Samenvatting jeugdliteratuur PDF

Title Samenvatting jeugdliteratuur
Author Nassira Talal
Course Nederlands- Jeugdliteratuur
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 16
File Size 371.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 101
Total Views 127

Summary

Download Samenvatting jeugdliteratuur PDF


Description

Samenvatting jeugdliteratuur DE GESCHIEDENIS VAN DE JEUGDLITERATUUR 1. De middeleeuwen: - weinig verschil tussen kind en volwassenen - kind wordt niet afgeschermd van wat taboe wordt (seks, dood) - vroegste onderwijssysteem bestaat uit: leerling, gezel en meester - alleen kinderen van adel kregen onderwijs - er zijn amper boeken, laatstaan voor kinderen - kinderen en volw. Luisteren naar volksverhalen 2. De 16e tot de eerste helft van de 18e eeuw: - Het lekenonderwijs ontstaat  cyclisch karakter, leerstof wordt elk jaar herhaald - In antwerpen ontstaat boekdrukkunst  vertalingen van Franse fabels - Er zijn enkele school/etiquette en religieuze boeken - Er verschijnt een Nederlands vertaling van sprookjes van moeder de gans - Voor kinderen prenten van luilekkerland - Prenten met verkorte versies guillivers reizen - In gent verschijnt vlaamse vertaling assepoester 3. Rond 1778: - Hiernonymus schrijft proeve van kleine gedichten voor kinderen  jante zag eens pruimen hangen - Wekken kinderen tot deugden: leergierigheid, geduld,gehoorzaamheid - Dezelfde jaar verschijnt de zevende druk  tekeningen en gravures werden bijgemaakt - Nagevolging verschijnen er 100e boekjes over wijze lessen voor kinderen - Eerste kindertijdschrift 4. Begin van 19e eeuw: - Verschijnt moraliserend kinderboek  brave hendrik - Hoofdpersoon is spreekwoordelijk geworden - Spoedig verscheen 60ste druk  schoolmeesters waren er dol op - Sprookjes gebroeders grim  vertaald van Duits naar Nederlands - Kerk ziet er op toe dat kinderboeken tot godsdienst bijdraagd - 2 op 3 kinderen gaan naar school in de winter  zomer werken 5. midden 19e eeuw: - Hildebrand neemt wraak op brave hendrik  camera obscura - Kunstsprookjes Hans Cristian Andersen vertaald uit Deens naar NL - Bakkerrijmpjes en liedjesteksten gebundeld en uitgebracht toen onze mop een mopje was, stoomboot, roodborstje aan venster - Gedichten over honger toen er hongersnood was - Parodieën verschijnen, genre met afschikkende voorbeelden van kind. met wie het slecht afloopt  dikzak die bord niet wilt leegeten, na vier dagen mager als een lat, dood op 5de dag, paulientje die ondaks verbod ouders met vuur speelt - Plaatjes, gedrukte litho’s in prentenboek worden belangrijker

6. Tweede helft van de 19” eeuw: - Onder romantiek ontstaat nieuw genre  historisch roman - Onderwijzers zien middel om kennis vaderlandse gesch te vergroten - Gaat over geidealiseerde verleden van Nederland - Verschenen vertalingen: reis rond de wereld, alice in wonderland - Fantasieverhaal vol nonsens, woordspelingen en dubbele bodems - Pinokkio  ondeugend en aantrekkelijk - Bijna alle kinder gaan naar school  geen openbare bib - Ontstaat meer kindertijdschriften  kindercourant 7. Rond 1900: - Verschijnen meisjesromans  little women - Jongensboeken  jungle boek, schatteneiland - Vlaamse klassieker  jan zonder vrees - Sentimentele genre  arme kinderen  alleen op de werled, oliver twist, hollandse kruimeltje - Veel zorg besteed aan uiterlijke vorm, illustratoren komen naar voren - 2000 bibs, in lagere scholen ong 250.000 boeken 8. eerste helft van 20 ste eeuw: - fantasieverhalen bloeit op  peter pan, beatrix Potter - winnieh de pooh  ultieme kinderboek, speelgoedbeesten worden levend - ontstaan echte meisjes boeken of bakvisboeken of kostschoolboeken (familiedrama) - vlaamse filmkens - nieuwe genre: griezelige jeugdverhaal - zonneland 9. de jaren 1950 en 1960: - meer en meer boeken van verschillende genres - Annie M.G Schmidt wordt beschouwd als een van jeugdauteurs - Kinderboeken  rebellie tegen regels en fatsoen - Dirck Bruna  boekjes over Nijntje  universeel succes - Verhalen lijken op volwassenen wereld - Vlaamse strip  leopold vermeiren  De rode ridder - Willy vandersteen  suske en wiske - Marc sleen  nero - Kinderboekprijzen uitgereikt 10. De jaren 1960 en 1970 - Tinke Dragt creert een verhaal met fantastische wereld - Gerda van Cleemput  meisje dat de zon niet eag - Uitgeverij de Sikkel  reeksen voor beginnende lezers met eendjes, uiltjes - Aparte prijzen uitgereikt voor kinderboekn tot 10 jaar

11. De jaren 1970 en 1980 - maatschappij in emancipatie door provo’s, nozems, tegen atoombom - humo doet bom barsten: ‘ de gemiddelde vlaamse jeugdauteur is 52, onderwijze en bewusteloos.’ - Harry van de buurt en vies lekker  zorgen voor beroering (seksuele taa) - Succes probleemboeken = kommer-en-kwelboeken - Politiek engagement, derde wereld - Aandacht voor Surniaamse en Antillaanse cultuur  nederland - Vlaanderen  latijns amerika - Jan terlouw  koning van katoren  bewapening, geluidsoverlast, godsdienstoorlog - Thea beckman  kruistocht in spijkerbroek - Jeugdboekenweek - Trendsetters gele reeks  uitgeverij lannoo 12. De jaren 1980 en 1990 - Aandacht voor innerlijke ontwikkeling personages  (homo) seksualiteit - Aidan chambers  je moet dansen op mijn graf - Bart moeyaert  deut met valse noten, kus me - Internationale cultuurschrijvers  vertalingen, Roald Dahl, Anthony Horowits - Marc de bel, toon tellegen  veel gelezen door jongeren - Succesvole tv-series, fims en musicals uitgebracht  gebasseerd op jeugdliteratuur - Prijzencircus met jury’s van volw en kinderen

De jaren 2000-heden -

Imme dros, bart moeyaert  veel aandacht an taal en compositie Verhaal hebben diepere betekenis Boeken met 2 edities  1 cover voor kids, 1 voor volwassenen Woordgrappen, taalassociaties zijn niet altijd toegankelijk voor kids Gerda dendooven, klaas verplancke  prentenboeken, expressieve tekenstijl J.K Rowling  Fantasy-genre, harry potter Twilight, lord of the rings

LITERAIRE GENRES -

Genre is afkomstig van Latijns ‘genus’  betekent afkomst, soort Tekstsoort die een aantal kenmerken in stijl, vorm, inhoud heeft Binnen genreleer bestaat overkoepelende indeling: epiek, lyriek, dramatiek  respectieve verhalen, poezie en liederen Elk overkoepelende genres kent zijn subgenre  Vb. verhalende teksten: mythes, sagen, sprookje Jeugdliteratuur stoelt genre-indeling vooral op inhoud, minder op vorm Adh van bepaalde kenmerken categoriseren en typeren we  verwachtingen over genre worden later bevestigd Kenmerken genres: verzameling van eenzelfde soort verhalen, onderscheid tussen realiteit en fantasie, mate waarin de werkelijkheid wordt vewerkt vormt de leidraad Thema’s: sinterklaas, zeeverhaal, kerstmis

MYTHEN, SAGEN EN VOLKSVERHALEN De mythe Kenmerken -

komen voor in alle culturen over de hele wereld mondeling overgeleverd God/goden zijn personages antropomorf voorgesteld verklaren een natuurverschijnsel geen duidelijke tijdsaanduiding magische/wonderbaarlijke elementen

1. Griekse mythes:    

sisyfusarbeid een zwaard van damocles een twistappel een feniks

jeugdauteurs:  -

Imme dros: held van labyrint Els pelgrom: de titanen Ed franck: medea

2. Bijbelse mythes:    

Adam en eva De splitsing van de rode zee De vrouw van lot De zonvloed en de ark van noach

3. Noordse/Germaanse/Keltische mythes    

Wodan/odin Thor/Donar Elfen Trollen

Jeugdauteurs: -

Willy vandersteen: vinnige viking

4. Niet westerse mythes:

Het epos

Kenmerken: -

mondeling overgeleverd hoofdpersonage is een strijdende held uitvoerig verhalend plechtige, verheven stijl

jeugdauteurs: -

michael de cock: diep in het woud paul biegel: de zwerftochten van Aeneas

de sage kenmerken: -

mondeling overgeleverd verhaal gesitueerd in de tijd gesitueerd in de ruimte wil geloofd worden bevat historische kern

voorbeelden:   

de vliegende hollander de lange wapper manneken pis

jeugdauteurs: -

chris verseyelen willy vandersteen

de legende Kenmerken -

mondeling overgeleverd verhaal gesitueerd in de tijd en de ruimte bevat magische/wonderbaarlijke elementen bedoeld om aan te sporen tot christelijke levenswandel

voorbeelden:  

Ed franck: beatrijs Peter van gestel: mariken

In de legende van Mariken verkoopt Mariken haar ziel aan de duivel die haar in mensengedaante verleidt tot zonde en goddeloosheid.

BOEKEN OVER ANDERE CULTUREN Nederlandstalige boeken over andere culturen kunnen geschreven zijn door: 1. anderstalige auteurs. De boeken werden vertaald in het Nederlands; 2. Nederlandstalige auteurs die oorspronkelijk uit een andere cultuur komen; 3. Nederlandstalige auteurs die nooit deel hebben uitgemaakt van een andere cultuur. Een auteur kan het expliciet over andere culturen hebben of ook impliciet. 1. Soorten auteurs:  Vertalingen: de vertaler is oorspronkelijk geen schrijver, maar door de tekst die hij vertaald wordt hij schrijver. Zijn kijk & referentiekader kan afwijken van oorsp. schrijver.

Culturele filtering: wanneer culturele verschillende een impact heeft op de vertaling. 4 vertaal strategieën die fungeren als culturele filter:  Naturalisatie: herkenbare omschrijving uit de eigen cultuur  Vb. in plaats van bag of quavers: een zakje chips 

Neutralisatie: vreemde elementen worden weggelaten of vervangen door een omschrijving die voor publiek herkenbaar is  Vb. Nederland: hij ging naar Albert Heijn om zakje Lays te kopen België: hij gig naar de GB om een zakje Smith te kopen



Exotiseren: vertaling neemt elementen uit andere culturen letterlijk over  Vb. hij ging naar Sainsbury om een zakje quavers te kopen



Explicitering: vreemd begrip wordt met wat korte uitleg verduidelijkt

1.2 Nederlandstalige auteurs met roots in en andere cultuur

-

Said el Haji  de dagen van sjaitan Fikry el maazouzi Khalid Boudou  pizzamaffia

1.3 Nederlandstalige auteurs die nooit deel hebben uitgemaakt van een andere cultuur - Marita de Sterck - Gerda van Erkel Auteur kruipt in huid van een personage  verhogen inlevingsvermogen  Moeilijk voor auteur om 100% in personage te kruipen van andere cultuur check fragmenten cursus

HET SPROOKJE Waarom onthouden we sprookjes? -

Avontuurlijk Spanning en stelt gerust Gebruik humor

Verschil tussen volkssprookje en cultuursprookje:  

Volkssprookje: zijn anoniem en werden oorsp. mondeling overgeleverd Cultuursprookjes: zijn van de hand van literaire auteurs, maken gebruik van motieven, personages en structuren uit volksprookjes

Volkssprookjes:    

Basile, sprookjes van moeder gans Vlaamse volkssprookjes: leugenvertelsels, grappige vertelsels duizend en een nachten  arabische vertelling turkse sprookjes: Nasreddin Hodja

Cultuursprookjes: 

Hans Christian Andersen

1. Waarom was en is sprookje controversieelste genre voor kinderen: - Sprookjes zijn leuk, maar vrouwen worden afgeschilderd  grote meningsverschillen 2. Wat zijn functie van sprookje: - Leren uit sprookjes, diepe wijsheid, geruststellende therapeutische werking Ontstaan: monogenese, polygenese Hoe komt het dat gelijkaardige sprookjes op verschillende plaatsen wereld opduiken:  2 hypotheses: Monogenese: sprookjes zijn op 1 plaats ontstaan en door rondreizers verspreid Polygenese: soortgelijke sprookjes zijn ontstaan door dezelfde menselijke verlangens/angsten Antropologen: houden zich bezig met relatie tussen inhoud sprookje en cultuur Literatuurwetenschappen: stijl en structuur sprookje Sociologen: plaatsen sprookje in maatschappelijke context Historici: info halen uit sprookje over gevoelens en motieven in pre industriële tijd Origineel of traditioneel -

Verschil tussen sprookjes van charles perrault en teksten matc de bel zijn verschillend Eerste sprookjes  voor 20ste eeuw Verwijzen niet naar andere versies van deze sprookje

Kenmerken sprookjes:   

Onbepaalde plaats en tijd Magie Karakters worden niet uitgewerkt

Sprookjesbewerkingen Hoe verklaar je populariteit van sprookjesbewerkingen: -

Universeel thema Kan in eigen tijd en omgeving plaatsen

Verschil met kenmerken sprookjes:   

Vage grens tussen magie en realiteit Niet zo gelukkig einde Vaag onderscheid goed en kwaad

Grimm vs. Charles Perrault:  Perrault: gewelddadig  Grimm: roodkapje is de held

Intertekstueel verband met roodkapje van charles Perrault: -

Titel Personages Drie locaties Formulering

Edward van de vendel integreert feministische kritiek op roodkapje:  Roodkapje is niet naief  Roodkapje is niet schuldig aan verkrachting

Welke elementen verwijzen naar sprookje van Grimm of Perrault?  

Naam hoofpers Meisje rood kleedje

Rood = kleur van levendigheid, openheid, contact met andere mensen

DE HISTORISCHE JEUGDROMAN -

Eerste historische verhalen  begin 19e eeuw Europa raakte in de ban onder invloed Romantiek Sir walter scott  grondlegger van dit genre Schreef waverley  combineerde historische en spannende avonturen Veel auteurs kiezen voor kruistocheten, ontdekkingsreizen etc. Reizen impliceert avontuurlijkheid

Belangstelling voor kinderen:    

Meestal vanaf 9 jaar Belangrijkste lezersgroep  tussen elf en veertien jaar Kind is beter in staat om verbanden te leggen tussen verleden en heden Krijgt notitie van abstracte begrippen zoals vrijheid en rechtvaardigheid

Aantrekkingskracht: -

Nieuwsgierigheid en leergierigheid naar het vreemde  andere van vroeger Verleden spreekt tot verbeelding Vormen literaire aanvulling op geschiedenis Mogelijkheid om vroegere wereld mee te beleven

Historische roman:       

Groeit uit samenspel van historische feiten en verzonnen aanvullingen Een figuur staat centaal die echt geleefd heeft Ofwel spits auteur op belangrijkste gebeurtenis uit leven van personage Ofwel schrijft auteur bibiografie  voetnoten, illustraties, kaarten Literaire aspect beperkt hier tot feiten, volgorde en invullen onbekende gegevens Meeste historische verhalen  verzonnen hoofdpersonage Bepaalde historische periode  feitelijke details

Hedendaagse auteur: -

Kan niet anders dan vertrekken vanuit hedendaagse bril op verleden Emoties, overtuigingen van vroeger weten we niet  zijn universeel Jonge hoofdpersonages denken zoals de dag van vandaag over etische kwesties met moderne visie

Taalgebruik:    

Vaak bloemrijk Zwaardere stijl met veel beelden, adjectieven Weinig gebruikelijke woorden die passen bij historische kader Dialogen zijn aangepast aan actuele lezer

De truc: -

Auteurs gebruiken truc om verleden dicherbij te brengen Met tijdmachine komt hoofdper van nu in verleden terecht Verleden, heden confronteren  via historisch kunstwerk, archeologen Inleefbaar  jeugdige hoofpersonage

De moraal:    

Onverdraagzaamheid, bekrompenheid, religeus fanatisle zijn te allen tijde Recente historische romans  ontwikkeling naar grote psychologische diepgang Frequenter voorkomen van vrouwelijk hoofdpers Motief in verhalen  streven naar zelfstandigheid waar wereld gedomineerd wordt door mannen

TRIVIAALLITERATUUR -

Guilty pleasure Schaamte  angst negatieve oordeel van anderen De vijf en dolle tweelig  meest verkochte auteurs Triviaal  latijnse trivium  kruispunt van wegen ontmoeten elkaar op kruispunt  praten over koetjes en kalfjes  triviale zaken Orginaliteit: stereotypen Rechtlijnige verhaallijn, zwart-witkrakers, typische thema’s  wat lezer verwacht Goedkoop happy end Spanningopbouw  voorspelbaar Makkelijke chronolgische tijdsstructuur Duidelijk vertelstandpunt Deze boeken weerspiegelen eigen normen en waarden, verlangens en dromen Lezer ervaart escapistisch of evasorisch  ontsnapping uit eigen realiteit

Sociologen:     

Merken op dat triviaalliteratuur uitloper is van establishement Wie enkel dit leest wordt nooit aangemoedigd om kritisch en persoonlijk standpunt te nemen  blijft kritiekloze burger Maatschappij wordt conservatief en statisch geheel  herhaling generaties Vooroordelen worden bevestigd Maatschappelijke of psychologische problemen worden uit de weg gegaan

Cliché -

Waardeoordelen van pulpliterautuur Orginele lichtplaat die eindloos kan geproduceerd worden Afgesleten holle frases zoveel gebruikt dat ze hun waarde zijn verloren Verliefde paar in parijs, ontrouwe echtgenoot, conflicten met schoonouders

Topos:    

Cliché situatie of locatie komt voor in literatuur Grieks voor plaats of plek Twee pers. Spreken af aan fontein  liefdesscene Onschuldig pers. Door donker bos  gebeurt iets gevaarlijk vb roodkapje

Clichés: -

Oorspronkelijk origineel, geestig en vindingrijk Veel gebruik  pit verloren Afgesleten voor geoefende lezer kan nieuw zijn voor iemand met weinig leeservaring

Pulpliteratuur:         

Succes  spelen in op wat meeste kinderen van boeken verwachten Ontspannend, avontuurlijk humor, makkelijk te volgen Fundamentele behoefte aan veiligheid  lezers voelen zich veilig Weten dat alles goed gaat aflopen, kunnen alles makkelijk volgen Verhaal geeft lezer illusie van contoloeerbaarheid en beheersing Behoefte van bevestiging  indentificeren met held  slagen waar ze in realiteit niet kunnen Bevestiging morele waarde  goede wordt beloont, kwade gestarft Behoefte van ongecompliceerde ontspanning  lezers zijn boeken ontgroeit  zien zwakke kanten  voorspelbaarheid leerlingen bewust maken dat als pulp lezen, het ook pulp is

PRENTENBOEK - STRIP- GRAPHIC NOVEL

-

elk tekening lees je als een tekst lijn, kleur en vorm heeft zijn plaats woorden zijn symbolische tekens prenten zijn iconische tekens  visuele gelijkenis met wat ze abeelden verbinden gevoelens met bepaalde kleuren associaties verchillen van cultuur tot cultuur, van leeftijd tot leeftijf

intervisuele verwijzingen: prenten die gebaseerd zijn op een andere prent vb. Winnie de poeh komt voor in een ander boek symmetrische relatie: woord en beeld drukken hetzelfde uit, ze geven dezelfde informatie vb. auto en afbeelding auto complementaire relatie: woorden en beeld vullen elkaars lege plekken aan  verschillende soorten aanvulling: - uitbreidende of versterkende relatie: woord en beeld ondersteunen en versterken elkaar VB. afbeelding laat zien dat het een rode auto is -

contrapunt: woord en beeld contrasteren elkaar, maar werken samen om beteknis uit te drukken

-

contradictie of syllepsis: woord en beeld spreken elkaar tegen of vertellen ander verhaal

Prentenboeken -

beelden vormen een taal beeldlezen is een vaardigheid op zich prentenboeken zijn voor alle leeftijden  dubbele gedresseerdheid

belangrijke aandachtspunten: illustraties Het materiaal van de illustrator  verf: waterverf, plakkaatverf, …  tekening: met pen, potlood, kleurpotlood, vetkrijt, …  collage, … De taal van de illustrator  lijnen: dikke/dunne, arceringen, …  kleuren  verhouding prenten – tekst  herkenbaarheid  sfeer

Tekst Taal: woordenschat, zinsbouw, beeldende taal, … Verteltechniek: opbouw verhaal, ruimte, verhaalfiguren, standpunt, … Boek Formaat, stevigheid, omslag, … Inhoud Beeldt het lessen uit? Welk wereldbeeld komt hier aan bod? Vertekent het grappig? Prikkelt het fantasie? suggereren tegenover alles expliciet tekenen Strips -

engels  strook, reep, band principe strip  strip is strook, band met afbeeldingen grappig, interessant verhaal tekstbalonnen en geluidsefecten

cartoon: verkorte versie, 1 stuk, spotprent gagstrip: korte strip, uitgewerkte grap manga: Japanse strip tekststrip: typisch voor strip bijzondere combinatie van tekst en beeld instrumenten striptekenaar:     

afstandinstelling: variatie in strip, inzoomen op merkwaardig detail, emoties oproepen/versterken/verduidelijken beweging: vaartlijntjes, dunne gebogen ...


Similar Free PDFs