Samenvatting psychomotoriek PDF

Title Samenvatting psychomotoriek
Course Articulatie
Institution Thomas More
Pages 33
File Size 526.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 38
Total Views 117

Summary

Volledige samenvatting van alle hoorcolleges omtrent psychomotoriek!...


Description

Samenv Samenvatting atting psychom psychomotoriek otoriek 1. Schrijfmotoriek 1.1 Is het schrijven nog zinvol Als men schrijft:  Beter rekenen  Voordelen ontwikkeling hersenen  Beter leren spellen, lezen  programma’s aanmaken in hersenen om de letters te leren  Meer nadenken = beter onthouden  Beter voor motorische vaardigheden Schrijven vs typen: Fase 1: Letters schrijven  letterherkenning beter bij schrijven, beter in geheugen verankerd  fijne motoriek wordt getraind door de schrijven Fase 2: Woorden, zinnen en teksten schrijven  Typen is minder belastend voor geheugen Zowel typen als schrijven dragen bij aan taalontw. maar allebei op verschillende manieren. 1.2    

Waarom moet ik als logo of audio iets over schrijven weten Schrijven = communicatiemiddel Er is een link met spelling en leesvaardigheid Rekening houden met motorische aspect Schrijven = verbondenheid motoriek en taal o Door dingen te doen, leer je ook aspecten die te maken hebben met taal  door motorische ontwikkeling, komt taalontwikkeling deels tot stand

1.3 1.3.1

Wat is schrijven nu eigenlijk? Begrip schrijven

Def ruime zin: Communiceren met anderen. Def enge zin: Aanleren van technische vaardigheid om te schrijven. Def schrijven, litière: Vaardigheid waarmee we over onszelf en onze omgeving communiceren in grafische symbolen. Def schrijven: Schrijven is een complexe, motorische activiteit met cognitieve, motorische, creatieve, ruimtelijke en culturele (wij L na R, China B na O) aspecten, die bestaat uit doelgerichte bewegingen. Schrijven = Samens Samenspel pel tussen sensomotoriek en motoriek De ontwikkeling ervan = toenemende beheersing van bewegingen:  Gebrek aan remming (reflexen)  Controle: starten en stoppen  Geautomatiseerde bewegingen Toenemende rijping van het zenuwstelsel.

1.3.2

Deelvaardigheden van schrijven (!!!)

1) Opslaan bewegingsinf bewegingsinformatie ormatie o Motorisch programma van bewegingspatronen o = Volgorde, draairichting, grootte, verhouding van de letters 2) Ophalen bewegingsinf bewegingsinformatie ormatie o Moet vloeiend gebeuren zonder onderbreking en dan pas kunnen er woorden ontstaan 3) Vertalen in bewegingen/spiersturing o Programmeren o Instellen o Spiersturing 1.3.3

Schrijfmotoriek

 Schrijven = complex  Iedereen die zich bezighoudt met het bestuderen, aanleren of onderzoeken van deze vaardigheid zal zich moeten beperken tot een deelaspect o Ergotherapeuten en kinesitherapeuten  Schrijfbeweging/ schrijfmotoriek o

Logopedisten  Spellingsregels, juiste schrijfwijze van een woord, inhoudelijke aspect

Schrijfmotoriek =     

De bewegingen die de schrijvende hand maakt De schrijfhouding Schrijfmateriaal uitzoeken/aanpassen Hulpmiddelen om gewenste beweging/houding te verkrijgen Beste manier om het schrijven aan te leren

1.3.3.1

Schrijfbewegingen / Drie deelbewegingen

Grote VS kleine progressie: 1) Grote progr progressie essie / ruitenwisserbeweging o Rotatie in de schouder o Elleboog (= scharnierpunt) en onderarm rusten op tafel o Elleboog blijft liggen terwijl de onderarm van het lichaam weg beweegt / naar het lichaam bij linkshandigen o Noodzakelijk voor het vlot schrijven van zinnen o Zorgt dat pen van links naar rechts over het blad en terug beweegt 2) Kleine progressie o Polsextensiebeweging o Elleboog en onderarm rusten op de tafel + bewegen niet o Alleen pols (= scharnierpunt) beweegt o Nodig voor het vlot schrijven van langere woorden

3) Inscriptie: Def: Beweging van vingerflexie naar -extensie en terug.  De vingers (duim, wijs- en middenvinger) buigen en strekken  Nodig voor de vorming van de letters 1.3.3.2

Schrijfhouding (!!!)

 Voeten plat op de grond, naast elkaar o Voeten= steunpunt  Stoel goed aangeschoven: Vuistdikte past tussen het lichaam en de tafel  Knieën mogen niet te hoog of te laag komen, maar zijn gebogen in hoek ±90°  Onderste deel van de rug steunt tegen de rugleuning  Bovenlichaam is licht voorovergebogen, de onderarmen rusten op het tafelblad  Ellebogen net op of net buiten de tafel  elleboog kan ruitenwisserbeweging uitvoeren  Hoofd licht gebogen, nek en schouders blijven ontspannen  Afstand tussen ogen en werkoppervlak + 30 cm

Pengreep:  Motorische ontwikkeling van de hand en de grijpfunctie kennen Manipuleren van materiaal  Manipuleren van schrijfmateriaal

 Heel jonge kinderen: Pen vastpakken als een stok  2-3 jaar: Vanuit middenlijn naar buiten toe grijpen  met elleboog naar voor en achter bewegen om zo cirkels te kunnen tekenen  3;5-4 jaar: Duim en rest van vingers  4;5-7 jaar: Driepuntsgreep  duim, wijsvinger en dan rest van vingers samen Later moet dit dynamisch (beweeglijk) gebeuren! Waaraan moet een goede pengreep voldoen? 1) De 3 schrijfbewegingen moeten mogelijk zijn 2) De pink rust op het papier, evenals de handwortel. Handholte is naar onder gekeerd 3) Het potlood wordt vastgehouden op ongeveer 2 tot 2,5 cm van de punt.

4) Te krachtig vastklemmen van de pen moet vermeden worden  kramp 5) Het optrekken van pen door het buiten van de wijsvinger en duim onder te sterke spierspanning, belemmerd de beweging 6) De pen in de pengreep moet soepel kunnen worden bewogen  Dynamische driepuntsgreep = Meest ontwikkelde en efficiënte pengreep  Het potlood wordt tegen de radiale zijde van het distale kootje van de middelvinger gestabiliseerd  Top van wijsvinger ligt bovenop het potlood  Duim wordt in volledige oppositie gestabiliseerd  Pols wordt in lichte dorsaal flexie gehouden  Vierde en vijfde vinger worden gebogen om de metacarpaleboog en middelvinger te stabiliseren SOOR SOORTEN TEN GREEP: 1) Dynamische driepuntsgreep: Ultieme pengreep 2) Laterale d driepuntsgreep: riepuntsgreep: Duim staat meer tegen de wijsvinger i.p.v. potlood 3) Dynamische vierpuntsgreep: Middelvinger bij op de potlood plaatsen 4) Laterale vierpuntsgreep: Duim tegen wijsvinger i.p.v. potlood

Bladligging: = Schuin met hoek van 20 tot 30° (Linkshandig hoek van 30 à 40°)  Kant van niet-schrijfhand laagste

Niet-schrijvende hand:  Synoniem: Helphand  Ligt op blad en fixeert het blad  Schuift het blad regel per regel omhoog = Papiertransport 1.4 1.4.1

Voorwaarde om te kunnen schrijven Algemene voorwaarden

 Taalbeheersing o Verwerken van instructies  Gesproken taal juist interpreteren o Ruimtelijke begrippen vertalen naar eigen werk o klankrelatie tussen spreek- en schrijftaal kunnen leggen o Betekenis van symbolen en de relatie tussen de symbolen  Zintuigen o Visuele perceptie  Zie specifieke voorwaarden

o Auditieve perceptie  Horen verbale instructie o Kinesthesie en proprioceptie o Tastzin  Schrijftherapie  Motivatie o Positief zelfbeeld o Succeservaring opdoen o Vertrouwen in begeleider 1.4.2 Specifieke voorwaarden  Ooghandcoördinatie o Samenwerking tussen ogen en handen  ononderbroken lijn trekken van ene kant van blad naar andere kant zonder blad te draaien  ogen sturen mee de handen van ene punt naar andere punt o VB: Om een bal te kunnen gooien moet je met je ogen kijken naar waar je moet gooien en zo kan je je handen nadien sturen om naar juiste richting te gooien DUS: Ogen sturen de coördinatie  Figuur en achtergrond o VB: Waar is Wally?  Door drukte achtergrond = moeilijk  Vormherkenning: In staat zijn om vormen waar te nemen en kunnen herkennen  Ruimtelijke oriëntatie én inzicht o Nodig om veilig in een ruimte te kunnen bewegen  weten waar je lichaam is en hoeveel afstand met omgeving DUS: Weten hoeveel ruimte je lichaam inneemt in de grote ruimte  schrijfrichting en schikking op je blad  Weten hoeveel spatie tussen woorden, niet in midden van blad beginnen te schrijven  Tijdsbeleving o Tempo: Snel of traag schrijven  Op school gemiddeld tempo verwacht  tempo van klas niet haalt = vervelend want je loopt achter en leidt tot vermoeidheid en daardoor schrijf je niet meer duidelijk want vergt te veel energie o Ritme  Ieder persoon heeft eigen basisritme  ademhaling, hartslag, pauzes bij spreken of schrijven, volgorde van activiteiten aanpassen aan fysieke mogelijkheden, afwisseleng van spanning en ontspanning Deze nodig vo voor or visuele perceptie én visuomotoriek!

Visuele perceptie: Def: Het visueel waarnemen, het zien (cognitief weten wat je ziet), het kijken (wat je doet met je ogen) a.d.h.v.:  Identificatie en discriminatie  Figuur-achtergrondperceptie

 Analyse en synthese  Visueel geheugen  Visueel-ruimtelijke vaardigheden

Visuomotoriek: Def: Combinatie van zien, denken en doen. Drie basisvaardigheden:  Visuele en ruimtelijke waarneming + oriëntatie (ZIEN)  Fijne motoriek (DOEN)  Het denken (DENKEN) Problemen kunnen zich op elk van de drie gebieden voordoen samen of apart! 1.4.3

Motorische voorwaarden

 Ooghandcoördinatie: Vermogen om acties uit te voeren die het gelijktijdige gebruik van onze ogen (zicht) en handen (beweging) vereisen. VB: Typen toetsenbord  Lichaamshouding: Jonge kindjes zijn niet in staat om motorisch stil te leren zitten  voldoende rompbalans om recht op stoel te blijven zitten  Motoriek: Bewegingen van het lichaam o Grove motoriek:  Als eerste ontwikkeld  Controle over grote spiergroepen  Bewegingen met armen, benen, hoofd VB: Zwaaien, lopen, zwemmen, rollen, kruipen o Fijne motoriek:  Later ontwikkeld  eerst grove motoriek ontwikkelen  Samenspel tussen zenuwen en handspieren  Ontwikkelingsrichting = Proximaal  distaal (midden  vingertoppen) VB: Schrijven, knippen nagels lakken, rits openen  Lateralisatie en ontwikkelen van een voorkeurshand o Werkende en helpende hand  altijd zelfde hand die taken uitvoert (lateralisatie en dominantie) o Rechtshandigen = LH die aanstuurt

Ontwikkeling voorkeurshand: 1) Slurff Slurffase ase = 0-4 jaar: 1 kant van lichaam is ontspannen en andere kant is gespannen o d, p & p wat niet uit elkaar gehouden kan worden o u & n niet uit elkaar houden = boven en onder omkering

2) Symmetrief Symmetriefase ase = 4-6 jaar jaar: Andere lichaamshelft gaat mee bewegen maar in spiegelbeeld o Omkeringen van schrijven van letters  in spiegelbeeld schrijven bv. 12 & 21, b&d 3) Laterali Lateralisatiefase satiefase = vvanaf anaf 7 jaar jaar: 1 kant gaat meer het voortouw nemen  uitvoerende hand en assisterende hand  bewegingen steeds meer kunnen verfijnen 4) Dominantief Dominantiefase ase = 7-8 jaar jaar: 1 hersenhelft is dominant Als alle fasen goed zijn doorlopen, heeft het kind een voorkeurshand  je bent klaar om te gaan schrijven  ogen en handen kunnen op elkaar afgesteld worden 1.5

Vier fasen van schrijfonderwijs

1) Krabbelen Kindje ontdekt toevallig dat die pen vastheeft en ontdekt dat hij er iets mee kan doen (kleuren, schrijven) o

Van krabbelen tot tekenen  Eerst van boven naar beneden, dan links naar rechts; dan kunnen ze er een kruis van maken; nadien een cirkel kunnen tekenen; nadien vierkant; dan pas driehoek  Eerst boven naar onder; links naar rechts; draaiende bewegingen; schuine lijnen; maken van hoeken, vierkant, driehoek

o

Belang van kleuren  Bewegingen worden geoefend wat eigenlijk deelbewegingen zijn bij het schrijven  binnen lijntjes kleuren, blad leren vast te houden, niet te hard kleuren  vaardigheden die nodig zijn om te leren schrijven

2) Voorbereidend schrijven o Training specifieke schrijfvoorwaarden  Ooghandcoördinatie, goed op stoel leren zitten, met welke hand leren schrijven  schrijfpatronen leren maken o

Oefenen van schrijfpatronen  Patronen tekenen met krijt op grond, op muur tekenen van grote naar kleine bewegingen

o

Introductie vanuit grove motoriek

3) Aanv Aanvankelijk ankelijk schrijven o Schrijven met correcte pengreep o Schrijven met correcte bladligging o Aanleren van letters, hoofdletters en verbindingen o Aanleren van cijfers en leestekens

= aan taf tafel el met pen en papier = vloeiend / lopend schrift = rechtshellend ve verbonden rbonden schrift INSLIJPEN VAN SCHRIJFSPOOR 4) Voortgezet schrijven o Functioneel schrijven o Ontwikkeling van het eigen handschrift o Automatiseringsproces, meer nadruk op vormgeving en snelheid 2. Diagnostiek 2.1 Waarom en wanneer onderzoek  Psychomotorisch onderzoeksproces: systematisch proces (vaste stappen)  Kwaliteitsvol behandelen  Van proximaal probleem naar ultieme oorzaak  Soms zijn er bij een aanmelding al gegevens beschikbaar bv. in een doorverwijsverslag of vanuit eerder onderzoek bv. door CLB o Meer details nodig o Recent genoeg  Selectie o Elk kind = Individu met eigen mogelijkheden en beperkingen  niet elk onderzoek is geschikt voor elk kind o Tests zijn belastend voor kind + tijdrovend  Geen nodeloze testbatterij! 2.2

Van aanmelding naar intake en anamnese

 Intake en anamnese = Eerste stap systematisch proces  Info verzamelen over kind en invloed van de omgeving  Intake als eerste verkennend gesprek met kind en ouders o = Kennismaking o Open luisterhouding o Warm onthaal o Hebben ouders en kind dezelfde zorgvraag?  Anamnese: Vragen over het kind zelf, de ontwikkeling, omgeving,… o Afgestemd op de hulpvraag 2.3 2.3.1

Psychomotorisch onderzoek Motorische diagnostiek

Def kwantitatief onderzoek (meten): Kunnen of niet- kunnen van een kind weergegeven in cijfers/ scores, die vergeleken worden met gemiddelde scores van een normgroep met gelijke leeftijd.

Def kwalitatief onderzoek (observeren): Kwaliteit van bewegen observeren aan de hand van een aantal duidelijk omschreven criteria.  Synoniem: Motoscopisch onderzoek Def gestandaardiseerde test:  Duidelijke handleiding  Uniforme wijze van afnemen: o Dezelfde materialen o Dezelfde instructies  Richtlijnen voor vastleggen van scores op scoreformulier

Def niet-gestandaardiseerde test:  Afwijkingen van handleiding mogelijk  Belangrijk voor bijkomende info  Vaak voor kwalitatieve info

Eisen onderzoeksinstrument:    

Objectiviteit Betrouwbaarheid Validiteit (geldigheid) Relevantie

Wat kan je observeren: Motorisch

Neuromotorisch

Sensomotorisch Perceptuomotorisch

Emotioneel

Sociaal

                   

Houding Kracht Lenigheid Motorische mijlpalen Reflexintegratie Neurologische signalen Tactiele waarneming Sensomotorische integratie Pengreep Zithouding bij werken Overzicht werkve werkveld ld Schrijven Tekenen Manipuleren Oogvolgbewegingen Werkrichting Contactname Oogcontact Fysiek contact Motiv Motivatie atie Gemoedstoestand Spel- en plezierbeleving Algemeen gedr gedrag ag

       

Gedrag

Cognitie

 

Inzicht in normen & regels Sociaal speelgedra speelgedrag g TOM Impulsief Doorzettingsve Doorzettingsvermogen rmogen Aandacht Passief vs hyper hyperactief actief Vermijdend Intellectueel niveau Abstr Abstract act denken Voorstellingsvermogen

Kader = leidraad: Hoe gaat een kind reageren op iets  de manier waarop = belangrijk  dus niet enkel resultaten noteren maar ook hoe kind ze heeft opgelost  dit zegt heel veel over het kind 2.3.1.1

Testbatterijen

1) Bruininks-oseretsky test of moto motorr proficiency (BOT (BOT-- 2) o Doelgroep: 4 – 21 jaar (en 11 maanden) o Doel (!!!):

o

o

o

 Verschillende aspecten fijne en grove motoriek in kaart brengen  Diagnostisch instrument  Opstellen van behandelplan  Evaluatie van de vooruitgang Testmateriaal geleverd:  Handleiding, testboekjes, kaarten, scoreformulieren, nodige voorwerpen Testmateriaal niet-geleverd:  Tafel met 2 stoelen  Chronometer  Plakband  Lintmeter in inches Testinhoud en structuur (verdere uitleg tot ‘subtesten’)

Fine motor precision:

     

Nauwkeurige controle en coördinatie van de vinger- en handbewegingen Visueel-perceptuele component minimaal ten voordele van de fijne motoriek Niet getimed, nauwkeurigheid is belangrijk 5 tekenitems 1 papiervouwitem 1 knipoefening

Fine motot integration:  Nauwkeurige controle en coördinatie van de vinger- en handbewegingen  Mogelijkheid om visuele stimuli met motorische coördinatie te integreren = visuomotorische integratie  Geometrische figuren zo nauwkeurig mogelijk natekenen  Geen tijd opgenomen

 Gescoord op een aantal factoren: o Algemene vorm o Sluiting o Verhoudingen o Oriëntatie o Overlapping o Algemene grote

Manual dexterity:  Doelgerichte oefeningen zoals reiken, grijpen en bimanuele coördinatie van kleine voorwerpen  Nadruk op nauwkeurigheid  Wel getimed  => nauwkeurigheid en tijdsdruk sneller uitval op te merken (DCD)  VB: kaarten sorteren op vorm en kleur, mundstukjes doorgeven

Upper-Limb Coordination:  Samenspel tussen o Het visueel volgen van voorwerpen o De coördinatie van arm- en handbewegingen  Balvaardigheid: Gooien, rollen, vangen, … van een bal

Biletaral Coordination:    

Motorische vaardigheden voor het spelen van sport en meerdere recreatieve spelen Lichaamscontrole Opéénvolgend en gelijktijdig coördineren van de bovenste- en onderste ledematen Coördinatie en lateralisatie geobserveerd

Balance:  Motorische controle vaardigheden die nodig zijn voor het behouden van een houding en het evenwicht in stand en tijdens het bewegen of voor het uitvoeren van andere activiteiten

 3 aspecten die evenwicht beïnvloeden o Stabiliteit van de romp o Statisch en dynamisch evenwicht o Gebruik van visuele ondersteuning

Running speed and agility:  Vlotheid van bewegen

Strength:  Rompkracht ( buikspieren)  Kracht van onderste en bovenste lidmaat  Kracht is een essentieel onderdeel van de grote motoriek in dagdagelijkse activiteiten

o

o

o

o

Volgorde subtesten (!!!)  Bewust gekozen  Eerst alle papier – en penoefenigen  Daarna grove motoriek: vereist meer fysieke inspanning R Reden: eden: Activiteiten die precisie en standvastigheid vereisen worden niet zo beïnvloed door vermoeidheid  Opgelet bij invullen van het scoreformulier: verschillende volgorde afname en overzichtsdocument scoring Afname duur  40-60 minuten bij grondige kennis  Jonge kinderen in 2 sessies ( FM-GM)  Er is ook een short form Standaardisatie  Erg doorgedreven  Goed kennen als onderzoeker Ook in de scoring! Scoring en normering  Ruwe scores  Point score  Scale score voor subtesten  Standaard score voor de onderdelen  Percentielscores  Betrouwbaarheidsinterval  Aparte normen voor jongens en meisjes  Nadeel: nog geen Vlaamse normen

2) Movem Movement ent – ABC 2 NL o Doelgroep: 3 – 16jaar o Doel: Vroegtijdige opsporing van motorische problemen bij kinderen o Geeft handvatten voor het opstellen en evalueren van een behandelplan o Voordeel: Nederlandse versie en normen beschikbaar V Vergelijking ergelijking ABC 2 NL en BOT 2:

 Movement –ABC 2 NL: o Nederlandstalig en Nederlandse normen o Normen per leeftijdsgroep  BOT 2: o Diepgaandere informatie en analyse o Is uitgebreider o Normen voor jongens en meisjes apart 3) Peabody Developmental Motor Scales sec second ond edition (PDMS.2) o Doelgroep: 0 – 71maanden (= 5j9m) o Doel: Vroegtijdige opsporing van motorische problemen bij kinderen o Leeftijdsnormen zijn zeer verfijnd  Tot de leeftijd van 24m is er een correctie voorzien voor prematuriteit o Goed voor kinderen die stressgevoelig zijn/ laag ontwikkelingsniveau o Je schat bij deze test zelf in of kind de vaardigheid heeft o Kijkt ook naar reflexen o Onderschat Belgische kinderen  Is gebaseerd op USA , maar onze kinderen gaan vroeger naar school Def DCD of developmental coordination disorder (ontwikkelings dyspraxie): Term voor kinderen die lichte problemen hebben met het goed op elkaar afstemmen en coördineren van hun bewegingen waardoor ze een achterstand hebben in hun motorische ontwikk...


Similar Free PDFs