Voedings- en Dieetleer: DEEL II dieetleer samenvatting PDF

Title Voedings- en Dieetleer: DEEL II dieetleer samenvatting
Course Voedings- en dieetleer
Institution Thomas More
Pages 29
File Size 1.4 MB
File Type PDF
Total Downloads 45
Total Views 184

Summary

samenvatting Voedings en dieetleer, enkel deel 2 dieetleer. brugopleiding tot bachelor in de verpleegkunde...


Description

Voedings- en dieetleer Deel II Dieetleer Bepaling van een dieet Definitie van een dieet: voeding die om medische redenen aan specifieke eisen moet voldoen ten behoeve van een individu 4 kenmerken:  Dieet = een voeding. Het gaat om een samenstelling van voedingsstoffen  dieet is bestemd voor individu, afgestemd op zijn behoeften  dieet = om medische redenen wanneer een maatregel op voedingsgebied noodzakelijk wordt geacht om verbetering in gezondheidstoestand van het individu te bewerkstelligen. Als er geen sprake is van medische indicatie en mensen zichzelf op ‘dieet’ zetten = gèèn echt dieet.  moet aan specifieke eisen voldoen: voeding begrenzing tegenover bepaalde voedingsstoffen. Bij uitwerking v/h dieet streven naar:  volwaardig of zo vol mogelijk dieet  eerbiedigen van de levensomstandigheden en voedingsgewoonten vd patiënt (dieet = individueel, anders zijn het voedingsregimes)  stipt toepassen van de voorschriften  ruime variatie in dieetvoeding  zo smakelijk mogelijke bereiding  hygiënische manier van werken Ruimere betekenis van dieet Eetvoorschrift ≠ dieet. Zijn niet voor één persoon bestemd met eigen noden. De raadgevingen uit tijdschriften kan men bundelen als adviezen voor bijzondere voedingsregimes Doel van een dieet  ziektetoestand verbeteren  genezingsproces te ondersteunen  onderzoek mogelijk maken  individu bij voedingsmoeilijkheden te voeden  bepaalde aandoeningen voorkomen Bepaling van dieetproduct  onderscheid tussen bijzondere voeding en dieetvoeding:  Bijzondere voeding: 9 Bijzondere samenstelling of bijzondere fabricagewijze 9 Voor atleten, bejaarden, zwangere vrouwen 9 Mag wettelijk niet als dieetvoeding verkocht worden 9 6 categorieën æ Bijzondere eiwitsamenstelling æ Bijzondere vetsamenstelling æ Bijzondere koolhydraatsamenstelling æ Bijzondere mineralensamenstelling æ Volledige vervangmiddelen æ Voor gezonde zuigelingen en kleuters  Dieetproduct: 1

9

Mag enkel toegekend worden aan voedingsmiddelen voor bijzondere voeding, bestemd voor bepaalde categorieën personen wiens stofwisseling is verstoord DUS: dieetvoeding valt onder bijzondere voeding, maar bijzondere voeding ≠ dieetvoeding Soorten diëten Dieet wijkt om medische redenen af van gewoon eetregime Afwijking kan gelegen zijn in:  Hoeveelheid energie: 9 Energiebeperkt: minder energie geven, rekening houdend met geslacht, leeftijd, lengte en activiteit 9 Energierijk: meer energie geven, rekening houdend met geslacht, leeftijd, lengte en activiteit  Hoeveelheid van een bepaalde voedingsstof 9 Voedingsstofbeperkt: bv eiwitbeperkt 9 Voedingsstofrijk: bv eiwitrijk 9 Voedingsstofvrij: bv glutenvrij 9 Voedingsstofconstant: bv dezelfde hoeveelheden van bepaalde voedingsstoffen 9 Voedingsstofvervangend bv KKT dieet  Consistentie: 9 Normaal 9 Gemalen 9 Vloeibaar Als slechts één van deze afwijkingen = enkelvoudig dieet Meerdere kenmerken = samengesteld dieet Naargelang noodzaak zal pt een dieet voorgeschreven krijgen waarbij:  Voedingsmiddelen verboden of afgeraden worden en andere aanbevolen = kwalitatief dieet. Exacte hoeveelheden zijn minder van belang, zolang pt maar niet eet van de verboden voedingsmiddelen  Voedingsmiddelen verboden worden of waarbij pt voedingsstoffen in zeer streng voorgeschreven hoeveelheden moet innemen = kwantitatief dieet. Juiste hoeveelheid van één voedingsstof is van belang (bv diabetesdieet) Het dieetadvies = vertaling van dieetvoorschriften in termen van voedingsmiddelen  Bestaat uit praktische voedingsinformatie waarin eisen vh dieet worden verwerkt  Pt (individu) staat centraal bij uitwerking van dieetadvies  Mondeling of schriftelijk worden vastgelegd  Schema van verschillende fasen waarin dieet tot stand komt:

2

Voedingsanamnese: = onderdeel van tot stand komen van een dieetvoorschrift Definitie:  het door middel van een interview of vragenlijst verkrijgen van informatie over ritme, aard en hoeveelheid van geconsumeerde voedingsmiddelen van een individu binnen een bepaalde periode Belangrijk omdat:  voedingskeuze = beinvloed door veel factoren  dag- tot- dag variatie in de opname van energie kan aanzienlijk zijn  tijdstip van consumptie en bereidingswijze van het voedsel kan verschillen Voedselconsumptie kan op verschillende manieren worden bepaald, onder andere door voedingsanamnese Types voedingsanamnese Mondelinge:  Voedselconsumptie van vorige dag wordt nagevraagd (=24 hour recall) Positief: - Eenvoudige methode - Weinig tijd nodig Negatief: - Doet beroep op herinneringsvermogen van pt - Info minder nauwkeurig - Info over één dag of enkele dagen (geen betrouwbaar beeld)  Gebruikelijke voedselconsumptie wordt bevraagd (= dietary history methode) Positief: - Direct beeld van wat individu eet Negatief: - Steunt op herinneringsvermogen van ondervraagde Schriftelijke:  Voedselconsumptie wordt gedurende enkele dagen genoteerd (= dietary record methode) Positief: - Herinneringsvermogen speelt slechts kleine rol Negatief: - Langere periode = onnauwkeuriger opschrijven van wat men eet - Grote inspanning van persoon die moet opschrijven - Pt moet nut van inspanning zien, anders geen zin - Pt kan voedingspatroon veranderen (omdat hij moet opschrijven) = vertekend beeld Toepassing van anamnese in gezondheidszorg Gebruikt om:  Juiste diagnose te stellen (arts)  Dieetvoorschrift of voedingsadvies op te baseren (diëtist)  Hulpmiddel bij therapie (bv obesitas): pten zien zelf hun fouten in

3

Werking van anamnese in praktijk: Duurt gemiddeld 1 u, om volledig beeld te krijgen van voedingsaspecten worden volgende punten bevraagd:  Introductie: doel van anamnese uitleggen  Algemene vragen stellen: beroep, hobby’s, gezinssituatie… om pt op zijn gemak te stellen, sociale omstandigheden en leefgewoonten na te gaan  Voeding: wat, hoeveel, hoe bereid, welke uitzonderingen, voeding in weekend… kruisvragen stellen om onjuistheden na te gaan Communicatie : belangrijke rol:  Pt moet nut inzien om gesprek te laten lukken  Vertrouwensrelatie tussen diëtist en ondervraagde (pt moet op gemak zijn)  Objectief en geïnteresseerd luisteren o Niet meteen afwijzend reageren op verkeerde voedingsgewoonten o Geen suggestieve vragen (bv, toch geen koffiekoeken he??) o Regelmatig samenvatten = pt voelt zich begrepen Besluit: Informatie over voeding is belangrijk om verbanden vast te leggen met ziekte of klachten over voeding en voedingstoestand. Dieetadvies = beperkt zich niet enkel tot productinformatie en geven van bereidingstips. Ook motiveren van pt is belangrijk, zeker als dieet levenslang gevolgd moet worden Bepaling type menu  Menu voorschrijven waarbij juiste hoeveelheden zoveelmogelijk aanwezig zijn  Lijsten waarin voorbeelden staan van toegelaten en verboden producten Bepaling verstrekkingseenheid Verstrekkingseenheid of consumptie-eenheid= hoeveelheid van bepaald voedingsmiddel die bepaalde hoeveelheid van een voedingsstof bevat  zoveel mogelijk in huishoudelijke maten opgegeven worden  vooral bij kwantitatieve diëten gebruikt Bepaling variatielijsten = lijsten waarin voedingsmiddelen en hun portie zijn opgenomen, die overeenstemmen met een verstrekkingseenheid en die dus evenveel van de voedingsstof bevatten als de verstrekkingseenheid die in het typemenu werd voorgesteld. (zie evt. voorbeeldvragen p 73 in cursus)

Het energiebeperkt dieet: = vermageringsdieet of calorie-arm dieet Definitie obesitas Syndroom dat wordt gekenmerkt door overdreven opstapeling van vet in het lichaam Diagnose:  Op zicht: subjectieve evaluatie die door etnische, sociale en culturele factoren wordt beïnvloed  Onrechtstreekse methoden: pt wegen en vergelijken met normen (tabellen, formules, indexen)

 Wegen: voorzorg = juiste weegschaal en wegen in vergelijkbare omstandigheden qua kleding en voeding. Je moet rekening houden met: 4

æ Zelfde weegschaal æ Zelfde kledij æ Zelfde voedingstoestand (nuchter of niet) æ Zelfde tijd van de dag æ Zelfde blaas en darmlediging æ Zelfde periode (bv vrouw: menstruatiecyclus = 0,5 tot 3 kg verschil) Vergelijken met normen:  Tabellen: 9 klassieke tabel geeft voor elke lengte, leeftijd en geslacht een zogenaamd optimaal gewicht aan 9 recentere tabellen: rekeninghoudend met bouw van persoon. Per categorie een gewicht voor sterk en minder sterk ontwikkelde lichaamsbouw 9 formules:  formule van broca: normale gewicht kan berekend worden door van lengte (in cm) 100 af te trekken  formule van Bornhardt: normale gewicht moet gelijk zijn aan lengte in cm, vermenigvuldigd met borstomtrek in cm, gedeeld door 240.  Quetelet- index: gewicht (in kg) delen door lengte (in meter) in kwadraat En resultaten kunnen verdeeld worden in (gradaties van overgewicht volgens Garrow: Voordelen van deze index: - Redelijke onafhankelijkheid met lichaamslengte - Goede correlatie met vetpercentage door onderwaterweging - Rechtlijnig verband met basaal metabolisme en sterftecijfer. Dit ligt het laagst bij een index 20 – 24,9. Neemt (nauwelijks) toe bij index tussen 25-29,9. Vanaf 30 en hoger = belangrijke risicostijging Rechtstreeks meten van het totale lichaamsvet:  huidplooimeters waarmee op bepaalde plaatsen de subcutane vetlaag kan worden ingeschat. Uit die gegevens = empirische vetgehaltes worden afgeleid  lichaamsdensiteit: bv onder water wegen, waarbij men steunt op het feit dat soortelijk gewicht van wetweefsel kleiner is dan dat van andere lichaamsweefsels = technieken die niet voor routine in aanmerking komen  beter hanteerbare methode = middelomtrek  geeft idee van vetverdeling in lichaam + gezondheidsrisico. 9 Te grote middelomtrek = te hoge vetopstapeling in buikstreek = ↑ kans op DM2, hart- en vaatziekten, ↑ cholesterol en ↑ bloeddruk (enkel bij volwassenen te gebruiken)

5

 Overgewicht en obesitas verschillen ook volgens opleidingsgraad. Personen met diploma lager onderwijs en personen zonder diploma hebben in verhouding veel meer overgewicht en lijden vaker aan obesitas dan personen met diploma hoger onderwijs (maken zich minder zorgen om hun gewicht en proberen minder te vermageren)  Niet- actieve personen hebben verhoogde kans op te grote middelomtrek dan actieve personen Oorzaken Ontstaat doordat men meer energie opneemt dan men verbruikt. Zodra enegriebehoefte gedekt is zal verdere aanvoer vorming van overtollig vetweefsel tot gevolg hebben  te veel eten  verminderd verbruik of lagere spieractiviteit Waarom eet men te veel Meerdere fysiologische, psychische, sociale en pedagogische factoren:  Metabole factoren: bv slechte schildklierwerking  Zintuiglijke factoren: zien, ruiken, proeven  Psychologische beweegredenen: compensatiezucht  Conditionering/training: foute opvoeding zowel kwantitatief (gewend om veel te eten) als kwalitatief (gewend vetrijk te eten) = 85% DM2. Ziekteverschijnselen  Rugklachten  Gewrichtsklachten  Galblaasaandoeningen  Diabetes  Hoofdpijn  Kortademigheid Behandeling:  Psychologische benadering = belangrijke vereiste. Pt meekrijgen voor therapie  Spierarbeid 9 Verbruik opdrijven om te vermageren 9 Teleurstellende resultaten omdat verbruik veel moet stijgen (7000kcal) om 1 kg af te vallen, én stimuleert de eetlust nog meer  Medicatie: 9 Veel valse medicatie, kwakzalverij, duur en bevatten geen werkzame bestanddelen 9 Diuretica: vochtverlies, geen vetverlies = CAVE hypokaliëmie 9 Maagvullers: verminderen hongergevoel 9 Laxantia: prikkelt dunne darm, beletten voedselopname met malabsorbtie, vochtverlies en diarree tot gevolg (CAVE uitdroging en hypokaliëmie) 9 Anorexantia: eetlustremmers (kortwerkend) veroorzaken stress, angst… = meer eten 9 Thyroïd preparaten: werken op schildklier en verhogen energieverbruik Vraag: zijn deze verantwoord??  Massage en stoombaden: 9 Geen gewichtsverlies, uitstromen van lichaamswater  dorstgevoel brengt vochtbalans terug in evenwicht en opnieuw ↑ gewicht  Vermageringsdieet: Goede oplossing, verder uitgebreid besproken

6

Principes van het dieet Energiebeperkt dieet Twee richtlijnen:  Beperken van energie inname (vet, suiker en alcohol)  Adequate toevoer van bouwstoffen en beschermende stoffen: eiwit, water, vitamines en mineralen Soorten diëten Lichtere vormen = algemene maatregelen Ernstige vormen = naargelang zwaarlijvigheid wordt 800- 1000-1200-1400-1600 kcal dieet voorgeschreven Aandachtspunten  Zo veel mogelijk normaal voedingspatroon benaderen  Geen maaltijden overslaan  Regelmatig controlebezoek om gewichtsevolutie op te volgen, fouten te corrigeren en dieet aan te passen Uitwerking:

7

8

Uitbreiding: modediëten Het Mayodieet: = maximaal gewichtsverlies op minimum van tijd met nadien gewichtsbehoud  klinkt aanlokkelijk  Strak voedingsschema met beperkte energie inname van ± 600 kcal per dag  Basis van dieet = eieren: 17 a 24 eieren per week  Daarbij: belangrijke portie vlees, vis, bepaalde soorten groenten en pompelmoezen  Verboden: kaas, melk, brood en aardappelen, ook alle soorten vet, suiker en alcohol.  = atherome voeding door hoog cholesterolgehalte en verzadigde vetten = aanleiding tot ketonvorming en laag koolhydraatgehalte  Tekort van mineralen zoals calcium, spoorelementen zoals magnesium en vitamines E en B2 Evaluatie: gevaar voor gezondheid

9

Broodwisseldieet = afwisselend de ene dag enkel volkorenbrood, andere dag onbeperkte voedselinname. Zou makkelijker te volgen zijn door afwisseling  Nutritiewaarde: brooddag = 450 kcal waarvan 13% energie onder vorm van eiwitten, 8% vetten en 79% koolhydraten  = te weinig voedingsstoffen, vooral ↓ eiwitten, vit A, C, B2, B12, foliumzuur en mineralen Ca en Fe (calcium en ijzer)  Enkel vermageren als er tijdens vrije dag niet gecompenseerd wordt  Meestal niet langer dan 2w volgehouden dus ernstige gevolgen zijn onwaarschijnlijk, voor volhouders is kans op tekorten wel reëel.  Brood : basislevensmiddel, niet extreem interpreteren bij uitwerking van diëten Bloedgroepdieet = bloedgroep bepaalt welke voedingsmiddelen geschikt zijn en welke niet  Afh. Van bloedgroep zou bepaalde voedingsmiddelen afweerreacties oproepen in lichaam of spijsvertering beïnvloeden.  Voedingsmiddelen mijden = immuunsysteem versterken, fitter en minder moe voelen, verbeterde stofwisseling = gewichtsverlies  ≠ gebaseerd op wetenschappelijke inzichten  Zeer moeilijk in gebruik, per doelgroep verschillende voedingsmiddelen toegestaan bv bloedgroep A en O mogen geen zuivel en granen = gevaar op belangrijke tekorten  In gezin komen vaak verschillende bloedgroepen voor = moeilijk koken “low carb”-diëten: Atkins en “South Beach” = koolhydraatbronnen vermijden. In 1e fase volledig, nadien heel beperkt.  “Atkins”: ook groenten, fruit en melk zeer beperkt. Eiwitrijke producten zoals vlees, vis, gevogelte, eieren en vetrijke producten zoals olie, boter, noten, room en mayonaise zijn wel vrij te gebruiken.  “South Beach”: bijsturing van Atkins principes: 9 Al in 1e fase zijn groenten toegestaan, nadien geleidelijk fruit, volkoren producten en rijst. Maar nog steeds voedingsschema met vooral veel vlees en groenten. Tegengesteld tot Atkins: belang van weinig verzadigd vet wordt benadrukt. Voorkeur is dus mager vlees, magere vis, magere kaassoorten en magere melk (max 250 ml) 9 Als streefgewicht bereikt: Koolhydraten opnieuw onbeperkt toegelaten, alleen koolhydraten met lage GI (?). als gewicht ↑ = koolhydraatbronnen opnieuw beperken Beide succesvolle diëten, maar weinig gecontroleerd onderzoek naar doeltreffendheid en veiligheid van dergelijke ‘low carb’ diëten.  succes ↓ omdat langetermijn resultaten tegenslagen.  langetermijneffecten van ‘low carb’ diëten zijn nog onbekend

Het soepdieet = hongerstillende en zogenaamde vetverbrandende soep. Bereid van groenten met ‘negatieve’ calorieën, water en bouillonblokjes. 10

 Verbranden van voedingsmiddelen met ‘negatieve calorieën zou meer energie vragen dan aanleveren waardoor lichaam in negatieve energiebalans terechtkomt en overschakelt naar verbranden van reservevetten en zo gewichts ↓.  Begin: enkel groenten of fruit in combinatie met soep  Bij naderen van dag 7 ook aardappelen, zilvervliesrijst, suikervrije thee, vruchtensappen en grote hoeveelheden mager vlees, vis of kip  Melkproducten: amper  Taart, brood, gebak, alcohol en koolzuurhoudende dranken zijn verboden  Na 7 dagenplan moet men stoppen, om nadien opnieuw vanaf dag 1 te starten Realiteit:  Eerste week veel gewicht ↓ (= vocht, geen vetmassa)  Metabolisme van lichaam past zich vrij snel aan, energieverbruik komt op lager pitje te staan, na 7 dagen opnieuw normaal eten = lichaam slaagt extra op = jojo effect 7 dagenplan:  Zeer onevenwichtig, in begin enkel soep, groenten en fruit  Op einde mag men bijna alles eten  Risico op voedingstekorten  maar anderzijds ook overdadige inname van vetten, eiwitten en zout (boillon). Elke keer als honger = soep eten = veel meer zouten innemen = hypertensie  niet bevorderlijk om regelmatig en evenwichtig voedingspatroon aan te leren negatieve calorieën = BULLSHIT gewichtsdaling is alleen mogelijk door minder calorieën in te nemen en/of meer te verbruiken Montignac dieet = voornamelijk eiwitten, vetten en cholesterol  weinig Koolhydraten  vooral verzadigde vetten  = zorgt voor verlies van water uit lichaam  Meeste menu’s ook beperking van calorieën waardoor wel vermagering  Je moet wel voldoende rekening houden met aanbreng van Ca en vitamines van B groep (kwark, yoghurt), anders tekort  Niet beter dan alle andere, met als verschil dat Montignac dieet nog nooit op correcte, objectieve manier bewezen  Niet laten overdonderen door ‘Montignac producten’ die zogezegd beter zijn dan klassieke producten  Veel meer ervaring en wetenschappelijk onderzoek nodig vooraleer men het op grote schaal mag aanbevelen. Onder begeleiding van arts, rekening houdend met vermelde adviezen kan men het proberen Zie evt voorbeeldvragen p 89

Het diabetesdieet Definitie diabetes Diabetes mellitus is een chronische aandoening waarbij het lichaam ofwel onvoldoende insuline aanmaakt (type 1) of de geproduceerde insuline onvoldoende werkzaam is (type 2). Hierdoor ↑ 11

bloedsuikergehalte te snel boven normaalwaarde en blijft deze ook in nuchtere toestand hoger dan normaal Oorzaak  Te gering effect van hormoon insuline, geproduceerd door pancreas  Insuline kan ofwel 9 Te weinig of zelfs niet worden geproduceerd 9 Te weinig effect hebben op weefselcellen  = meetbare verhoging van bloedsuiker = erfelijke aandoening (of het tot uiting komt hangt af van andere factoren. Afhankelijk van factoren zijn er 3 groepen van diabetespatiënten Diabetes T1  Jonger dan 40j  Insulineproductie valt volledig weg 9 Bètacellen van pancreas worden aangevallen door eigen afweersysteem = minder insulineproductie  absoluut gebrek aan insuline ontstaat t.h.v. weefsels en in bloedbaan 9 Altijd insuline vanaf diagnose  Zeer acuut begin en zeer uitgesproken symptomen 9 Veel urineren 9 Dorst +++ 9 Vermageren (normale tot ↑ eetlust) 9 Vermoeidheid CAVE: ketonen  keto-acidose  coma  Meestal magere personen Diabetes T2 of Niet insuline dependente diabetes mellitus  Volwassenen >40j  Steeds min of meer normale insuline productie, maar weefselcellen zijn relatief ongevoelig voor insuline (sleutel ≠ slot)  Meestal personen met overgewicht (nu soms ook al op jongere leeftijd)  Symptomen ± zelfde als bij T1, maar meestal geleidelijk opkomend, duurt langer voor opgemerkt Zwangerschapsdiabetes  In 2e helft van zwangerschap  Door hormonale schommelingen tijdens zwangerschap (verdwijnt meestal nadien)  Klein deel vd vrouwen heeft T2 diabetes die nog niet ontdekt was  Zwangerschapsdiabetes = verhoogd risico op T2 diabetes later = na 6 weken en nadien jaarlijkse controle bij endocrinoloog om afwijkingen tijdig op te sporen

Diabetes Type 3c  Pancreas beschadigd bij bv ontsteking of operatie Beschadigde pancreas:  Bv pancreatitis  Ontsteking kan weefsel en cellen beschadigen of juist abnormale weefselgroei veroorzaken 12

 Deel van pancreas verwijderd bij operatie  kan niet meer genoeg insuline maken Behandeling:  Tabletten  Insuline Andere vormen van diabetes: Prediabetes  Voorfase T2 diabetes  Lichaam reageert al minder goed op insuline  Bloedsuiker is al iets hoger, maar nog niet zo hoog dat je diabetes hebt  Nog ge...


Similar Free PDFs