruispunten’. Methodiek ‘GLASSWERFF’: reflectie instrument, waarbij men de kwetsbare deelID samen met de cliënt in beeld brengt.

TEKST 2. SYSTEEMTHEORETISCHE BENADERING & INTERCULTURELE GESPREKSVOERING (Hoffman) 1. WAT IS CULTUUR Cultuur heeft 2 betekenissen: 1. Cultuur als artistieke en intellectuele prestaties in de wereld van de kunsten (muziek, beeldende kunst, …). 2. Cultuur als sociale constructie: de manier waarop mensen binnen een sociaal verband vorm en betekenis geven aan hun leefwereld (deze staat centraal).

2

Cultuur is: 1. Eenerzijds een abstract begrip. 2. Anderzijds aanwijsbaar in het dagelijks handelen: in de communicatie, arbeid en sociale activiteiten van mensen. In de literatuur zijn er vele definities van cultuur. Verschillende wetenschapsdomeinen houden zich bezig met de definitie van cultuur. Alle definities delen dat het een kenmerk is van een sociale groep, van een collectief en niet van een individu. Cultuur begint daar waar meerdere mensen in interactie met elkaar zijn en ze eindigt bij de eigenheid van het individu: bij de unieke persoonlijkheid. CULTUUR IN DE ENGE BETEKENIS Etnische cultuur (het gaat over de cultuur van mensen die tot eenzelfde etnische groep behoren. Groep die een zelfde afstamming delen. Je kan horen tot een etnische groep, zonder dat je ermee samen woont (BV.: zelfde land). Een etnische groep is een groep die gevormd wordt door mensen die (ervan overtuigd zijn dat zij met elkaar) een gemeenschappelijke afstamming, geschiedenis en culturele erfenis (bv. taal en religie) (te) delen. CULTUUR IN DE BREDE BETEKENIS MULTICOLLECTIVITEIT Ieder deel van de verschillende collectieven waartoe men een deel van de identiteit kan ontlenen. COLLECTIEF Geheel van alle denkbare groeperingen waartoe mensen kunnen behoren. Binnen deze collectieven is er gedeelde gemeenschappelijkheid (ontstaansfactor) onder de individuele leden. Deze gemeenschappelijkheid is gedeeltelijk, omdat een individu meer is dan alleen lid van dat ene collectief. MULTICULTURALITEIT Elk collectief heeft een eigen cultuur (gewoonten, kennis, waarden en normen, …). Deze heeft invloed op de communicatie (verwachtingen, zienswijzen, …). Door multicollectiviteit, multiculturaliteit en meervoudige identiteit kunnen culturele verschillen en misverstanden ontstaan. Niet alleen in de gespreksvoering tussen mensen met ander nationaliteit/etnische afkomst, maar ook tussen BV.: jongeren en ouderen. Volgens Tennekes (cultuur in de brede betekenis): « Cultuur is de manier van denken, spreken en handelen zoals die binnen een bepaald sociaal verband toonaangevend is, een collectief levensprogramma: een samenhangend geheel van betekenissen dat de leden van een collectief oriënteert op de werkelijkheid waarin zij leven. «  Cultuur is de gemeenschappelijke wereld van betekenissen en gewoonten die een bepaalde sociale groep kenmerkt.  Ieder individu is gekenmerkt door een meervoudige identiteit.  Sociale Identiteit i.p.v. identiteit (bewegende mozaïek : verschillende deelID afhankelijk van situatie).  We spreken vandaag over de cultuur in de brede betekenis. Niet over cultuur als BV.: ik doe iets artistiek. Cultuur is meer dan de etnisch-culturele achtergrond (enge betekenis), dit is een invulling van onze cultuur.  Cultuur is iets collectiefs. Het is niet wat je individueel vorm geeft. Cultuur in de brede betekenis is iets wat gedeeld wordt. Cultuur omvat 4 elementen (Hofstede) 1. De taal die mensen hanteren binnen een bepaald collectief. Elke collectief kent een eigen taal (BV.: jongerentaal). 2. De kennis die mensen van de hen omringende wereld hebben en vergaren (alledaagse kennis, heersende algemene beelden op allerlei levensterreinen; BV. : mannen -en vrouwenrollen, relaties, geloof, opvoeding, …). 3. De waarden en normen die mensen hanteren. Waarden zijn wat mensen belangrijk, goed, gezond, … vinden. Deze beïnvloeden het doen en laten. Normen zijn de concrete richtlijnen voor het handelen. Ze regelen het dagelijks sociale ‘verkeer’. Ze vormen de verbinding tussen de waarden. Normen zijn opgeschreven in wetten, regels, … maar er zijn ook ongeschreven normen (BV.: opstaan in bus voor oudere persoon). 4. De symbolen, rituelen en helden van een collectief. Symbool: woorden, afbeeldingen, gebaren, voorwerpen met een specifieke betekenis (BV. : regenboogvlag). Ritueel: sociale activiteiten die belangrijk zijn voor een cultuur (BV. : gay-pride, besnijdenis, dopen, …). Een ritueel moet niet religieus zijn. Helden: personen met eigenschappen die in een cultuur in hoog aanzien staan en gedragsmodellen zijn (BV.: Nelson Mandela, papa, ...).

3

**Een religie wordt beschouwd als voorbeeld van cultuur (niet als cultuurelement). Bij een religie hoort bepaalde kennis, opvattingen, waarden & normen, eigen taalgebruik, eigen helden, symbolen & rituelen. Sommige gebruiken, gedragingen ... worden toegeschreven aan religie terwijl het cultuurelementen zijn die verbonden zijn met bepaalde etnische groepen.

DE WERKING VAN CULTUUR 1. CULTUUR ALS MODEL VAN DE WERKELIJKHEID Het betekent dat je een geheel van interpretaties meekrijgt waarmee je je kunt oriënteren in allerlei situaties. Bij deze culturele bril gaat het om kennis (de wereld van betekenissen). Het is een hulpbron om de sociale natuurlijke werkelijkheid te leren kennen, te ordenen en te interpreteren. Het helpt te verklaren hoe de wereld in elkaar zit, welke betekenissen de dingen hebben om goed te kunnen functioneren in een situatie. De menselijke waarneming en het handelen t.g.v. die waarneming, is cultureel bepaald (BV.: begroeting door hond: geliefd huisdier – gevaarlijk beest  andere culturele bril). 2. CULTUUR ALS MODEL VOOR DE WERKELIJKHEID Bij deze culturele bril gaat het om de normatieve kennis van normen en waarden. Het geeft instructies en aanwijzingen (normen & waarden) voor juist, goed en effectief handelen. Cultuur als feitelijke (kennis) en normatieve kennis van de werkelijkheid, heeft veel invloed op het denken, voelen, doen en laten. Deze kennis (cultuur) is voorturend in beweging, doordat het steeds opnieuw voortgebracht wordt in en door het persoonlijk unieke handelen van mensen in steeds weer nieuwe situaties. 3. CULTUUR ALS ZINGEVEND KADER Cultuur als model van én voor de werkelijkheid vervult functies van betekenisverlenig en zingeving. Cultuur is dus een dragend en betekenisgevend kader. Het helpt je de betekenis en zin van dingen te ontdekken en te weten hoe te handelen. Migratie: belangrijk om een ‘nieuw’, voor de nieuwe situatie passend, cultureel draagvlak te ontwikkelen. Personen die migreren, dragen een ander cultureel draagvlak met zich mee. Ze moeten zich wat gaan aanpassen, en een nieuw cultureel draagvlak ontwikkelen, dat past bij het aankomstland. BV.: (P. 13) gezin die worstelt met verschillende uit Marokko meegebrachte en in België ontwikklede opvattingen rond het vrouw en puber zijn.  Een systeemtheoretische kijk op cultuur als zingevend kader, biedt de mogelijlkheid om de hulpvrager te zien als persoon die in verschillende collectieven verkeert en met verschillende sociale identiteiten leeft en worstelt. Ze is opzoek naar een nieuw dragend zingevingskader. 4. CULTUUR ALS NORMALITEIT EN VERBINDEN ELEMENT Een belangrijke werking van cultuur is dat het mensen verbindt door het scheppen van normaliteit. Mensen raken vertrouwd met tegenstrijdigheden die binnen collectieven bestaan. Mensen gaan deze verschillen en tegenstrijdigheden normaal vinden, wat verbinden is. Een cultuur definieert wat ‘normaal’ is. (BV.: tram)

VERWERVING VAN CULTUUR 1. ENCULTURATIE Het proces van het aanleren van culturele kenmerken. Dit gaat het hele leven door in allerlei socialisatieprocessen (onderwijs, opleiding, vrienden, werk, …). Culturen zijn aangeleerd (niet aangeboren). Het verwerven van cultuur gebeurt door allerlei vormen van expliciet (onderwijs, …) en impliciet (verhalen, feesten, …) leren. De cultuur wordt iets vanzelfsprekend. 2. ACCULTURATIE Proces van verandering in de culturele oriëntatie door migratie en – daarmee samenhangende – langdurig en voortdurend contact tussen groepen met verschillende culturele achtergronden. (Processen van beïnvloeding wanneer verschillende culturele groepen langdurig met elkaar in contact komen). Groepen in de minderheid stellen zich de vragen: “ga ik mijn eigen hoofdcultuur behouden?”, “Ga ik me vermengen met de subculturen/meerderheid, en hun cultuur overnemen?”. (Zie hieronder: Berry)

4

Acculturatiestrategieën van Berry Integratie (cultuurbehoud & aanpassen). Assimilatie (volledige aanpassing). Separatie (cultuurbehoud, geen aanpassing). Marginalisatie (geen belang aan cultuurbehoud en aanpassing).

DE DYNAMIEK VAN CULTUUR 3 factoren die de dynamiek van de cultuur bevorderen 1. INTERNE SPANNINGEN BINNEN EEN CULTUREEL MODEL Binnen elk van de culturele modellen van en voor de werkelijkheid bestaan interne spanningen. Ieder cultureel model heeft samenhangende betekenissen, maar ook betekenissen die elkaar bekritiseren/tegenspreken. 2. AANBOD VAN VERSCHILLENDE ALTERNATIEVE CULTURELE MODELLEN Door maatschappelijke ontwikkelingen krijgt men verschillende ‘nieuwe’ culturele modellen aangereikt. Dit onderhandelingsproces houdt de dynamiek van een cultuur gaande. 3. ONTOEREIKBAARHEID VAN EEN CULTUREEL MODEL Culturele modellen zijn in vele gevallen ontoereikend voor de gegeven werkelijkheid. Voortdurend zijn er situaties waarop het aangereikte programma geen antwoorden op heeft en waarbij men geconfronteerd wordt. Men is genoodzaakt om ‘hun’ culturele programma’s bij te stellen en aan te vullen. Men moet nieuwe inzichten en nieuw handelen ontwikkelen (BV.: Syriër man ontwikkelt tot huisman, zodat vrouw de taal kon leren, buitenshuis).

DE DUURZAAMHEID VAN CULTUUR Cultuur is dynamisch, maar ook duurzaam. Eenmaal verworven culturele modellen zijn niet zomaar te veranderen, ook al zijn ze niet meer passen binnen de gegeven werkelijkheid. Deze ‘disposities’ sturen het denken, voelen, waarnemen en handelen van mensen, zonder het te beseffen. Een veranderingsproces heeft tijd nodig, men kan niet van dag op dag veranderen.

CULTUUR EN MACHT Dé cultuur van een samenleving/collectief bestaat niet. Cultuur is niet los te denken van verschillen in macht. De samenleving als ‘spel’, waarin elk persoon ‘speelsterkte’ heeft. In een samenleving/collectief heeft iedereen ‘speelsterkte’. Die ‘speelsterkte’ is afhankelijk van de maatschappelijke positie, het netwerk van relaties en de kennis & vaardigheden (het sociaal en cultureel kapitaal). Iedereen kan het maatschappelijk spel beïnvloeden. Ieder individu heeft een eigen vrijheid om dat cultureel model invulling te geven. Maar de dominante meerderheid heeft ‘vanzelfsprekend’ de grootste invloed (mensen vanuit een meerderheidspositie ervaren hun invloed als zo evident, dat ze niet zien en beseffen welke invloed ze hebben). De dominante opvattingen, de sociale representaties over wat en hoe je moet zijn, hebben een normaliserende werking: ze vormen de vanzelfspekenheden en onbesproken criteria waaraan het gedrag van minderheidsgroeperingen worden afgemeten. Met macht brengen mensen waardevolle dingen tot stand (orde, acties organiseren, …). MAAR dominante groepen kunnen culturen ontkennen en soms zelfs vernietigen. BV. : geschiedenis van rascisme, kolonialisme, … Voor velen kan de machtsongelijkheid die hun (voor)ouders hebben ervaren, voelbaar aanwezig blijven in hun actuele leven. De effecten van die machtsongelijkheid zijn dan van generatie op generatie doorgegeven en geïnternaliseerd. 2. SUPERDIVERSE SAMENLEVING SUPERDIVERSITEIT Samenleving is diverser geworden (denken in meerderheid – minderheid). De groeiende diversiteit laat zien hoe gelaagd, contextafhankelijk en veranderlijk mensen zich sociaal organiseren & identificeren. Kwantitatieve toename: in steeds meer steden is de meerderheid afkomstig vanuit migratie, met verschillende

5

nationaliteiten & etniciteiten. Deze groepen zijn emotioneel met elkaar verbonden o.b.v. hun gemmenschappelijke afstamming, geschiedenis & culturele erfenis. Kwalitatieve toename: de diversiteit is binnen en aan sociale groepen & categorieën veelzijdiger geworden. Het zorgt voor veel verscheidenheid binnen elke groep. Voortgaande individualisering, waarbij mensen als individu aangesproken willen worden. Veranderende en vloeibare identiteiten waarbij men zelf de eigen identiteit bepaalt. (niet meer solide identiteiten, waarbij men mensen in hokjes plaatst en een groepsidentiteit opgelegd krijgen).

HET VREEMDE Het vreemde ontmoeten Het begrip vreemdeling is een relationeel begrip: je kunt alleen vreemdeling zijn in relatie tot iemand anders. Stel je de vraag: “Kun je het vreemde toelaten?”. De vreemdeling in jezelf Het durven aangaan van de ontmoeting van de vreemdeling in jezelf is een 1ste voorwaarde om het vreemde te kunnen ontmoeten. De ontmoeting van de vreemdeling van jezelf gaat samen met ongekende gevoelens en verlangens (BV.: de schrik die je hebt van jezelf wanneer je geconfronteerd wordt met de situatie die vreemd voor je was. Dit zegt meer iets over jezelf. We duwen dat dan weg d.m.v. verschillende manieren: exotiseren, stereotyperend lachen, groter maken dan het is  dit zijn allemaal strategieën om het vreemde weg te duwen. We nemen er afstand van. We doen dit omdat we geconfronteerd worden. We zijn geworteld in een cultuur (in gewoontes, ervaringen en geschiedenis). We vallen niet samen met die wortels. Onze ‘verworteling’ / eigenheid / onze eigen andersheid  Het verschil dan ons onverwisselbaar maakt met anderen is niet iets waarvan de betekenis voor ons duidelijk is.  Onze eigenheid is niet iets wat we bezitten, maar het bezet ons.  Niemand is volledig transparant voor zichzelf, maar iedereen heeft een blinde vlek. We weten namelijk nooit precies hoe we op anderen overkomen. Je andersheid valt nooit helemaal samen met je zelfbeeld.  Onze eigen ‘verworteling’ maakt dat er grenzen zijn aan ieders verbeelding en dat er niet de juiste empathie is voor elkaars perspectief.  Wanneer we het vreemde in ons z...


Similar Free PDFs